Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019026985 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
AUTOGEMB Autonoom Gemeentebedrijf Stedelijk Onderwijs Antwerpen met als adres Lange Gasthuisstraat 15 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: |
August Leyweg 3-3A te 2020 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 9 sectie I nr. 2479H2 |
Inrichtingsnummer: |
20190228-0046 (AGSO August Leyweg 3) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
hernieuwen van de milieuvergunning voor een bestaande secundaire school Stedelijk Lyceum Zuid |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 9 maart 2000 verleende de deputatie een vergunning voor het uitbaten van een campus voor technisch en beroepsonderwijs (MLAV1/99-348). Op 1 juni 2017 nam de deputatie akte van een verandering van de vergunning (MLVER/17-44). De vergunning is geldig tot 9 maart 2020.
Inhoud van de aanvraag
Voorliggende aanvraag betreft de hernieuwing van de vergunning voor de exploitatie van een school voor beroeps- en technisch onderwijs.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
1.600,00 m³/jaar |
3.4.1°b) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
1 m³/uur |
4.3.a)1°ii) |
inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie met een vermogen van 5-25 kW en de inrichting is volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan een industriegebied; |
6,05 kW |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2.000,00 l |
15.1.1° |
het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
25 voertuigen |
15.3.2° |
andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motovoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5, met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
10 schouwputten of hefbruggen |
15.4.2°a) |
niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 voertuigen en hun aanhangwagens per dag, wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
1 voertuig/week |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
27,72 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
2.960,00 l |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.000,00 kg |
43.1.1°b) |
het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas. |
1.327,00 kW |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
18 juni 2019 |
16 juli 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij, afvalwater en lucht |
18 juni 2019 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen |
18 juni 2019 |
17 juli 2019 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening. (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA Specifiek en duurzaam bedrijventerrein Groothandelsmarkt, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 29 augustus 2003. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: zone f buffer.
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) en bijzondere plannen van aanleg (BPA) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft de hernieuwing van een milieuvergunning voor een secundaire school met voornamelijk technische opleidingen.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van het geldende en meest gedetailleerde bestemmingsplan, zijnde het gewestplan. Het pand is gelegen in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut.
De aanvraag is, voor zover kan geoordeeld worden op basis van de aangeleverde informatie, in overeenstemming met de voorschriften van de bouwcode.
De aanvraag bevat onvoldoende informatie over de laatst vergunde toestand en eventuele vergunningsplichtige wijzigingen ten opzichte van de laatste vergunde toestand. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt kan een gunstig advies verleend worden, mits de aanvrager zich indien nodig in regel stelt door het aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Door AG SO wordt aan de August Leyweg 3 te Antwerpen een school uitgebaat waar technische richtingen als elektriciteit, automechanica, carrosserie, sanitair en centrale verwarming onderwezen worden. Hiervoor zijn naast gewone leslokalen (gebouw A), ook verscheidene ateliers en opslagplaatsen voor gevaarlijke producten aanwezig (gebouw B en C). Gebouw A en B zijn in feite twee vleugels van één gebouw; gebouw C is via een overkapping verbonden aan gebouw B. De afdelingen hout- en metaalbewerking worden niet meer onderwezen op de site. De school heeft een capaciteit van zo’n 360 leerlingen en 70 personeelsleden.
De praktijklokalen bevinden zich in gebouw B, dat bestaat uit drie volwaardige bovengrondse verdiepingen, met daarboven een technische verdieping met compressor- en stookruimte. Ook gebouw C herbergt een werkplaats voor automechaniek, met op de eerste verdieping een stook- en compressorlokaal.
Op het gelijkvloers van gebouw B bevinden zich twee carrosseriewerkplaatsen, een werkplaats automechanica en het centraal magazijn voor de opslag van allerhande niet gevaarlijke producten (metaal, kledij, vijzen, hout, e.d.). Aan de noordzijde van de gelijkvloerse verdieping van gebouw B zijn afgesloten en gescheiden opslagplaatsen voorzien voor gevaarlijke producten en gassen (bunkers).
