Terug
Gepubliceerd op 16/09/2019

2019_CBS_07340 - Omgevingsvergunning - OMV_2018138055. D'Herbouvillekaai, Zonnestroomstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 13/09/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Tom Meeuws, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_07340 - Omgevingsvergunning - OMV_2018138055. D'Herbouvillekaai, Zonnestroomstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_07340 - Omgevingsvergunning - OMV_2018138055. D'Herbouvillekaai, Zonnestroomstraat zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2018138055

Gegevens van de aanvrager:

NV DBFM Scholen van Morgen met als adres Kunstlaan 58 te 1000 Brussel

Gegevens van de exploitant:

AUTOGEMB Autonoom Gemeentebedrijf Stedelijk Onderwijs Antwerpen met als adres Lange Gasthuisstraat 15 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Zonnestroomstraat zn te 2020 Antwerpen en D'Herbouvillekaai zn te 2020 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 9 sectie I nrs. 2917C en 2917D

Inrichtingsnummer:

20181114-0026 (253-Antwerpen: Technische Campus Bluegate)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

bouwen en exploiteren van de Technische Campus Bluegate en een bijstelling van een algemene milieuvoorwaarde

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-        17/04/2018: vergunning (20172050) voor Blue Gate Antwerp: ontwikkeling van een hoogwaardig, watergebonden en eco-effectief bedrijventerrein;

-        23/07/2018: vergunning (2019688) voor een tijdelijke parking op Blue Gate Antwerpen.

Bestaande toestand

-        braakliggend terrein.

Inhoud van de aanvraag

-        vrijstaande nieuwbouw voor een technische school bestaande uit 7 bouwlagen onder plat dak en ongeveer 10.650 m² BVO;

-        twee afzonderlijke volumes met een footprint van respectievelijk 36,50 meter x 19,50 meter en 32 meter x 30,50 meter worden met elkaar verbonden door een centrale trappenhal;

-        het gebouw wordt voorzien van een donker grijze sokkel en uitgevoerd met een geperforeerd aluminium gevelbekleding;

-        buitenaanleg van het terrein en voorzien van 6 parkeerplaatsen en 3 miva parkeerplaatsen.

 

Inhoud van de wijzigingsaanvraag

Op 21 juni 2019 diende de aanvrager een wijzigingsaanvraag in om tegemoet te komen aan het ongunstig advies van de Provinciale Omgevingsvergunningscommissie (POVC).

Het wijzigingsverzoek omvat:

-        toevoeging van een inrichtingsplan (met het voorwerp van de aanvraag ingepast in het projectgebied Blue Gate) conform de bepalingen van het gewestelijk RUP;

-        toevoegen van een stedenbouwkundige handeling omgevingsaanleg (inclusief toevoegen profielen van de verschillende verhardingen op het terrein);

-        een aanpassing in het ontwerp van het rioleringsplan waar de buffercapaciteit hemelwater op eigen terrein is opgenomen, conform het gewestelijk RUP;

-        verduidelijking betreffende de afsluiting ter hoogte van de grens met het terrein van Infrabel.

 

Op 5 augustus 2019 werd een verduidelijking toegevoegd aan het dossier met betrekking tot de infiltratie van hemelwater. Een aanvullend rioleringsplan werd toegevoegd. Dit als antwoord op de voorwaarde van de POVC die stelt dat een infiltratievoorziening moet gerealiseerd worden op eigen terrein. (zie Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening).

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.2.2°b)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in collectief te optimaliseren buitengebied;

1 m³/uur

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

7 m³/uur

4.3.c)1°i)

andere inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen dan de inrichtingen, vermeld in a) en b), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 25 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

5 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

600 liter

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1 x 800 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

270 kW

15.1.1°

het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

9 autovoertuigen of aanhangwagens, andere dan personenwagens

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

9 hefbruggen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 wasplaats

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

45 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

3.900 liter

17.1.2.2.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen tot 3.000 liter;

1.000 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

120 kW

24.1.

laboratoria met een uitsluitend didactisch doel en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

2 labo's

29.5.4.1°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW  wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied. 

128 kW

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Van af te wijken voorwaarde:

Artikel 4.2.5.1.1§A van Vlarem II, met name voor de verplichte installatie van een meetgoot bij een hoger uurdebiet van 2 m³/uur.

Voorgestelde afwijking:

Een controleput na de koolwaterstofafscheider zal worden voorzien. De kwaliteit van het geloosde afvalwaterwater zal op deze manier voldoende kunnen worden gecontroleerd.

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

POVC Antwerpen

1 april 2019

11 juni 2019

Ongunstig

POVC Antwerpen

27 juni 2019

30 juli 2019

Voorwaardelijk gunstig

brandweer/ risicobeheer/ preventie

1 april 2019

3 mei 2019

Voorwaardelijk gunstig

brandweer/ risicobeheer/ preventie

27 juni 2019

3 mei 2019

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen

28 maart 2019

9 april 2019

autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen

27 juni 2019

5 juli 2019

Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam

28 maart 2019

28 maart 2019

stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen

28 maart 2019

28 maart 2019

stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen

27 juni 2019

1 juli 2019

stadsontwikkeling/ energie en milieu Antwerpen/ luchtkwaliteit en geluid

28 maart 2019

18 april 2019

stadsontwikkeling/ mobiliteit

28 maart 2019

9 april 2019

stadsontwikkeling/ mobiliteit

27 juni 2019

27 juni 2019

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

28 maart 2019

9 april 2019

stadsontwikkeling/ ontwerp en uitvoering/ ontwerpers

28 maart 2019

28 maart 2019

stadsontwikkeling/ ontwerp en uitvoering/ ontwerpers

27 juni 2019

1 juli 2019

stadsontwikkeling/ team stadsbouwmeester - welstandscommissie

28 maart 2019

5 april 2019

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: gemengd regionaal bedrijventerrein.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Petroleum- Zuid : Gevangenis en technische schoolcampus, goedgekeurd op 29 maart 2019. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen.

