Terug
Gepubliceerd op 16/12/2019

2019_CBS_10265 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019114705. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 13/12/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_10265 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019114705. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_10265 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019114705. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019114705

Gegevens van de aanvrager:

Provincie Antwerpen met als adres Koningin Elisabethlei 22 te 2018 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

B.A.S.F. Antwerpen N.V. met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20 sectie D nrs. 14N2, 14F en 14W

Inrichtingsnummer:

20180803-0023 (Cyclohexanon/Soda)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van het verzoek:

Chemisch bedrijf - productie-eenheid voor cyclohexanon en soda. Verzoek bijstelling milieuvoorwaarden door POVC nav GPBV-evaluatie.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

Op 19 juni 1996 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1995/5-95/B/1236) voor de uitbreiding bouw C401 (Anonfabriek).

 

Voorgeschiedenis milieu:

Op 5 augustus 2010 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een productie-eenheid voor cyclohexanon en soda horende bij een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 5 augustus 2030. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

De provinciale omgevingsvergunningscommissie wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden van de productie-eenheid voor cyclohexanon en soda naar aanleiding van een evaluatie van de huidige vergunningsvoorwaarden aan de vereisten van de BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

5 november 2019

2 december 2019

gunstig 

 





Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier geldt voornamelijk het bestemmingsvoorschrift Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Insteekdok 4 - . De Scheldelaan op circa 150 meter ten zuiden van het goed heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel met de Scheldelaan loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Op circa 270 meter ten zuiden van het goed loopt een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding.  

 

De dichtstbij gelegen ruimtelijk kwetsbare locatie op Vlaams grondgebied is het natuurgebied langs de Schelde op circa 1,1 kilometer. Het dichtstbij gelegen woongebied op Vlaams grondgebied is de woonkern van Zandvliet op circa 2 kilometer.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een verzoek tot ambtshalve bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden.

De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Conform de Europese Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 inzake industriële emissies en volgens artikel 1.4.1.1 van titel II van het VLAREM moet een evaluatie van een GPBV-installatie worden uitgevoerd binnen twee jaar na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie. Bij een evaluatie van een GPBV-installatie wordt nagegaan of de vergunningsvoorwaarden moeten worden bijgesteld.

 

Het voorwerp van het verzoek tot bijstelling betreft:

- productie van 550.000 ton/jaar anolon en 320.000 ton/jaar cyclohexanon (7.11.1.b);

- productie van 28.000 ton/jaar soda (natriumcarbonaat) (7.11.2.d);

- productie van 6.000 Nm³/u waterstofgas (7.11.2.a);

- sodareactor van 51.600 kW (43.3.2).

 

De BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’ (LVOC) is van toepassing op de bovenstaande GPBV-installaties. De BBT-conclusies van deze BREF-studie werden op 7 december 2017 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Tevens is de horizontale BREF-studie (Common Waste Water and Waste Gas, CWW) van toepassing. De POVC (provinciale omgevingsvergunningscommissie) is belast met het uitvoeren van de evaluaties om na te gaan of de huidige vergunningsvoorwaarden voldoen aan de vereisten van de BREF-studies, meer bepaald aan de daarin opgenomen BBT-conclusies. In zitting van 3 september 2019 voerde de POVC deze evaluatie uit en oordeelde men dat een bijstelling van de vergunningsvoorwaarden noodzakelijk is. De POVC diende een verzoek tot bijstelling in bij de provincie, waarvoor het college nu om advies wordt gevraagd.

 

De productie-eenheid voor cyclohexanon en soda bestaat uit de anolon/anoninrichting en de soda-inrichting. De belangrijkste grondstof voor deze installatie betreft cyclohexaan.

 

In de anolon/anoninrichting wordt cyclohexanon (anon) geproduceerd dat als grondstof bij de productie van caprolactam ingezet wordt. In anoloninstallaties 1 en 2 wordt cyclohexaan in drie in serie geplaatste reactoren en in aanwezigheid van een kobaltkatalysator met luchtzuurstof geoxideerd tot anolon. In de anoninstallatie wordt cyclohexanon gewonnen, enerzijds door destillatie uit anolon, anderzijds door dehydrogenatie van cyclohexanol (anol).

 

De hydrogenatiereactoren worden verwarmd door rookgassen van verbrandingsovens die onder meer worden gestookt met productstromen als hulpbrandstoffen. De emissies worden geloosd via schouw D301. Deze branders van de dehydrogenering (5 x 2.083 kW) betreffen procesfornuizen- of verhitters overeenkomstig de BREF LVOC. Uit de IMJV’s (integraal milieujaarverslag) van de voorbije jaren blijkt dat via het emissiepunt jaarlijks ciraca 10 à 20 ton NOx wordt geloosd.

