Terug
Gepubliceerd op 16/12/2019

2019_CBS_10266 - Omgevingsvergunning - OMV_2019004401. Loodglansstraat 5. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 13/12/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_10266 - Omgevingsvergunning - OMV_2019004401. Loodglansstraat 5. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_10266 - Omgevingsvergunning - OMV_2019004401. Loodglansstraat 5. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2019004401

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV PR Havenbedrijf Antwerpen met als adres Zaha Hadidplein 1 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Loodglansstraat 5 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 7 sectie G nrs. 1492S5 en 1595/13 H

Inrichtingsnummer:

20190118-0035 (IIOA - K102)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Hernieuwing van de milieuvergunning voor een onderhoudswerkplaats

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

-          op 4 mei 1998 verleende de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning (HV/1998/B/0132) voor het slopen van een loods aan kaai 102;

-          op 2 maart 1999 verleende de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning (HV/1998/B/0539) voor het bouwen van een werkhuizencomplex;

-          op 2 mei 2014 verleende de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/P/2014478) voor het plaatsen van tijdelijke kantoorunits en het aanpassen van de buitenaanleg van de dienstgebouwen infrastructuur van de Haven van Antwerpen;

-          op 2 april 2015 verleende de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/P/2015313) voor de regularisatie uitbreiding verharding stapelplaats;

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 10 februari 2000 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend aan het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen om een inrichting voor het onderhoud van wegen en gebouwenpatrimonium te exploiteren met als eindtermijn 10 februari 2020. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen. Inmiddels werd de naam van de exploitant gewijzigd naar Hanvebedrijf Antwerpen.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat de hernieuwing van de exploitatie na uitbreiding en wijziging.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

879 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

400 liter

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

27,20 kW

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

62 voertuigen

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

 

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

173,89 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.668,44 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

0,66 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,4 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

1,4 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.864 liter

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

118,88 kW

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

235 m³

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

15,25 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

210 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

210 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

530 kW

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

92 ton

 

CLP-tabel

 

product

hoeveelheid

opslagwijze

6.4.1 (liter)

17.1.2.1.2 (liter)

17.3.2.1.1.1.b (kg)

17.3.4.1.b (kg)

17.3.6.1.b (kg)

17.4 (liter)

hydraulische olie

400

verplaatsbare recipiënten

x

 

 

 

 

 

zuurstof

274

verplaatsbare recipiënten

 

x

 

 

 

 

acetyleen

274

verplaatsbare recipiënten

 

x

 

 

 

 

propaan

1.688,44

verplaatsbare recipiënten

 

x

 

 

 

 

argon

324

verplaatsbare recipiënten

 

x

 

 

 

 

koolstofdioxide

108

verplaatsbare recipiënten

 

x

 

 

 

 

diesel

660

verplaatsbare recipiënten

 

 

x

 

 

 

cement

1.400

verplaatsbare recipiënten

 

 

 

x

x

 

diverse

5.000

kleine verpakkingen

 

 

 

 

 

x

Totaal

 

 

400

2.668,44

660

1.400

1.400

2.864

 

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

brandweer/ risicobeheer/ preventie

2 oktober 2019

12 november 2019

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

Over het goed loop volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden grotendeels de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Albertdok, het Amerikadok en de Royerssluis – Gebied voor waterweginfrastructuur. Ten zuiden van het goed loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Op circa 400 meter ten noordoosten van het goed loopt een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding.

 

Binnen de straal van 500 meter is eveneens het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2015). Volgens dit GRUP geldt voor de zone ten westen van de Royerssluis Gebied voor wegeninfrastructuur. Tevens bevinden er zich op minstens 100 meter ten zuiden van het goed overdrukken met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur en Werfzone.

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het gemeentelijk RUP Droogdokkeneiland van toepassing (Besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 28 november 2013). Volgens dit RUP geldt voor de zone tussen de Royerssluis en het Suezdok het bestemmingsvoorschrift Zone voor gemengde functies: Groen en Centrumfuncties, binnen de bestemmingscategorieën Lijninfrastructuur en Wonen.

 

Op circa 100 meter ten oosten en zuiden van het goed zijn binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen, bepaald in het gelijknamig gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, de bestemmingen van het gewestplan Antwerpen nog van toepassing, met als bestemmingen Industriegebieden, Gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen, bestaande waterweg en bestaande hoogspanningsleiding.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Het voorwerp van de aanvraag betreft een hernieuwing van een milieuvergunning waarbij enkele rubrieken gewijzigd worden. Er lijken geen stedenbouwkundige handelingen gepaard te gaan met het beoogde project.

De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Het Havenbedrijf Antwerpen is de eigenaar van de meeste gronden in het havengebied op rechteroever, alsook waterbeheerder van de verschillende dokken die in het havengebied gelegen zijn. Naast de hoofdzetel (het Havenhuis) beschikt het Havenbedrijf Antwerpen over diverse buitendiensten. Voorliggend dossier gaat over de hernieuwing van de vergunning, na uitbreiding en wijziging, van de dienst Operations – Onshore Infrastructure die instaat voor het onderhoud van de wegen en de gebouwen van het havenbedrijf.

 

In het verleden was de deputatie van de provincie Antwerpen de bevoegde vergunningverlenende overheid. Volgens het Omgevingsvergunningendecreet is nu het college bevoegd geworden voor deze ingedeelde inrichting of activiteit.

Conform artikel 70 van het omgevingsvergunningsdecreet dient een hernieuwing van de vergunning ingediend te worden tussen 24 en 12 maanden voor de einddatum van de lopende vergunning. Aangezien de vergunning van het Havenbedrijf Antwerpen afloopt op 10 februari 2020, is het bedrijf hier te laat mee.

 

De site beschikt over een garagewerkplaats voor klein onderhoud aan de bedrijfsvoertuigen alsook een stalplaats voor deze 62 voertuigen. Het gaat voornamelijk over diverse bestel- en vrachtwagens en enkele heftrucks, maar ook zoutstrooiers en sneeuwschoppen.

 

Verder zijn er afzonderlijke ruimtes ingericht voor metaal- en houtbewerking (respectievelijk 15,25 kW en 118,88 kW aan geïnstalleerd vermogen) en een opslagruimte voor hout (235 m³). Een groot magazijn met werkmateriaal en onderdelen is tevens aanwezig en een afzonderlijk lokaal voor de schilders met inbegrip van de opslag van verven.

De opslag van verven gebeurt in een apart lokaal boven lekbakken. Aangezien de verven allemaal kleine recipiënten zijn, zijn de afstandsregels hier niet van toepassing. In de ruimte voor metaalbewerking is tevens een ontvettingsbad aanwezig met een inhoud van 210 liter.

 

Het bedrijf beschikt over een opslagplaats voor volgende gassen: zuurstof (274 liter), acetyleen (274 liter), propaan (1.688 liter), argon (324 liter) en koolstofdioxide (108 liter).

De gassen worden per gevaareigenschap opgeslagen in verschillende kleine opslagplaatsen. Deze zijn afzonderlijk afgesloten en voorzien van de nodige pictogrammen. De lege gasflessen worden bij de volle flessen van dezelfde categorie geplaatst. De opslag voldoet bijgevolg aan de bepalingen van VLAREM II.

 

De overige opslag betreft 400 liter hydraulische olie, 0,66 ton diesel, 1,4 ton cement en 2.864 liter gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen.

De hydraulische olie wordt in een afzonderlijk lokaal op lekbakken opgeslagen naast de garage, 0,66 ton diesel wordt opgeslagen in twee werftanks die op een lekbak worden geplaatst. 1,4 ton cement wordt in de autostalplaats opgeslagen op paletten. De opslag van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen betreft diverse poetsproducten die worden opgeslagen in verschillende poetsbergingen verspreid over de beide aanwezige gebouwen en de opslag van verven zoals hierboven beschreven. Er kan aan de afstandsregels van VLAREM II worden voldaan.

 

De werkzaamheden van deze buitendienst zorgen voor de productie van diverse afvalstoffen op de locatie waar de werken worden uitgevoerd. Deze afvalstoffen worden mee teruggebracht naar de site om ze daar voorlopig op te slaan en te sorteren met het oog op de regelmatige afvoer ervan.

Deze activiteit is niet ingedeeld en de afvalstoffen worden door een erkende overbrenger naar een erkende verwerker gebracht.

 

Er is geen bedrijfsafvalwater meer op de site. In het verleden werden de werkplaatsen nat gereinigd en via een koolwaterstofafscheider geloosd in oppervlaktewater. De afvalwaterstroom is er niet meer maar de aanwezige KWS-afscheider blijft wel behouden en wordt per kwartaal geïnspecteerd en onderhouden. Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van het sanitair en douches en heeft een jaardebiet van 879 m³. Na passage door een rietveld (IBA) wordt deze stroom geloosd in oppervlaktewater. De beide aanwezige gebouwen beschikken over een rietveld.

 

De koeling gebeurt door twee airconditioninginstallaties van 1,8 kW elk en een ijswatergroep met een vermogen van 55,3 kW. De verwarming gebeurt door twee stookinstallaties met een thermisch ingangsvermogen van 1 x 240 kW en 1 x 290 kW op aardgas.

Het gebruikte koelmiddel betreft R410A en is een toegelaten koelmiddel. Een register, logboek en instructiekaarten zijn aanwezig.

 

Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te hernieuwen:

-          batterijladers met een vermogen van 27,2 kW. Het vermogen van de bijhorende batterijen blijft onder de indelingsgrens;

-          vijf compressoren met een respectievelijk vermogen van 4,99 kW, 11 kW, 30 kW, 36 kW en 33 kW. De drie laatste compressoren betreffen mobiele dieselcompressoren die
       voornamelijk gebruikt worden op externe werven in havengebied. Maar aangezien het bedrijf deze sporadisch ook op de site gebruikt, worden ze toch mee aangevraagd onder   
       rubriek 16.3;

-          92 ton strooizout: het havenbedrijf verzorgt enkel de opslag in silo’s van dit strooizout. Een externe firma komt het opladen om effectief de wegen te gaan strooien.

 

Bepaalde rubrieken zijn niet langer van toepassing en mogen uit de vergunning geschrapt worden, meer bepaald 3.1.1, 3.2, 12.3.1, 17.3.4.2, 17.3.5.1 en 30.10.1.

 

Het goederentransport bestaat uit  gemiddeld 3 à 4 aanvoerbewegingen per week van bestelwagens en 1 à 2 van vrachtwagens. Enkele keren per week gebeurt er via bestelwagens een afvoer van goederen naar verschillende werven. Meer dan de helft van het personeel (circa 120 werknemers) komt met de fiets naar het werk, de overige werknemers met de wagen.

De verkeersgeneratie van deze site vormt geen probleem voor de omliggende wegen en verkeersafwikkeling.

 

Op 12 november 2019 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/HS/2019/H.00351.A3.0003). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.

 

Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. De beheerder van de ontvangende waterloop is het Havenbedrijf Antwerpen. Het wateradvies van het Havenbedrijf Antwerpen is gunstig. De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

De aanvraag heeft betrekking op een project als vermeld in bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage meer bepaald op rubriek 4e ‘Productie en verwerking van metalen’. De aanvrager heeft de velden die betrekking hebben op de m.e.r.-screening ingevuld in het Omgevingsloket. Bij de volledig- en ontvankelijkheid van het aanvraagdossier werd geoordeeld dat er geen milieueffectenrapport moet opgesteld worden aangezien het project geen aanzienlijk negatieve effecten genereert.

 

Advies aan het college

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

879 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

400 liter

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

27,20 kW

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

62 voertuigen

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

 

16.3.2.a

(voorheen 16.3.1.1°)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

173,89 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.668,44 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

0,66 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,4 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

1,4 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.864 liter

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

118,88 kW

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

235 m³

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

15,25 kW 

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

210 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

210 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

530 kW 

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

92 ton

 

Gecoördineerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

879 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

400 liter

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

27,20 kW

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

62 voertuigen 

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

1 werkplaats

16.3.2.a (voorheen 
16.3.1.1°)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

173,89 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.668,44 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

0,66 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,40 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

1,40 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.864 liter

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

118,88 kW

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

235 m³

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

15,25 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

210 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

210 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

530 kW

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

92 ton

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

26 september 2019

Volledig- en ontvankelijk

1 oktober 2019

Start openbaar onderzoek

2 oktober 2019

Einde openbaar onderzoek

31 oktober 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

14 januari 2020

Verslag GOA

28 november 2019

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

2 oktober 2019

31 oktober 2019

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Brandweervoorwaarden

1.

de voorwaarden uit het advies van brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt te worden nageleefd

 

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

879 m³/jaar

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

400 liter

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

27,20 kW

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

62 voertuigen

15.2.

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5;

1 werkplaats

16.3.2.a (voorheen

16.3.1.1°)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

173,89 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.668,44 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

0,66 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,40 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

1,40 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.864 liter

19.3.1°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

118,88 kW

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

235 m³

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

15,25 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

210 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

210 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas;

530 kW

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

92 ton

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 13 december 2019 voor een termijn van onbepaalde duur.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.