 

(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus”.
 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-        Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De initiële aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening hemelwater op volgend punt:

-         Er wordt geen infiltratievoorziening geplaatst op eigen terrein: gezien de hoge grondwaterstanden is infiltratie niet mogelijk en wordt het hemelwater in wadi’s gebufferd en via de Leigracht afgevoerd. In het projectgebied van Bluegate ontwikkeling wordt een collectief hemelwatersysteem voorzien en tevens voldoende hemelwaterbuffering.

Op basis van het gewijzigde plan en de bijgevoegde dossierstukken op 5 augustus 2019 worden geen afwijkingen van de verordening meer gevraagd. Er wordt een gunstig advies gegeven over de waterhuishouding van het project (zie Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening).

-        Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgend punt:

-          Artikel 25: voor de deur naar de gang 6.21 is er aan de zijde van de klink geen vrije wandruimte van 0,50 meter voorzien.

 

Algemene bouwverordeningen

-        Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-        Overwelven waterlopen: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake het overwelven of inbuizen van niet geklasseerde waterlopen en waterlopen van 3de categorie (verder genoemd verordening overwelven waterlopen), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 26 januari 2009 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 4 juni 2009.
(De verordening overwelven waterlopen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘overwelven waterlopen’)
De verordening overwelven waterlopen is niet van toepassing op de aanvraag.

-        Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘bouwcode’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

-        Artikel 35 Afvoerkanalen en uitlaten van alle gassen: het rooster van de afzuiginstallatie van de lashokjes bij de afdeling metaal is voorzien in de noordgevel. Afvoerkanalen in de gevels zijn volgens de bouwcode niet toegelaten;

-        Artikel 38 Groendaken: er is geen groendak voorzien boven de centrale circulatieruimte;

-        Artikel 43 Septische putten: er moet een septische put voorzien worden van 36.600 liter. Op het rioleringsplan staat een septische put ingetekend met een inhoud van slechts 20.000 liter;

-        Artikel 44 Vetafscheiders en olieafscheiders: alle niet-overdekte parkings moeten voorzien worden van een olieafscheider.

 

Sectorale wetgeving

-        MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving besluit de toegevoegde project-MER-screeningsnota dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. De nota wordt aanvaard.

-        Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Uit de watertoets blijkt dat er niet voldaan wordt aan de verordening hemelwater aangezien er geen infiltratievoorziening wordt geplaatst op het terrein.

-        Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.

-        Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een bekrachtigde archeologienota worden toegevoegd
De archeologienota werd bekrachtigd door het agentschap Onroerend Erfgoed op 18 februari 2019.De nota toont gemotiveerd aan dat er geen verder archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

-        Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

De aanvraag wijkt af op artikel 35 ‘Afvoerkanalen en uitlaten van alle gassen’ van de bouwcode. Dit artikel stelt dat afvoerkanalen niet aangebracht mogen worden in de gevel. De afzuiginstallatie van de laslokalen is echter onzichtbaar weggewerkt achter de geperforeerde aluminium panelen van de gevel. Het afvoerkanaal zal bovendien niet hinderlijk zijn voor voorbijgangers door de hoogte, de groenaanleg en de afstand tot het fietspad. Gezien ook de specificiteit van dit gebouw kan op basis van artikel 3 van de bouwcode een afwijking worden toegestaan.

De aanvraag wijkt eveneens af op artikel 38 ‘groendaken’ van de bouwcode. Dit artikel legt op dat alle platte daken ingericht moeten worden als groendak. Dit is echter niet zo voorzien in de aanvraag. Gezien de specifieke functie van het gebouw, de beperkte oppervlakte waarvoor een afwijking wordt gevraagd (287m² ten opzichte van een totale footprint van 1939m²), de aanwezigheid van 2 luchtgroepen met een grote oppervlakte en de recuperatie voor hergebruik van hemelwater, kan, met toepassing van artikel 3 van de bouwcode, een afwijking worden toegestaan.

 

Functionele inpasbaarheid

De bouw van een technische school sluit aan op de ontwikkeling van Blue Gate als hoogwaardig, watergebonden en eco-effectief bedrijventerrein. De functie is in overeenstemming met de bestemming van het gewestelijk RUP “Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus”. De aanvraag is dan ook functioneel inpasbaar op het terrein en in de omgeving.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 80 parkeerplaatsen.

 

Advies Mobiliteit:

“De parkeerbehoefte wordt bepaald op het nieuw bouwen van een technische school op de site Blue Gate. Op de locatie bevinden zich een vestiging van het SCVO (Stedelijk centrum voor volwassenenonderwijs) Encora en van WLAZ (Werkend Leren Antwerpen Zuid).

 

Omdat het hier om zeer specifieke technische opleidingen gaat en over volwassenonderwijs wordt er niet gewerkt met de klassieke norm voor secundaire scholen. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte gaan we uit van de cijfers uit de mobiliteitstoets.

