Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen |
27 maart 2019 |
8 april 2019 |
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening. (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een bufferzone. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard. (Artikel 8 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Overwelven waterlopen: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake het overwelven of inbuizen van niet geklasseerde waterlopen en waterlopen van 3de categorie (verder genoemd verordening overwelven waterlopen), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 26 januari 2009 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 4 juni 2009.
(De verordening overwelven waterlopen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘overwelven waterlopen’)
De verordening overwelven waterlopen is niet van toepassing op de aanvraag.
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘bouwcode’)
De aanvraag voldoet aan de bepalingen van de bouwcode.
Sectorale wetgeving
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Voorliggende aanvraag betreft het renoveren van een bestaand rioolwaterzuiveringsinstallatie. De aanvraag omvat geen functiewijziging.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
Voorliggende aanvraag ligt tussen het Albertkanaal/ Vaartkaai en een woonwijk en betreft het renoveren van een bestaand rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het is dus aangewezen dat de grond optimaal gebruikt wordt en naar maximale verdichting wordt gestreefd. De aanvraag voldoet hieraan.
Visueel-vormelijke elementen
Het betreft een aanvraag in een ambachtelijke of industriële omgeving en dan primeert de functionaliteit van de gebruikte materialen, niet zozeer het esthetisch aspect. In dat opzicht kan de aanvraag aanvaard worden.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De aanvraag is voor advies opgestuurd naar de bedrijfseenheid stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen. De dienst adviseert volgende beoordeling:
“De groenzones die worden verwijderd voor grondopslag zijn aanzienlijk, er wordt te weinig gecompenseerd bij heraanplanting. De invloed van deze groenzone op de buurtbewoners is groot, het is een buffer voor de ring en de RWZI.
Het voorstel tot heraanleg is te summier en onhelder. Gecompenseerde bomen hebben een erg kleine maat voor eerder traag groeiende bomen. Plaatsing van bomen en struiken duid je aan op het grondplan, momenteel is de dichtheid van de bomen onduidelijk. De fasering en tijdlijn van de werken is onduidelijk, hoelang blijft deze zone kaal? Is er op middellange termijn een beeld voor de vervanging van de populieren?”
De bomen en het groen dienen als buffer (zowel als zicht en geluid) naar de woningen toe. In de begeleidende nota staat inderdaad niet vermeld wanneer de heraanplanting gaat gebeuren. Logischerwijs dient dit te gebeuren nadat alle werken zijn afgerond. Daarom wordt in voorwaarden meegenomen dat de heraanplanting ten laatste dient te gebeuren in het eerste plantseizoen nadat de werken zijn afgerond.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat elke bouwaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeerparagraaf is niet van toepassing aangezien de inhoud van de aanvraag geen impact heeft op de parkeerbehoefte.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De aanvraag omvat een grondige renovatie van het bestaande RWZI aan de Vaartkaai 60 te Merksem (oude adres Campiniastraat 100). De aanpassingen en vervangingen die doorgevoerd worden zullen geen ecologische verbetering meebrengen, maar zullen wel de continuïteit verzekeren en de kans op een uitval sterk verminderen. Het RWZI werd gebouwd in de jaren ’70. Hydraulisch blijft het te verwerken debiet van de vernieuwde installatie op 50.000 inwonersequivalenten (IE). Biologisch daalt de capaciteit van 45.000 IE naar 36.000 IE op basis van 60 gr BZV.IE/dag.
De bestaande zandvangers (2), vetvangers (2), anaërobe tanks (2), beluchtingstanks (8) en het vijzelgemaal (1) worden verwijderd. De nieuw te voorziene onderdelen betreffen een reservepomp influent, een fijnrooster en spiraalpers, een selektor en anaërobe tank, een beluchtingsbekken en recirculatiegemaal, een EM-debietmeter, drie vijzels, twee spuislibpompen, de slibretourleidingen, een mechanische indiktafel en hydroforen. Daarnaast worden betonherstellingen uitgevoerd aan de nabezinkingstanks.
