Terug
Gepubliceerd op 16/12/2019

2019_CBS_10237 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019116072. Royerssluis en omgeving. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 13/12/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_10237 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019116072. Royerssluis en omgeving. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_10237 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019116072. Royerssluis en omgeving. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De gewestelijke omgevingsvergunningscommissie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen;

- het dossier aan de gemeenteraad voor te leggen voor beslissing over de zaak van de wegen.

 

Projectnummer:

OMV_2019116072

Gegevens van de aanvrager:

Departement Mobiliteit en Openbare Werken met als adres Thonetlaan 102 bus 2 te 2050 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

Departement Mobiliteit en Openbare Werken met als adres Thonetlaan 102 bus 2 te 2050 Antwerpen

Ligging van het project:

Voor het grondgebied Antwerpen: Royerssluis en omgeving, 2030 Antwerpen

Voor het grondgebied Beveren: Koestraat zonder nummer, 9120 Beveren

Kadastrale gegevens:

sectie C nrs. 300E, 843C, afdeling 7sectie G nrs. 1329B, 1330D, 1330/2 , 1331Y, 1331Z, 1332/29 L, 1332/30 E, 1332/31 K, 1332/59 , 1332/19 B, 1332/30 F, 1332/58 , 1332/31 H, 1338/27 B, 1338/5 V, 1338/9 , 1338/25 A, 1338/12 A, 1338/14 A, 1338/11 , 1338/5 X, 1338/20 A, 1338/5 S, 1338/5 Y, 1338/22 E, 1338/5 R, 1338/7 C, 1338/13 A, 1338/5 W, 1338/23 A, 1350C, 1352/3 , 1352/22 , 1352/21 , 1352/18 , 1352/20 A, 1352/19 A, 1352/7 K, 1352/7 H, 1455/13 F, 1455/13 E, 1455G, 1455/7 C, 1455/14 , 1467/3 N, 1467/11 C, 1467/11 D, 1476, 1479/3 C, 1479/3 D, 1479Z, 1479Y, 1479/8 , 1479A2, 2416F, 2416E, 2419A, 2419D en 2419B

Inrichtingsnummer:

20180205-0073 (Renovatie Royerssluis Antwerpen)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

renovatie van de Royerssluis en omgeving

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

-        Op 28 juli 2015 verleende de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning (8.00/11002/478861.4) voor een nieuw vijzelgemaal (Royerssluis) en aanleg bijhorende afvoerkokers richting Siberiastraat en Sloepenweg;

-        Op 26 juli 2016 verleende de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning (8.00/11002/1413.2) voor het slopen van een aantal gebouwen en aanhorigheden op het terrein van de Hogere Zeevaartschool;

-        Op 14 december 2018 een omgevingsvergunning verleende het college van de stad Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2018083817) voor het slopen van (bij)gebouwen, de uitbreiding en exploitatie van de Hogere Zeevaartschool;

-        Op 8 maart 2019 verleende het college van de stad Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2018131708) voor het slopen van de Panama- en Suezloods;

-        Op 16 juli 2019 verleende de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw een omgevingsvergunning (OMV_2018130426) voor de bouw en exploitatie van een nieuw vijzelgemaal Royerssluis, afvoerkokers en een nieuw DWA-pompstation met persleiding;

-        Op 10 juli 2019 werd een omgevingsaanvraag (OMV_2019089855) ingediend bij de deputatie van de provincie Antwerpen voor het slopen van gebouwen en aanhorigheden ter hoogte van het bedrijf Boortmalt - Samga. De procedure is nog lopende. Het college bracht hierover op 29 november 2019 een voorwaardelijk gunstig advies uit.

 

Huidige toestand

De Royerssluis werd gebouwd in 1907 en had als (oorspronkelijke) functie een zeevaartsluis te zijn. Geleidelijk aan evolueerde ze naar een binnenvaartsluis. Ten gevolge van de schaalvergroting in de binnenvaart, is de sluis nu ook te klein geworden voor de hedendaagse binnenvaart. De sluis is tevens verouderd en in te slechte toestand om nog operationeel te zijn en te voldoen aan de huidige eisen.

De sluis valt geregeld uit waardoor zowel de scheepvaart als het wegverkeer onnodige hinder ondervindt.

Daar het belang van transport over het water verder toeneemt, dient de Royerssluis vernieuwd en vergroot te worden waardoor de bereikbaarheid van de haven en het Albertkanaal kan worden verbeterd.

 

Gewenste toestand

Huidige aanvraag betreft de afbraak en bouw van een nieuwe Royerssluis tot een performante binnenvaartsluis van grotere omvang dan de bestaande sluis. Tevens wordt de onmiddellijke omgeving van de Royerssluis, gelegen op de grens van het zeehavengebied met het grootstedelijk gebied Antwerpen ter hoogte van het Droogdokkeneiland, aansluitend bij het Droogdokkenpark dat in ontwikkeling is, hieraan aangepast en heraangelegd.

 

Inhoud van de aanvraag

-          Afbraak en nieuwbouw van de Royerssluis;

-          Afbraak en/of verplaatsing van bijgebouwen;

-          Aanpassing van gemeente- en gewestwegen;

-          Omgevingsaanleg.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Op 20 december 2001 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning aan het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen voor het exploiteren van de Royerssluis, voor een termijn verstrijkend op 20 december 2021.


Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft de renovatie van de Royerssluis (werfactiviteiten) en de exploitatie van de Royerssluis.


Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

2.1.3.1°

tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die niet voldoet aan een toepassing als vermeld in het Vlarebo met een capaciteit van maximaal 10.000 m³;

10.000 m³

2.2.2.a)2°

opslag en mechanische behandeling van inerte afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1.000 m³;

10.000 m³

3.6.3.3°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 50 m³/uur;

600 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.1.1.2°b)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

717,5 kVA

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

4.410 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

120.000 VAh

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

1.550 kW

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

30 voertuigen

16.3.1.2°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

375,57 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

1.600 liter

17.3.2.3.2°b)

opslagplaatsen voor brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02: overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, niet vermeld in rubriek 17.3.2.1 en 17.3.2.2, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 kg tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

20,83 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

200 ton

17.3.6.3°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

200 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

500 liter

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

30 kW

30.3.c)

mortel- en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

300 kW

31.1.2°b)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

1.087,5 kW

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

2.506.000 m³/jaar

53.11.1°

onttrekken van grondwater, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, en met een netto onttrokken debiet van 2500 m3 per dag of meer;

20.400 m³/dag

61.2.2°

tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³.

80.000 m³

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

 

 

Bij te stellen voorwaarden:

Artikel 5.2.1.2.§2 / 5.61.2. § 2

Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of in dit besluit is de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie verplicht. De installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug is in ieder geval verplicht voor inrichtingen waar bedrijfs- of huishoudelijke afvalstoffen afkomstig van derden worden verwijderd. De ijking gebeurt overeenkomstig de ijkwet. De toegang van de aanvoerende vrachtwagens is slechts toegelaten over de in werking zijnde weegbrug.

Artikel 5.2.1.2.§3 / 5.61.2. § 3

Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag de normale afvalstoffenaanvoer en -afvoer niet vóór 7 uur en na 19 uur plaatsvinden.