Volgens de schooldirecties, op basis van ervaringen van andere technische scholen van Stedelijk Onderwijs is er een schatting gemaakt dat 20% van de leerlingen met eigen auto naar de school zal komen en 63% van de aanwezige leerkrachten en administratieve medewerkers. Uit de tabel van het totaal aantal aanwezigen blijkt dat donderdag voormiddag de grootste bezetting is. Er zijn dan 296 leerlingen aanwezig en 32 personeelsleden.

Dat betekent dat er een piek parkeerbehoefte zal zijn van 60 parkeerplaatsen voor de leerlingen en nog eens 20 voor de leerkrachten. Op alle andere dagen zal deze behoefte lager zijn.

 

Ter bepaling van het effectief benodigd aantal parkeerplaatsen voor de technische campus, zal AGSO nog een schoolvervoerplan laten opmaken door een studiebureau. Wanneer het benodigd aantal parkeerplaatsen gekend is, zullen BGAD en AGSO afspraken maken omtrent de afname en het gebruik van parkeerplaatsen in de gemeenschappelijke parkeerfaciliteiten van Blue Gate Antwerp.”

 

De plannen voorzien in 80 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

Advies Mobiliteit:

“Volgens het beeldkwaliteitsplan Blue Gate Antwerp worden verschillende gemeenschappelijke parkeerplaatsen voorzien binnen de ontwikkeling van Blue Gate Antwerp. Deze cluster parkeergebouwen worden pas gerealiseerd bij voldoende vraag – naar mate van ontwikkeling van de site. In tussentijd worden er openlucht parkeerplaatsen voorzien op het maaiveld.

Er zijn nog 39 parkeerplaatsen beschikbaar op de eerste maaiveld parking, na aftrek van nodige parkeerplaatsen voor eerder vergunde gebouwen op de site: BlueChem en Blue_App. Daarnaast zal BGAD op korte termijn een bijkomende vergunningsaanvraag indienen voor een meer noordelijk gelegen tijdelijke maaiveldparking. Hier zouden dan de parkeerplaatsen van de technische school moeten komen.

Er worden 3 mindervalideplaatsen voorzien op eigen terrein.”

 

Aanvullend op het advies van mobiliteit wordt opgemerkt dat op 19 juli 2019 een vergunning werd verleend voor 193 parkeerplaatsen op de tweede maaiveldparking waarvan sprake. In totaal zijn er dus, verdeeld over de twee maaiveldparkings, voldoende nuttige parkeerplaatsen.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 80.

 

Dit aantal is toereikend.

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.

 

 

Bijkomend formuleerde de dienst mobiliteit volgende voorwaarden:

-          De tweede tijdelijke maaiveldparking moet vergund geraken zodat er een oplossing is voor het aantal nodige parkeerplaatsen van de technische school.

-          Er is nood aan een parkeerboekhouding voor de hele site van Blue Gate zodat er een overzicht is op het aantal vergunde functies en het aantal voorziene parkeerplaatsen

Aan de eerste voorwaarde is in tussentijd voldaan. Op 19 juli 2019 werd een vergunning verleend.

De tweede voorwaarde wordt meegegeven aan de aanvrager als richtlijn voor een volgende aanvraag en wordt niet overgenomen als expliciete voorwaarde bij deze vergunning.

 

Fietsstalplaatsen

Er dienen voldoende fietsstalplaatsen voorzien te worden. Naar analogie van de berekening van het aantal autostalplaatsen wordt dit aantal bepaald op basis van de mobiliteitstoets. Er dienen fietsstalplaatsen voorzien te worden voor 40% van het maximaal aantal gebruikers (328), wat neerkomt op 123 fietsstalplaatsen.

Dit aantal is toereikend.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

Het voorgestelde is voor wat betreft volume en inplanting inpasbaar in de context van het bedrijventerrein Blue Gate en verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening.

 

Visueel-vormelijke elementen

Om de visueel-vormelijke aspecten van het voorgestelde bouwvolume te beoordelen werd het project voor advies voorgelegd aan de welstandscommissie. Op 29 september 2018 brachten zij een gunstig advies uit. Dit advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd.

 

Cultuurhistorische aspecten

Gezien de oppervlakte van het terrein groter is dan 3000m² werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst archeologie. Volgend advies werd uitgebracht:

“Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is gelegen binnen woon- en recreatiefgebied met een oppervlakte boven 3000 m² (ca. 4600 m²) en ingreep in de bodem groter dan 1000 m² (ca. 4000 m²). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.

 

De archeologienota werd door Monument Vandekerckhove ingediend op 08/02/2019 en door het agentschap Onroerend Erfgoed bekrachtigd op 18/02/2019. Het bijhorende programma van maatregelen (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/10160) beval het zetten van landschappelijke boringen, aangevuld met een proefsleuvenonderzoek. Het programma van maatregelen dient verplicht uitgevoerd te worden.

 

Voorwaarden:

- De bouwheer voert het programma van maatregelen (nl. landschappelijke boringen en een proefsleuvenonderzoek) voortvloeiend uit de archeologienota verplicht uit. (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/10160).  

- De bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@antwerpen.be)

- De bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen.”

Het advies wordt onderschreven. De voorwaarden worden integraal overgenomen als voorwaarde in de vergunning.”

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Conform artikel 43 ‘Septische putten’ van de bouwcode dient een septische put te worden voorzien van minstens 36.600 liter. Volgende berekening wordt gemaakt:

78 GE

0-5  GE = 3.000 liter

6-10  GE =  5x600 liter = 3.000 liter

11-78 GE= 68 x 450 liter = 30.600 liter

Het voorzien van een septische put van 36.600 liter wordt bijgevolg als voorwaarde opgenomen bij de vergunning.

Artikel 44 ‘Vetafscheiders en olieafscheiders’ van de bouwcode stelt dat alle niet overdekte parkings, dus ook de parkeerplaatsen voor mindervaliden, voorzien moeten worden van een olieafscheider. Dit wordt opgelegd als voorwaarde in de vergunning. 

De aanvraag wijkt af op artikel 25 van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid. De deur tussen de centrale circulatie en de gang aangeduid met nr. 6.21 (6de verdieping) heeft aan de zijde van de klink geen vrije wandruimte van 0,50 meter. Voor de toegankelijkheid van dit gebouw is dit echter essentieel. Er kan niet worden afgeweken van dit artikel. Als voorwaarde wordt opgelegd dat deze minimale afstand moet worden voorzien, conform artikel 25 van de wetgeving toegankelijkheid.

 

De dienst Energie en Milieu (EMA) bracht een advies uit over voorliggende aanvraag. Het advies is gunstig voor zowel het aspect lichtkwaliteit als het aspect geluidshinder.

 

De stedelijke dienst Ontwerp en uitvoering/Ontwerpers adviseert dat:

-          aansluitingen aan al uitgevoerd openbaar domein besproken dienen te worden met de stedelijke dienst Ontwerp en uitvoering/Ontwerpers en AG VESPA;

-          voorafgaand aan de start der werken advies te vragen bij de stedelijke dienst stadsbeheer in functie van ondergrondse sorteerstraten voor afvalophaling.

-          vooraf een hydraulisch advies te vragen aan de rioolbeheerder Stad Antwerpen

De eerste twee voorwaarden worden overgenomen bij het verlenen van de vergunning. Tijdens vergunningsprocedure werd reeds advies ingewonnen bij Aquafin, waardoor aan de derde voorwaarde reeds voldaan wordt. Het advies van Aquafin is voorwaardelijk gunstig. De voorwaarden worden integraal overgenomen in de vergunning.

 

De Provinciale Omgevingsvergunningscommissie bracht een eerste advies uit op 11 juni 2019. Dit advies was ongunstig, hoofdzakelijk omwille van het ongunstig advies van AGOP-RO dat wijst op een aantal tekortkomingen. Om tegemoet te komen aan de voorwaarden uit het ongunstige advies van de POVC diende de aanvrager een wijzigingsverzoek in. Dit werd op 25 juni 2019 aanvaard. De POVC bracht vervolgens op 30 juli 2019 advies uit over de gewijzigde aanvraag. Dit advies is voorwaardelijk gunstig en stelt dat de aanvrager tegemoet komt aan de opmerking van AGOP-RO. Het hemelwater zal op eigen terrein worden gebufferd en geïnfiltreerd. De nodige informatie dient aan het dossier te worden toegevoegd. De POVC stelt bijkomend dat het de verantwoordelijkheid van de stad Antwerpen is om de gevraagde aanpassingen uit het voorwaardelijk advies te beoordelen.

Op 5 augustus werden door de aanvrager verduidelijkende documenten toegevoegd aan het dossier, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden, indien een infiltratievoorziening voorzien wordt, conform het rioleringsplan BA_TBA17_P_N_-1 rioleringsplan_20190805. Dit zal opgenomen worden als voorwaarde bij het verlenen van een vergunning.

 

In het kader van de adviesvraag van de POVC werden voorwaarden opgelegd door onder meer ASTRID en de Vlaamse Waterweg. Deze worden integraal overgenomen als voorwaarde bij het verlenen van een vergunning. Ook Infrabel gaf advies. De aanvraag dient zich conform te stellen met de voorwaarden uit dit advies met uitzondering van de voorwaarden met betrekking tot de afsluiting op de perceelsgrens. Infrabel stelt dat de aanvrager instaat voor het groenbeheer in de zone van 25cm aan beide zijden van de afsluiting. Dit is reeds voorzien in bestaande afspraken tussen AG VESPA en AG SO. Deze voorwaarde is dan ook zonder onderwerp.

 

Het autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen (AG VESPA) bracht een voorwaardelijk gunstig advies uit. Er kan worden geconcludeerd dat het ingediende project voldoet aan de voorwaarden die AG VESPA stelt in haar advies. Deze voorwaarden worden dan ook niet opgelegd als voorwaarde in de vergunning.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Het project omvat de bouw van een technische schoolcampus met de afdelingen auto, metaal, elektriciteit, lassen, decoratie, bouw, sanitair en distributie. De school wordt gebouwd voor circa 230 leerlingen en 60 personeelsleden. De ondergrond is historisch verontreinigd en zal voorafgaand aan de bouw van de school gesaneerd worden. Hiervoor wordt er 40 cm vervuilde grond afgegraven en afgevoerd. Vervolgens wordt het gebied afgedekt met 70 cm zuivere grond.

 

Voor de bouw van ondergrondse constructies zal waarschijnlijk een grondwatertafelverlaging nodig zijn. De aanvraag zal afzonderlijk ingediend worden door de aannemer.

 

De praktijkruimte voor automechanica bevindt zich op de gelijkvloerse verdieping. Hier staan negen hefbruggen (8 voor personenwagens en één voor vrachtwagens) opgesteld en zullen beperkte hoeveelheden gevaarlijke producten opgeslagen worden. Het gaat veelal om klassieke producten gebruikt bij het onderhoud van wagens (verschillende soorten oliën, lakken, verven, ontvetters, lijmen, e.d.). De producten bevinden zich in kleine recipiënten (< 5 liter) die opgeslagen zullen worden in een veiligheidskast. Daarnaast wordt een vat afvalolie en twee vaten motorolie opgeslagen ter hoogte van zone voor afvalrecyclage.

