Terug
Gepubliceerd op 26/08/2019

2019_CBS_06805 - Omgevingsvergunning - OMV_2019031465. Schouwkensstraat 1. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 23/08/2019 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Tom Meeuws, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Jinnih Beels, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_06805 - Omgevingsvergunning - OMV_2019031465. Schouwkensstraat 1. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_06805 - Omgevingsvergunning - OMV_2019031465. Schouwkensstraat 1. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2019031465

Gegevens van de aanvrager:

SCHOMHOEVE LOGISTIC CENTER met als adres Kambalastraat 14 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

SCHOMHOEVE LOGISTIC CENTER met als adres Kambalastraat 14 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Schouwkensstraat 1 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 15 sectie A nr. 570E

Inrichtingsnummer:

20170828-0006 (Schomhoeve Logistic Center - deel II)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Bouwen en exploiteren van een magazijn en buitenopslagruimte, regularisatie van een fietsen/rokersruimte en bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          Op 23 april 1990 verleende het college stedenbouwkundige vergunning (HV/1989/B/18/75438-89/969 – 1990429) voor een opslagmagazijn met bureelgebouw, gelegen te Schouwkensstraat 1, Antwerpen;

-          Op 21 mei 1991 verleende het college stedenbouwkundige vergunning (HV/1991/B/18/77451-91/029 – 1991736) voor het bouwen van magazijnen en bureelgebouw (regularisatie 89/969), gelegen te Schouwkensstraat 1, Antwerpen;

-          Op 11 april 2014 verleende het college stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//2014423) voor het verbouwen van een opslagplaats, gelegen Schouwkensstraat 1, Antwerpen.

Inhoud van de aanvraag

-          Het bouwen van een magazijn voor de opslag van goederen;

-          Het verwijderen van verharding;

-          Het aanleggen van asfaltverharding;

-          Regularisatie van een fietsenberging met rokersruimte.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 21 april 2011 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend aan Ecu-Line voor het verder exploiteren en veranderen van een op- en overslagbedrijf. Deze vergunning is geldig tot 21 april 2031. Door middel van een melding werd de vergunning op 14 februari 2018 overgedragen aan Schomhoeve Logistic Center. Op 15 februari 2018 werd de vergunning geactualiseerd naar aanleiding van een melding van gedeeltelijke stopzetting.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft het veranderen van een op- en overslagbedrijf.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

0,50 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

-43 m³/jaar

4.5.

opslagplaatsen voor meer dan 10 ton bedekkingsmiddelen met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 17 en 48;

ook opslag in magazijn 4

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

114,67 kW

13.3.

opslagplaatsen voor farmaceutische stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

ook opslag in magazijn 4

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

-54 voertuigen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

7,80 kW

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

-10,74 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

312 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2,28 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

+4.000 kg

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

ook opslag in magazijnen 4 en 5

21.3.

opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

ook opslag in magazijn 4 

22.2.

opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

ook opslag in magazijn 4

23.2.1°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

 

45,75 kW

23.3.1°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

+12 ton in een lokaal

25.3

opslagplaatsen voor niet-gelooide huiden, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

niet langer van toepassing

25.4

opslagplaatsen van niet-behandelde haren, veren of dons, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 1 ton;

niet langer van toepassing

26.2.

opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton;

ook opslag in magazijn 4

28.1.f)1°

opslagplaatsen van kunstmest, andere dan deze bedoeld in rubriek 17 en 48, met een opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton;

+5 ton

34.3.

opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

ook opslag in magazijn 4

40.2.

opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48;

ook opslag in magazijn 4

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

ook opslag in magazijn 4

48.1.1.2°

overige opslagplaatsen voor IMDG-goederen;

ook opslag in magazijn 4

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

ook opslag in magazijn 4 en in openlucht

 

CLP-tabel

 

Product

Hoeveelheid

Opslagwijze

17.1.2.1 (liter)

17.3.2.1.1 (kg)

17.4 (liter)

Propaan-gasflessen

312

verplaatsbare recipiënten

x

 

 

Diesel

2.280

bovengrondse houder

 

x

 

Diverse gevaarlijke producten

5.000

kleine recipiënten

 

 

x

Totaal

 

 

312

2.280

5.000

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte

1.

Bij te stellen voorwaarde:

In de aktename met ref. MLDIV-2017-0022/HS worden volgende bijzondere milieuvoorwaarden hernomen:

1.   De doorvoeropslagplaatsen waar spuitbussen worden gestockeerd dienen uitgerust te worden met veiligheidsschermen die bij brand het wegvliegen van deze bussen verhinderen.

2.   De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten is niet toegestaan in het magazijn.

3.   In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 van Vlarem II dient de exploitant geen meetgoot te voorzien.

4.   Van de IMDG-goederen, ingedeeld in klasse 5.2, mogen er enkel producten geaccepteerd worden met UN-nummers 3103 tot en met 3110. 

Van bovenvermelde bijzondere voorwaarden zijn er bepaalde niet meer van toepassing en/of dienen aangepast te worden.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

1. Te behouden.

2. Opslag van gassen in verplaatsbare houders enkel in open lucht.

3. Te schrappen, niet meer van toepassing.

4. Te schrappen, gezien deze bijzondere voorwaarde niet meer van toepassing is, wel blijft te vermelden dat bij de vergunde opslag onder 48.1.1.2 Seveso III stoffen niet mogen opgeslagen worden.

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

POVC Antwerpen

3 mei 2019

16 juli 2019

Voorwaardelijk gunstig

brandweer/ risicobeheer/ preventie

3 mei 2019

28 mei 2019

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

3 mei 2019

3 juli 2019

Voorwaardelijk gunstig

Waterlink

3 mei 2019

10 mei 2019

Gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsontwikkeling/ mobiliteit

3 mei 2019

3 juni 2019

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels geldt hier eveneens het bestemmingsvoorschrift Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven. Ten noorden van de aanvraag loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Op 380 meter ten westen bevindt zich een overdruk met als aanduiding Hoogspanning. Parallel ten westen hieraan zijn de bestemmingen Gebied voor spoorinfrastructuur en Gebied voor verkeer- en vervoersinfrastructuur ingetekend. De overdruk Leidingstraat bevindt zich tevens parallel aan deze bestemmingen.

 

Op circa 360 meter ten noorden van de aanvraag is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemming Natuurgebied. Het woongebied van Ekeren bevindt zich op circa 815 meter van de inrichting.

 

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De aanvraag is in overeenstemming met de gewestelijke hemelwaterverordening.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving

MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.

Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.

Het voorliggende project betreft een nieuwe dakoppervlakte op een reeds verhard terrein. In alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

 

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 wordt bij bepaalde aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning met ingreep in de bodem een bekrachtigde archeologienota gevoegd.

In voorliggende aanvraag is de ingreep in de bodem beperkt tot de plaats van de bouw van een nieuw magazijn, de aanleg van een nieuwe strook verharding en de aanleg van infiltratievoorzieningen, die hiermee grotendeels in overlap gesitueerd worden. In voorliggende aanvraag, die niet door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem bijgevolg in totaal minder dan 5.000 m², is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager niet verplicht is een bekrachtigde archeologienota toe te voegen aan de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

Tegen de westgevel van een bestaand magazijnencomplex wordt een nieuw magazijn gebouwd met een oppervlakte van circa 2.675 m². De hoogte bedraagt bijna 11 meter. Hiervoor wordt de bestaande verharding ter plaatse van de uitbreiding opgebroken. Rond het nieuwe magazijn wordt de bestaande asfaltverharding waar nodig plaatselijk hersteld en de toplaag van de verharding vernieuwd. Op circa 8 meter van de westgevel wordt er een zone ingericht voor de opslag van niet ontvlambare producten met een nieuwe asfaltverharding. Aan de zuidzijde van het magazijn wordt een parkeerzone ingericht voor 8 personenwagens. Het terrein is reeds volledig omheind. De huidige slagbomen en draaipoort aan de zuidzijde worden vervangen door een nieuwe metalen schuifpoort.

 

Binnen in het magazijn wordt een prefabcontainer met een oppervlakte van 54 m², geplaatst die wordt ingericht met een refter, sanitair en een kantoorgedeelte. 

 

Aan de zuidoostzijde van het magazijnencomplex wordt een rokers- en fietsenberging geregulariseerd. Deze constructie heeft een oppervlakte van circa 25 m² en een hoogte van 2,50 meter.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Door de uitbreiding van het magazijnencomplex verdwijnen er 60 parkeerplaatsen voor vrachtwagens. De aanvrager motiveert dat er voldoende parkeerplaatsen overblijven daar het bedoelde gebruik van de loods weinig trafiek genereert. Het advies van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken is stilzwijgend gunstig. De bouwheer dient op het eigen terrein, dat hiervoor weliswaar nog slechts beperkte ruimte zal bieden, blijvend -ook bij latere eventuele productwissels- de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

De gevels van het nieuwe magazijn worden bekleed met aluminium panelen in een natuurkleur. Deze steunen op een betonnen plint. In de noord-, west- en zuidgevel worden poorten en deuropeningen voorzien. Door middel van deuren worden er verbindingen gemaakt met het bestaande magazijn.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Door de aard van de aanvraag werd advies gevraagd aan de brandweer/risicobeheer/preventie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig.

Het Havenbedrijf Antwerpen werd om advies gevraagd als beheerder van het havengebied. Dit advies is voorwaardelijk gunstig.

Omwille van de oppervlakte van het nieuwe magazijn werd advies gevraagd aan de Astrid

veiligheidscommissie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig en houdt in dat er een Astridindoorradiodekking moet worden voorzien.

Door de nabijheid van een waterleiding, werd het advies ingewonnen van de beheerder van deze leiding. Dit advies is gunstig.

 

Beoordeling advies POVC

Daar bij voorliggende vergunningsaanvraag een mobiliteitsstudie vereist is én er minstens vijf

adviezen ingewonnen dienden te worden, was het advies van de POVC vereist. De POVC

verleende in zitting van 16 juli 2019 een voorwaardelijk gunstig advies waarin werd

voorgesteld om het ingewonnen advies van de brandweer en het advies van Astrid

veiligheidscommissie op te nemen als voorwaarde in het besluit genomen door de

vergunningverlener. Het advies wordt op dit vlak gevolgd.

 

Bijkomend wordt in dit voorliggend verslag voorgesteld ook de voorwaarden uit de adviezen

van andere adviesinstanties aan de vergunning te hechten, waar het advies van de POVC de

voorwaarden uit deze adviezen niet opnam.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

De exploitant, Schomhoeve Logistic Center, wenst drie bestaande magazijnen voor op- en overslag van diverse goederen uit te breiden met twee bijkomende magazijnen. De beoogde verandering betreft een uitbreiding van de totaal beschikbare opslagruimte. Magazijnen 1, 2 en 3 zijn samen goed voor 9.150 m² opslagruimte, met de nieuwe magazijnen 4 en 5 komt er 2.618 m² opslagruimte bij.

 

Ten gevolge van de gedeeltelijke stopzetting voor onder meer een lpg-verdeelinstallatie wordt de ingedeelde inrichting of activiteit niet langer ingedeeld in de eerste klasse waardoor het college nu de bevoegde vergunningverlenende overheid is.

 

Magazijn 4 zal voornamelijk worden aangewend als bijkomende opslagplaats voor een uitgebreide waaier aan reeds vergunde producten in magazijnen 1, 2 en 3, namelijk: bedekkingsmiddelen, hout, farmaceutische stoffen, kleurstoffen en pigmenten, cosmetische producten, kunststoffen, reinigings- en poetsmiddelen, lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, kunstmest, tabak en tabakswaren en vetten, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen. De opslagcapaciteit van deze producten blijft identiek aan de vergunde toestand, enkel voor volgende producten wordt een uitbreiding van de opgeslagen hoeveelheid gevraagd:
- Kunstmest: uitbreiding van 20 ton tot 25 ton;
- kunststoffen: uitbreiding van 20 ton tot 32 ton;
- gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen: uitbreiding van 1 ton tot 5 ton.

Het is niet uitgesloten dat de kunststoffen aanwezig zullen zijn in de vorm van plastic granulaten. Dergelijke plastic granulaten zijn een potentiële bron van zwerfvuil. In het gehele havengebied, inclusief de dokken en natuurgebieden, zijn plastic granulaten te vinden. Als de exploitant kunststoffen in de vorm van plastic granulaten zou opslaan dient men de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om verspreiding van deze granulaten in de omgeving te voorkomen.

 

Tevens zal magazijn 4, net als de magazijnen 1 tot en met 3 ook fungeren als doorvoeropslagplaats voor diverse gevaarlijke (rubriek 48.1.1.2, IMDG-goederen) en niet-gevaarlijke goederen (rubriek 48.1.2, andere goederen dan IMDG-goederen). Deze laatste categorie kan bestaan uit metalen (ook buitenopslag), cacao, projectgoederen en andere niet gevaarlijke stoffen, afhankelijk van de marktomstandigheden. Op het moment van het plaatsbezoek (1 augustus 2018) stond de opslagcapaciteit van de bestaande magazijnen 1, 2 en 3 volledig in het teken van koffiebonen.

 

Overeenkomstig artikel 5.48.0.2.van titel II van het VLAREM moet de doorvoeropslag voldoen aan de voorwaarden van de Havenkapitein. De bijzondere voorwaarden zijn te vinden onder hoofdstuk 4 ‘Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ in de Gemeentelijke Havenpolitieverordening. Het is aangewezen om dit op te leggen als bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld in het subadvies van 1 juli 2019 van het Havenbedrijf.

 

De rubrieken 25.3 (opslag van 20 ton niet-gelooide huiden) en 25.4 (opslag van 3 ton niet behandelde haren) zijn niet langer van toepassing en kunnen dus geschrapt worden.

 

In magazijn 5 worden twee bedrijfsactiviteiten gevestigd, enerzijds Conduterra welke gespecialiseerd is in ondergrondse leidingen en anderzijds DG Kunststoftechniek, producent van verschillende soorten op maat gemaakte constructies. Hiervoor worden volgende installaties voorzien:

-          diverse machines voor kunststofbewerking met een totaal vermogen van 45,75 kW;

-          een batterijlader van 7,2 kW;

-          drie compressoren met een totaal vermogen van 8 kW;

-          een warmtepomp van 10 kW.

 

Er wordt een verdeelinstallatie met één verdeelslang voor mazout voorzien, bij een nieuwe bovengrondse dubbelwandige tank met een inhoud van 2.700 liter of 2,28 ton. De vergunde opslag van 1.000 liter gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen in de bestaande magazijnen wordt uitgebreid met 4.000 liter in magazijn 5.

De tankplaats is gesitueerd binnen in het magazijn, waardoor er geen verontreinigd hemelwater is. Alle gevaarlijke stoffen worden op lekbakken gestockeerd. De magazijnen zijn voorzien van een vloeistofdichte betonnen vloer.

 

Buiten aan magazijn 5 wordt een wasplaats voor bedrijfsvoertuigen en werfmateriaal voorzien. Het bedrijfsafvalwater afkomstig van deze wasplaats en het potentieel verontreinigd hemelwater passeert een KWS-afscheider vooraleer geloosd te worden in de riolering. Via een bemonsteringsput kan het afvalwater apart bemonsterd worden. Er wordt een lozing van bedrijfsafvalwater met een debiet van 0,5 m³/uur aangevraagd.

Het is aangewezen om de onderstaande voorwaarden uit het advies van de VMM van 24 juni 2019 op te leggen als bijzondere voorwaarden:

-          de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een coalescentiefilter en een automatische afsluiter of equivalent systeem;

-          de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar / handelaar /makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

-          de exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen.

 

Door een correctie in de berekening van het huishoudelijk afvalwater wordt een verlaging van het huidig vergunde lozingsdebiet via twee individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater (IBA) van 1.753 m³/jaar tot 1.710 m³/jaar opgegeven. Er wordt een hemelwaterput van 10.000 liter voorzien, waarbij het hemelwater zal gebruikt worden voor het doorspoelen van de wc’s.

 

Tegen de buitenmuur van het magazijn wordt er 312 liter propaan in verplaatsbare houders opgeslagen.

Er kan voldaan worden aan de afstandsregels van titel II van het VLAREM.