Via de bestaande tweetrapsvijzels wordt het toekomende rioolwater over een grofrooster (50 mm) en nieuwe fijnroosters (6 mm) naar de nieuwe selektor en anaërobe tank (volume: 1.297 m³) geleid. In een volgende stap wordt het afvalwater, eventueel na toevoeging van een koolstofbron, in de nieuwe beluchtingstank gebracht (volume: 10.975 m³). Na beluchting stroomt het afvalwater in de vier bestaande nabezinkingsbekkens. De uitstroom van de bekkens wordt verzameld in de effluentmeetventuri waarna het naar de lozingsconstructie wordt gebracht. De lozing van het gezuiverde water vindt plaats in het Albertkanaal aan een debiet van maximaal 3.214 m³/uur of 77.136 m³/dag. Een nieuwe hydrofoor wordt geplaatst na de debietmeting vanwaar water kan genomen worden voor algemene diensten (bv. reiniging terrein).
Fasering
Na de voorbereidende werken (omleggen overstortcollector) worden in een eerste fase de nieuwe constructies gebouwd die geen of een beperkte invloed hebben op de werking van de bestaande installatie (beluchtingsbekken, debietmeterput, influentpompput, …). Na een eerste omschakeling volgt de gedeeltelijke afbraak van de bestaande beluchting om plaats te maken voor de bouw van nieuwe installatieonderdelen (selektor, anaërobe biologie, slibrecuperatie, …). De aanpassingen van de nabezinktanks gebeuren één per één in een aparte fase. Nadat de gehele installatie in dienst is, kunnen de resterende oude installatieonderdelen afgebroken worden.
De vooropgestelde fasering doet vermoeden dat de installatie tijdens de renovatie steeds in exploitatie blijft en dat het afvalwater steeds behandeld kan worden. Worden noodscenario’s voorzien waarbij, als gevolg van de werken een verminderde zuiveringsgraad optreedt?
Opslag van waterbehandelingsproducten
Met het oog op de flexibiliteit worden voor de totale opslag zowel de rubriek bijtend (GHS05) als schadelijk (GHS07) gevraagd. De bulkopslag bestaat uit één van volgende defosfatatiemiddelen in een tank van 17.000 liter: ijzertri- of dichloride, ijzerchloridesulfaat, PAX, aluminiumsulfaat, aluminiumchloride, en dergelijke. Deze producten hebben vergelijkbare (gevaars)eigenschappen. De massa bedraagt maximaal 25.500 kg. De bestaande chemicaliëntank wordt verplaatst zodat hij tussen de anaerobe tanks en het beluchtingsbekken komt te staan.Daarnaast vindt nog opslag van flocculatiemiddel en een koolstofbron plaats. De opslag hiervan gebeurt in verplaatsbare recipiënten van 1.000 liter (cubitainers).
Een indienststellingskeuring van deze chemicaliëntank door een erkende deskundige in de discipline houders voor gevaarlijke stoffen, zal uitgevoerd worden alvorens de tank opnieuw in gebruik genomen wordt op de nieuwe plaats. De opslag van PE in multiboxen gebeurt binnen in het slibverwerkingsgebouw. Alle opslag van gevaarlijke producten wordt heringedeeld als gevolg van een gewijzigde rubriekenlijst (CLP).
De tank van 4.950 liter stookolie wordt buiten gebruik genomen, zodat slechts de tank van 6.200 liter stookolie behouden blijft. Het betreft een bovengrondse stalen dubbelwandige tank met overvulbeveiliging. De laatste keuring werd uitgevoerd op 15 maart 2016. Een nieuw beperkt onderzoek had plaats moeten vinden voor 15 maart 2019. Een nieuw algemeen onderzoek is nodig voor 18 augustus 2020. Mogelijk was bij de dossiersamenstelling het nieuwe keuringsattest nog niet voorhanden.