Op de eerste verdieping bevinden zich twee ateliers voor elektriciteit, twee werkplaatsen mechaniek, een werkplaats techniek en een werkplaats metaal. De derde verdieping omvat werkplaatsen voor lassen, drie werkplaatsen voor sanitair (en cv) en twee werkplaatsen voor elektriciteit.
Verspreid over de verschillende werkplaatsen voor automechanica en carrosserie zijn er in de school een tiental hefbruggen aanwezig (acht in gebouw B en twee in gebouw C).
Naast gebouw B is een niet vloeistofdichte zone voorzien voor het stallen van sleutelwagens. Aan de sleutelwagens wordt door de leerlingen gewerkt tijdens de opleiding, maar het betreft geen beschadigde voertuigen of wrakken. De voertuigen worden geleverd en afgevoerd door een plaatselijke takeldienst. De werkzaamheden zullen wel steeds in de ateliers uitgevoerd worden. Al de technische ateliers zijn uitgerust met een vloeistofdichte vloer, zodat het risico op bodemverontreiniging beperkt blijft.
Een spuitcabine voor het verven van auto’s- en auto-onderdelen is opgesteld in de werkplaats carrosserie op de gelijkvloerse verdieping. De verf wordt met behulp van perslucht aangebracht waarbij zowel verwarming, als afzuiging voorzien is. De perslucht functioneert enkel wanneer de afzuiging aan staat, zodat enkel verf gespoten kan worden wanneer de afzuiging in werking is. De spuitcabine is voorzien van een actief koolfilter en tevens aangesloten op de afzuiginstallatie. Er is volledige plafondafzuiging voorzien, waarbij ventilatie van boven naar beneden loopt. Jaarlijks onderhoud en verversen van filters gebeurt door een externe firma. Er zijn voorfilters, type droge glasvezelfilters die gelokaliseerd zijn als cassetten in de pulsiegroepen, plafondfilters (type absoluutfilters) en uitlaatfilters (type paint-stopfilters), eveneens als cassetten in de pulsiegroepen. Gelet op de voorziene maatregelen op de afgezogen lucht, is er een aanvaardbaar risico op geurhinder of het accidenteel vrijkomen van verfdeeltjes in de atmosfeer, op voorwaarde dat de filters tijdig vervangen worden. Tijdens het plaatsbezoek kon niet aangetoond worden wanneer er welke filters vervangen werden. Een duidelijk logboek moet bijgehouden worden zodat zowel voor de toezichthouders, als voor de exploitant te allen tijde duidelijk is wanneer de filters vervangen werden.
Door aankoop van efficiëntere toestellen en een sanering van de vraag zijn de voormalige compressors van 2 x 45 kW vervangen door drie exemplaren van samen 17 kW. Twee compressors van elk 6,3 kW staan opgesteld in een technisch lokaal boven op gebouw B. Een derde compressor staat in een lokaal op gebouw C en heeft een vermogen van 4,32 kW. De compressoren voorzien de ateliers met perslucht via een intern hoge druk leidingnet. Het betreft nieuwe geluidsarmere compressoren opgesteld in afzonderlijke lokalen op de bovenste verdiepingen. Geluidsoverlast wordt dan ook niet verwacht. Verspreid over gebouw A bevinden er zich een zestal airconditioningsinstallaties met een totaal vermogen van ca. 11 kW.
De installaties die voorzien in de verwarming van het gebouw en de productie van warm water zijn nieuw sinds september 2017. Een eerste periodieke keuring moet volgen; het betreft drie gasgestookte installaties van 404 kW in gebouw B en een installatie van 115 kW in gebouw C. De installaties zullen periodiek gekeurd en onderhouden worden zodat het naleven van de emissienormen steeds mogelijk moet zijn.
De opslag van gevaarlijke producten in de afgescheiden bergplaatsen in gebouw B vindt plaats op voldoende gedimensioneerde lekbakken en is ontoegankelijk voor derden. De afvalolie afkomstig van de verschillende werkplaatsen voor automechanica wordt verzameld in een bovengrondse houder van 1.200 liter. Daarnaast zijn tot vier vaten van 200 liter smeeroliën aanwezig. Indien er, naast in de bunkers, ook in de ateliers opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen plaatsvindt, bevinden deze zich in veiligheidskasten. In vergelijking met de vergunde toestand daalt de hoeveelheid gevaarlijke producten in kleine verpakkingen met 1.000 liter naar circa 2.000 kilogram of liter. Het gaat om technische producten als smeeroliën, lijmen, verven, solventen, en dergelijke.
