Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019017309 |
Gegevens van de aanvrager: |
de heer Frank Dingemans met als adres Ferdinand Coosemansstraat 145 te 2600 Berchem (Antwerpen) en mevrouw Simone Elinora Koops met als adres Ferdinand Coosemansstraat 145 te 2600 Berchem (Antwerpen) |
Ligging van het project: |
Marialei 40 te 2018 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 6sectie F nr. 1309P6 |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. |
Voorwerp van de aanvraag: |
omvormen van een kunstenaarsatelier naar een woning met toevoeging dakterras |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 05/07/1929: vergunning (1929#33956) gevel- en binnenveranderingen;
- 11/02/1931: vergunning (1931#38488 gevel- en binnenveranderingen;
- 25/03/1932: vergunning (1932#41395) gevel- en binnenveranderingen;
- 01/10/1942: vergunning, maar niet uitgevoerd (18#16080) veranderingswerken;
- 21/08/1953: vergunning (18#31526) aanbrengen van garage.
Laatst vergunde toestand
- kunstatelier/werkplaats met nevenfunctie wonen bestaande uit 4 bouwlagen onder een plat dak;
- op het gelijkvloers is een garage, inkomhal en een traphal voorzien;
- de voorgevel bestaat uit een eenvoudige constructie uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband en voorzien van stalen buitenschrijnwerk met kleine roeden, gecementeerde borstweringen in 'simili pierre';
- de kroonlijst is in hout voorzien met een hoogte van 13.12 meter vanuit de nulpas gemeten.
Bestaande toestand
- idem laatste vergunde toestand behalve de volgende punten:
Inhoud van de aanvraag
- functiewijziging van een atelier naar een eengezinswoning;
- verhoging van de 4de verdieping en het toevoegen van een dakterras;
- nieuwe raamopeningen en wit aluminium buitenschrijnwerk in de achtergevel;
- de voorgevel en de kroonlijsthoogte aan de voorgevel blijven ongewijzigd;
- de nieuwe dakterras wordt voorzien van een dakconstructie in gelaagd glas tussen t-profielen met een vrije hoogte van 2,23 m;
- de nieuwe daken (behalve het dakterras) worden voorzien als groendak;
- interne verbouwingswerken.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
FOD Mobiliteit en Vervoer - Dienst Luchtvaart |
21 februari 2019 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ monumentenzorg |
21 februari 2019 |
18 maart 2019 |
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Overwelven waterlopen: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake het overwelven of inbuizen van niet geklasseerde waterlopen en waterlopen van 3de categorie (verder genoemd verordening overwelven waterlopen), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 26 januari 2009 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 4 juni 2009.
(De verordening overwelven waterlopen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘overwelven waterlopen’)
De verordening overwelven waterlopen is niet van toepassing op de aanvraag.
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘bouwcode’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend(e) punt(en):
de nieuwe slaapkamer op de eerste verdieping heeft een vrije hoogte van 2.30m. De nieuwe keuken op de 3de verdieping heeft een vrije hoogte van 2,23m. De nieuwe mezzanine (leefruimte van 27m²) op de 4de verdieping heeft voor een deel (+/- 6m²) een vrije hoogte van 1,85m, en voor een overige deel (+/- 21m²) een vrije hoogte van 2,8m. De vrije hoogte van het dakterras is 2,23m. Een verblijfsruimte moet een minimale vrije hoogte hebben van 2,60m;
het gedeelte van de scheidingsmuur heeft een opstand van minder dan 0,30 m ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak;
Sectorale wetgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
Bij de inrichting van het gebouw wordt in verschillende ruimten de minimale plafondhoogte, zoals bepaald in artikel 21 van de bouwcode, niet gehaald. Gelet op de hoge erfgoedwaarde van het interieur, zal de voorgestelde herinrichting van het gebouw leiden tot een kwalitatief gebruik met behoud van de waardevolle kenmerken van het gebouw. Bovendien wordt op een evenwichtige manier omgegaan met de ruimtelijke beperkingen van de plafondhoogte. De lagere vertrekken worden systematisch ingericht zodat de verblijfsfuncties gelegen zijn aan grote raamvlakken of als deel van een grotere ruimte met wel een hoger plafond.
Omwille van bovenstaande argumenten kan in alle redelijkheid een afwijking toegestaan met behulp van artikel 3 van de bouwcode.
Bij de nieuwe en vernieuwde daken moet volgens artikel 34 van de bouwcode ter hoogte van de perceelsgrens een opstand van 30 centimeter ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak voorzien worden. Met het oog op het voorkomen van brandoverslag kan van dit artikel enkel afgeweken worden als de brandwerendheid van het dak voldoende is. In voorwaarde wordt daarom een minimale brandklasse opgelegd voor de dakbekleding.