Artikel 5.2.1.5.§1

Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit en behalve in het geval dat in de inrichting uitsluitend afvalstoffen afkomstig van de eigen bedrijfsactiviteiten worden verwerkt, wordt bij de ingang van de inrichting een uithangbord van minstens 1 m² grootte aangebracht waarop duidelijk leesbaar volgende vermeldingen voorkomen:

1° de aard van de inrichting;

2° de naam, het adres en het telefoonnummer van de exploitant;

3° de vervaldatum van de vergunning: "vergund tot ...";

4° de normale openingsuren;

5° het adres en het telefoonnummer van de toezichthoudende overheid;

6° bij brand of onheil: telefoonnummer brandweer;

Artikel 5.2.1.5.§5

Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5m breedte aangelegd. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen.

De exploitant neemt de nodige maatregelen om zo snel mogelijk een efficiënt groenscherm te bekomen. Voor nieuwe inrichtingen wordt het groenscherm aangeplant zodra de bouwwerken dat toelaten en het plantseizoen is aangebroken. Indien geen bouwwerken worden uitgevoerd, wordt het groenscherm aangeplant in het eerste plantseizoen dat bij de aanvang van de uitbating aansluit.

Voorgestelde bijstelling:

Artikel 5.2.1.2.§2 / 5.61.2. § 2

De opslaghoeveelheden blijven ter plaatse. Een landmeter zal ingeschakeld worden om de bergen, na aanleg van stock, op te meten.

Artikel 5.2.1.2.§3 / 5.61.2. § 3

De aanvrager verzoekt een afwijking te bekomen op voorwaarde m.b.t. de exploitatie-uren om de werf en bijhorende hinder voor scheepvaart en rijwegverkeer zo min mogelijk te houden.

Artikel 5.2.1.5.§1

De aanvrager verzoekt om een vrijstelling van de verplichting tot het plaatsen van het desbetreffende bord gelet op de tijdelijke aard van de bouwfase.

Artikel 5.2.1.5.§5

De aanvrager verzoekt om te willen afzien van de verplichting tot het aanleggen van een groenscherm van 5 meter breed gezien deze voorwaarde enkel betrekking heeft op de bouwfase die van tijdelijke duur is. De uitvoeringstermijn van de werken wordt geschat op 48 maanden waardoor het aanleggen van een groenscherm niet zinvol is. Delen van de werfzone zullen afgebakend worden voor het publiek, met behulp van een Heras-hekwerk van 2 meter hoog en een inrit met slagbomen, zodat ze niet door onbevoegden betreden kunnen worden.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

brandweer/ risicobeheer/ preventie

12 november 2019

29 november 2019

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

30 oktober 2019

2 december 2019

Voorwaardelijk gunstig 

lokale politie/ verkeerspolitie (LP/VK/SE)

12 november 2019

14 november 2019

Gunstig

Water-link (AWW)

12 november 2019

3 december 2019

Voorwaardelijk gunstig

 















Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategisch Coördinator/ stadshavendienst

12 november 2019

 

stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen

12 november 2019

15 november 2019

Stadsontwikkeling/ beheer en onderhoud

12 november 2019

20 november 2019

stadsontwikkeling/ mobiliteit

12 november 2019

29 november 2019

stadsontwikkeling/ mobiliteit/ oosterweelverbinding

12 november 2019

29 november 2019

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

12 november 2019

2 december 2019

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ monumentenzorg

12 november 2019

 

stadsontwikkeling/ ontwerp en uitvoering/ ontwerpers

12 november 2019

 28 november 2019

stadsontwikkeling/ ruimte

12 november 2019

13 november 2019

AG Vespa

13 november 2019 

5 december 2019 

 

Wegenwerken

Artikel 31 van het Omgevingsvergunningendecreet stelt dat indien de vergunningsaanvraag de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg omvat, de gemeenteraad een beslissing over de zaak van de wegen neemt, alvorens de bevoegde overheid een beslissing neemt over de vergunningsaanvraag.

 

De gemeenteraad beslist op 27 januari 2020 over de zaak van de wegen.

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gedeeltelijk – de directe omgeving van de bestaande Royerssluis en aanhorigheden - gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

De Royerssluis zelf is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor Waterweginfrastructuur.

Dit gebied is bestemd voor waterweginfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van die waterweginfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn toegelaten: - alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer; - het bergen van baggerspecie in onderwatercellen. Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

Het sluisplateau ten westen van de sluis is bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Het plateau ten oosten van de sluis is bestemd als Grensgebied met het grootstedelijk gebied – omgeving Royerssluis.

 

Het goed is gedeeltelijk - de omgeving ten westen van de sluis - gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding - wijziging (Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2015).

De omgeving ten westen van de sluis is volgens dit voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor wegeninfrastructuur.

Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden.

In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van deze wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, geluids - en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.

In dit gebied zijn eveneens toegelaten:

-         alle handelingen, werken en wijzigingen i.f.v. tolheffing en verkeershandhaving;

-         alle handelingen voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van waterweginfrastructuur en aanhorigheden;

-         voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de passende beoordeling, alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden in de speciale beschermingszone voor kwetsbare vogelsoorten, andere diersoorten of planten of van het beperken van de milieu-impact;

-     voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.

 

Het goed is gedeeltelijk - de omgeving ten oosten van de sluis - gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2009), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het grootstedelijk gebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen.

Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.

 

Het goed is gedeeltelijk - het gedeelte ten oosten van de huidige sluis - gelegen in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Droogdokkeneiland’ van de stad Antwerpen (Besluit van de deputatie van 28 november 2013).

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van deze ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Het planelement ‘Waterlink’ is weliswaar gesitueerd tot in het deelgebied ‘buitendijkse natuur’, doch het aanleggen, herstellen of verplaatsen van openbare wegen en nutsleidingen is toegestaan volgens de stedenbouwkundige voorschriften van het gemeentelijk RUP met uitzondering van de aanleg van verkeerswegen voor gemotoriseerd verkeer dewelke in het slikken- en schorrengebied niet is toegestaan.

Het planelement ‘Werfinrichting’, met een andere functie dan ‘groen’ of ‘centrumfunctie’ is weliswaar gesitueerd tot in het deelgebied ‘binnendijks park’, doch betreft het een tijdelijke situatie voor de uitvoering van de werken, dewelke van openbaar belang zijn.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Amerikadok en Albertdok  – Gebied voor waterweginfrastructuur. Over de verbindingsgeul tussen het Amerika- en Albertdok loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.

 

Binnen de straal van 500 meter is eveneens het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2015). Volgens dit GRUP geldt voor de zone ten westen van de Royerssluis Gebied voor wegeninfrastructuur. Tevens bevinden er zich op minstens 100 meter ten zuiden van het goed overdrukken met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur, Werfzone en Zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur.

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het gemeentelijk RUP Droogdokkeneiland van toepassing (Besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 28 november 2013). Volgens dit RUP geldt voor de zone tussen de Royerssluis en het Suezdok het bestemmingsvoorschrift Zone voor gemengde functies: Groen en Centrumfuncties, binnen de bestemmingscategorieën Lijninfrastructuur en Wonen.

 

Op circa 100 meter ten oosten en zuiden van het goed zijn binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen, bepaald in het gelijknamig gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, de bestemmingen van het gewestplan Antwerpen nog van toepassing, met als bestemmingen Industriegebieden, Gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen, bestaande waterweg en bestaande hoogspanningsleiding.

 

Ten westen van de aanvraag bevindt zich de grens van het afgebakende zeehavengebied. Buiten de afbakeningslijn is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing, met de bestemming Bestaande waterweg (voor de Schelde).