Gasopslag
Voor lasactiviteiten worden volgende gassen opgeslagen in verplaatsbare recipiënten:
Argon: 60 liter (1 x 60 liter);
Menggas: 600 liter (13 x 45 liter);
Propaan: 400 liter (6 x 40 liter + 33 x 4,8 liter);
Koolstofdioxide: 100 liter (2 x 50 liter);
Acetyleen: 720 liter (18 x 40 liter);
Zuurstof: 1.080 liter (24 x 45 liter).
Ten opzichte van de vergunde toestand daalt het opgeslagen volume met 1.420 liter, door een vermindering van de opgeslagen zuurstof met 1.120 liter en menggas met 300 liter. De opslagzone bevindt zich aan de noordzijde van het terrein, deels in de afgesloten bunkers in gebouw B, deels in half open opslagkooien (zuurstof en acetyleen). Van zuurstof en acetyleen zijn telkens twee kaders of ‘batterijen’ aanwezig, die aangesloten zijn op een intern leidingennetwerk. Deze leveren de lasgassen doorheen het gebouw naar de werkplaats lassen. De opslag vindt plaats in afzonderlijke opslagkooien, die echter de afstandsregels ten opzichte van de perceelsgrens niet naleven. De exploitant gaf tijdens het plaatsbezoek en in het dossier aan dat een herlokalisatie van de opslag van acetyleen en zuurstof wordt voorbereid. De afronding van dit project is voorzien in 2021. Een afzonderlijk omgevingsproject zal hiervoor aangevraagd worden. Het opslaan van de lasgassen kan enkel vergund worden indien voldaan wordt aan de sectorale afstandsregels. De exploitant dient de opslag aan te passen en een detailplan van de aangepaste opslagzone over te maken waaruit blijkt dat aan de afstandsregels voldaan wordt.
Afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de sanitaire installaties (toiletten, lavabo’s en douches) en wordt geloosd in de openbare riolering ter hoogte van de Emiel Vloorstraat (LP1). Afvalwater afkomstig van de toiletten wordt voorbehandeld in een septische put. Op jaarbasis wordt zo’n 1.600 m³ geloosd.
Bedrijfsafvalwater is afkomstig van het wassen van voertuigen, een activiteit die zeer beperkt plaatsvindt (1 m³/uur en 100 m³/jaar) en van de herstelwerkplaatsen van auto’s. De exploitant geeft aan dat het water geloosd wordt via een afzonderlijk lozingspunt in de August Leyweg (LP2). Het afvalwater wordt voorbehandeld in één van de twee KWS-afscheiders, waarna het via de interne riolering naar het lozingspunt loopt.
Tijdens het plaatsbezoek werd duidelijk dat de KWS-afscheiders niet periodiek gecontroleerd werden en mogelijk al jaren niet meer leeggemaakt werden. Er zijn geen garanties dat het bedrijfsafvalwater afdoende ontdaan wordt van mogelijke koolwaterstoffen, als de afscheider niet periodiek nagekeken en leeggemaakt wordt. Zelf als het kleine debieten betreft, dient de werking van de KWS-afscheider te allen tijde gegarandeerd te zijn. Er bestaat aanleiding hierover bijzondere voorwaarden op te nemen.
