Terug
Gepubliceerd op 22/07/2019

2019_CBS_05938 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019059944. Blauwe Weg 44. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 19/07/2019 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Tom Meeuws, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_05938 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019059944. Blauwe Weg 44. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_05938 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019059944. Blauwe Weg 44. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

 4 juni 2019

 10 juli 2019

Voorwaardelijk gunstig

Waterlink

5 juni 2019

27 juni 2019 Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

5 juni 2019

12 juni 2019

 

Toetsing voorschriften

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten. 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan. 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. 

Voor een straal van 500m rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor de dokken – Gebied voor waterweginfrastructuur. 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De aanvrager vraagt een afwijking op de aspecten hergebruik en infiltratie. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is. 

De afwijking wordt aangevraagd met als motivatie het ontbreken van hergebruikmogelijkheden in de onmiddellijke nabijheid, de situering van de aangevraagde werken op een terrein tussen twee dokken en het behoud van optimale draagkracht van de ondergrond welke noodzakelijk is voor zware installaties. De te verharden zones zijn thans ook reeds verhard of bebouwd. Het grondwater stroomt in deze omgeving in de richting van de dokken. Er zijn geen natuurwaarden aanwezig in de omgeving dewelke gevoelig zijn voor grondwaterschommelingen, noch grondwaterwinningen. De riolering is voldoende gedimensioneerd om het op te vangen hemelwater te kunnen afvoeren. Het hemelwater dat op de ADR-zone valt wordt via een bestaande toezichtsput, waarin vervuild water wordt gedetecteerd en verpompt, afgevoerd. Het hemelwater dat op de logistieke zone valt, wordt afgevoerd via een controleput met afsluiter.

Deze motivatie is aanvaardbaar waardoor een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening gunstig kan worden geadviseerd.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een bekrachtigde archeologienota worden toegevoegd. 

Het geplande bouwproject valt onder de drempelwaarden voor de verplichte opmaak van een archeologienota volgens art. 5.4.1. van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013: de totale oppervlakte van de bodemingreep op gronden gelegen buiten woon- of recreatiegebied bedraagt meer dan 5000m².

De archeologienota werd ingediend door ABO op 27 maart 2019 en door het agentschap Onroerend Erfgoed bekrachtigd op 29 maart 2019. Het bijhorende programma van maatregelen beveelt geen verder archeologisch onderzoek (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/10683). De bouwheer dient m.a.w. geen ander vervolgonderzoek uit te voeren.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid
Ten noorden van het 4e Havendok wordt op een groot industrieterrein, gekenmerkt door tankopslag, een nieuwe ADR-zone en een logistieke zone ingericht. De ADR-zone heeft een oppervlakte van circa 2.460 m² en wordt aangelegd als een ondiepe inkuiping in beton met opstaande randen langs 3 zijden. Aan de zuid- en westzijde wordt een strook in asfalt voorzien waardoor de totale verharde oppervlakte 3.330 m² bedraagt.


Ten zuidwesten van deze inkuiping wordt een betonverharding met een oppervlakte van 80 m² aangelegd, waarop een bestaande stikstofinstallatie naartoe wordt verplaatst. Deze stikstofinstallatie bestaat uit twee verdampers met een hoogte van circa 11 meter en een stikstoftank met een hoogte van circa 12 meter.


Om deze omgeving te kunnen herinrichten, dient de bestaande verharding uit betonklinkers en uit stelconplaten verwijderd te worden.


Op circa 200 meter ten oosten van de nieuwe ADR-zone wordt de logistieke zone ingericht. Deze zone wordt aangelegd in asfalt en heeft een oppervlakte van circa 9.000 m². Om deze werken te kunnen uitvoeren, dient er een magazijnencomplex met een oppervlakte van circa 6.400 m² gesloopt te worden. De omliggende verharding wordt hiertoe tevens uitgebroken.


Plaatselijk wordt de omheining aangepast en uitgebreid en worden nieuwe toegangspoorten -zowel over bedrijfsinterne wegenis als over kruisende spoorwegen – geplaatst in functie van de gewijzigde situatie. 


Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Ten noorden van ADR-zone 1 wordt een bijkomende parking voorzien voor een 20-tal tanktrucks en tankcontainers (niet-Seveso-producten). De parking komt op een vergunde asfaltverharding. De bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.


Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.


Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Noord Natie Terminals baat een terminal voor de opslag van gevaarlijke en niet-gevaarlijke producten uit aan de Blauwe Weg.

Onderhavige aanvraag heeft betrekking op:

- een bijkomende ADR-zone (ADR-zone 2) ten noorden van tankenpark N;

- de verplaatsing van de vergunde logistieke zone 2 in noordelijke richting;

- de verplaatsing van de technische dienst naar het noorden van tankenpark O, P en Q;

- een bijkomende parking ten noorden van ADR-zone 1;

- de verplaatsing van een vergunde stikstoftank;

- een bronbemaling;

- de bijstelling van artikel 5.17.4.1.3§4 betreffende het verbod op de opslag van nitrillen;

- de bijstelling van de lozingsnorm voor kobalt.


De bijkomende ADR-zone heeft een maximale opslagcapaciteit van 4.500 ton. Er kunnen diverse producten worden opgeslagen waarvoor men al vergund is en de opslagcapaciteit niet wijzigt. Het betreft afval (indelingsrubrieken 2.1.1.a.2, 2.2.4.2.a, 2.2.4.2.b, 2.2.4.2.c), brandbare vloeistoffen (indelingsrubriek 6.4.3), gevaarlijke producten (indelingsrubrieken 17.3.2.1.1.3, 17.3.2.1.2.3, 17.3.2.2.3.b, 17.3.2.3.3, 17.3.3.3, 17.3.4.3, 17.3.5.3, 17.3.8.3), vetten, wassen en oliën (indelingsrubriek 44.3) en dierlijke en plantaardige producten (45.4.e.2, 45.18.2.a, 45.18.2.b, 45.18.2.c). Verder wenst men de opslag van schadelijke stoffen (17.3.6.3.a), op lange termijn gezondheidsgevaarlijke stoffen (17.3.7.3) en reinigingsmiddelen (34.3) uit te breiden met 4.500 ton in functie van opslag op de nieuwe ADR-zone. De totale vergunde opslaghoeveelheid van Seveso-producten blijft behouden. 

De bijkomende ADR-zone wordt ingekuipt en heeft een opstaande rand langs drie zijden. De totale inkuipingscapaciteit bedraagt circa 400 m³. Hemelwater wordt overgepompt naar een controleput. Na controle wordt het water geloosd in de dokken. Bij een calamiteit wordt de pomp uitgeschakeld en wordt het afvalwater intern of extern verwerkt. 

De vergunde nieuwe logistieke zone voor de tijdelijke plaatsing van verlaadmedia (tankwagens) in afwachting van administratieve afhandeling was aanvankelijk voorzien op het oostelijk deel van het bedrijfsterrein, ter hoogte van de Blauwe Weg, maar wordt nu in noordelijke richting verplaatst over een afstand van circa 75 meter. Het betreft louter een verandering van locatie. De ondergrond en de afvoer- en opvangvoorzieningen worden uitgevoerd zoals beschreven in het omgevingsveiligheidsrapport OVR/13/41 (hemelwater wordt via een afsluitbare controleput geloosd in de dokken). 

De verplaatsing van het technisch atelier naar een bestaand magazijn impliceert de verplaatsing van de onderhoudswerkplaats en de metaalbewerkingstoestellen (150 kW). De mogelijkheid wordt voorzien om er ook gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (indelingsrubriek 17.4, reeds vergund) op te slaan. 

Ten noorden van ADR-zone 1 wordt een bijkomende parking voorzien voor een 20-tal tanktrucks en tankcontainers (niet-Seveso-producten). De parking komt op een reeds geasfalteerde zone. 

Eén van de drie vergunde stikstofhouders met een inhoud van 51.200 liter wordt verplaatst van een terrein aan kaai 239 naar een zone achter tankenpark D. 

In functie van de bouwwerken voor de ADR zone 2 wordt er een tijdelijke bronbemaling voorzien met een maximaal debiet van 18.250 m³/jaar. Het bemalingswater zal na controle geloosd worden in oppervlaktewater onder de van toepassing zijnde lozingsnormen. Bij vaststelling van verontreiniging zal het opgepompt water naar het naastliggend tankenpark D opgepompt worden voor verwerking in de eigen waterzuiveringsinstallatie.

Het is niet duidelijk uit het aanvraagdossier hoe lang de bronbemaling zal uitgevoerd worden. Verder wordt er opgemerkt dat het debiet niet wijzigt ten opzichte van de vergunde toestand, terwijl de bronbemaling wel op een andere locatie wordt voorzien. Aangezien het een tijdelijke bronbemaling betreft, is het niet nodig om de bronbemaling permanent te vergunnen. Conform artikel 68 van het Omgevingsvergunningsdecreet kan een grondwaterwinning voor een beperkte termijn vergund worden. Er wordt als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de bronbemaling moet beperkt worden in de tijd, voor een termijn noodzakelijk in functie van de bouwwerken voor de ADR zone 2. 

Noord Natie Terminals is een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een veiligheidsnota opgesteld door een erkend VR-deskundige. In de veiligheidsnota wordt gesteld dat de beoogde wijzigingen en uitbreidingen geen aanzienlijk bijkomend extern risico voor de mens inhouden ten opzichte van de externe risico’s die in het omgevingsveiligheidsrapport (OVR/13/41) worden opgenomen. Er wordt evenmin een bijkomend milieurisico gecreëerd. De resultaten die volgen uit de milieurisicoanalyse zoals opgenomen in het OVR1341 blijven nog steeds geldig. De veiligheidsnota werd goedgekeurd door de dienst Veiligheidsrapportering van het departement Omgeving op 25 september 2018. 

Er wordt opgemerkt dat in de veiligheidsnota een aantal veranderingen worden opgenomen die geen voorwerp van onderhavige aanvraag vormen zoals de wijziging van de lay-out van tankenpark P en de locatiewijziging van de verlaadplaats LLP-249. Deze veranderingen werden reeds vergund door de deputatie op 14 maart 2019. De veiligheidsnota maakte ook deel uit van het desbetreffende aanvraagdossier. 

Artikel 5.17.4.1.3§4 van titel II van het VLAREM stelt dat de opslag van organische cyaanverbindingen (nitrillen) verboden is, tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning. De exploitant vraagt om een bijstelling van dit artikel om de opslag van maximaal 10.000 ton toe te staan.

In het omgevingsveiligheidsrapport OVR/13/41 werd acrylonitril weerhouden als representatief product en zit de opslag van nitrillen dus reeds vervat in het extern risicobeeld. Er wordt opgemerkt dat nitrillen die als acuut toxisch worden ingedeeld, alleen mogen worden opgeslagen op de locaties waar dergelijke producten mogen aanwezig zijn conform het OVR/13/41. Het is aangewezen dat dit wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde. 

De exploitant vraagt ook nog een bijstelling van de lozingsnorm voor kobalt. Men argumenteert dat kobalt een noodzakelijke micronutriënt is voor de goede werking van de biologische waterzuivering. Deze component wordt momenteel toegevoegd aan de biologie aangezien deze onvoldoende in het afvalwater aanwezig is. Zelfs met toevoeging van minimale hoeveelheden wordt het indelingscriterium voor kobalt (0,6 µg/l) overschreden. Om de dosering nog verder te kunnen opvoeren, wordt er een norm van 6 µg/l aangevraagd. Dit is volgens de exploitant noodzakelijk voor de stabiliteit van het biologisch slib en zorgt voor een goede werking van de biologie.

Kobalt is geen prioritair (gevaarlijke) stof. Een lozingsnorm tot 10 keer het indelingscriterium, zoals gevraagd, zou toegelaten kunnen worden. Er wordt evenwel opgemerkt dat het aanvraagdossier geen analyseresultaten bevat. Bovendien is het niet duidelijk in welke mate de exploitant reeds het effect van andere nutriëntenmixen heeft getest. Het is aan de VMM om te oordelen of een lagere lozingsnorm niet voldoende is. 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

  • Alle ondergrondse constructies van de te slopen gebouwen zijn te verwijderen; uitzondering hierop zijn funderingspalen dewelke moeten worden weggebroken tot op ten minste 2 m onder de paalkop; ongebruikte rioleringen en leidingen moeten uit de ondergrond verwijderd worden; het is verboden aan te vullen met puin of ander afval;
  • De bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat;
  • Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Waterlink.

 Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

2.1.1.a)2°

opslag van afvalstoffen die niet aan de verwerking van afvalstoffen verbonden zijn, andere afvalstoffen dan de afvalstoffen, vermeld in b), meer dan 100 ton

Verplaatsing vergunde toestand

2.2.4.2°a)

opslag van dierlijke bijproducten bestaande uit categorie 3 materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

2.2.4.2°b)

opslag van dierlijke bijproducten bestaande uit categorie 2 materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

2.2.4.2°c)

opslag van dierlijke bijproducten bestaande uit categorie 1 materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

Verplaatsing vergunde toestand

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

+20 voertuigen

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

Verplaatsing vergunde toestand

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

Verplaatsing vergunde toestand

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.3.3°

opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+4.500 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.6.3°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+4.500 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+4.500 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

Verplaatsing vergunde toestand

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

Verplaatsing vergunde toestand

34.3.

opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

+4.500 ton

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

Verplaatsing vergunde toestand

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

45.18.2°a)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, opslag en activiteiten van: categorie 3-materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

45.18.2°b)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, opslag en activiteiten van: categorie 2-materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

45.18.2°c)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, opslag en activiteiten van: categorie 1-materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

53.2.2°a)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°, met een netto opgepompt debiet van maximum 30.000 m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld.