Cultuurhistorische aspecten
Volgend advies werd gegeven door de stedelijke dienst Monumentenzorg:
“Inleiding
Naar aanleiding van uw vraag om advies, kan ik u melden dat de werken gesitueerd zijn in een pand dat is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, vastgesteld bij besluit van de administrateur-generaal van 28 november 2014. De vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed van 28 november 2014 zorgt ervoor dat er voor het eerst een éénduidige en overzichtelijke lijst van het gebouwd patrimonium in Vlaanderen bepaald is. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten. Voor gebouwen opgenomen in de inventaris wordt de wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw en/of constructie onderworpen aan de wenselijkheid van behoud. Het behoud van de elementen met historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur.
Conform art. 5§2 van de stedenbouwkundige verordening – bouwcode dd. 25 oktober 2014 moet de beschrijvende nota van de bouwaanvraag voldoende informatie bevatten over het cultuurhistorisch profiel van de aanwezige elementen zodat vergunningverlenende overheid deze kan afwegen.
Beoordeling
A. Cultuurhistorische waardestelling
De aanvraag heeft betrekking op een woning met atelier in modernistische stijl, gebouwd in opdracht van de kunstschilder Floris Jespers, naar een ontwerp van architect Frits de Mont uit 1929. Het project betrof de complete verbouwing van een bestaand pand, waar Jespers al langer gevestigd was. Al in 1932 liet hij door de architect Léon Stynen de pui verbouwen, nadat een gelijkaardig project door de architect Hendrik Wittocx uit 1931 niet was doorgegaan. Stynen ontwierp in 1941 een extra dakverdieping voor uitbreiding van het atelier, waar Jespers naar eigen zeggen behoefte aan had "als schepper van de groote wandtapijten van Parijs en New York". Vanwege de door de Duitse bezetter afgekondigde bouwstop, werd dit project geweigerd. Ingenieur-architect Jan De Mol bracht in 1953 de garagepoort aan.
De kunstschilder en graficus Floris Jespers (1889-1965), was een zoon van de beeldhouwer Emile Jespers en de broer van de beeldhouwer Oscar Jespers. Met de dichter Paul Van Ostaijen en de schilder Paul Joostens, behoorden de broers Jespers tijdens de Eerste Wereldoorlog en het vroege interbellum tot de sleutelfiguren van de modernistische avant-garde in Antwerpen. Waar zijn vroege werk aanleunde bij het impressionisme, later het kubisme en het constructivisme, werd het figuratieve expressionisme vanaf de jaren 1920 de dominante stroming in zijn oeuvre. Bekend raakte hij met zijn 'églomisés', achter-glas-schilderijen met clowns als hoofdthema. In de tweede helft van de jaren 1930 beschikte Jespers over een tweede atelier 'De Vijf Ringen' aan de Sint-Jansdijk te Knokke, en kreeg hij opdracht voor kartons van de monumentale wandtapijten in het Belgisch Paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs. In 1951 trok Jespers naar Congo, waar zijn schilderkunst een derde belangrijke bloeiperiode beleefde.
De kunstenaarswoning Floris Jespers behoort tot het rijpe modernistische oeuvre van Frits de Mont, zoon van de letterkundige Pol de Mont, die actief was in de periode 1910 tot 1950. Naast zijn praktijk was de architect redactielid en productief auteur voor het Antwerpse architectuurtijdschrift De Bouwgids, de spreekbuis van de Kring voor Bouwkunde. De art-nouveauwoning die hij in 1910 in opdracht van zijn vader ontwierp op de hoek van de Jan Van Rijswijcklaan en de Markgravelei, behoort tot zijn allereerste realisaties. Vóór de Eerste Wereldoorlog liet hij zich eveneens opmerken met landhuisjes in cottagestijl. Eveneens van omstreeks 1930 dateren de appartementsgebouwen Meerbergen in de Osystraat.
Architectuur
De functionalistische rijwoning, die vier bouwlagen onder een plat dak omvat, vormt een eenvoudige constructie uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband. Het gevelfront beantwoordt aan een horizontaal gelaagde opbouw, met brede, op het noorden georiënteerde raampartijen voorzien van stalen schrijnwerk met kleine roeden, gecementeerde borstweringen in 'simili pierre' en een houten kroonlijst. Gevelbrede raampartijen met driezijdig geplaatst schrijnwerk geven de atelierverdiepingen (eerste en derde) aan, daar waar de woonverdieping (tweede) een afwijkende ordonnantie vertoont met twee gescheiden vensters. Oorspronkelijk was de pui volledig opengewerkt, met een vitrine tussen het privé-portaal en de inkomdeur van de gelijkvloerse werkruimte of toonzaal, en als accent een geometrische compositie van panelen. Léon Stynen ontwierp in 1932 een gesloten pui met in het verlengde van het privé-portaal een gevelbreed bandraam, gemarkeerd door een puilijst, stalen schrijnwerk met horizontale roeden, het huisnummer 40 in typisch geblokte cijfers, een geïntegreerde deurbel en brievenbus. De huidige drieledige garagepoort in de rechterhelft dateert uit 1953. Bronzen gedenkplaat met profielportret en opschrift: "Hier woonde kunstschilder Floris Jespers 1889-1965".