Geur
Potentieel kan afkomstig van de primaire zuivering en de slibverwerking geuremissies optreden. Het beluchtingssysteem en de nabezinkingstanks geven weinig geurhinder omdat het een laagbelast systeem betreft waar het slib gestabiliseerd wordt in het beluchtingsbekken. Er zullen geen bijkomende geurbronnen gecreëerd worden. De tuinen van de dichtstbij gelegen woningen grenzen aan noord-oostzijde van het terrein. De woningen bevinden zich op zo’n 15 meter van de perceelrand. Volgens de exploitant bevinden de geurgevoelige onderdelen van de installatie zich weg van de dichtste bewoning.
Uit de geurberekeningen door Aquafin, die rekening houden met de bijkomende procesonderdelen blijkt dat ter hoogte van de eerste rij woningen voor de geur afkomstig van het influent, de primaire zuivering en de sliblijn (zeer onaangename geuren) de richtwaarden niet overschreden worden. Het effect zou verwaarloosbaar zijn en er zijn geen milderende maatregelen nodig.
Voor de waterlijn (neutrale geuren) wordt de richtwaarde voor enkele woningen van de dichtstbijzijnde woningrij overschreden, de grenswaarde niet. Er treedt een matig negatief effect op waarvoor een verdere reductie in functie van het voortschrijdende BBT nodig is. De economisch verantwoorde maatregelen volgens de BBT moeten onmiddellijk uitgevoerd worden.
Voor de verder afgelegen woningen in woongebied worden voor de geur afkomstig het influent, de primaire zuivering en de sliblijn (zeer onaangename geuren) de richt- en grenswaarden niet overschreden. Het effect zou er verwaarloosbaar zijn en er zijn geen milderende maatregelen nodig.
Om de geuroverlast te beperken wordt voorgesteld de slibbuffer af te dekken en de lucht te behandelen in een biofilter. Met deze maatregel en de vernieuwing van de installatieonderdelen – die zo meer garantie geven op goede werking van de verschillende zuiveringsstappen – lijkt de kans op geuroverlast in voldoende mate beperkt. Maar de dichtsbijgelegen woningen in de Blijvoort, liggen in een ‘bufferzone’ en worden aanzien als ‘laag geurgevoelig’. De richtwaarden hiervoor zijn minder streng. De beoordeling op basis van richt- en grenswaarden voor woningen in woonzone (hoog geurgevoelig) wordt niet gemaakt. Indien de typische geur op een RWZI niet beperkt blijft tot het terrein zelf en als storend ervaren wordt door de omwonenden, dienen bijkomende maatregelen genomen te worden. De stad beschikt echter niet over aanwijzingen dat er momenteel geurhinder optreedt.
Geluid
De bijkomende geluidsbronnen naar aanleiding van de renovatie betreft het nieuwe beluchtingsbekken met fijn bellenbeluchting en bijhorende blowers en een nieuw recirculatiegemaal. Daartegenover staat dat een aantal vroegere geluidsbronnen wegvallen: het oude beluchtingsbekken met puntbeluchting en het oude recirculatiegemaal. De surpressoren voor de beluchting zijn voorzien van een geluidsomkasting en worden in een gebouw geplaatst, waarbij de ventilatieroosters niet in de richting van de meest nabije woningen georiënteerd worden. De recirculatievijzels worden afgedekt en de motoren ervan voorzien van een geluidswerende omkasting.
Het betreft nieuwe installaties waarvan mag verwacht worden dat deze geluidsarmer zullen zijn dan de huidige toestellen. Er wordt geen toename van het geluid afkomstig van de installatie verwacht.
Tijdens de renovatiefase kan wel geluidshinder ontstaan. De renovatie zal 2,5 jaar in beslag nemen. Geluidshinder zal afkomstig zijn van het gebruik van graafmachines, vrachtwagens, zeven en stabiliseren van gronden, gebruik van allerhande machines, bemalingspompen en dergelijke. Buiten de normale werkuren zijn er geen sloop- en bouwactiviteiten, enkel de bemalingspompen blijven continu in werking. Bij de opstelling zal rekening gehouden worden met de bewoning ten noorden van het terrein (Blijvoort). Voornamelijk in de eerste fasen van de renovatie wordt verhoogde geluidsproductie verwacht; naargelang de renovatie vordert wordt ook minder geluidsproductie verwacht. Bij exploitatie wordt geen permanente geluidshinder verwacht voor de omwonenden.