 

In de soda-inrichting wordt de natriumcarboxylaatoplossing, nevenproduct van de anolonproductie, verbrand in de sodareactor. In de verbrandingskamer wordt vloeibaar natriumcarbonaat gevormd. Een groot deel van het natriumcarbonaat wordt in druppelvorm met de verbrandingsgassen meegevoerd. Na de verbrandingskamer koelen de rookgassen af waardoor de sodadruppeltjes tot sodastof stollen. Door het samenvoegen van alle sodafracties wordt een 26%-ige sodaoplossing opgeleverd. Vervolgens wordt in de kristallisatie water verdampt waardoor sodamonohydraatkristallen worden gevormd. In een draaiende calcineertrommel wordt het product door verhitting omgezet in watervrije soda.

 

In de sodareactor (ketel A31) wordt aardgas bijgestookt. Er worden tevens hulpbrandstoffen ingezet, meer bepaald bijproducten van andere installaties zoals glycol. Uit de IMJV’s van de voorbije jaren blijkt dat via het emissiepunt jaarlijks circa 10 à 12 ton NOx wordt uitgestoten.

 

Voor zowel de sodareactor als de branders van de dehydrogenatiereactoren is de algemene emissiegrenswaarde voor NOx uit Vlarem II van toepassing. De NO2-waarden in de Antwerpse haven zijn verhoogd, waarbij ter hoogte van BASF de Europese grenswaarde wel net gerespecteerd wordt, maar volgens het MER is de bijdrage van de gehele BASF-site aan de jaargemiddelde NO2-concentraties in de omliggende woonzones beperkt tot relevant.

 

De algemene emissiegrenswaarde voor NOx uit Vlarem II van 500 mg/Nm3 bij een massastroom van 5 kg/h of meer is van toepassing op de sodareactor. De uitgestoten massastroom bedraagt in de praktijk minder dan 5 kg, waardoor in feite geen emissiegrenswaarde van toepassing is. De POVC acht het aangewezen dat de exploitant tegen 31 december 2020 een studie laat uitvoeren door een MER-deskundige, erkend in de discipline lucht, waarin wordt nagegaan welke technieken kunnen worden toegepast voor het verder reduceren van de NOx-emissies van de sodareactor. Tevens dient in deze studie een toepasselijke emissiegrenswaarde voor NOx voor de sodareactor voorgesteld te worden dewelke afgestemd is op het gebruik van de voorgestelde techniek(-en).

 

Voor de branders van de dehydrogenatiereactoren is de algemene emissiegrenswaarde voor NOx uit Vlarem II van 500 mg/Nm³ bij een massastroom van 5 kg/h of meer eveneens van toepassing. De uitgestoten massastroom bedraagt in de praktijk minder dan 5 kg, waardoor in feite geen emissiegrenswaarde van toepassing is. Bovendien stelt de POVC dat er momenteel geen enkele techniek zoals vermeld in BBT4 van de BREF LVOC wordt toegepast. De POVC acht het dan ook noodzakelijk dat de exploitant tegen 31 december 2020 een studie laat uitvoeren door een MER-deskundige, erkend in de discipline lucht, waarin per techniek uit BBT 4 van de BREF LVOC wordt nagegaan of deze toepasbaar is. Tevens dient in deze studie aangegeven te worden welke techniek(-en) zullen worden toegepast en dient een toepasselijke emissiegrenswaarde voor NOx voor de branders van de dehydrogenatiereactoren voorgesteld te worden dewelke afgestemd is op het gebruik van de voorgestelde techniek(-en).

 

De POVC is van oordeel dat indien geen bijkomende maatregelen worden onderzocht en uitgevoerd, er niet zal kunnen voldaan worden aan de vereisten gesteld in de bepalingen van het VLAREM die overeenstemmen met de vereisten in de bepalingen van de Richtlijn inzake Industriële Emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) 2010/75/EU dd. 24/11/2010, voor wat betreft het milieucompartiment lucht.

 

De vergunningverlenende overheid zal de opgeleverde studies ter evaluatie aan de afdeling GOP–Milieu en ter informatie aan de Afdeling Handhaving en de VMM bezorgen.

Het is aangewezen dat deze studies eveneens ter informatie aan de stad Antwerpen bezorgd worden.

 

Advies van het college

Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven om de gevraagde bijstelling te verlenen.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de opgeleverde studies dienen door de vergunningverlenende overheid eveneens ter informatie aan de stad Antwerpen bezorgd te worden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

30 oktober 2019

Start openbaar onderzoek

8 november 2019

Einde openbaar onderzoek

7 december 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

19 december 2019

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

8 november 2019

7 december 2019

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek, onder volgende voorwaarde: 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarde

1.

de opgeleverde studie dient door de vergunningverlenende overheid eveneens ter informatie aan de stad Antwerpen bezorgd te worden.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

dienst taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. 

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.