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag. Hoewel voor de renovatie van de Sluismeesterswoning de verordening niet van toepassing is, zal hier toch een hemelwaterput geplaatst worden waarbij het opgevangen hemelwater zal worden hergebruikt bij het sanitair en dienstkranen. Daar bij de nieuwe technische gebouwen die opgericht worden, waar de verordening wel op van toepassing is, geen hergebruikmogelijkheden zijn, kan er op deze manier toch tegemoet gekomen worden aan de uitgangsprincipes van de gewestelijke verordening hemelwater rond hergebruik.

 

Er werd een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd voor het aspect infiltratie. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.

Op de verharding die hoort tot het openbaar wegdomein is de verordening niet van toepassing. 11% van de verharde oppervlakte waar de verordening wel op van toepassing is, kan infiltreren in de omliggende groenzone. Het hemelwater dat valt op de overige verharding komt in de riolering terecht met voldoende buffercapaciteit. De overstort gebeurt in de dokken die dienst doen als extra bufferbekken en waaruit door diverse bedrijven gesitueerd errond dokwater gecapteerd wordt. Uit studie is gebleken dat het technisch moeilijk haalbaar is een ondergrondse infiltratievoorziening te plaatsen door de aanwezigheid van leemgronden met een lage infiltratiecapaciteit. Daarnaast wenst men het behoud van de optimale draagkracht van de ondergrond waardoor het technisch onverenigbaar is om een ondergrondse infiltratievoorziening te plaatsen.

 

Ook de afwijking op vlak van infiltratie kan gunstig worden geadviseerd.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is van toepassing op de aanvraag op de info- en tentoonstellingsruimte die wordt geplaatst tijdens de werken.

 

Sectorale wetgeving

Archeologie: Overeenkomstig artikel 5.4.1 wordt bij bepaalde aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning met ingreep in de bodem een bekrachtigde archeologienota gevoegd.

Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is gelegen buiten een woon- en recreatiefgebied met een publiekrechtelijke aanvrager en een oppervlakte boven 3000 m² (11,4 ha) en ingreep in de bodem boven 1000 m² (gelijk aan projectgebied). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.

 

Een archeologienota werd ingediend door het projectbureau ABO en waarvan werd akte genomen door het agentschap Onroerend Erfgoed op 19/07/2019 (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/11694). Het programma van maatregelen beval geen verder vervolgonderzoek.

 

Bij de geplande uitgravingen kunnen echter nog steeds archeologische restanten zoals prehistorische boten of middeleeuwse structuren aan bod komen. De bouwheer is hierbij nog steeds verplicht om vondsten of restanten, waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat ze archeologisch waardevol zijn, te melden onder de vondstmeldingsplicht (cfr. Onroerenderfgoeddecreet, 2 juli 2013, artikel 5.1.4).

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

De Royerssluis is gelegen in het zuiden van het havengebied op rechteroever en vormt zo de toegang van de Schelde naar het Amerikadok voor de binnenvaart, en in beperkte mate, de zeevaart.

Tevens is het de rechtstreekse aansluiting van het Albertkanaal naar de Schelde. Zonder deze sluis zou doorgaand binnenvaartverkeer moeten omvaren wat nadelig is voor de concurrentiële positie van de binnenvaart. De modernisering van de Royersluis is een belangrijke investering in de modael split  voor de Antwerpse regio.

Het landverkeer van de stad Antwerpen en Antwerpse ring richting de Scheldelaan en omgekeerd, kruist de sluis momenteel nog via de sluisdeuren.

 

Voorliggende aanvraag omvat in eerste instantie de afbraak en vervanging van de sluis door een sluis met grotere omvang. De huidige lengte en breedte bedraagt respectievelijk 182,5 meter en 22 meter. Langs weerszijden wordt de sluis 7 meter breder waardoor de totale breedte 36 meter zal bedragen en de as van de sluis behouden blijft. De binnenafmeting tussen de sluisdeur aan het benedenhoofd en de sluisdeur aan het bovenhoofd zal na de werken 233 meter bedragen.

 

Door deze verbreding en verlenging, dient de omliggende omgeving aangepast en heraangelegd te worden.

Zo wordt het geleidewerk (= constructie die schepen richting de sluis geleiden), zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van de toegangsgeul, afgebroken en vervangen door nieuw geleidewerk.

De bestaande wegenis rondom de sluis wordt opgebroken en vervangen door nieuwe wegen. In het nieuwe ontwerp zal het wegverkeer voortaan over twee nieuwe wegbruggen, type basculebrug met kelder, rijden in plaats van over de sluisdeuren.

 

Er zullen nieuwe technische gebouwen gebouwd worden voor de exploitatie van het sluizencomplex. Andere bestaande gebouwen, zoals de als monument beschermde Sluismeesterwoning en het Sluiswachtershuis en het Gebouw rivierloodsen, tevens gebouwen met erfgoedwaarde opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed, zullen al dan niet worden verplaatst en worden gerenoveerd. De bediening van de sluis zal worden georganiseerd vanuit de Sluismeesterwoning. Er worden ook wachtlokalen voor dokwerkers en kantoren in de Sluismeesterwoning voorzien. Hierdoor wordt het gebouw opnieuw betrokken bij de werking van de sluis.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De waterwegverbinding verbetert met voorliggend project. De sluis zal toegankelijk worden voor grotere goederentransporten over het water tussen de Schelde en het Albertkanaal.

 

De renovatie van de sluis zal gepaard gaan met een aanzienlijk grondverzet. Bij het uitgraven van de bouwput en de afbraak van de bestaande sluis zullen grote hoeveelheden grond en puin vrij komen. Verkeersdruk op het onderliggend wegennet kan beperkt gehouden worden door het transport over de weg maximaal te beperken en te kiezen voor transport via het water.

Een deel van de aanvoer van materiaal en materieel zal gebeuren via het water, wat positief is. Hiervoor wordt een laad- en losplaats aan het Amerikadok ter hoogte van de Siberiastraat voorzien. Het valt aan te raden dat de bouwheer zoveel mogelijk tracht te werken via het water omdat dit een positief effect heeft op de bereikbaarheid van de omgeving

Het wegverkeer zal tijdens de werken niet onderbroken worden. Voorafgaand aan de afbraak van de weginfrastructuur wordt een tijdelijke kofferdam aangelegd welke zich naast de Royersbrug langs Scheldezijde over de toegangsgeul bevindt. Er wordt een tijdelijke omleidingsweg voorzien richting de kofferdam. Langs deze omleidingsweg wordt een dubbelrichtingsfietspad voorzien. Na afloop van de werken wordt deze terug afgebroken.

De Hogere Zeevaartschool en bijbehorende bestaande parking aan de zuidzijde van het gebouw, dewelke op termijn wel zal worden verplaatst, blijven bereikbaar.

We merken op dat de wegenis ten noorden van de sluis zich binnen de bestaande beschikbare ruimte bevindt, alsook aansluit op de bestaande Scheldelaan.  De omgeving rond de toekomstige Oosterweelknoop zal door Lantis in het kader van de Oosterweelverbinding volledig herschikt worden om te verknopen met de toekomstige Scheldetunnel.    In deze plannen zal de noordzijde verder geoptimaliseerd worden naar wegontwerp aangezien door de herschikking van de Oosterweelknoop er de nodige ruimte vrijkomt om deze betere wegenis in te kunnen passen.

