Terug
Gepubliceerd op 12/08/2019

2019_CBS_06494 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019077447. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 09/08/2019 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Koen Kennis, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Tom Meeuws, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Anne Baré, waarnemend algemeen directeur

Afwezig

Bart De Wever, burgemeester; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Serge Muyters, korpschef; Sven Cauwelier, algemeen directeur
2019_CBS_06494 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019077447. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_06494 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019077447. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019077447

Gegevens van de aanvrager:

Provinciale Omgevingsvergunningscommissie met als adres Koningin Elisabethlei 22 te 2018 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV Covestro met als adres Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Covestro NV, Scheldelaan 420, 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 16, sectie D nrs. 81/2 T, 81/2 S, 81/2 Y, 81/2 S2, 82/2 D, sectie F nrs. 234L, 234S2, 234K2, 234P, 234K, 234C2, 234F2, 234C, 235A, 239D, 241G, 241P2, 241R2, 241M2, 241V, 241E3, 241B3, 241A3, 241F3 en 241D3

Inrichtingsnummer:

20180907-0076 (Covestro NV)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van het verzoek:

Ambtshalve verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden naar aanleiding van een evaluatie

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

Het is uit de aanvraag niet duidelijk te achterhalen welke stedenbouwkundige vergunningen er werden verleend voor de installaties waarop voorliggende aanvraag betrekking heeft. Volgende stedenbouwkundige vergunningen zijn in verband te brengen met voorliggende aanvraag:

-          Op 10 december 1999 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1999/B/0045) voor het oprichten van een stookolietank.

-          Op 28 september 2000 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2000/B/0036) voor het oprichten van een nieuw ketelgebouw.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 10 maart 2016 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor de verdere exploitatie van een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 10 maart 2026. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

De provinciale omgevingsvergunningscommissie wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden van het chemische bedrijf Covestro nv, naar aanleiding van een evaluatie van de huidige vergunningsvoorwaarden aan de vereisten van de BREF-studies ‘Large Combustion Plants’ en ‘Large Volume Organic Chemical Industry’.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

1 juli 2019

 23 juli 2019

Gunstig 

  

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

Over het goed loopt eveneens volgens het gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Kanaaldok B1 – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan, de Tijsmanstunnel West en de R2, ten westen en ten noorden van het goed, hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel met de Scheldelaan loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Aan de overzijde van de Scheldelaan geldt voor de Scheldedijk het bestemmingsvoorschrift Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’. Ten noorden van het goed lopen eveneens overdrukken met als aanduiding Leidingstraat, Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en Verbinding voor fietsers.

 

Binnen de straal van 500 meter is eveneens het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016). Volgens dit GRUP loopt een overdruk ten zuiden van de R2 met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Aan beide zijden van de hoogspanningsleiding is een zone aangeduid met als overdruk Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.

 

Op circa 200 meter ten westen van de aanvraag aan de overzijde van de Scheldelaan is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Natuurgebied (N), Bijzondere natuurgebieden (NH) en Bestaande waterwegen.

Het dichtstbij gelegen woongebied op Vlaams grondgebied is de woonkern van Stabroek op meer dan 3 km afstand.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een verzoek tot ambtshalve bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden.

De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Conform de Europese Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 inzake industriële emissies en volgens artikel 1.4.1.1 van titel II van het VLAREM moet een evaluatie van een GPBV-installatie worden uitgevoerd binnen twee jaar na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie. Bij een evaluatie van een GPBV-installatie wordt nagegaan of de vergunningsvoorwaarden moeten worden bijgesteld.

 

Onderstaande GPBV-installaties van Covestro maken het voorwerp uit van onderhavig verzoek tot bijstelling:

  • installaties voor de productie van 250.000 ton/jaar aniline en 420.000 ton/jaar nitrobenzeen (7.11.1.d) in de eenheid Aniline;
  • installaties voor de productie van 250.000 ton/jaar bisfenol A en 13.500 ton/jaar BPA-brandstof (7.11.1.b) en van 240.000 ton/jaar polycarbonaat en 65.000 ton/jaar difenylcarbonaat (7.11.1.h) in de eenheid BPA-Makrolon;
  • installaties voor de productie van 365.000 ton/jaar polyethers, waarvan 90.000 ton/jaar PMPO, (7.11.1.b) in de eenheid Polyether;
  • installaties voor de productie van 20.000 ton/jaar ammoniumcarbonaat (7.11.2.b) en 100 miljoen Nm³/jaar waterstof en 14.000 ton/jaar CO (7.11.2.a) in de Reformereenheid;
  • stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 284,39 MW (43.3.2), omvattende volgende stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 MW:
    • twee back-upboilers (ketel A en B) met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 55 MW elk;
    • 2 stoomketels (ketel 6 en 7) met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 39 MW elk.