Bodem
Ter voorkoming van verontreiniging van bodem en grondwater zijn de bekkens waterdicht uitgevoerd zodat het afvalwater en slib hiermee niet in contact kunnen komen. Het transport voor de afvoer van slib (ongewijzigd), de afvoer van het roostergoed, de aanvoer van chemicaliën, septisch materiaal en dergelijke gebeurt steeds over een verharding in cementbeton of KWS. Hiervoor wordt rondom de constructies de nodige (nieuwe) wegenis voorzien. De tank- en vrachtwagens dienen te parkeren op de afgebakende laad- en loskades. Dergelijke plaatsen worden in gewapend beton voorzien teneinde voldoende draagkracht te garanderen. De afwatering van deze verhardingen zijn via de straatkolken aangesloten op het interne rioleringsstelsel dat afwatert naar de waterlijn. Eventueel mors- en lekvloeistof zal bijgevolg na afspuiten of bij neerslag niet in contact komen met de bodem maar naar de waterlijn van de RWZI gevoerd worden waar het opnieuw gezuiverd wordt. De chemicaliën worden conform Vlarem-regels opgeslagen zodat risico’s op verontreiniging aanvaardbaar zijn.
Transport
De ontsluiting van de site vindt plaats langs de Vaartkaai. Tijdens de renovatie zal er tijdelijk een verhoging zijn van het aantal transporten als gevolg van aan- en afrijden van werkmannen, aanvoer van bouwmateriaal, afvoer van puin, en dergelijke. Na voltooiing wordt teruggevallen op het huidige mobiliteitsbeeld. Het transport vindt bijna steeds plaats binnen de diensturen (07.00 uur – 19.00 uur), uitzonderingen zoals storingen en een calamiteit buiten beschouwing gelaten.
Overige
In functie van het algemeen onderhoud van de technische installatie is een voorraad van 2.000 liter smeeroliën en 2.000 liter afvalolie op de site aanwezig. De vergunde transformator van 1.000 kVA wordt vervangen door één van 1.250 kVA.
Groenbuffer
Voor het project zullen circa 50 loofbomen en 125 naaldbomen gerooid moeten worden. Het gros van de ontbossing zal plaatsvinden aan de noordoost zijde van het terrein, waar er aansluiting is met de bewoning. Een bomenrij op de grens van het perceel wordt behouden. Daarachter zal een nieuwe groenscherm aangeplant worden (zone A – 39 are) met onder andere 15 zomereiken en 16 winterlindes. De groenzone wordt opgevuld met struikachtige planten met hoogtes die variëren van 1 tot 5 à 6 meter (sleedoorn, hondsroos, Gelderse roos, hazelaar, rode kornoelje, meidoorn, sporkehout, en dergelijke).
Aan zuidwestzijde blijft een bomenrij op de perceelgrens behouden. Daarachter worden in twee rijen meidoorn en lijsterbes aangeplant (zone B – 4,8 are). Aan de zuidoostzijde (grens ter hoogte van de fietsbrug over het Albertkanaal) wordt de buffer enkel gevormd door een bestaande bomenrij (populieren).
De stedelijke dienst groenvoorziening werd om subadvies gevraagd. De groenzone die momenteel een buffer vormt tussen het RWZI en de noordoostelijk gelegen woonwijk is breed en ‘dense’. De invloed van deze groenzone op de buurtbewoners is groot. Ze buffert niet enkel het RWZI maar ook de nabij gelegen ring. De bestaande groenzone wordt vrijwel integraal verwijderd en er wordt te weinig gecompenseerd bij de heraanplanting. Het voorstel tot heraanleg is te summier en onhelder. De geplande bomen hebben een erg kleine maat (omtrek 10 à 12 cm komt neer op diameter van circa 4 cm) voor eerder traag groeiende bomen. Bovendien is het niet op het grondplan te zien waar de bomen en struiken zullen worden gepland, waardoor de dichtheid van de bomen onduidelijk is. De fasering en tijdlijn van de werken is bovendien onduidelijk: hoelang blijft deze zone kaal? Wanneer start de aanplanting? Daarnaast wordt er gevraagd een beeld te ontwikkelen op middellange termijn voor het vervangen van de populieren.