Voorliggende wegenis ten noorden van de sluis, die zich binnen de huidige beschikbare ruimte bevindt, en ook  aansluit op de bestaande wegenis, kan daarom positief geadviseerd worden.

In het project-MER wordt vermeld dat zowel de aanvoer als afvoer van materialen een groot aandeel werfverkeer via het wegennet zal genereren. Bij de bouwput met talud zijn dit 35 vrachtwagens per dag indien het verkeer over de volledige periode gelijk gespreid wordt. Hierdoor kan tijdens de aanlegfase ter hoogte van het project enige congestievorming verwacht worden voor het wegennetwerk. In dit gebied zullen de komende jaren een aantal werven, die heel wat verkeer genereren, naast elkaar liggen. Er wordt daarom gevraagd om het transport over de weg maximaal te beperken en zo veel als mogelijk te kiezen voor transport via het water.

 

De nieuwe fietspaden dienen een middenmarkering te krijgen alsook aan de zijkant een doorlopende lijn met ribbels om afwijkende fietsers te verwittigen, conform de markeringswijze die op fietsostrades aangebracht wordt.  Ook dient er aan elk begin en einde van een fietspadsegment een richtingspijl gemarkeerd te worden. Ter hoogte van kruisingen van autoverkeer moet er in de rijzone van de wagen de rijrichtingen van de fietsers aangebracht worden vergezeld met een fietslogo.

Conform milderende maatregelen voorgesteld in het goedgekeurde project-MER zijn daarbij volgende aspecten ook onder de aandacht te brengen:

-        een duidelijke signalisatie voor uitzonderlijke vervoer; dit om te vermijden dat er plaatselijk achteruit wordt gereden of dat er verkeersonveilige situaties ontstaan en om de doorstroming te bevorderen;

-        de beperking van de snelheid van het vrachtverkeer tijdens de werffase, alsook nadien, (door middel van signalisatie en new jerseys nabij de Hogere Zeevaart school), teneinde geluidshinder te beperken; dit komt echter ook zeker de verkeersveiligheid ten goede.

 

Voor de aanleg van tijdelijke wegenis moeten er 3 meerpalen welke deel uitmaken van de beschermde site van het Droogdokkenpark verwijderd worden. Deze moeten op vraag van de dienst Mobiliteit en AG Vespa nadien op zelfde locatie teruggeplaatst worden en dezelfde werking als op heden kunnen garanderen.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

Ter hoogte van de noordelijke en de zuidelijke sluisdeur worden twee nieuwe machinegebouwen gebouwd, van ca. 38 meter lang en ca. 14 meter breed. Vanuit deze gebouwen worden de sluisdeuren bewogen. De bovenzijde van de machinegebouwen komt op een hoogte van 18,24 meter TAW te liggen, op circa 9 meter boven het toekomstige maaiveld. De gebouwen worden opgetrokken in gevelpanelen uit prefab beton in een roodbruine kleur op een transparante plint. Er is hiermee gezocht naar een aansluiting bij de kleinere schaal en de materialisatie van de gebouwen in het stedelijk gebied.

 

Ten behoeve van de voeding (noodstroomaggregaat, hoogspanningsruimte met HS-cellen en transformatoren, batterijengroep en laagspanningsruimte) van het hele sluiscomplex, wordt een Centraal Technisch Gebouw opgericht. Dit gebouw is ca. 22 meter lang en ca. 10 meter breed. De bovenzijde van het gebouw zal ca. 3,60 meter boven het maaiveld uitsteken. Dit gebouw wordt opgetrokken in gevelpanelen uit prefab beton in een grijsschaal A met aluminium gepoedercoate gevelroosters in agaatgrijs, in lijn met de grijze kleur van de nieuwe infrastructuur van de sluis.

 

Op 4 locaties ter plaatse van de schuivenputten komen er kiosken met daarin de pompgroepen voor de schuiven. Het betreft 2 gebouwen van zeer beperkte omvang ter hoogte van de noordelijke sluiskolkmuur en twee gebouwen van zeer beperkte omvang tussen de wegenis en de sluisdeuren. De gevels van de kiosken bestaan tevens uit gevelpanelen in lichtgrijs beton op een betonnen plint, aansluitend bij de infrastructuur van de sluis.

Daarnaast worden ondergronds nog een aantal kleine ruimten gerealiseerd voor de bruggen

en schuiven.

 

Zoals hoger reeds aangegeven wordt de Sluismeesterswoning opnieuw betrokken bij de werking van de sluis, als bedieningsgebouw, waarin ook sociale ruimten voor dokwerkers worden geïntegreerd.

 

Twee gele bakstenen gebouwen, met name het Sluiswachtershuis en het Gebouw rivierloodsen, worden herbouwd op een gewijzigde locatie, om deze gebouwen met beeldbepalend karakter te kunnen behouden in deze omgeving.

 

Het reeds hoger aangehaald advies van de dienst Mobiliteit en het advies van AG Vespa sluiten zich bij deze opmerkingen ook aan, in die zin dat dit advies vraagt naar een meer landschappelijke aansluiting van de oostelijke groenzones tussen de sluis en de gewestweg bij de inrichtingsvisie van het Droogdokkenpark. Het plan biedt geen informatie over de wijze waarop dergelijke aansluiting gerealiseerd wordt. Verzocht wordt dat de bouwheer hiervoor in overleg zou treden met Stad Antwerpen, AG VESPA en het Havenbedrijf Antwerpen.

De groenzones tussen het sluiscomplex en de openbare wegenis is momenteel ingetekend als gras. Gelet op de afmeting van deze graszones alsook de ligging naast het Droogdokkenpark ten zuiden, en het Noordkasteel is het van belang om ook hier een meer landschappelijke aansluiting te voorzien bij het droogdokkenpark. Het plan biedt geen informatie over de wijze waarop dergelijke aansluiting gerealiseerd wordt. Verzocht wordt dat de bouwheer hiervoor in overleg zal treden met Stad Antwerpen, AG VESPA en het Havenbedrijf Antwerpen.

De verplaatsing van het gebouw rivierloodsen (A19) het Sluiswachtershuis (A18)gebeuren naar de groenzone die tussen de 2 zuidelijk uitstulpende sluisdeurplateaus gelegen is.  Deze zone wordt overgedragen aan het openbaar domein en zal dus in beheer komen bij de desbetreffende wegbeheerder (of anders mits later andere afspraken hieromtrent).  Vanuit de stad stipuleren we duidelijk dat deze gebouwen (dienst onderhoud en exploitatie) niet kan vallen onder de verantwoordelijkheid van de beheerder van deze openbare ruimte.  Deze gebouwen blijven eigendom en in beheer van de bouwheer van de sluis.  

Cultuurhistorische aspecten

De te vervangen Royerssluis met Royersbrug en Lefèbvrebrug is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed (ID: 10748). Het enige element van de sluis zelf dat bewaard zal blijven, betreft een gedenkplaat ter aandenken van de aanleg en plechtige opening van de Royerssluis die zich thans bevindt aan het bovenhoofd van de Royerssluis, aan de oostzijde van de Lefèbvrebrug. Er kon niet uit de aanvraag worden afgeleid waar de gedenkplaat een nieuwe plaats zal krijgen. In voorwaarden zal opgelegd worden deze terug te voorzien aan de inkomzone van het sluisplateau, nabij de sluismeesterwoning.

