Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019019054 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
NV FLYING SERVICE met als adres Luchthavenlei 1 bus 18 te 2100 Deurne-Antwerpen |
Ligging van het project: |
Luchthavenlei 1 te 2100 Deurne-Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
Antwerpen afdeling 32 sectie B nrs. 732F, 732B, 753G, 754W en 758H |
Inrichtingsnummer: |
20181219-0127 |
Vergunningsplichten: |
exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
werkplaats voor onderhoud en herstelling van vliegtuigen |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
De deputatie verleende op 7 november 2002 een milieuvergunning met referentie MLAV1/02-176 voor een werkplaats voor het onderhoud en herstellen van vliegtuigen. De vergunning werd uitgebreid en gewijzigd door besluiten MLAV1/03-59 en MLVER/04-159.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
3.200 m³ |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
10 m³/uur |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
1.700 liter |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
15,74 kW |
15.1.1° |
het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
+ 6 voertuigen |
16.3.1.2° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
+ 162,055 kW |
17.1.2.1.1° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; |
800 liter |
17.1.2.2.1° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen tot 3.000 liter; |
-2.600 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
-0,25 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
+ 600 liter |
29.5.2.1°b) |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied; |
5 kW |
29.5.7.1°a)2) |
ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
200 liter |
32.1.1° |
feestzalen en andere publiek toegankelijke lokalen waar muziek geproduceerd wordt met een geluidsniveau van > 85 dB(A)LAeq,15min en ≤ 95 dB(A)LAeq,15min; |
95 dB(A)LAeq,15min |
42.3. |
inrichtingen voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen; |
2 hallen |
43.1.2°b) |
stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); |
+ 297,9 kW |
53.6.1° |
boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinningen die gebruikt worden voor thermische energieopslag in watervoerende lagen, met inbegrip van terugpompingen, met een opgepompt debiet van minder dan 30.000 m³/jaar; |
29.900 m³/jaar |
53.8.1°b) |
andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan de boringen, vermeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7 en 53.12, waarvan het totaal opgepompte debiet kleiner is dan of gelijk is aan 5.000 m³ per jaar en minimaal één put een diepte heeft die groter is dan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit. |
299 m³/jaar |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Van af te wijken voorwaarde: Artikel 4.2.5.1.1.§1
Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m3 per dag of 50 m3 per maand of 500 m3 per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen.
Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen: voor debieten > 2 m³/uur of > 20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid;
Voorgestelde afwijking: Gevraagde wijziging
Het schrappen van onderstaande tekst in Artikel 4.2.5.1.1.§1:
Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen: voor debieten > 2 m³/uur of > 20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid. |
Adviezen
Er werden geen adviezen gevraagd.
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: luchthavengebied.
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: luchthavengebied.
Het gebied is bestemd om te functioneren als luchthavengebied, als onderdeel van de regionale luchthaven Antwerpen. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie en het beheer van de luchthaven zijn toegelaten.
Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet gemotoriseerd verkeer toegelaten.
Hieruit blijkt dat een omgevingsvergunning voor ontspanningsinrichtingen niet in overeenstemming is met bovenstaande bestemmingsvoorschriften.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Het bedrijf Flying Services gelegen aan de Luchthavenlei beschikt over onderhoudsloodsen voor zowel privé als en zakelijke luchtvaart. De activiteiten zijn milieutechnisch vergund tot 2022. Met de voorliggende aanvraag wenst de exploitant de vergunde activiteiten te actualiseren en aan te passen aan de huidige exploitatiesituatie. Ook wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een vroegtijdige hermachtiging van de vergunning aan te vragen.
In de werkloodsen worden onderhoudswerkzaamheden verricht aan vliegtuigen. Deze werkzaamheden impliceren de aanwezigheid van technische installaties waaronder een draaibank, een schuurband, een zandstraalkast en een ontvettingstafel van 200 liter. Verder omvat de aanvraag de exploitatie van stookinstallaties en straalpanelen. De stookinstallaties worden jaarlijks onderhouden en afgesteld. De stralingspanelen worden periodiek gereinigd en onderhouden.
De opslag van gevaarlijke stoffen gebeurt conform de sectorale voorwaarden en betreft de opslag van stookolie in een ondergrondse dubbelwandige houder van 7.200 liter, 3000 liter propaan in een vaste houder en 800 liter gassen in verplaatsbare houders. De overige opslag betreft producten in kleine verpakkingen.
De aard van gassen in verplaatsbare recipiënten wordt niet gepreciseerd. Betreft het ontvlambare,- oxiderende -of inerte gassen?
De bedrijfsgebouwen zullen voorzien worden van geothermische installaties met onttrekking en injectie van grondwater in dezelfde aquifer. Het betreft twee grondwaterwinningsputten tot in het aquifer gelegen op 160-200 m én aangesloten op een warmtepomp.