 

De ondergrond zal vloeistofdicht uitgevoerd worden om het risico op verontreiniging van de bodem te beperken. Afvalwater dat hier ontstaat wordt afgevoerd naar een KWS-afscheider vooraleer het geloosd wordt in de openbare riolering. De vaten olie en afvalolie worden opgeslagen op lekbakken. De exploitant voorziet interventiemiddelen om bij lekkage of morsen in te kunnen grijpen.

 

De zone voor het stallen van de sleutelwagens wordt gebruikt voor het tijdelijk stallen van voertuigen waaraan door de leerlingen gewerkt wordt en eveneens als wasplaats. De exploitant vermeldt expliciet dat het hier niet zal gaan over wrakken of geaccidenteerde voertuigen. Het onderhoud wordt uitgevoerd met het doel de wagens opnieuw klaar te maken voor gebruik in het verkeer. De zone is vloeistofdicht en voorzien van een aparte afwatering aangesloten op een KWS-afscheider.

 

De houtafdeling zal zich op de tweede verdieping bevinden en bestaan uit een houtopslagplaats, een atelier met machines en toestellen en een praktijkruimte. Stofhinder afkomstig van deze afdeling en milderende maatregelen worden niet besproken in de mogelijk effecten op de omgeving. Ten minste dienen alle toestellen en/of handelingen de lucht afdoende af te zuigen. De afgezogen lucht zal ontstoft moeten worden door middel van een doekenfilter of andere evenwaardige techniek. Ook geluidshinder afkomstig van de machines (schaaf-, frees- en schuurmachines) wordt niet besproken, terwijl deze een hoog geluidsniveau produceren. Delen van de stofafzuiginstallatie staan mogelijk ook buiten opgesteld en kunnen bron van geluidsoverlast zijn. Er staan en komen evenwel in de onmiddellijke omgeving geen woningen zodat geen hinder verwacht wordt indien aan de algemene kwaliteitsnormen voor geluid voldaan wordt.

 

In de afdeling decoratie op de derde verdieping wordt in een afzonderlijke lokaal een spuitwand voorzien. De wand is voorzien van een afzuiging die vrijgekomen dampen en verfdeeltjes aanzuigt over een filterwand en de verfdeeltjes uit de luchtstroom zal halen. Er zal enkel gewerkt worden met watergedragen verven zodat geen solventen in de atmosfeer geloosd worden. De spuitwand zou een vermogen hebben van 5 kW. Emissie van de afgeblazen lucht vindt plaats op 25 meter hoogte. Er wordt geen geurhinder verwacht en indien de filters tijdig vervangen worden, zullen geen verfdeeltjes verspreid worden. Dispersie zal gelet op de hoogte van het emissiepunt zeer snel gebeuren.

 

Op de vierde verdieping bevindt zich een grote praktijkruimte ‘distributie’. Hier bevinden zich een 9-tal vorkheftrucks met bijhorende batterijladers. Elke lader heeft een vermogen van circa 30 kW.

 

Water

De school schat op jaarbasis 2.300 m³ huishoudelijk afvalwater te lozen afkomstig van lavabo’s, toiletten, douches en het reinigen van het gebouw. Fecaliën worden geloosd via een septische put (20 m³ of 49 IE) met een overloop naar de DWA-straatriolering. Grijswaterafvoer wordt mee aan deze overloop aangesloten. Het maximaal uurdebiet blijft beperkt tot maximaal 1 m³ per uur.

De aanvrager stelt in de aanvraag een te lozen debiet 7 m³/uur, 18 m³/dag en 386 m³/jaar voorop. Bedrijfsafvalwater ontstaat in de werkplaatsen auto en metaal, de verharde zone auto (autostaanplaatsen – 375 m²), de wasplaats voor voertuigen en als potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van een deel van het ‘erf’ en het terras bij afdeling sanitair (+6) (circa 80 m²). Het water wordt afgevoerd naar een KWS-afscheider waarvan het effluent niet wordt geloosd in de hemelwaterafvoer maar in de openbare riolering. Het risico op restverontreiniging in het effluent blijft volgens de aanvrager te groot. De exploitant berekent dat maximaal 7 m³/uur, 18 m³/dag en 386 m³/jaar bedrijfsafvalwater geloosd zal worden. Het aandeel van het afvalwater afkomstig van de werkplaatsen en de autowasplaats (1 à 2 wagens per dag) zal zeer beperkt zijn. Het hoge gevraagde lozingsdebiet wordt verklaard doordat bij echt hevige regenbuien er veel hemelwater afkomstig van het terras (80 m²) en het erf (375 m²) afgevoerd zal moeten worden. Deze zogenaamde composietbuien hebben normaal een zeer beperkte frequentie; in de praktijk zal het debiet dus vaak veel lager liggen.

 

In het dossier staat niet of het reinigen van de wagens met detergenten gebeurt. Indien een detergent wordt gebruikt, dient dit zeker kort emulgerend te zijn, aangezien er geen bezinking of buffering voorzien is voor het waswater.

 

Gezien bij de gebruikte neerslagdebieten van VMM in de debietberekening (0,85 m³/jaar, 0,0408 m³/m²/dag en 0,0159 m³/m²/u) rekening gehouden is met hevige neerslagbuien die maar met een beperkte frequentie voorkomen, gaan we ervan uit dat het uurdebiet van 7 m³/uur een duidelijke overschatting is. Het bedrijfsafvalwater op zich dat afkomstig is van het wassen van de voertuigen en het kuisen van de werkplaatsen bedraagt veel minder, gezien er maar 1 of 2 wagens per week worden gewassen. Het berekende uurdebiet van 7 m³/uur bedraagt voornamelijk mogelijks verontreinigd hemelwater. Gezien de beperkte frequentie van deze stortbuien, zal dit uurdebiet vermoedelijk maar zeer zelden bereikt worden.

 

In haar advies vraagt VMM de lozing te laten plaatsvinden via een KWS-afscheider met coalescentiefilter en worden bijzondere voorwaarden voorgesteld. De voorwaarden worden opgenomen als bijzondere milieuvoorwaarden in de vergunning.

 

Niet verontreinigd hemelwater afkomstig van de daken wordt opgevangen in twee hemelwaterputten van 10 m³ en aangewend voor het spoelen van de toiletten (ca. 800 m³/jaar). De school heeft voldoende afnamepunten om af te wijken van het maximale volume van de waterput. De overloop van de hemelwaterput komt uit in een open gracht langs de straat die verderop aansluit op een wadi. Er wordt geen infiltratie voorzien op eigen terrein omdat het grondwater gedraineerd dient te worden om wateroverlast te voorkomen. De site Blue Gate Antwerp zal beschikken over een collectief hemelwatersysteem met voldoende waterbuffering zodat geen bijkomende voorzieningen nodig zijn op privaat terrein. De projectzone is gelegen in bufferzone 2 (zone Arresthuis). In de zone zou infiltratie niet mogelijk zijn door de hoge grondwaterstanden, maar wordt het hemelwater enkel gebufferd in wadi’s met een buffervolume van 8.050 m³. De overloop van komt uit in Grote Leigracht die uitkomt in de Schelde. Alle lozingen vinden plaats aan de zuidzijde van het terrein (kant Zonnestroomstraat).
Naast buffering legt de hemelwaterverordening ook de verplichting tot infiltratie op. De exploitant vraagt hiervoor een afwijking aan met als motivatie dat de grondwaterstanden te hoog waren. Uit het dossier van Blue Gate en het MER voor het GRUP blijkt niet dat de infiltratie op deze plaats niet mogelijk is. In het GRUP wordt infiltratie op eigen terrein uitdrukkelijk verplicht. In haar advies van 6 augustus 2019, stelt de POVC dat de afwijking op de infiltratievoorziening niet kan worden toegestaan.

 

Opslag

In een ondergrondse vaste houder met een waterinhoud van 1.000 liter ten zuiden van het gebouw wordt propaan opgeslagen. In een gasopslagplaats worden in totaal 3.900 liter gassen in verplaatsbare recipiënten opgeslagen. Het betreft voornamelijk gassen die zullen worden gebruikt voor het laswerken. De opslag vindt plaats in de noordhoek van het terrein in een opslaglokaal opgebouwd uit metalen hekwerk op een betonplaat. Via een metalen deur is de opslagplaats stevig afsluitbaar. Volgende gassen en hoeveelheden zullen worden opgeslagen:

-          1.200 liter zuurstof - 24 x 50 liter (groep 3a);

-          1.200 liter argon zuiver - 24 x 50 liter (groep 4);

-          1.200 liter argon menggas - 24 x 50 liter (groep 4);

-          300 liter acetyleen - 6 x 50 liter (groep 1a).

De opslagplaats is opgedeeld in drie compartimenten, van elkaar gescheiden door veiligheidsschermen van 220 cm hoog. De maximale hoogte van een gasfles zal 170 cm bedragen, zodat aan de minimum vereisten voor een veiligheidsscherm voldaan wordt (art. 5.17.3.2.2 van Vlarem II). De compartimenten voor oxiderende en ontvlambare gassen liggen volgens het uitvoeringsplan 3,6 meter uiteen. Conform bijlage 5.17.1 van Vlarem II dient tussen de twee groepen minimaal een afstand van 5 meter te zijn. Rekening houdend met de veiligheidsschermen wordt hieraan wel voldaan. De afstand tussen de perceelgrens en de opslag van gassen uit groep 3 dient minimaal 3 meter te bedragen.

Het hekwerk van de opslagplaats staat tot tegen de oostelijke perceelsgrens ingetekend op het detailplan, waardoor een vrije ruimte ontstaat binnen de gasopslagplaats. Om te vermijden dat de vrije ruimte gebruikt zal worden als opslagruimte, en zo de afstandsregels niet langer nageleefd worden sluit het hekwerk beter aan tot tegen de effectieve opslagzone. Zo verhoogt de garantie dat enkel opslag plaatsvindt met respect voor de afstandsregels en dat de opslagplaats niet gebruikt wordt voor opslag van andere zaken.

 

Afval

De verschillende afdelingen produceren specifiek bedrijfsafval. In een overdekt afvalverzamelplaats worden recipiënten voorzien voor het tijdelijk opslaan van hout en houtstof, KGA, afvalolie, rem- en koelvloeistoffen, metaal, accu’s en kunststof. Bouwafval wordt in grote zakken verzameld in de zone naast de containers. Het afval uit de afdeling wordt dagelijks overgebracht naar het afvalpark. Waarschijnlijk ontstaat ook houtstof afkomstig van de houtafdeling. De opslag van dit stof dient zo te gebeuren dat geen stofvorming optreedt.

 

Biodiversiteit

Voor de bouw van de campus zal de door de jaren heen ontstane vegetatie verdwijnen. Het gaat over een kleine oppervlakte met beperkte biologische waarde. De gevolgen van het verdwijnen van de vegetatie op Blue Gate en eventuele compenserende maatregelen werden besproken in het goedgekeurde plan-MER voor het GRUP Zuid uit 2018.

 

Andere

De transformator heeft een vermogen van 800 kVA en bevindt zich in een apart transformatorlokaal op de gelijkvloerse verdieping.

Het gebouw zal niet uitgerust worden met stookinstallaties voor de verwarming of productie van warm water. Een aansluiting op het warmtenet van Infrax is voorzien. Het serverlokaal is uitgerust met twee airconditioningsinstallatie van elk 5 kW. Het gebruikte koelmiddel werd niet in het dossier opgegeven. Wanneer het type toestel gekend is en ten laatste voor de ingebruikname, vraagt het college de details hiervan over te maken.

Een compressor met een vermogen van 35 kW staat opgesteld in een afzonderlijk lokaal op de gelijkvloerse verdieping en zal de verschillende afdelingen van perslucht voorzien.

 

Afwijking van algemene Vlarem-voorwaarde

Artikel 4.2.5.1.1§A van Vlarem II legt een meetgoot op bij het lozen van bedrijfsafvalwater met een hoger uurdebiet van 2 m³/uur. De exploitant vraagt het lozen van 7 m³/uur aan. Zoals al aangegeven zal dit maximaal debiet zich enkel sporadisch voordoen bij zeer hevige neerslag en zal het debiet veelal veel lager liggen. Als controle inrichting voorziet de exploitant een controleput na de KWS-afscheider, maar vóór de lozing, zodat de kwaliteit van het bedrijfsafvalwater gecontroleerd kan worden.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1.      de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.      de bijgevoegde voorwaarden van Aquafin, ASTRID en de Vlaamse Waterweg na te leven;

3.      de bijgevoegde voorwaarden van Infrabel na te leven, met uitzondering van de voorwaarden met betrekking tot de afsluiting op de perceelsgrens;

4.      conform artikel 43 van de bouwcode dient een septische put te worden voorzien van minstens 36.600 liter;

5.      alle niet-overdekte parkings te voorzien van een olieafscheider;

6.      de deur tussen de centrale circulatie en de gang met nr. 6.21 moet voorzien worden van een vrije en vlakke draairuimte van 0,50 meter aan de zijde van de klink, conform art. 25 van de gewestelijk stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid;

7.      de bouwheer voert het programma van maatregelen (nl. landschappelijke boringen en een proefsleuvenonderzoek) voortvloeiend uit de archeologienota verplicht uit. (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/10160); 

8.      de bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@antwerpen.be);

9.      de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;

10.  aansluitingen aan al uitgevoerd openbaar domein te bespreken met de stedelijke dienst Ontwerp en uitvoering/Ontwerpers en met AG VESPA;

11.  voorafgaand aan de start der werken dient advies te worden opgevraagd bij de stedelijke dienst Stadsbeheer/sorteerstraatjes met betrekking tot ondergrondse sorteerstraten voor de organisatie van de afvalophaling;

12.  de gebouwen dienen voorzien te worden van indoordekking;

13.  bijkomende verhardingen dienen steeds te worden getoetst aan de buffercapaciteit van de Leigracht en het gewestelijk RUP “Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus;

14.  de aansluitingen voor RWA en DWA dienen maximum 200 mm te bedragen. Indien hiervan moet afgeweken worden, dient hier een hydraulische motivatie voor ingediend te worden bij Aquafin;

15.  RWA en DWA moeten volledig gescheiden tot op de rooilijn worden gebracht. Er dient een externe toezichtmogelijkheid op beide aansluitingen voorzien te worden;

16.  gravitaire kelderaansluitingen zijn niet toegelaten. Indien er afvoerpunten van het gebouw (bijv. klokrooster) lager gelegen zijn dan het straatniveau t.h.v. de leiding dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient te worden geplaatst in de aankomende leidingen en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;

17.  de aansluiting dient te gebeuren op een diepte van 80 cm onder het straatniveau. Afwijkingen hiervan kunnen eventueel toegelaten worden mits een gemotiveerde aanvraag;

18.  een infiltratievoorziening te voorzien conform het rioleringsplan BA_TBA17_P_N_-1 rioleringsplan_20190805.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden worden de risico’s voor mens en milieu als aanvaardbaar beoordeeld. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.2.2°b)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in collectief te optimaliseren buitengebied;

2.300 m³/jaar

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

7 m³/uur

4.3.c)1°i)

andere inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen dan de inrichtingen, vermeld in a) en b), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 25 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

5 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

600 liter

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1 x 800 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

270 kW

15.1.1°

het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

9 autovoertuigen of aanhangwagens, andere dan personenwagens

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

9 hefbruggen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 wasplaats

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

45 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

3.900 liter

17.1.2.2.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen tot 3.000 liter;

1.000 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

120 kW

24.1.

laboratoria met een uitsluitend didactisch doel en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

2 labo's

29.5.4.1°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW  wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied. 

128 kW

 


Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden


1.

De KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van automatische afsluiter of equivalent systeem;

2.

De KWS-afscheider moet regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

3.

De exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;

4.

De gebruikte detergenten moeten voldoen aan de Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia;

5.

De oostelijke wand van de gasopslagplaats wordt aansluitend de effectieve gasopslag geplaatst in plaats van op de perceelgrens;

6.