 

Het aantal stalplaatsen voor voertuigen wordt verminderd met 54 voertuigen, waardoor er nog 29 parkeerplaatsen voor heftrucks, bestelwagens en vrachtwagens voorzien zijn in de beoogde situatie. De vorige exploitant baatte een transportfirma uit op de locatie waardoor er meer nood was aan parkeerplaatsen. Destijds werden er dag en nacht goederen aangeleverd en uitgeleverd. Het aanvraagdossier bevat een mobiliteitstoets waarin wordt gesteld dat er dagelijks 20 leveringen per vrachtwagen en 5 leveringen met bestelwagen zullen plaatsvinden.

In het subadvies van 1 juli 2019 van het Havenbedrijf wordt gevraagd dat de exploitant operationele en infrastructurele maatregelen neemt teneinde opstelling van wachtverkeer op het openbaar domein uit te sluiten. Het is aangewezen om dit op te leggen als bijzondere voorwaarde.

 

Met betrekking tot de bestaande situatie gebeuren er nog enkele kleinere aanpassingen. Zo worden er in magazijn 2 acht batterijladers geplaatst; samen met de batterijlader in magazijn 5 bedraagt het totaal vermogen dan 114,67 kW. Wegens veranderingen in de HVAC-installatie en luchtcompressoren wordt het totale vergunde vermogen van 45,36 kW verminderd tot 34,62 kW. Er is een onderhoudscontract met een daartoe erkend bedrijf dat zowel het onderhoud uitvoert als de jaarlijkse lektest, zoals voorzien in de bepalingen van titel II van het VLAREM.

Er wordt gebruik gemaakt van koelvloeistof R410a, dit is een toegelaten koelmiddel.
 

Conform artikel 106 van het besluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In de aktename met kenmerk MLDIV-2017-0022 van 15 februari 2018 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen:

1.      De doorvoeropslagplaatsen waar spuitbussen worden gestockeerd dienen uitgerust te worden met veiligheidsschermen die bij brand het wegvliegen van deze bussen verhinderen.

Deze voorwaarde kan behouden blijven.

2.      De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten is niet toegestaan in het magazijn.

De exploitant stelt voor om deze voorwaarde te vervangen door: ’De opslag van gassen in verplaatsbare houders mag enkel in open lucht gebeuren’. De voorwaarde wordt in die zin aangepast.

3.      In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 van Vlarem II dient de exploitant geen meetgoot te voorzien.

Deze voorwaarde is niet meer van toepassing en kan dus geschrapt worden.

4.      Van de IMDG-goederen, ingedeeld in klasse 5.2, mogen er enkel producten geaccepteerd worden met UN-nummers 3103 tot en met 3110.

Deze voorwaarde dateert uit 2011 toen de vorige exploitant, Ecu-Line, er nog een CFS (container freight station uitbaatte). Er worden geen organische peroxiden meer opgeslagen. Bovendien gelden de bepalingen uit de Havenpolitieverordening voor de doorvoer van IMDG-goederen (rubriek 48.1.1.2). Deze voorwaarde kan geschrapt worden.

 

De provinciale omgevingsvergunningscommissie (POVC) verleende in zitting van 16 juli 2019 een voorwaardelijk gunstig advies. De POVC stelt voor om het ingewonnen advies van de brandweer en het advies van Astrid veiligheidscommissie op te nemen als voorwaarde in het besluit genomen door de vergunningverlener.

 

De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.

In het kader van de watertoets heeft de POVC advies gevraagd aan de Dienst Integraal Waterbeheer. Dit advies is gunstig. De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- de bouwheer dient op het eigen terrein blijvend de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.

- de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie zijn strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen zijn strikt na te leven;

- de voorwaarde uit het advies van Astrid veiligheidscommissie zijn strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van de provincie Antwerpen, dienst integraal waterbeleid, zijn strikt na te leven.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde rubrieken

  

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

0,50 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

-43 m³/jaar

4.5.

opslagplaatsen voor meer dan 10 ton bedekkingsmiddelen met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 17 en 48;

ook opslag in magazijn 4

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

114,67 kW

13.3.

opslagplaatsen voor farmaceutische stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

ook opslag in magazijn 4

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

-54 voertuigen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

7,80 kW

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

-10,74 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

312 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2,28 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

+4.000 kg

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

ook opslag in magazijnen 4 en 5

21.3.

opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

ook opslag in magazijn 4 

22.2.

opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

ook opslag in magazijn 4

23.2.1°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

 

45,75 kW

23.3.1°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

+12 ton in een lokaal

26.2.

opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton;

ook opslag in magazijn 4

28.1.f)1°

opslagplaatsen van kunstmest, andere dan deze bedoeld in rubriek 17 en 48, met een opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton;

+5 ton

34.3.

opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

ook opslag in magazijn 4

40.2.

opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48;

ook opslag in magazijn 4

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

ook opslag in magazijn 4

48.1.1.2°

overige opslagplaatsen voor IMDG-goederen;

ook opslag in magazijn 4

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

ook opslag in magazijn 4 en in openlucht

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een coalescentiefilter en een automatische afsluiter of equivalent systeem;

2.

de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

3.

de exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;

4.

de doorvoeropslag moet voldoen aan hoofdstuk 4 ‘Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ van de Gemeentelijke Havenpolitieverordening;

5.

de exploitant moet operationele en infrastructurele maatregelen nemen teneinde opstelling van wachtverkeer op het openbaar domein uit te sluiten;

6.

de doorvoeropslagplaatsen waar spuitbussen worden gestockeerd dienen uitgerust te worden met veiligheidsschermen die bij brand het wegvliegen van deze bussen verhinderen;

7.

de opslag van gassen in verplaatsbare houders mag enkel in open lucht gebeuren.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

11 april 2019

Volledig- en ontvankelijk

3 mei 2019

Start openbaar onderzoek

8 mei 2019

Einde openbaar onderzoek

6 juni 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

31 augustus 2019

Verslag GOA

19 augustus 2019

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

8 mei 2019

6 juni 2019

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

- de bouwheer dient op het eigen terrein blijvend de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.

- de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie zijn strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen - Terreinen zijn strikt na te leven;

- de voorwaarde uit het advies van Astrid veiligheidscommissie zijn strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van de provincie Antwerpen, dienst integraal waterbeleid, zijn strikt na te leven.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de KWS-afscheider moet voldoende groot gedimensioneerd zijn en voorzien zijn van een coalescentiefilter en een automatische afsluiter of equivalent systeem;

2.

de KWS-afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De afvalstoffen die hierbij vrijkomen moeten opgehaald worden door een daartoe erkende inzamelaar/handelaar/makelaar en afgevoerd worden naar een vergunde verwerker. De overeenstemmende attesten worden bijgehouden en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

3.

de exploitant inspecteert om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties. De exploitant kan ook een alarmsysteem voorzien om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen;

4.

de doorvoeropslag moet voldoen aan hoofdstuk 4 ‘Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ van de Gemeentelijke Havenpolitieverordening;

5.

de exploitant moet operationele en infrastructurele maatregelen nemen teneinde opstelling van wachtverkeer op het openbaar domein uit te sluiten;

6.

de doorvoeropslagplaatsen waar spuitbussen worden gestockeerd dienen uitgerust te worden met veiligheidsschermen die bij brand het wegvliegen van deze bussen verhinderen;

7.

de opslag van gassen in verplaatsbare houders mag enkel in open lucht gebeuren.

 

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

0,50 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

1.710 m³/jaar

4.5.

opslagplaatsen voor meer dan 10 ton bedekkingsmiddelen met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 17 en 48;

20 ton

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

114,67 kW

13.3.

opslagplaatsen voor farmaceutische stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

20 ton

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

29 voertuigen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

7,80 kW

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

34,62 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

312 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2,28 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

50 m³ in een lokaal

21.3.

opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

20 ton

22.2.

opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

20 ton

23.2.1°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

 

45,75 kW

23.3.1°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

32 ton in een lokaal

26.2.

opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton;

20 ton

28.1.f)1°

opslagplaatsen van kunstmest, andere dan deze bedoeld in rubriek 17 en 48, met een opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton;

25 ton

34.3.

opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

20 ton

40.2.

opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48;

20 ton

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

20 ton

48.1.1.2°

overige opslagplaatsen voor IMDG-goederen;

20 ton

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

20.000 ton

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 23 augustus 2019. De ingedeelde inrichting of activiteit heeft als eindtermijn 21 april 2031.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.