Mogelijk zal, eens volgroeid, het voorziene groenontwerp een gelijkaardige barrière kunnen vormen als de huidige groenzone. Echter wordt gevreesd dat gedurende meerdere seizoenen er onvoldoende densiteit zal zijn van groenscherm.
Het college vraagt enkel bomen te kappen op plaatsen waar nieuwe infrastructuur voorzien wordt en niet in functie van werf of grondopslag. Er zijn mogelijkheden in de onmiddellijke omgeving (ook afvoer via Albertkanaal is mogelijk waardoor overlast op wegennet beperkt blijft).
Verder dient de gerooide aanplant één op één gecompenseerd te worden en een groenplan dient opgemaakt te worden met invulling van volgend plantmateriaal:
- duurzame bomen (blijvers): zomereik en winterlinde met draadkluit maat 20/25 (35%+35%);
- snelgroeiend (wijkers): lijsterbes met draadkluit mat 18/20 (30%);
- onderbeplanting: bosplantsoen naakte wortel maat 100/125 (1 st/1,5 m²).
Lozen van bemalingswater
Voor het uitvoeren van de constructies zal op verschillende momenten en locaties een verlaging van de grondwatertafel noodzakelijk zijn. Het opgepompte debiet en de grondwatertafelverlaging zal variëren afhankelijk van de fase van de werken. In het dossier worden de bemalingsactiviteiten opgedeeld in zeven afzonderlijke fasen. De grootste verlaging zal nodig zijn tijdens de aanleg van het nieuwe beluchtingsbekken en de influentput (maximum 7,5 m-mv). De eerste fase is voorzien te starten in april 2020. De laatste fase vangt aan in december 2021. Voor de bemaling wordt een vergunning van bepaalde duur gevraagd. De duur van de tijdelijke bemaling wordt geschat op maximaal 22 maanden.
Maximaal wordt een debiet van 103 m³/uur of 2.479 m³/dag opgepompt en geloosd (bemaling i.f.v. aanleg beluchtingsbekken en verbindingsput en leiding influent). In totaal zal jaarlijks 499.000 m³ per jaar grondwater opgepompt en geloosd worden. Het bemalingswater is verontreinigd met arseen. Bij de opstart zal het bemalingswater geanalyseerd worden op arseen en op perchloorethyleenextraheerbare apolaire stoffen. Afhankelijk van het resultaat van de analyses wordt rechtstreeks geloosd in het Albertkanaal of op het RWZI zelf.
In het aanvraagdossier werd een bemalingsstudie toegevoegd op basis waarvan de opgegeven volumes verklaard worden. Het document laat de invloedstraal van de bemaling niet zien, noch gaat het dieper in op een eventuele mogelijkheid tot herinfiltratie van het opgepompte water. Gelet op de grote hoeveelheden die opgepompt worden (bijna 1.000.000 m³ in een periode van 16 maanden), is het niet ondenkbaar dat er nadelige gevolgen zijn voor de flora in de omgeving. Met name het deel van het bestaande groenscherm rond het RWZI dat niet gekapt wordt, maar ook het noord-westelijk gelegen groen en eventuele hoogstammen in de nabijgelegen woonwijk kunnen nadelig beïnvloed worden door de verlaging van het langdurig oppompen van het grondwater.
De exploitant dient alle maatregelen te nemen om schade aan bomen en beplanting te vermijden, zowel op als in de omgeving van het terrein. Daarnaast moet maximaal ingezet worden op het herinfiltreren van het grondwater om de nadelige gevolgen tot een minimum te beperken.