Door de aanzienlijke investering dewelke gepaard gaat met het boren van twee grondwaterwinningen en de plaatsing van een grondwaterwarmtepomp, vraagt de exploitant een vroegtijdige hernieuwing van de omgevingsvergunning. Hierbij dient aanvullend vermeld te worden dat de investering een duurzaam karakter heeft en de te verwachten levensduur van de installatie bijgevolg de huidige looptijd van de milieuvergunning zal overschrijden.
Het geloosde water bestaat uit enerzijds huishoudelijk afvalwater afkomstig van de sanitaire installaties en anderzijds bedrijfsafvalwater bestaande uit de spui van de warmtepomp. De kwaliteit van de spui is controleerbaar via een kraan op de spuileiding waardoor niet de gehele afvalwaterstroom als bedrijfsafvalwater dient beschouwd te worden. De hoeveelheid huishoudelijk afvalwater bedraagt gemiddeld 3.200 m³ per jaar. Het bedrijfsafvalwater afkomstig van de spui uit de warmtepomp wordt geschat op 299 m³ per jaar.
Het aanvraagdossier bevat te weinig informatie m.b.t. de opgegeven afvalwaterdebieten. Zo bedraagt het debiet huishoudelijk afvalwater bijna 10 m³/dag. Het is vergelijkbaar met lozingsdebieten van scholen met een 300-tal leerlingen. Ook het opgegeven debiet voor spuiwater dient verduidelijkt te worden.
De injectie van het onttrokken grondwater in dezelfde aquifer kan niet aanzien worden als lozing van bedrijfsafvalwater. De rubriek 53.6 voor geothermie dekt zowel het onttrekken als de injectie van het grondwater. Er wordt voorgesteld de rubriek 3.4.2 als zonder voorwerp te beschouwen.
De exploitant vraagt een afwijking op artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II. De sectorale voorwaarden bepalen dat het bedrijfsafvalwater met een debiet van meer dan 2 m³/uur geloosd dient te worden via een controle-inrichting; tenzij de vergunningverlenende overheid anders bepaald. Aangezien de injectie van grondwater geen lozing van bedrijfsafvalwater is, is de aanvraag tot afwijking op de plaatsing van een meetgoot zonder voorwerp.
In het aanvraagdossier worden zowel de rubriek 53.6 als 53.8 aangevraagd. In principe betreft het hier een grondwaterwinning in het kader van energieopslag. De rubriek 53.6.1 dekt ruimschots de lading van de handeling of IIOA.
De omgevingsvergunning heeft geen betrekking op een activiteit dat voorkomt op de lijst van bijlage II of I van het mer-besluit van 2013. Het project komt wel voor op de lijst van bijlage III van het mer-besluit met name “voor werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater(10j)” én “installaties voor de bouw en reparaties van luchtvaartuigen (4h)”. Uit de nota blijkt dat er geen aanzienlijke effecten ten gevolg van het project te verwachten zijn.
Tenslotte wordt ook de rubriek 32.1 aangevraagd. De exploitant wenst sporadisch in één van de hallen evenementen te organiseren en muziekactiviteiten te ontplooien; à rato van maximum 12 keer/jaar.
Wij wijzen erop dat de exploitant de mogelijk heeft om een toelating aan het college van burgemeester en schepenen te vragen; conform de bepalingen van hoofdstuk 6.7 van Vlarem II. De rubriek 32.1 lijkt ons dan ook niet verenigbaar met de reguliere activiteiten van de inrichting. Ook wijzen we erop dat de ingang van de inrichting gebeurt via de luchthaven waar N.B. specifieke veiligheidsvoorschriften gelden.
Advies van het college
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
3.200 m³ |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
zonder voorwerp |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
1.700 liter |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
15,74 kW |
15.1.1° |
het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
+ 6 voertuigen |
16.3.1.2° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
+ 162,055 kW |
17.1.2.1.1° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; |
800 liter |
17.1.2.2.1° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen tot 3.000 liter; |
-2.600 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
-0,25 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
+ 600 liter |
29.5.2.1°b) |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied; |
5 kW |
29.5.7.1°a)2) |
ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
200 liter |
32.1.1° |
feestzalen en andere publiek toegankelijke lokalen waar muziek geproduceerd wordt met een geluidsniveau van > 85 dB(A)LAeq,15min en ≤ 95 dB(A)LAeq,15min; |
ongunstig |
42.3. |
inrichtingen voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen; |
2 hallen |
43.1.2°b) |
stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); |
+ 297,9 kW |
53.6.1° |
boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinningen die gebruikt worden voor thermische energieopslag in watervoerende lagen, met inbegrip van terugpompingen, met een opgepompt debiet van minder dan 30.000 m³/jaar; |
29.900 m³/jaar |
53.8.1°b) |
andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan de boringen, vermeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7 en 53.12, waarvan het totaal opgepompte debiet kleiner is dan of gelijk is aan 5.000 m³ per jaar en minimaal één put een diepte heeft die groter is dan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit. |
zonder voorwerp |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
14 maart 2019 |
Start openbaar onderzoek |
24 maart 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
22 april 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
3 mei 2019 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
24 maart 2019 |
22 april 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college beslist een gedeeltelijk gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |