Terug
Gepubliceerd op 23/04/2019

2019_CBS_03368 - Omgevingsvergunning - OMV_2018156769. Schermersstraat 9. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 19/04/2019 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Tom Meeuws, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Johan Hegge, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_03368 - Omgevingsvergunning - OMV_2018156769. Schermersstraat 9. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_03368 - Omgevingsvergunning - OMV_2018156769. Schermersstraat 9. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2018156769

Gegevens van de aanvrager:

OI Kerkfabriek Sint-Joris (VL - Antwerpen) met als adres Mechelseplein 24 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Schermersstraat 9 te 2000 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 4sectie D nr. 1849R

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen.

Voorwerp van de aanvraag:

verbouwen van een eengezinswoning tot 2 appartementen

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          28/09/1897: vergunning (1897#1461) voor het bouwen van 5 huizen (Schermersstraat 3-11)

Laatst vergunde toestandBestaande toestand

-          pand in gesloten bebouwing van 3 bouwlagen onder een hellend dak;

-          entresol van 2 bouwlagen tegen rechterperceelsgrens;

-          ingericht als eengezinswoning met een bruto-vloeroppervlakte van 396 m2;

-          bepleisterde en geschilderde lijstgevel.

Bestaande toestand

-          conform de laatst vergunde toestand

Inhoud van de aanvraag

-          interne verbouwing van een eengezinswoning met een bruto-vloeroppervlakte van ca. 400 m2 en een stadstuin van 36 m2 naar een meergezinswoning met twee wooneenheden;

-          het gelijkvloers en de eerste verdieping worden samengevoegd als duplexappartement met 2 slaapkamers (netto-oppervlakte  ca. 128,50 m2) en aansluitende stadstuin van 36 m2;

-          de bovenliggende verdiepingen worden samengevoegd als duplexappartement met 2 slaapkamers (netto-oppervlakte van ca. 95,70 m2) en een aansluitend dakterras van 5,60 m2;

-          achteraan wordt een gedeelte van het hellend dak verwijderd in functie van het dakterras;

-          de voorgevel blijft ongewijzigd, enkel wordt het bestaande buitenschrijnwerk in wit PVC vervangen door houten buitenschrijnwerk, wit geschilderd.

-          het bouwvolume blijft ongewijzigd.

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

brandweer/ risicobeheer/ preventie

22 januari 2019

13 februari 2019

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam

21 januari 2019

22 januari 2019

stadsontwikkeling/ mobiliteit

21 januari 2019

4 februari 2019

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

21 januari 2019

23 januari 2019

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ monumentenzorg

21 januari 2019

22 februari 2019

 

Toetsing voorschriften

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Binnenstad, goedgekeurd op 26 april 2012. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: culturele, historische en/of esthetische waarde en artikel  1:   zone voor wonen - (wo1).

 

(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan op volgend punt:

-          artikel 2.1.11.1 Terrassen in schuine daken:
het betreft een inventarispand in CHE-gebied waarvan een gedeelte van het dak achteraan wordt verwijderd in functie van een dakterras tot op 0,60 m van de linker perceelgrens, terwijl dit voor dergelijke panden niet toegelaten is en een terras een minimale afstand van 1 m dient te bewaren ten opzichte van de laterale perceelgrenzen.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.
 

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Overwelven waterlopen: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake het overwelven of inbuizen van niet geklasseerde waterlopen en waterlopen van 3de categorie (verder genoemd verordening overwelven waterlopen), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 26 januari 2009 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 4 juni 2009.
(De verordening overwelven waterlopen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘overwelven waterlopen’)
De verordening overwelven waterlopen is niet van toepassing op de aanvraag.
 

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘bouwcode’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • artikel 29 Fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen:
    de fietsenstalling voldoet niet aan de inrichtingsprincipes;
  • artikel 43 Septische putten:
    de bestaande septische put wordt herbruikt maar de inhoud hiervan wordt niet vermeld.

 

Sectorale wetgeving

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
 

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
 

-          Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

Op het gelijkvloers worden 6 fietsstalplaatsen voorzien die bereikbaar is via de bestaande gang van het pand. Volgens artikel 29 dienen er slechts 3 fietsstalplaatsen voorzien te worden. Het voorzien van 6 fietsstalplaatsen kan gunstig worden beoordeeld. De dienst mobiliteit merkt echter op dat de gang naar de fietsenberging slechts 85 cm breed is en dat achter de fietsen geen vrije ruimte van 1,70 m beschikbaar is zoals opgenomen in het richtinggevend gedeelte van artikel 29 van de Bouwcode. Aangezien het in voorliggende aanvraag gaat om kleine interne werken waarbij muren beperkt verplaatst worden zou het verplaatsen van de muur langsheen de gang om zo een minimale breedte van 1 m te voorzien en het verplaatsen van de muur aan de fietsenberging om zo een vrije ruimte van 1,70 m te voorzien, niet in verhouding staan met de voorgestelde werken in de voorliggende aanvraag. Bovendien gaat het hier om een pand dat werd opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed, waardoor het voldoen aan het richtinggevend gedeelte en het advies van mobiliteit de erfgoedwaarde zou aantasten zoals de plafondversieringen en de muurafwerkingen, aangetoond op de bijgeleverde foto’s. Een afwijking kan bijgevolg worden toegestaan.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag omvat het verbouwen van een eengezinswoning naar een meergezinswoning van twee duplexappartementen. De duplexappartementen hebben een totale oppervlakte van 131,15 m² (gelijkvloers en 1ste verdieping) en 108,8 m² (2de en 3de verdieping). Buiten het voorzien van een dakterras in het dakvolume wordt het bouwvolume niet gewijzigd.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 1 parkeerplaats.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding van het aantal wooneenheden.

De eengezinswoning wordt omgevormd naar 2 duplexappartementen.

Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1

De werkelijke parkeerbehoefte is 1

 

De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.

 

‘Voorliggende aanvraag heeft betrekking op een pand met een perceelsbreedte van minder dan of gelijk aan 8 m. Volgens art. 12, §3, 1° (Levendige plint) is een toegangspoort voor een autobergplaats niet toegelaten. ’

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 1.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1 (1 – 0 = 1).

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 1 plaats.

 

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

Het bouwvolume wijzigt enkel door het voorzien van een dakterras aan de achterzijde van de daklaag. Volgens het geldende RUP zijn terrassen aan de achtergevel toegelaten wanneer zij geïntegreerd zijn binnen het volume van de begrenzende dakvorm en zij beperkt zijn tot op een afstand van 1 m van het midden van de scheidingsmuur. Het dak of de dakstructuur van het pand heeft geen uitzonderlijke of waardevolle culturele, historische en/ of esthetische waarde waardoor een dakterras op zich toegelaten kan worden. Het dakterras in voorliggende aanvraag wordt op 0,60 m afstand van de linkerperceelsgrens geplaatst. Dit is strijdig met het artikel 2.1.11.1 van het RUP Binnenstad. In voorwaarde wordt opgenomen om het dakterras pas te beginnen op minimaal 1 m van de linkerperceelsgrens. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de minimale oppervlakte van het dakterras (artikel 28).

 

Visueel-vormelijke elementen

Het buitenschrijnwerk van het linker voorgeveldeel wijzigt enkel door het buitenschrijnwerk te veranderen naar wit geschilder hout. De achtergevel wordt op het gelijkvloers uitgevoerd in een witte sierpleister. Op de bovenliggende verdiepingen wordt een rood-bruin baksteenmetselwerk toegepast. Het buitenschrijnwerk bestaat uit wit geschilderd hout of wit PVC buitenschrijnwerk. De materialen zoals voorgesteld zijn neutraal, worden als niet storend ervaren en zijn bijgevolg aanvaardbaar.

 

Cultuurhistorische aspecten

Het pand is gelegen in een zone met culturele, historische en/ of esthetische waarde. Bovendien is het pand opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Advies werd gevraagd aan de dienst monumentenzorg. Het samengevat advies luidt als volgt: Men wenst het pand intern te verbouwen en de voorgevel herop te waarderen. Vanuit oogpunt monumentenzorg geen bezwaar. De erfgoedwaarde wordt voornamelijk gedefinieerd door de beeldwaarde van het pand en de reeks waar het deel vanuit maakt. Het vervangen van het a-typisch geprofileerd schrijnwerk in pvc zal het beeldbepalend karakter opnieuw versterken. Schrijnwerk is immers een erfgoedkenmerk bij uitstek dat de belevingswaarde van de gevel bepaalt. Het schrijnwerk in de voorgevel dient wel geen verluchtingsroosters te bevatten. Ook de plattegrond bestaande uit een enfilade van salons bezijden een traphal blijft afleesbaar. De interieurelementen waaronder de schouwen dienen bewaard. In tegenstelling tot de vorige aanvraag behouden de salons op het gelijkvloers hun oorspronkelijk functie. Indien er nog waardevolle lijstplafonds bewaard gebleven zijn onder de verlaagde plafonds op het gelijkvloers dienen deze eveneens bewaard.

De hoeveelheid brandladders (vaste en uitschuifbare) en de wand tegen brandoverslag grijpen in op de belevingswaarde van de achtergevel.“  De voorwaarden opgesteld door de dienst monumentenzorg worden mee in de voorwaarden opgenomen.

Het pand is opgenomen in een vastgestelde archeologische zone. Bijgevolg werd advies gevraagd aan de dienst archeologie. Het advies luidt als volgt: Het projectgebied is gelegen binnen woon- en recreatiefgebied met een oppervlakte onder de 300 m² (ca. 150 m²) en ingreep in de bodem kleiner dan 100 m² (slechts enkele muren). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor geen archeologienota verplicht. Het projectgebied ligt echter in de historische binnenstad. Bij de werkzaamheden kunnen muurarcheologische of andere archeologisch waardevolle restanten aan het licht komen. Deze dienen onder de vondstmeldingsplicht gemeld worden (cfr. Onroerenerfgoeddecreet, 2 juli 2013, art. 5.1.4).” Het melden van vondsten en andere voorwaarden van de dienst archeologie wordt in voorwaarden opgenomen.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Een beoordeling aangaande de septische put is niet mogelijk aangezien de inhoud nergens vermeld wordt, waardoor de aanvraag strijdig is met artikel 43. De septische put dient volgens het artikel een minimale inhoud te hebben van 2.300 liter (2 x 3 GE). Dit wordt in voorwaarde opgenomen.

Mits voldaan aan de opgestelde voorwaarden voldoet de voorliggende aanvraag aan de actuele eisen inzake hinderaspecten, gezondheid en gebruiksgenot.

 

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1.      de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.      de septische put dient een minimale inhoud te hebben van 2.300 liter, conform artikel 43;

3.      het dakterras achteraan in het schuine dak op minimaal 1 m van de linkerperceelsgrens plaatsen, conform artikel 2.1.11.1 van het geldende RUP Binnenstad;

4.      dienst archeologie:

-          de bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@stad.antwerpen.be);

-          de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;

-          de bouwheer meldt vondsten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat ze archeologisch waardevol zijn onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet, 2 juli 2013, artikel 5.1.4).

5.      dienst monumentenzorg:

-          in het schrijnwerk in de voorgevel geen verluchtingsroosters voorzien;

-          detailtekeningen van het nieuwe geschilderde houten schrijnwerk voorleggen aan de stedelijke dienst monumentenzorg;

-          indien er nog waardevolle lijstplafonds bewaard gebleven zijn onder de verlaagde plafonds op het gelijkvloers dienen deze eveneens bewaard;

-          de schouwen dienen bewaard te blijven.

6.      na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.


Standpunt college
Het college sluit zich gedeeltelijk aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar. In de inventaris van het bouwkundig erfgoed wordt het pand opgenomen als onderdeel van een beeldbepalend complex gevormd door een winkelhuis en vier gekoppelde burgerhuizen. De cultuurhistorische waardestelling, op basis van de beschrijving in de inventaris, geeft geen enkel argument waarom de schouwen specifiek dienen bewaard. Uit de verantwoordingsnota bij de aanvraag blijkt dat deze schouwen worden afgebroken voor het optimaliseren van de ruimtes.
Aangezien de typerende plattegronden van het pand wel bewaard blijven, is het college van mening dat de voorwaarde met betrekking tot het behoud van de schouwen geschrapt kan worden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

21 december 2018

Volledig- en ontvankelijk

18 januari 2019

Start openbaar onderzoek

28 januari 2019

Einde openbaar onderzoek

26 februari 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

3 mei 2019

Verslag GOA

11 april 2019

naam GOA

Helia Dezhpoor

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

28 januari 2019

26 februari 2019

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich gedeeltelijk aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken, strikt na te leven.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1.      de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.      de septische put dient een minimale inhoud te hebben van 2.300 liter, conform artikel 43;

3.      het dakterras achteraan in het schuine dak op minimaal 1 m van de linkerperceelsgrens plaatsen, conform artikel 2.1.11.1 van het geldende RUP Binnenstad;

4.      dienst archeologie:

-          de bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@stad.antwerpen.be);

-          de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;

-          de bouwheer meldt vondsten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat ze archeologisch waardevol zijn onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet, 2 juli 2013, artikel 5.1.4).

5.      dienst monumentenzorg:

-          in het schrijnwerk in de voorgevel geen verluchtingsroosters voorzien;

-          detailtekeningen van het nieuwe geschilderde houten schrijnwerk voorleggen aan de stedelijke dienst monumentenzorg;

-          indien er nog waardevolle lijstplafonds bewaard gebleven zijn onder de verlaagde plafonds op het gelijkvloers dienen deze eveneens bewaard;

6.      na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.

 

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.

Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.