Ten laatste voor de ingebruikname maakt de exploitant informatie over met betrekking tot de gebruikte koelmiddelen in de airconditioningsinstallaties.

7.

In afwijking van art. 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II wordt het bedrijf vrijgesteld van de plaatsing van een meetgoot of evenwaardig alternatief, op voorwaarde dat na de KWS-afscheider een controleput wordt voorzien waarlangs de waterkwaliteit gecontroleerd kan worden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

1 maart 2019

Volledig- en ontvankelijk

27 maart 2019

Start 1e openbaar onderzoek

5 april 2019

Einde 1e openbaar onderzoek

4 mei 2019

Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag

25 juni 2019

Start 2e openbaar onderzoek

4 juli 2019

Einde 2e openbaar onderzoek

2 augustus 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

23 september 2019

Verslag GOA

6 september 2019

naam GOA

Katrijn Apostel en Bieke Geypens

 

Wijzigingslus

De aanvrager heeft een verzoek ingediend om zijn oorspronkelijke aanvraag te wijzigen.

Dit verzoek werd aanvaard, waardoor de wijzigingen mee beoordeeld worden. De wijzingen zijn zodanig dat er een nieuw openbaar onderzoek werd gehouden en eventuele adviezen opnieuw werden gevraagd.

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

5 april 2019

4 mei 2019

0

0

0

0

4 juli 2019

2 augustus 2019

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1.      de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.      de bijgevoegde voorwaarden van Aquafin, ASTRID en de Vlaamse Waterweg na te leven;

3.      de bijgevoegde voorwaarden van Infrabel na te leven, met uitzondering van de voorwaarden met betrekking tot de afsluiting op de perceelsgrens;

4.      conform artikel 43 van de bouwcode dient een septische put te worden voorzien van minstens 36.600 liter;

5.      alle niet-overdekte parkings te voorzien van een olieafscheider;

6.      de deur tussen de centrale circulatie en de gang met nr. 6.21 moet voorzien worden van een vrije en vlakke draairuimte van 0,50 meter aan de zijde van de klink, conform art. 25 van de gewestelijk stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid;

7.      de bouwheer voert het programma van maatregelen (nl. landschappelijke boringen en een proefsleuvenonderzoek) voortvloeiend uit de archeologienota verplicht uit. (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/10160); 

8.      de bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@antwerpen.be);

9.      de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;

10.  aansluitingen aan al uitgevoerd openbaar domein te bespreken met de stedelijke dienst Ontwerp en uitvoering/Ontwerpers en met AG VESPA;

11.  voorafgaand aan de start der werken dient advies te worden opgevraagd bij de stedelijke dienst Stadsbeheer/sorteerstraatjes met betrekking tot ondergrondse sorteerstraten voor de organisatie van de afvalophaling;

12.  de gebouwen dienen voorzien te worden van indoordekking;

13.  bijkomende verhardingen dienen steeds te worden getoetst aan de buffercapaciteit van de Leigracht en het gewestelijk RUP “Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus;

14.  de aansluitingen voor RWA en DWA dienen maximum 200 mm te bedragen. Indien hiervan moet afgeweken worden, dient hier een hydraulische motivatie voor ingediend te worden bij Aquafin;

15.  RWA en DWA moeten volledig gescheiden tot op de rooilijn worden gebracht. Er dient een externe toezichtmogelijkheid op beide aansluitingen voorzien te worden;

16.  gravitaire kelderaansluitingen zijn niet toegelaten. Indien er afvoerpunten van het gebouw (bijv. klokrooster) lager gelegen zijn dan het straatniveau t.h.v. de leiding dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient te worden geplaatst in de aankomende leidingen en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;

17.  de aansluiting dient te gebeuren op een diepte van 80 cm onder het straatniveau. Afwijkingen hiervan kunnen eventueel toegelaten worden mits een gemotiveerde aanvraag;

18.  een infiltratievoorziening te voorzien conform het rioleringsplan BA_TBA17_P_N_-1 rioleringsplan_20190805.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

De KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van automatische afsluiter of equivalent systeem;

2.

De KWS-afscheider moet regelmatig (minimaal 1x/jaar) gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

3.

De exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;

4.

De gebruikte detergenten moeten voldoen aan de Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia;

5.

De oostelijke wand van de gasopslagplaats wordt aansluitend de effectieve gasopslag geplaatst in plaats van op de perceelgrens;

6.

Ten laatste voor de ingebruikname maakt de exploitant informatie over met betrekking tot de gebruikte koelmiddelen in de airconditioningsinstallaties.

7.

In afwijking van art. 4.2.5.1.1.§1 van Vlarem II wordt het bedrijf vrijgesteld van de plaatsing van een meetgoot of evenwaardig alternatief, op voorwaarde dat na de KWS-afscheider een controleput wordt voorzien waarlangs de waterkwaliteit gecontroleerd kan worden.

 

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.2.2°b)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in collectief te optimaliseren buitengebied;

2.300 m³/jaar

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

7 m³/uur

4.3.c)1°i)

andere inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen dan de inrichtingen, vermeld in a) en b), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 25 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

5 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

600 liter

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1 x 800 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

270 kW

15.1.1°

het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

9 autovoertuigen of aanhangwagens, andere dan personenwagens

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

9 hefbruggen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 wasplaats

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

45 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

3.900 liter

17.1.2.2.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen tot 3.000 liter;

1.000 liter

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

120 kW

24.1.

laboratoria met een uitsluitend didactisch doel en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

2 labo's

29.5.4.1°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW  wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied. 

128 kW

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 13 september 2019 voor onbepaalde duur.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.