Oorspronkelijk omvatte de begane grond het privé-portaal leidend naar de achteraan gesitueerde traphal, en een werkplaats die mogelijk als ontvangstruimte of galerie werd gebruikt. Stynen breidde de inkom in 1932 uit met een spiraalvormige vestiaire; in 1953 werd de garage afgesplitst. De eerste verdieping bood over de volledige oppervlakte ruimte aan het atelier, net als de hogere derde verdieping. De tweede verdieping omvatte een woonkeuken en twee (slaap)kamers. Het perceel is quasi volledig dichtgebouwd en trekt geen rechtstreeks licht vanuit de achtergevel.
Het pand heeft een stadslandschappelijke waarde in de Marialei en in het Groen kwartier. Het is een mooi voorbeeld van modernistische architectuur met een aantal bijzonder fraaie karakteristieken waaronder de grote raampartijen in staal met roedeverdeling (3-zijdig geplaatst), de pui, de materialisatie van de gevel en de afwijkende ordonnatie van atelier- en woonvertrekken. De architecturale waarde is dan ook hoog. Verder heeft het pand ook een hoge cultuur-historische waarde als atelier en woonhuis van kunstenaar Floris Jespers en als realisatie van Frits de Mont met toevoegingen van Leon Stynen en Jan de Mol allemaal in de geest en de stijl van het huis waardoor het vandaag een integraal ontworpen en harmonieus geheel lijkt. Op de later in gebrachte muur die vandaag de garage van de inkomhal scheidt, is een wandvullende schildering van Floris Jespers aangebracht.
Aangezien voor inventarispanden het behoud van de elementen met historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften en zowel voor het exterieur, als het interieur werd een plaatsbezoek aan het pand gebracht.
Tijdens dit plaatsbezoek werd vastgesteld dat er aan de planopbouw, zoals geconcipieerd door De Mont, Stijnen en De Mol zeer weinig is gewijzigd. Op het gelijkvloers bleef de spiraalvormige vestiaire, ontworpen door Stynen in 1932, bewaard. Ook de trap uit 1929 is nog aanwezig. Het atelier op de eerste verdieping is ontworpen als open plateau. De slaapkamers en de woonkeuken op de tweede verdieping bevatten geen uitzonderlijke interieurelementen. Op de derde verdieping, eveneens in gebruik als atelier, bleef de mezzanine bewaard. De roosteringen zijn in hout. De elementen met hoge erfgoedwaarde zijn de spiraalvormige vestiaire en de mezzanine. De trap heeft een positieve erfgoedwaarde.
B. Afweging
Men wenst het pand om te vormen tot een eengezinswoning. De geplande werken werden voorbesproken met de stedelijke dienst monumentenzorg. De aanvraag voldoet aan artikel 5§1 en 5§2 van de stedelijke bouwcode.
Wij appreciëren de inspanningen die worden gedaan om het pand in zijn oorspronkelijke opbouw, vorm en materialisatie te herbestemmen tot eengezinswoning. Subtiele ingrepen zorgen ervoor dat er toch een kwalitatieve eengezinswoning kan worden gerealiseerd met behoud van de waardevolle erfgoedkenmerken zonder afbreuk te doen aan de erfgoedwaarde. Door het verhogen van de mezzanine met twee treden en het partieel verhogen van het achterste dakvlak wordt er voor gezorgd dat er zowel boven als onder de mezzanine voldoende hoogte wordt gehaald om deze ruimtes functioneel te maken. Het toevoegen van een dakterras verhoogd de levenskwaliteit maar aangezien deze voldoende teruggetrokken wordt ingeplant, interfereert deze ingreep niet met de belevingswaarde van de waardevolle voorgevel.
We zijn ook zeer verheugd dat het beeldbepalend stalen schrijnwerk bewaard en gerestaureerd wordt.
Het pand behoud zijn stadslandschappelijke waarde. Enerzijds wordt er ingezet op het behoud van volume, schaal en korrel. Anderzijds is bijzondere aandacht voor de gevel. Zo wordt het beeldbepalend schrijnwerk bewaard en gerestaureerd, net zoals de rest van de voorgevel. Dit appreciëren wij enorm. De restauratie van de voorgevel dient in nauw overleg te gebeuren met de stedelijke dienst monumentenzorg.