TOP
Grond afgegraven tijdens de werkzaamheden wordt in afwachting van hergebruik opgeslagen op het terrein van de RWZI zelf, in de noordwestelijke hoek van het terrein. In totaal zal circa 15.000 m³ grond afgegraven worden. De lager gelegen opslagzone wordt voorafgaand afgegraven (circa 30 cm) en voorzien van een geo-textiel. Er zal maximaal 10.500 m³ grond opgeslagen worden. Zoveel mogelijk grond zal opnieuw gebruikt worden op de locatie voor het opvullen van de bouwputten en nivellering van het maaiveld. Het mogelijk gebruik is echter afhankelijk van de kwaliteit (technisch verslag). Aangezien de tijdelijk opslag van de gronden gekoppeld is aan de renovatiewerkzaamheden van het station, wordt de rubriek aangevraagd voor beperkte duur, namelijk 2,5 jaar. Na de renovatie wordt de opslaglocatie ingericht als groenzone (zone A). Een sproeiwagen wordt ter beschikking gehouden om in periodes van droogte stofvorming te vermijden. De opslaglocatie is in vogelvlucht niet ver gelegen van de achterliggende woonhuizen. Bij droog en/of windering weer dient de exploitant tijdig in te zetten op stofbestrijding om overlast te voorkomen. De grondhoop zal immers een hoogte hebben tot 8 meter hoog, waardoor stofwolken bij een zuidwestenwind recht naar de woonwijk zullen waaien.
De exploitant vraagt vrijstelling om een weegbrug te installeren. Aangezien het een inrichting van bepaalde duur betreft die enkel gronden van eigen werf zal opslaan, is er weinig noodzaak voor een weegbrug.
Conclusie
Het waterzuiveringsstation aan de Vaartkaai 60 te Merksem staat in voor het zuiveren van het huishoudelijk afvalwater afkomstig van het gebied begrensd door de Noorderlaan – Bredabaan, het Albertkanaal en de A12. De aanpassingen aan de lopende vergunning als gevolg van de renovatie worden gunstig geadviseerd. Met betrekking tot de hinder afkomstig van de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden worden bijzondere milieuvoorwaarden voorgesteld. Ook voor de op het eigen terrein te voorziene groen als buffer naar de omwonenden, wordt een bijzondere voorwaarde gevraagd.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de heraanplanting van de bomen en struiken dient te gebeuren in het eerste plantseizoen nadat de werken zijn afgerond.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.4.3° |
het lozen van meer dan 100 m³/u bedrijfsafvalwater; |
103 m³/uur |
3.6.4.3° |
Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van afvalwater aangevoerd via openbare riolering en/of collectoren met een zuiveringscapaciteit van meer dan 500 tot 100.000 inwonersequivalenten. |
36.000 inwonerequivalenten |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
4.000 liter |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
1.250 kVA |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
5,22 ton |
17.3.4.2°a) |
opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
33 ton |
17.3.6.2°a) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
33 ton |
24.2. |
geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 labo |
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; |
499.000 m³/jaar |
61.2.2° |
tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³. |
10.500 m³ |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
voor de start van de werken onderzoekt de exploitant welke debieten in aanmerking komen voor retourbemaling en motiveert hij waarom andere niet; |
2. |
voor de start van de bemaling laat de exploitant een inventaris opmaken van de hoogstammige bomen binnen de invloedsfeer van de bemaling, waarin de staat van de boom duidelijk omschreven staat. De exploitant neemt alle noodzakelijke maatregelen om onomkeerbare schade aan beplantingen binnen de invloedsfeer van de bemaling te vermijden; |
3. |
alleen bomen kappen op plaatsen waar nieuwe infrastructuur voorzien wordt en niet in functie van werf of grondopslag; |
4. |
gerooide aanplant één op één compenseren; |
5. |
groenplan opmaken met invulling van volgend plantmateriaal: - duurzame bomen (blijvers): zomereik en winterlinde met draadkluit maat 20/25 (35%+35%); - snelgroeiend (wijkers): lijsterbes met draadkluit maat 18/20 (30%); - onderbeplanting: bosplantsoen naakte wortel maat 100/125 (1 st/1,5 m²). |
6. |