Er wordt geen hemelwater opgevangen op de locatie, aangezien dit niet in het ontwerp van de bestaande bouw voorzien was. Aangezien het een vrijstaand gebouw is, met voldoende ruimte rondom, leent het zich tot de opvang en hergebruik van hemelwater. Bij aanpassingen van het gebouw dient steeds het voorzien hergebruik van hemelwater of het afkoppelen van het hemelwater van de openbare riolering mee genomen te worden.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden wordt het risico op en de mate van hinder als aanvaardbaar beoordeeld, mede door het tijdelijke karakter ervan. De gevraagde ingedeelde inrichtingen of activiteiten worden gunstig geadviseerd.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
1.600,00 m³/jaar |
3.4.1°b) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
1 m³/uur |
4.3.a)1°ii) |
inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie met een vermogen van 5-25 kW en de inrichting is volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan een industriegebied; |
6,05 kW |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2.000,00 l |
15.1.1° |
het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
25 voertuigen |
15.3.2° |
andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motovoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5, met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
10 schouwputten of hefbruggen |
15.4.2°a) |
niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 voertuigen en hun aanhangwagens per dag, wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
1 voertuig/week |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
27,72 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
2.960,00 l |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.000,00 kg |
43.1.1°b) |
het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas. |
1.327,00 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
De KWS-afscheiders moeten voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van automatische afsluiter of equivalent systeem; |
2. |
De KWS-afscheider moeten regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen, moeten opgehaald worden door een daartoe erkend inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
3. |
De exploitant maakt binnen drie maanden na vergunning een bewijs van lediging van de KWS-afscheiders over aan het college; |
4. |
De exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen; |
5. |
De gebruikte detergenten moeten voldoen aan de Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia; |
6. |
Relevante gegevens over het vervangen van de filters bij de verfspuitinstallaties wordt overzichtelijk bijgehouden in een logboek. Het logboek wordt ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
7. |
Wanneer er infrastructuurwerken worden uitgevoerd op de site moet de exploitant de afkoppeling van het hemelwater en het huishoudelijk afvalwater door de aanleg van een gescheiden riolering op eigen terrein evenals het hergebruik door de aanleg van hemelwaterputten of één van de andere in Vlarem vermelde voorkeurafvoerwijzen voor hemelwater opnemen in zijn plannen; |
8. |
De exploitant dient de gasopslag aan te passen en een detailplan van de aangepaste opslagzone over te maken waaruit blijkt dat aan de afstandsregels voldaan wordt. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
22 mei 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
18 juni 2019 |
Start openbaar onderzoek |
26 juni 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
25 juli 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
1 oktober 2019 |
Verslag GOA |
5 september 2019 |
naam GOA |
Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
26 juni 2019 |
25 juli 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
De KWS-afscheiders moeten voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van automatische afsluiter of equivalent systeem; |
2. |
De KWS-afscheider moeten regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen, moeten opgehaald worden door een daartoe erkend inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
3. |
De exploitant maakt binnen drie maanden na vergunning een bewijs van lediging van de KWS-afscheiders over aan het college; |
4. |
De exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen; |
5. |
De gebruikte detergenten moeten voldoen aan de Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia; |
6. |
Relevante gegevens over het vervangen van de filters bij de verfspuitinstallaties wordt overzichtelijk bijgehouden in een logboek. Het logboek wordt ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
7. |
Wanneer er infrastructuurwerken worden uitgevoerd op de site moet de exploitant de afkoppeling van het hemelwater en het huishoudelijk afvalwater door de aanleg van een gescheiden riolering op eigen terrein evenals het hergebruik door de aanleg van hemelwaterputten of één van de andere in Vlarem vermelde voorkeurafvoerwijzen voor hemelwater opnemen in zijn plannen; |
8. |
De exploitant dient de gasopslag aan te passen en een detailplan van de aangepaste opslagzone over te maken waaruit blijkt dat aan de afstandsregels voldaan wordt. |
Brandweervoorwaarden
de brandweervoorwaarden opgelegd in het verslag met referentie BW/NE/2019/G.00281.A2.0002.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
1.600,00 m³/jaar |
3.4.1°b) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
1 m³/uur |
4.3.a)1°ii) |
inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie met een vermogen van 5-25 kW en de inrichting is volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan een industriegebied; |
6,05 kW |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2.000,00 l |
15.1.1° |
het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
25 autovoertuigen of aanhangwagens, andere dan personenwagens |
15.3.2° |
andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motovoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5, met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
10 schouwputten of hefbruggen |
15.4.2°a) |
niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 voertuigen en hun aanhangwagens per dag, wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
1 voertuig/week |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
27,72 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
2.960,00 l |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.000,00 kg |
43.1.1°b) |
het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas. |
1.327,00 kW |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 13 september 2019 voor onbepaalde duur.