Verplaatsing vergunde toestand

  

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  • Nitrillen die als acuut toxisch worden ingedeeld, mogen alleen worden opgeslagen op de locaties waar dergelijke producten mogen aanwezig zijn conform het OVR/13/41;
  • De duur van de vergunning voor de bronbemaling moet beperkt worden tot de termijn die nodig is in functie van de bouwwerken van ADR zone 2.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

3 juni 2019

Start openbaar onderzoek

7 juni 2019

Einde openbaar onderzoek

6 juli 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

23 juli 2019

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

7 juni 2019

6 juli 2019

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019059944

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NOORD NATIE TERMINALS nv met als contactadres Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen (België)

Ligging van het project:

Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 14 sectie A nrs. 269M8, 269X7, 269Z7, 269L8, 269K8, 269N8, 269E8, 269C8, 269V8, 269D8, 269A9, 269P8, 269A4, 269G6, 269T7, 269C5, 269R8, sectie B nrs. 41F9, 41B7, 41Y8 en 41N6

Inrichtingsnummer:

20180517-0069 (Noord Natie Terminals nv)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Aanleg ADR-zone en logistieke zone. Verplaatsen stikstofinstallatie. Uitbreiding van een hogedrempel Seveso-inrichting

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

  • De inrichting is hoofdzakelijk stedenbouwkundig vergund;
  • Op 8 augustus 2014 verleende het college van burgemeester en schepenen een stedenbouwkundige vergunning (20141377) voor de regularisatie van tankpark M met bijgebouwen.
Inhoud van de aanvraag
  • Afbraak van een magazijn en uitbreken van verharding;
  • Aanleg van een ADR-zone;
  • Verplaatsing van een stikstofinstallatie;

  • Aanleg van een logistieke zone;

  • Plaatsen van omheiningen.

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Op 16 oktober 2014 verleende de deputatie van de provincie een milieuvergunning voor het verder in bedrijf houden en veranderen van een op- en overslagbedrijf, voor een termijn verstrijkend op 16 oktober 2034. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak een bijkomende ADR-zone en de verplaatsing van een onderhoudswerkplaats en een logistieke zone.

 

Aangevraagde rubrieken 

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

2.1.1.a)2°

opslag van afvalstoffen die niet aan de verwerking van afvalstoffen verbonden zijn, andere afvalstoffen dan de afvalstoffen, vermeld in b), meer dan 100 ton

Verplaatsing vergunde toestand

2.2.4.2°a)

opslag van dierlijke bijproducten bestaande uit categorie 3 materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

2.2.4.2°b)

opslag van dierlijke bijproducten bestaande uit categorie 2 materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

2.2.4.2°c)

opslag van dierlijke bijproducten bestaande uit categorie 1 materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

Verplaatsing vergunde toestand

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

+20 voertuigen

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

Verplaatsing vergunde toestand

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

Verplaatsing vergunde toestand

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.3.3°

opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+4.500 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.3.6.3°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+4.500 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+4.500 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

Verplaatsing vergunde toestand

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

Verplaatsing vergunde toestand

34.3.

opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

+4.500 ton

44.3.

opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

Verplaatsing vergunde toestand

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

Verplaatsing vergunde toestand

45.18.2°a)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, opslag en activiteiten van: categorie 3-materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

45.18.2°b)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, opslag en activiteiten van: categorie 2-materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

45.18.2°c)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, opslag en activiteiten van: categorie 1-materiaal;

Verplaatsing vergunde toestand

53.2.2°a)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°, met een netto opgepompt debiet van maximum 30.000 m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld.

Verplaatsing vergunde toestand

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden:

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

  • Alle ondergrondse constructies van de te slopen gebouwen zijn te verwijderen; uitzondering hierop zijn funderingspalen dewelke moeten worden weggebroken tot op ten minste 2 m onder de paalkop; ongebruikte rioleringen en leidingen moeten uit de ondergrond verwijderd worden; het is verboden aan te vullen met puin of ander afval;
  • De bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat;
  • Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Waterlink.

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

  • Nitrillen die als acuut toxisch worden ingedeeld, mogen alleen worden opgeslagen op de locaties waar dergelijke producten mogen aanwezig zijn conform het OVR/13/41;
  • De duur van de vergunning voor de bronbemaling moet beperkt worden tot de termijn die nodig is in functie van de bouwwerken van ADR zone 2.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.

Artikel 3

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.