er kan afgeweken worden van de verplichting een weegbrug te installeren. |
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
21 maart 2019 |
Start openbaar onderzoek |
31 maart 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
29 april 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
10 mei 2019 |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
31 maart 2019 |
29 april 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019012328 |
Gegevens van de aanvrager: |
NV AQUAFIN met als adres Dijkstraat 8 te 2630 Aartselaar en mevrouw Wendy Van Eester met als contactadres Dijkstraat 8 te 2630 Aartselaar |
Gegevens van de exploitant: |
NV AQUAFIN met als adres Dijkstraat 8 te 2630 Aartselaar |
Ligging van het project: |
Vaartkaai 60 te 2170 Merksem (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 7 sectie G nrs. 632H6, afdeling 40 sectie C nrs. 6S en 7D |
Inrichtingsnummer: |
20181109-0059 (0054 RWZI Merksem) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
renoveren van het bestaande waterzuiveringsstation en wijzigen en uitbreiden van de exploitatie van de waterzuiveringsinstallatie |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 21/10/2002: vergunning (103#287) voor het bijplaatsen twee stookolietanks;
- 24/02/2009: vergunning (20086124) voor het bouwen defosfatietank, sokkel, aanpassing talud en herstellen wegenis;
- 25/07/2018: vergunning (2018938) voor het optimaliseren van de zuiveringsinfrastructuur
Vergunde en huidige toestand
- waterzuiveringsstation.
Gewenste toestand
- het optimaliseren van de zuiveringsinfrastructuur.
Inhoud van de aanvraag
- renoveren van de rioolwaterzuiveringsinstallatie;
- interne renovatiewerken in bestaand technisch gebouw;
- plaatsen van een laagspanningslokaal in bestaand technisch lokaal;
- afbraakwerken van verouderde installatie zoals zandvangers, vetvangers, oude beluchting en venturi meetgoot;
- wijziging en verbouwen van de riolering;
- slopen van bestaande delen van verhardingen en het opnieuw aanleggen van verharding (in waterdoorlatend materiaal waar mogelijk);
- vellen van ongeveer 175 bomen en opnieuw aanplanten van bomen en struiken;
- tijdelijke opslag van grond en nivelleren van de grond.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 18 november 2010 besliste de deputatie een milieuvergunning te verlenen aan Aquafin nv voor het verder uitbaten van een rioolwaterzuiveringsstation met een capaciteit van 45.000 inwonersequivalenten (kenmerk MLAV1/2010-290). In 2011 en 2015 werden aangepaste lozingsvoorwaarden gevraagd voor stikstof en fosfor (MLWV/11-17 en MLWV/15-43). De vergunning is nog geldig tot 18 november 2030.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.4.3° |
het lozen van meer dan 100 m³/u bedrijfsafvalwater; |
100 m³/uur |
3.6.4.3° |
Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van afvalwater aangevoerd via openbare riolering en/of collectoren met een zuiveringscapaciteit van meer dan 500 tot 100.000 inwonersequivalenten. |
36.000 inwonerequivalenten |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
4.000 liter |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
1.250 kVA |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
5,22 ton |
17.3.4.2°a) |
opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
33 ton |
17.3.6.2°a) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
33 ton |
24.2. |
geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 labo |
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld; |
499.000 m³/jaar |
61.2.2° |
tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³. |
10.500 m³ |
Het college beslist een voorwaardelijk gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de heraanplanting van de bomen en struiken dient te gebeuren in het eerste plantseizoen nadat de werken zijn afgerond.
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
groenplan opmaken met invulling van volgend plantmateriaal:
- duurzame bomen (blijvers): zomereik en winterlinde met draadkluit maat 20/25 (35%+35%);
- snelgroeiend (wijkers): lijsterbes met draadkluit maat 18/20 (30%);
- onderbeplanting: bosplantsoen naakte wortel maat 100/125 (1 st/1,5 m²).
er kan afgeweken worden van de verplichting een weegbrug te installeren.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |