Terug
Gepubliceerd op 16/12/2019

2019_CBS_10263 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019114774. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 13/12/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_10263 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019114774. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_10263 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019114774. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019114774

Gegevens van de aanvrager:

Provincie Antwerpen met als adres Koningin Elisabethlei 22 te 2018 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

B.A.S.F. Antwerpen N.V. met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20sectie A nrs. 2N en 2P

Inrichtingsnummer:

20190913-0072 (formaldehyde)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van het verzoek:

Chemisch bedrijf - (poly)isobuteen en butadiëen. Verzoek bijstelling milieuvoorwaarden door POVC nav GPBV-evaluatie.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

Op 27 augustus 1990 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/18/76138-90/172) voor een ruw mdi-fabriek op blokveld F600.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 20 september 2012 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een productie-eenheid voor isobuteen, polyisobuteen en butadieen horende bij een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 20 september 2032. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

De provinciale omgevingsvergunningscommissie wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden van de productie-eenheid voor voor isobuteen, polyisobuteen en butadieen naar aanleiding van een evaluatie van de huidige vergunningsvoorwaarden aan de vereisten van de BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

5 november 2019

2 december 2019 

gunstig 

 





Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier geldt eveneens het bestemmingsvoorschrift Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

 

De dichtstbij gelegen ruimtelijk kwetsbare locatie op Vlaams grondgebied is het natuurgebied langs de Schelde op circa 950 meter. Het dichtstbij gelegen woongebied op Vlaams grondgebied is de woonkern van Zandvliet op circa 2,5 km.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een verzoek tot ambtshalve bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden.

De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Conform de Europese Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 inzake industriële emissies en volgens artikel 1.4.1.1 van titel II van het VLAREM moet een evaluatie van een GPBV-installatie worden uitgevoerd binnen twee jaar na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie. Bij een evaluatie van een GPBV-installatie wordt nagegaan of de vergunningsvoorwaarden moeten worden bijgesteld.

 

Het voorwerp van het verzoek tot bijstelling betreft de productie van 155.000 ton/jaar butadieen, 130.000 ton/jaar isobuteen en 120.000 ton/jaar polyisobuteen.

 

De BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’ (LVOC) is van toepassing op de bovenstaande GPBV-installaties. De BBT-conclusies van deze BREF-studie werden op 7 december 2017 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Tevens is de horizontale BREF-studie (Common Waste Water and Waste Gas, CWW) van toepassing. De POVC (provinciale omgevingsvergunningscommissie) is belast met het uitvoeren van de evaluaties om na te gaan of de huidige vergunningsvoorwaarden voldoen aan de vereisten van de BREF-studies, meer bepaald aan de daarin opgenomen BBT-conclusies. In zitting van 3 september 2019 voerde de POVC deze evaluatie uit en oordeelde men dat een bijstelling van de vergunningsvoorwaarden noodzakelijk is. De POVC diende een verzoek tot bijstelling in bij de provincie, waarvoor het college nu om advies wordt gevraagd.

 

De productie-eenheid bestaat uit een butadieen destillatie, een eenheid voor de productie van isobuteen en een eenheid voor de productie van polyisobuteen. Butadieen wordt via extractieve destillatie gescheiden uit de C4-fractie van de steamcracker met behulp van het solvent N-methylpyrrolidon. Isobuteen wordt uit de raffinaat-1 stroom, die ontstaat bij de destillatie van butadieen, afgescheiden door katalytische omzetting met isobutanol tot isobutyltertiairbutylether (IBTBE). Het IBTBE wordt terug katalytisch gesplitst in isobuteen en isobutanol, die op hun beurt door destillatie gescheiden worden. De polymerisatie van isobuteen tot polyisobuteen gebeurt katalytisch in een organisch oplosmiddel, meer bepaald hexaan. Het polyisobuteen wordt afgescheiden door extractie en destillatie.

 

Elk uur wordt circa 37 m³ restwater vanuit de productie-eenheid naar de centrale waterzuivering (WZI) verpompt. Dit restwater vertegenwoordigt circa 3% van het totale effluentdebiet en 59% van de fluoridevracht in het influent van de waterzuiveringsinstallatie. Bij de polymerisatie van isobuteen tot polyisobuteen wordt immer BF3 als katalysator gebruikt. Bij de afscheiding van de katalysator komt dan fluoride in het afvalwater terecht.

 

Sinds de opstart van de PIB-installatie (polyisobuteen) werd onderzoek uitgevoerd met het oog op het verminderen van de fluorconcentraties. Er werden reeds diverse maatregelen genomen. De gemiddelde fluorconcentratie in het restwater van de PIB-installatie gedurende de laatste twee jaar bedroeg 115 mg/l en is tegenwoordig tamelijk stabiel.