 

Om de aanpassingen aan de sluis, alsook de bijhorende wegeninfrastructuur, te kunnen uitvoeren, dienen tevens andere bestaande gebouwen en constructies eveneens aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed te worden afgebroken en andere verplaatst te worden. Het betreft de volgende af te breken gebouwen of constructies, die veelal minder bijdragen tot het bouwhistorisch ensemble of in slechtere bouwfysische toestand verkeren:

-          gebouw rijkswacht (onderdeel van Dienstgebouwtjes bij Royerssluis, met ID: 10751)

-          bedieningsgebouw Royerssluis (idem, al is van dit gebouw de originele vormgeving niet meer herkenbaar)

-          gebouw Brabo (idem, al refereert dit niet naar de oorspronkelijke bouwperiode van de Royerssluis)

-          kolenbergplaats (in slechte bouwfysische toestand, ID: 10749)

-          het geleidewerk (of staketsel Royerssluis, in slechte bouwfysische toestand, ID: 212124)

-          pompgebouw (of pompgemaal, met ID: 103860, geen onderdeel van hetzelfde ensemble).

 

De gebouwen die verplaatst zullen worden, betreffen de volgende:

-          Sluiswachtershuis (ID: 10750)

-          Gebouw rivierloodsen (onderdeel van Dienstgebouwtjes bij Royerssluis, met ID: 10751)

-          de twee brugwachtershuisjes bij Royers- en Lefèbvrebrug (ID: 102059).

 

De afbraak, alsook de verplaatsing van deze gebouwen, zijn  aanvaardbaar voor de stad.

 

De als monument beschermde Sluismeesterwoning, het Sluiswachtershuis, het Gebouw van de rivierloodsen en de twee brugwachtershuisjes bij Royers- en Lefèbvrebrug worden geïntegreerd in het toekomstig ontwerp.

Hierdoor blijft de ensemblewaarde van de oorspronkelijk Royerssluis behouden.

Met uitzondering van de Sluismeesterwoning, is voor deze gebouwen nog geen nieuwe functie gevonden.

 

Biodiversiteit

De geplande ingrepen hebben een direct ecotoopverlies tot gevolg. Het totale verlies aan oppervlakte slik wordt begroot op circa 0,26 ha, het totale verlies aan oppervlakte schor op circa 0,29 ha.

 

Het natuurherstel zal gebeuren door uitbreiding van een bestaande rietzone in Haasop op linkeroever, op grondgebied Beveren. In het kader van de voorgestelde aanleg van rietland moet een zone met een gemengde bosaanplanting met overwegend populier ontbost en afgegraven worden. Dit bos wordt op zijn beurt in het kader van het Bosdecreet gecompenseerd door een aanplant ter hoogte van de leefbaarheidsbuffer rondom Kallo, gelegen tussen de woonkern en de E34, tevens op grondgebied Beveren. De bodem die vrijkomt bij de uitgraving van het rietland, zal worden gebruikt om een bestaande buffer aan te passen die Haasop afschermt van de E34 en het Liefkenshoekspoor.

 

Conform milderende maatregelen voorgesteld in het goedgekeurde project-MER zijn volgende voorwaarden aan de vergunning op te leggen:

-        Om de negatieve effecten van geluidsverstoring te vermijden, wordt aangeraden om de heiwerkzaamheden en de overige geluidsverstorende werken aan de toegangsgeul en het benedenhoofd buiten het broedseizoen uit te voeren en dienen broedrelevante vegetaties (die permanent worden aangesneden) in het werkgebied verwijderd te worden voorafgaand aan het broedseizoen. Indien dit niet mogelijk is, kunnen geluidsverstorende werken andere dan heiwerkzaamheden die gestart zijn vóór het broedseizoen, indien ze onafgebroken plaatsvinden, doorgaan tijdens het broedseizoen (gezien op die manier de vestiging van broedvogels in de verstoorde perimeter niet plaatsvindt). Zodra er een onderbreking is, worden de werken bij voorkeur pas hervat na het broedseizoen (maart – augustus).

-        Om te vermijden dat grondstocks in gebruik worden genomen door oeverzwaluwen is het noodzakelijk deze ongeschikt te maken tijdens het broedseizoen voor de oeverzwaluw (ongeveer tussen 15 maart en 15 augustus), dit kan door deze stocks een voldoende afschuining/ flauwe helling te geven. Indien zich alsnog oeverzwaluwen zouden vestigen in de stocks, dienen wordt aangeraden omdeze ongestoord te laten tot de vogels het nest hebben verlaten.

Wegens de mogelijke relevantie voor vleermuizen van de afbraak van een aantal gebouwen - hun functie als rustplaats, kraamkolonie of overwinteringsplaats is niet gekend -  is om verstoring van eventueel aanwezige soorten te vermijden een inventarisatie voor de sloop gevraagd. Bij het aantreffen van vleermuizen wordt aangeraden de sloopperiode aan te passen.

 

Bodemreliëf

De realisatie van de nieuwe sluis gebeurt in een bouwput. De wanden worden uitgevoerd tot een diepte van circa 28 meter onder het maaiveld, tot in de Boomse klei.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Het advies van Brandweer/risicobeheer/preventie is voorwaardelijk gunstig. De voorwaarden uit dit advies kunnen integraal aan de vergunning worden gehecht. Opgemerkt wordt dat het advies om bijkomende uitgangen verzoekt van leidingenkokers en tunnels. Dit gegeven is verder te bespreken met Brandweer/risicobeheer/preventie en zo nodig in rekening te brengen bij de inrichting van de oostelijke groenzones.

 

Communicatie over de werkzaamheden naar de verschillende type gebruikers en het brede publiek kan de hinderimpact milderen.

 

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

De Royerssluis vormt de verbinding tussen de Schelde en de dokken en ruimer bekeken ook de verbinding met het Albertkanaal. De sluis wordt gebruikt voor het versassen van binnenvaartschepen en, in beperkte mate, kleine zeeschepen.

 

Met onderhavige aanvraag wenst het Departement Mobiliteit en Openbare Werken een omgevingsvergunning te verkrijgen voor de renovatie en exploitatie van de Royerssluis. De nieuwbouw van de Royerssluis moet de bereikbaarheid van de haven en van het Albertkanaal verbeteren en voldoende versassingscapaciteit garanderen in alle omstandigheden, rekening houdend met de evolutie van de binnenvaart (trafiekverhoging en schaalvergroting van de schepen) en met de verdere ontwikkeling van de Antwerpse haven op Rechteroever.

 

Het beoogde project omvat een bouwfase en een exploitatiefase. Het aanvraagdossier bevat een aparte rubriekentabel voor de werfactiviteiten en een rubriekentabel voor de feitelijke exploitatie van de Royerssluis. De uitvoeringstermijn van de werken wordt geschat op 48 maanden. Rekening houdende met onvoorziene omstandigheden op het terrein, bijvoorbeeld onvoorziene oude structuren in de ondergrond, wordt een maximale duur ingeschat van 54 kalendermaanden.

 

De renovatie van de sluis gaat gepaard met een aanzienlijk grondverzet. Voornamelijk bij het uitgraven van de bouwput komen aanzienlijke hoeveelheden grond vrij. Binnen de werfzone is er de ruimte om 80.000 m³ uitgegraven bodem te stockeren. Men vraagt dan ook de vergunning voor een tussentijdse opslagplaats van uitgegraven bodem die voldoet aan de voorwaarden voor gebruik overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van 80.000 m³. Bijkomend kan gebruik gemaakt worden van een bestaande tussentijdse grondstock met een capaciteit van 1.520.000 m³ ter hoogte van het Doeldok. Men vraagt tevens een tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem aan die niet kan worden toegepast conform VLAREBO, met een capaciteit van 10.000 m³. Uit het technisch verslag van het grondverzet, opgesteld door een erkende bodemsaneringsdeskundige, blijkt immers dat de bodem er op verschillende plaatsen verontreinigd is met minerale olie, zware metalen, lood, benzo(a)pyreen, zink, koper, chroom en PAK’s.

 

Om hergebruik buiten de projectzone mogelijk te maken dient de grond afgezeefd te worden om de bodemvreemde materialen af te scheiden. Gezien deze verstoringen zich in de toplaag bevinden zal deze scheiding plaats vinden in de eerste fase van de ontgraving. In de aanlegfase zal ook gebruik gemaakt worden van een mobiele breekinstallatie voor het breken van inerte afvalstoffen. Op deze manier zullen transportafstanden van breekafval en gebroken puin geminimaliseerd worden. Deze installatie zal zich verplaatsen over de werf (noord en zuidkant). De opslag van het betonpuin zal maximaal 10.000 m³ bedragen. Dit gebroken puin zal tijdelijk opgeslagen worden in afwachting van de afvoer, die regelmatig en georganiseerd zal plaatsvinden.

 

Tijdens de aanlegwerkzaamheden dienen een zevental bouwputprojecten bemaald te worden om de werken in den droge te kunnen uitvoeren. Het betreft in totaal 35 putten voor bemaling. Het aanvraagdossier bevat een bemalingsnota waarin een inschatting wordt gemaakt van de bemalingsdebieten. Het totale debiet bedraagt maximaal 20.400 m³/dag. Door te werken met een bentonietwand wordt een grotendeels gesloten bouwkuip gerealiseerd wat een positieve invloed heeft op de hoeveelheid op te pompen water.

 

Het bemalingswater zal in de dokken en de Schelde worden geloosd met een maximaal gezamenlijk debiet van 600 m³/uur en 2.506.000 m³/jaar. In de omgeving van het projectgebied zijn binnen de bemalingsstraal verontreinigingen met arseen, zware metalen, tolueen, minerale olie en chloorsolventen in het grondwater aanwezig. Voor de opstart van de bemaling zal het grondwater ter hoogte van de site bemonsterd worden zodat de grondkwaliteit en de noodzaak om al dan niet een zuivering toe te passen kan bepaald worden. De bemaling zal strikt opgevolgd worden en het bemalingswater, alsook het effluent na een eventuele grondwaterzuiveringsinstallatie, zal frequent bemonsterd worden gedurende de bemaling. Afhankelijk van de analyse van het bemalingswater zal de nodige zuiveringsinstallatie bepaald worden.

 

Gezien de mogelijke aanwezigheid van een restverontreiniging worden voor de betreffende stoffen aparte lozingsnormen aangevraagd. De lozingsnormen zijn gebaseerd op het indelingscriterium (x 10) zoals te vinden in Vlarem II bijlage 2.3.1. Voor de stoffen die niet in bijlage 2.3.1 zijn opgenomen, wordt de gevraagde lozingsnorm gebaseerd op de rapportagegrens (x 10) zoals bepaald in Vlarem II bijlage 4.2.5.2. Specifiek voor cadmium, kwik, minerale olie, tetrachlooretheen en trichlooretheen wordt de norm beperkt tot de lozingsnorm zoals vastgelegd in de ‘Standaardprocedure Bodemsaneringsproject’ van OVAM, versie juni 2018.

 

Parameter

Gevraagde lozingsnorm (µg/l)

Cadmium

0,8

Koper

500

Nikkel

300

Lood

500

Zink

2.000

Kwik

0,3

Chroom

500

Chroom VI

100

Arseen

50

BTEX-som

20

BTEX-individueel

10

Apolaire KWS

5.000

Styreen

10

Minerale olie

500

Trimethylbenzenen

10

Isopropylbenzeen

10

N-butylbenzeen

10

Sec-butylbenzeen

10

N-propylbenzeen

10

VOCl-som

100

Tetrachlooretheen

10

Trichlooretheen

10

1, 1, 1-trichloorethaan

200

Chloroform

25

MTBE

100

 

Voor de werfactiviteiten worden twee bentonietcentrales voorzien met een geïnstalleerde drijfkracht van 150 kW elk. Er wordt 100 ton kalk en 100 ton cement opgeslagen. Verder wordt er 500 kg chemicaliën in kleine verpakkingen opgeslagen en wordt er 4.165 kg stookolie opgeslagen in een dubbelwandige houder met overvulbeveiliging en lekdetectie.

 

Verder worden er nog diverse ondersteunde activiteiten en inrichtingen aangevraagd ter ondersteuning van de werfactiviteiten zoals de opslag van 800 liter oliën, één verdeelslang, zes noodgroepen (630 kVA + 5 x 35 kW), één transformator van 630 kVA, stalplaatsen voor 30 voertuigen, de opslag van 1.600 liter in verplaatsbare recipiënten en noodaggregaten (630 kW + 5 x 32 kW).

 

Voor de eigenlijke exploitatie van de Royerssluis zijn er eveneens diverse inrichtingen en activiteiten nodig die nu al worden aangevraagd. Het betreft onder meer de opslag van 8.330 kg diesel in een dubbelwandige vaste houder met overvulbeveiling en lekdetectie, de opslag van 1.400 liter olie, één noodstroomaggregaat van 630 kVA, zes transformatoren van 630 kVA, een batterijlader van 1.550 kW, een noodbatterij van 120.000 VAh, een compressor van 225 kW en diverse warmtepompen.

 

De exploitant vraagt een bijstelling van een aantal artikels van titel II van het VLAREM:

- Artikel 5.2.1.2§2 (5.61.2§2) dat stelt dat het gebruik van een weegbrug verplicht is; Men stelt dat de opslaghoeveelheden ter plaatse blijven en een landmeter ingeschakeld zal worden om de bergen, na aanleg van stock, op te meten;

- artikel 5.2.1.2§3 (5.61.2§3) dat stelt dat de normale aan- en afvoer van afval / uitgegraven bodem niet mag plaatsvinden voor 7 uur en na 19 uur; De exploitant wenst de hinder voor wegverkeer en scheepvaart zo klein mogelijk te houden;

- artikel 5.2.1.5 §1 dat stelt dat er bij de ingang een informatiebord moet geplaatst worden; De exploitant argumenteert dat het plaatsen van dergelijk informatie niet zinvol is gelet op het tijdelijk karakter;

- artikel 5.2.1.5,§5 dat stelt dat aan de randen een groenscherm van 5 meter breed moet aangelegd worden; De exploitant argumenteert dat het aanleggen van een groenscherm niet zinvol is voor een tijdelijke werf;

De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden gelet op het tijdelijk karakter van de werkzaamheden.

 

Het aanvraagdossier bevat een goedgekeurd milieueffectenrapport (MER) aangezien het project betrekking heeft op rubriek 11 ‘Aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart voor schepen van meer dan 1.350 ton’ van bijlage I van het MER-besluit.

 

Tijdens de exploitatiefase wordt er geen extra mobiliteit gegenereerd. Tijdens de aanlegfase daarentegen zullen extra transporten gegeneerd worden. Voor de aanvoer van materiaal wordt het aantal transporten ingeschat op 208 transporten per binnenschip en 24.640 transporten per vrachtwagen voor de volledige aanlegfase. Vooral de 15.225 transporten in functie van het aanvoeren van beton dragen bij tot het groot aandeel werfverkeer over de weg. In totaal kan er daarbij voor de hele renovatie van de Royerssluis gerekend worden op 35.710 transporten met vrachtwagens (en 508 transporten per schip). Gemiddeld gezien komt dit overeen met circa 34 vrachtwagens per dag. Volgens het MER zal de afvoer van materialen maximaal via het water kunnen verlopen.

In het MER wordt bijkomend geargumenteerd dat de inzet van een tijdelijke betoncentrale financieel niet te verantwoorden is en er bovendien onvoldoende ruimte is binnen de werfzone. Men stelt wel dat, indien de renovatie van de sluis samen valt met de bouw van de Oosterweelverbinding, eventueel gebruik kan gemaakt worden van een gemeenschappelijke betoncentrale die binnen de werfzone van de Oosterweelverbinding geplaatst zou kunnen worden.

Er wordt opgemerkt dat er in havengebied regelmatig gebruik wordt gemaakt van drijvende betoncentrales. Mogelijk kan dergelijk systeem hier ook ingezet worden.

 

In het aanvraagdossier wordt gesteld dat er maatregelen getroffen worden bij hergebruik van gronden met code 929 dat uitloging naar het grondwater kan optreden. De ontgraving van gronden met code 999 (circa 895 m²) zal gebeuren onder toezicht van een erkend bodemsaneringsdeskundige waarna men deze als verontreinigde grond naar een erkend grondverwerkingscentrum zal afvoeren.

 

In het MER wordt gesteld dat de effecten op de bodem zich uitsluitend voordoen tijdens de aanlegfase. Het effect van bodemverdichting is nadelig voor toekomstige vegetaties, maar kan ongedaan gemaakt worden door de bodem te frezen. De tweede bemaling, noodzakelijk indien gekozen wordt voor de variant waarbij de bouwput met rechte wanden wordt uitgevoerd, heeft een tijdelijk en lokaal effect op het bodemvochtgehalte.

 

Met betrekking tot de discipline water wordt in het MER gesteld dat de effecten op het watersysteem zich voornamelijk op vlak van grondwaterkwantiteit

en oppervlaktewaterkwaliteit situeren en het gevolg zijn van de tijdelijke bemaling die zal worden ingesteld. Het oppompen van grondwater buiten de bouwput met rechte wanden zorgt voor een tijdelijke verlaging van de grondwaterstand. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de mogelijke lozing van vervuild bemalingswater en verdund rioolwater dat de kwaliteit van het oppervlaktewater kan beïnvloeden. Het aanvraagdossier bevat een set van bijzondere lozingsnormen (zie hoger). Specifiek bij het alternatief van een bouwput met verticale wanden dient, vooraleer de bemaling wordt opgestart, een impactanalyse door een erkend bodemsaneringsdeskundige uitgevoerd te worden, zodat kan ingeschat worden of nog bijkomende milderende maatregelen moeten genomen worden om de verspreiding van de binnen de invloedssfeer van de bemaling aanwezige bodemverontreiniging tegen te gaan.

 

Bij het voorkomen van stofemissies tijdens de afbraakwerken zal er verneveld worden. De verharde wegen zullen regelmatig gereinigd en bevochtigd worden. De snelheid van het werfverkeer zal beperkt worden. De tijdelijke grondopslag kan desgevallend ingezaaid worden met gras of bevochtigd worden. Het cement wordt in silo’s opgeslagen die voorzien worden van een aangepaste filter zodat er bij beladen van de silo’s geen impact verwacht wordt.

In het subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 2 december 2019 wordt gevraagd om alle nodige maatregelen te nemen om stofvorming te beperken zodat stofhinder naar de omgeving voorkomen wordt. De omliggende bedrijfsterreinen, het verkeer en het scheepvaartverkeer mogen in geen geval nadelige effecten ondervinden ten gevolge van stof. Het is aangewezen om dit op te leggen als bijzondere voorwaarde.

 

In de omgeving van de Royersluis is er volgens het MER bij de renovatie een toename van de emissies te verwachten. Deze toename is qua absolute hoeveelheden eerder beperkt in vergelijking met de totale emissies in het havengebied, maar relatief gezien is de toename in de omgeving van de Royerssluis wel zeer significant ten opzichte van de referentiesituatie. De afname qua relatieve emissies in vergelijking met de actuele situatie die te verwachten is door een verbetering van de kwaliteit van de uitlaatgassen wordt hierbij volledig gecompenseerd door een toename van het aantal scheepvaartbewegingen. De berekende concentraties inzake NO2, PM10 en PM2,5 voldoen aan de jaargemiddelde grenswaarden. Inzake PM10 en PM2,5 wordt evenwel niet voldaan aan de WGO-doelstellingen (wereldgezondheidsorganisatie), net zoals voor het grootste deel van Vlaanderen het geval is). Met betrekking tot elementaire koolstof (EC) wordt in de onmiddellijke omgeving van de wegen ook een beperkte verhoging berekend, maar de te verwachten concentraties liggen nog steeds beduidend lager dan de waarden die bijvoorbeeld voorkomen in een stedelijke omgeving met veel wegverkeer.

 

Ter beperking van de geluidsemissies wordt het aantal simultaan inzetbare machines beperkt en wordt er geopteerd voor stillere machines. Tijdelijke schermen aan kritische werkzones worden voorzien. De nodige afstanden tussen de mobiele breekinstallatie en de Zeevaartschool en appartementen aan Kattendijkdok-Westkaai worden gerespecteerd. Voor de funderingswerken zal men trachten om de funderingselementen aan te brengen door boren, schroeven of drukken waardoor een aanzienlijke vermindering van de geluidsemissie (> 20 dB(A)) gerealiseerd kan worden. Bovendien veroorzaken deze technieken geen trillingen in de bodem ten opzichte van het heien door middel van een heiblok. Ook voor het aanbrengen van de damwanden zal de uitvoering door middel van een trilblok de voorkeur krijgen ten opzichte van het traditioneel heien. Bij de aanleg van de tijdelijke omleidingsweg zal de snelheid van de voertuigen beperkt worden en zullen beschadigingen aan het wegdek onmiddellijk hersteld worden ten einde trillingsschade aan de nabije infrastructuur te voorkomen. zal ten einde trillingsschade aan de nabije structurele infrastructuur te voorkomen.

 

Met betrekking tot het geluidsaspect wordt in het MER geconcludeerd dat er geen nadelige geluidseffecten verwacht worden ter hoogte van de omliggende bebouwing (Zeevaartschool) ten gevolge van de gewijzigde weginfrastructuur aan het sluiscomplex. Milderende maatregelen zijn dan ook niet van toepassing.

 

Hoewel er geen aanzienlijke effecten optreden voor wat de discipline biodiversiteit aangaat, worden er in het MER toch enkele maatregelen aangeraden zoals het uitvoeren van geluidsverstorende werken buiten het broedseizoen, het verwijderen van broedrelevante vegetaties voor het broedseizoen, het ongeschikt maken van de grondstocks voor oeverzwaluwen tussen 15 maart en 15 augustus en het aanpassen van de sloopperiode bij het aantreffen van vleermuizen.

 

Het project is gelegen in het Habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’. Uit de passende beoordeling blijkt dat er geen significante effecten optreden. Er wordt evenmin vermijdbare of onherstelbare schade aan de natuur van het VEN (Slikken en schorren langsheen de Schelde) toegebracht.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- De bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@stad.antwerpen.be);

- De bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;

- De bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4). De dienst archeologie kan dit potentieel komen inschatten;

- de gedenkplaat ter aandenken van de aanleg en plechtige opening van de oorspronkelijke Royerssluis te voorzien nabij de zuidelijke toegang van de sluis, in de omgeving van de sluismeesterwoning.

- Volgende hoogstammige bomen aan te planten, onder voorbehoud van technische mogelijkheid tot planten waarbij ondergrondse constructies zoals leidingen of gereserveerde leidingstroken, verrijdbare zones uitzonderlijk transport, toegang noodverkeer, enz. als valabele reden gelden om geen bomen aan te planten:

- De overige voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie zijn tevens strikt na te leven;

- De voorwaarden uit het advies van Waterlink zijn strikt na te leven;

De bouwheer staat in voor het beheer en exploitatie van de 2 gele bakstenen wachtershuisjes, in geen geval staat stad Antwerpen in voor het beheer ervan de eigendom blijft bij de bouwheer;

- Inzake de fietspaden volgende aanpassingen doorvoeren:

  • De nieuwe dubbelrichtingsfietspaden dienen een middenmarkering te krijgen alsook aan de zijkant een doorlopende lijn met ribbels om afwijkende fietsers te verwittigen, conform de markeringswijze die op fietsostrades aangebracht wordt. 
  • Ook dient er aan elk begin en einde van een fietspadsegment een richtingspijl gemarkeerd te worden. Ter hoogte van kruisingen van autoverkeer moet er in de rijzone van de wagen de rijrichtingen van de fietsers aangebracht worden vergezeld met een fietslogo.


Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

2.1.3.1°

tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die niet voldoet aan een toepassing als vermeld in het Vlarebo met een capaciteit van maximaal 10.000m³;

10.000 m³

2.2.2.a)2°

opslag en mechanische behandeling van inerte afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1.000 m³;

10.000 m³

3.6.3.3°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 50 m³/uur;

600 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.200 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.1.1.2°b)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

717,5 kVA

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

4.410 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

120.000 VAh

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

1.550 kW

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

30 voertuigen

16.3.1.2°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

375,57 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

1.600 liter

17.3.2.3.2°b)

opslagplaatsen voor brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02: overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, niet vermeld in rubriek 17.3.2.1 en 17.3.2.2, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 kg tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

20,83 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

200 ton

17.3.6.3°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

200 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

500 liter

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

30 kW

30.3.c)

mortel- en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

300 kW

31.1.2°b)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt;

1.087,5 kW

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

2.506.000 m³/jaar

53.11.1°

onttrekken van grondwater, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, en met een netto onttrokken debiet van 2500 m3 per dag of meer;

20.400 m³/dag

61.2.2°

tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³.

80.000 m³

 

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de exploitant dient alle nodige maatregelen te nemen om stofvorming te beperken zodat stofhinder naar de omgeving voorkomen wordt. De omliggende bedrijfsterreinen, het verkeer en het scheepvaartverkeer mogen in geen geval nadelige effecten ondervinden ten gevolge van stof

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

28 oktober 2019

Start openbaar onderzoek

3 november 2019

Einde openbaar onderzoek

2 december 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

27 januari 2020

Uiterste adviesdatum

27 november 2019

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

3 november 2019

2 december 2019

1

0

0

0


Bespreking van het bezwaar

Er werd één bezwaar ingediend met hoofdzakelijk een verzoek tot overleg met de bouwheer rond de afstemming van de werkzaamheden met de werf van de Hogere Zeevaartschool. Het bezwaarschrift geeft aan dat de uitvoering van de aan de Hogere Zeevaart school vergunde werken zal starten in januari 2020 en dat deze werken minimaal 4 jaar zullen duren. Men vraagt in het bijzonder aandacht voor:

  • de bereikbaarheid van de school tijdens de werken;

  • de bereikbaarheid van het parkeerterrein tijdens de werken ;

  • het waarborgen van voldoende parkeerplaatsen tijdens de fase met een tijdelijke werfweg.

 

Beoordeling:

De school en het bijbehorende bestaande parkeerterrein blijken zowel in de werffase als in het definitief ontwerp volgens voorliggende aanvraag bereikbaar te blijven. Tijdens de werffase wordt het bestaande parkeerterrein niet ingenomen.

Er is wel een overlap met de slechts tijdelijk vergunde 38 parkeerplaatsen aan de oostzijde van de straat Noordkasteel Oost, die voor aanvang van de werven Royerssluis en Oosterweelverbinding weer verwijderd moesten worden en die bovendien volgens de vergunning bijkomend maximaal 5 jaar in stand mochten blijven, zie OMV_2018083817.

Het bezwaar is ontvankelijk, maar niet gegrond.

Overleg tussen de betrokken partijen, zoals reeds aangegeven in de beoordeling van de aanvraag van de Hogere Zeevaartschool, blijft evenwel aangewezen.

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een voorwaardelijk gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.


Stedenbouwkundige voorwaarden:


- De bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@stad.antwerpen.be);
- De bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;
- De bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4). De dienst archeologie kan dit potentieel komen inschatten;

- de gedenkplaat ter aandenken van de aanleg en plechtige opening van de oorspronkelijke Royerssluis te voorzien nabij de zuidelijke toegang van de sluis, in de omgeving van de sluismeesterwoning;

- Volgende hoogstammige bomen aan te planten, onder voorbehoud van technische mogelijkheid tot planten waarbij ondergrondse constructies zoals leidingen of gereserveerde leidingstroken, verrijdbare zones uitzonderlijk transport, toegang noodverkeer, enz. als valabele reden gelden om geen bomen aan te planten;

 De voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie zijn strikt na te leven;

- De voorwaarden uit het advies van Waterlink zijn strikt na te leven;
- De bouwheer staat in voor het beheer en exploitatie van de  2 gele bakstenen wachtershuisjes, in geen geval staat stad Antwerpen in voor het beheer ervan, de eigendom blijft bij de bouwheer;

- Inzake de fietspaden volgende aanpassingen doorvoeren:

  • De nieuwe dubbelrichtingsfietspaden dienen een middenmarkering te krijgen alsook aan de zijkant een doorlopende lijn met ribbels om afwijkende fietsers te verwittigen, conform de markeringswijze die op fietsostrades aangebracht wordt. 
  • Ook dient er aan elk begin en einde van een fietspadsegment een richtingspijl gemarkeerd te worden. Ter hoogte van kruisingen van autoverkeer moet er in de rijzone van de wagen de rijrichtingen van de fietsers aangebracht worden vergezeld met een fietslogo;

- De 3 meerpalen welke deel uitmaken van de beschermde site van het Droogdokkenpark en verwijderd worden voor de aanleg van tijdelijke wegenis, moeten nadien op zelfde locatie teruggeplaatst worden en dezelfde werking als op heden kunnen garanderen;


Bijzondere milieuvoorwaarde

De exploitant dient alle nodige maatregelen te nemen om stofvorming te beperken zodat stofhinder naar de omgeving voorkomen wordt. De omliggende bedrijfsterreinen, het verkeer en het scheepvaartverkeer mogen in geen geval nadelige effecten ondervinden ten gevolge van stof.



Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.