Vanuit oogpunt monumentenzorg vinden wij het niet wenselijk dat er een bijkomende opening gecreëerd wordt in de muur tussen de garage en de inkomhal ter hoogte van de wandvullende schildering van Floris Jespers. Ondanks dat deze werd aangebracht op een later ingebrachte wand, waardoor de inkomhal van Stynen anders wordt beleefd, en dat de schildering op deze plaats beschadigingen vertoont, is dit een materiele getuigenis van de kunstschilder die extra gelaagdheid en waarde geeft aan het pand. Bovendien wordt door het weghalen van een stuk muur de mogelijk bedoelde compositie van de schildering doorbroken. Er werd in het dossier ook geen extra informatie toegevoegd over de erfgoedwaarde van de schildering.”
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt worden de adviezen van monumentenzorg bijgetreden. De aangehaalde aandachtspunten worden in voorwaarde opgelegd bij deze vergunning.
Functionele inpasbaarheid
Het bestaande kunstenaarsatelier wordt omgevormd tot eengezinswoning. Deze woonfunctie is in harmonie met de kenmerkende woningen in de straat en houdt voldoende rekening met de cultuurhistorische waarde van het gebouw.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt kan ingestemd worden met het volume en het programma zoals voorgesteld. Door het inrichten van een eengezinswoning wordt de draagkracht van de site niet overschreden. De geplande uitbreidingswerken bovenop het dak zijn niet storend voor de omgeving en in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening van de plaats.
Visueel-vormelijke elementen
Bij de visuele afwerking van de uitbreiding en de (beperkte) gevelwijzigingen is voldoende aandacht besteed aan de materialisatie en geleding zodat het geheel voldoende aansluit bij de stijl en architectuur van het bestaande gebouw.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De woning voldoet aan de actuele eisen wat betreft hinderaspecten, gezondheid en gebruiksgenot. De geplande verbouwingswerken zijn niet storend voor de omgeving en in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening van de plaats.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 1 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte wordt berekend voor de functiewijziging van een kunstenaarsatelier naar een eengezinswoning. De parkeernorm voor woonprojecten met maximaal 5 wooneenheden = 1/woning ? De werkelijke parkeerbehoefte is 1.
|
De plannen voorzien in 1 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen. ? De bestaande garage blijft behouden als nuttige parkeerplaats.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1. Dit aantal is toereikend.
|
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. het stalen schrijnwerk in de voorgevel te bewaren;
2. de wandvullende schildering van kunstschilder en bouwheer Floris Jespers op de wand tussen de garage en de inkomhal te bewaren;
3. de restauratie van het schrijnwerk en de voorgevel dienen in nauw overleg met de stedelijke dienst monumentenzorg te gebeuren;
4. de dakbekleding valt onder brandreactie klasse BROOF (t1) of komt voor op de lijst opgenomen in het ministerieel besluit van 21 november 2012 tot vaststelling van de lijst van dakbedekkingen die kunnen worden geacht aan de eisen ten aanzien van het prestatiecriterium « brandgedrag aan de buitenzijde » te voldoen (leien van leisteen of natuursteen, dakpannen van natuursteen, beton, terracotta, keramiek of staal, vlakke en geprofileerde platen of leien uit met vezels versterkt cement, geprofileerde of vlakke metalen platen, eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm enz.);
5. na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
11 februari 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
21 februari 2019 |
Start openbaar onderzoek |
geen |
Einde openbaar onderzoek |
geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
22 april 2019 |
Verslag GOA |
5 april 2019 |
naam GOA |
Brenda Dierckx |
De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften |
Petitielijsten |
Digitale bezwaarschriften |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken, strikt na te leven.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. het stalen schrijnwerk in de voorgevel te bewaren;
2. de wandvullende schildering van kunstschilder en bouwheer Floris Jespers op de wand tussen de garage en de inkomhal te bewaren;
3. de restauratie van het schrijnwerk en de voorgevel dienen in nauw overleg met de stedelijke dienst monumentenzorg te gebeuren;
4. de dakbekleding valt onder brandreactie klasse BROOF (t1) of komt voor op de lijst opgenomen in het ministerieel besluit van 21 november 2012 tot vaststelling van de lijst van dakbedekkingen die kunnen worden geacht aan de eisen ten aanzien van het prestatiecriterium « brandgedrag aan de buitenzijde » te voldoen (leien van leisteen of natuursteen, dakpannen van natuursteen, beton, terracotta, keramiek of staal, vlakke en geprofileerde platen of leien uit met vezels versterkt cement, geprofileerde of vlakke metalen platen, eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm enz.);
5. na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.