 

Fluoride wordt echter amper verwijderd in de biologie van de centrale WZI. Voor het effluent van de centrale WZI is een norm van 20 mg/l en 15 mg/l als jaargemiddelde vastgelegd voor totaal fluoride. Van de totaal gemeten fluor van de PIB-installatie, is het grootste deel opgelost (circa 30% als HF en circa 70% als BF4). Gelet op het aandeel van de PIB-installatie, het feit dat fluoride nagenoeg niet verwijderd wordt in de centrale WZI en het mogelijk schadelijk/toxisch karakter van BF4, acht de POVC het noodzakelijk om een norm op deelstroomniveau op te leggen, teneinde de goede werking en opvolging van de procesgeïntegreerde technieken ter hoogte van de PIB-installatie te garanderen. Er wordt voorgesteld om een norm van 150 mg/l voor totaal fluoride op te leggen voorgesteld voor het restwater van de productie-eenheid vanaf 7 december 2021.

 

De POVC stelt verder het onvoldoende duidelijk in welke mate de CZV-vuilvracht (chemisch zuurstofverbruik), na menging met alle andere restwaterstromen in de centrale WZI, effectief verwijderd wordt binnen de hydraulische verblijftijd van de WZI en of dus wel volledig voldaan wordt aan BBT 11 van de BREF CWW. BBT 11 van de BREF CWW vermeldt immers dat het BBT is om afvalwater dat verontreinigende stoffen bevat die niet tijdens de eindbehandeling van het afvalwater afdoende kunnen worden aangepakt, voor te behandelen met geschikte technieken. Dit geldt specifiek voor verbindingen die onvoldoende verwijderd worden tijdens de eindbehandeling of verbindingen die in de lucht zouden terechtkomen. Indien bepaalde deelstromen effectief een lage tot matige bio-afbreekbaarheid vertonen, betekent dit dat deze afvalwaterstromen niet doelmatig gezuiverd worden ter hoogte van de centrale biologische waterzuivering, doch enkel verdund worden door mixen met andere afvalwaterstromen van een andere origine. Hierbij kunnen persistente en potentieel gevaarlijke stoffen verdund worden tot onder de detectielimiet en op die manier ontsnappen aan controle. In die gevallen kan het nodig zijn om de afvalwaterstromen voor te behandelen zodat een hogere verwijderingsefficiëntie wordt bekomen

 

Om conformiteit met de BREF CWW te garanderen, is het belangrijk dat verder onderzoek hier duidelijkheid in brengt. De POVC stelt dan ook voor om volgende bijzondere voorwaarde op te leggen: ‘Via een intensief onderzoeksprogramma, uitgevoerd in samenwerking met een extern consultant gespecialiseerd in de discipline afvalwater, wordt aangetoond in welke mate de CZV-vuilvracht via de centrale waterzuivering van BASF wordt verwijderd. De testen worden zo vaak als nodig herhaald zodat er een duidelijk en representatief zicht is op het biodegredatie/bioeleminatieverloop onder alle productieomstandigheden. De proefopstellingen moeten gebruik maken van actief slib van BASF Antwerpen. Indien uit de testen blijkt dat de CZV-vuilvracht onvoldoende verwijderd wordt in de centrale waterzuivering worden, in samenwerking met voormelde consultant, op basis van een kosten/batenanalyse maatregelen geëvalueerd ter reductie van de vuilvrachten ter hoogte van de IB-PIB-BD-installatie door middel van procesgeïntegreerde technieken, terugwinning van verontreinigende stoffen bij de bron of voorbehandeling van individuele deelstromen. Het volledig rapport van dit onderzoek, inclusief een timing voor uitvoering van de weerhouden maatregelen, wordt uiterlijk op 7 december 2021 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid die dit ter evaluatie overmaakt aan AGOP – Milieu Antwerpen en VMM.’

Het is aangewezen dat dit rapport eveneens ter informatie aan de stad Antwerpen bezorgd wordt.

 

Advies van het college

Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven om de gevraagde bijstelling te verlenen.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

het rapport met betrekking tot de CZV-vuilvracht wordt eveneens ter informatie aan de stad Antwerpen bezorgd.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

30 oktober 2019

Start openbaar onderzoek

8 november 2019

Einde openbaar onderzoek

7 december 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

19 december 2019

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

8 november 2019

7 december 2019

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek, onder volgende voorwaarde.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarde

1.

het rapport met betrekking tot de CZV-vuilvracht wordt eveneens ter informatie aan de stad Antwerpen bezorgd.

 

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

dienst taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.