 

De BREF-studie ‘Large Combustion Plants’ (LCP) is van toepassing op bovenstaande stookinstallaties. De BBT-conclusies van deze BREF-studie werden op 17 augustus 2017 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. De BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’ (LVOC) is van toepassing op de overige GPBV-installaties. De BBT-conclusies van deze BREF-studie werden op 7 december 2017 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Tevens is de horizontale BREF-studie (Common Waste Water and Waste Gas, CWW) van toepassing. De POVC (provinciale omgevingsvergunningscommissie) is belast met het uitvoeren van de evaluaties om na te gaan of de huidige vergunningsvoorwaarden voldoen aan de vereisten van de BREF-studies, meer bepaald aan de daarin opgenomen BBT-conclusies. In zitting van 4 juni 2019 voerde de POVC deze evaluatie uit en oordeelde men dat een bijstelling van de vergunningsvoorwaarden noodzakelijk is. De POVC diende een verzoek tot bijstelling in bij de provincie, waarvoor het college nu om advies wordt gevraagd.

 

De verschillende eenheden bij Covestro beschikken over een restgasbehandeling in de vorm van een thermische oxidator (thermische afgasreiniging, TAR) waar de restgassen geoxideerd worden met behulp van een steunbrandstof. Aangezien NOx een relevante parameter is bij het gebruik van thermische oxidatoren en de algemene emissiegrenswaarde uit titel II van het VLAREM (500 mg/Nm³) niet specifiek afgestemd is op het gebruik van thermische oxidatoren, wordt het noodzakelijk geacht om een emissiegrenswaarde te verankeren in de vergunning. De POVC stelt onderstaande emissiegrenswaarden voor NOx voor de thermische afgasreinigingen (TAR) voor:

  • TAR Aniline-eenheid: 200 mg/Nm³;
  • TAR Polyethereenheid: 200 mg/Nm³;
  • TAR BPA-eenheid: 100 mg/Nm³;
  • TAR Makroloneenheid: 100 mg/Nm³.

Deze emissiegrenswaarden maken de huidige grenswaarde van 400 mg/Nm³, opgenomen als bijzondere voorwaarde in de milieuvergunning van 23 maart 2006, overbodig. Deze bijzondere voorwaarde dient dus geschrapt te worden uit de vergunning.

 

De stookketels A en B kunnen gevoed worden met aardgas en BPA-brandstof. BPA-brandstof is een vloeibare reststroom uit de BPA-eenheid hoofdzakelijk bestaande uit koolstof, waterstof, zuurstof en sporen zwavel. Voor SO2 is geen jaargemiddelde opgenomen in de BBT-conclusies voor de verbranding van aardgas. Aangezien noch de algemene, noch de sectorale voorwaarden van titel II van het VLAREM een jaargemiddelde emissiegrenswaarde voor SO2 bevatten voor de verbranding van aardgas, wordt voorgesteld een jaargemiddelde emissiegrenswaarde op te nemen als bijzondere voorwaarde in de vergunning. Op basis van de daggemiddelde en maandgemiddelde waarden van VLAREM en op basis van de opgenomen berekening in Annex III van de BREF LCP wordt een waarde van 32 mg/Nm³ voorgesteld voor ketels A en B.

 

Conform de BBT-GEN in tabel 38 van de BBT-conclusies zal een emissiegrenswaarde van 12 mg/Nm³ (als TOC) opgenomen worden in artikel 3.12.6.1.9 van titel III van het VLAREM voor de emissies van vluchtige organische stoffen naar lucht afkomstig van de verbranding van 100% procesbrandstoffen uit de chemische industrie. Voor de gelijktijdige verbranding van BPA-brandstof met aardgas, zal de bepaling die opgenomen wordt in artikel 3.12.2.1.6 van titel III van VLAREM van toepassing worden. In hoofdstuk 5.43 van titel II van het VLAREM zijn geen emissiegrenswaarden opgenomen voor totaal organische stoffen voor de verbranding van gasvormige en vloeibare brandstoffen in ketels, noch is er een algemene emissiegrenswaarde voor totaal organische stoffen. Er wordt dan ook voorgesteld om de emissiegrenswaarde van 12 mg/Nm³ op te nemen als bijzondere voorwaarde in de vergunning voor de verbranding van alle brandstoffen samen en dit voor de ketels die BPA-brandstof kunnen bijstoken (ketels A en B en ketel 7).

 

Het afvalwater wordt gezuiverd in de afvalwaterzuiveringsinstallatie (WZI) van Lanxess. Te hoge polyethervrachten in het afvalwater hebben een negatief effect op de zuurstofoverdracht binnen de biologische WZI van Lanxess. In het kader van een verregaand calamiteitenbeheersingsprogramma en om de goede werking en stipte monitoring van de actievekooltorens te allen tijde te garanderen en dus verregaand polyether te verwijderen via deze decentrale afvalwaterbehandeling, wordt voorgesteld om het voorgezuiverde effluent van de Polyethereenheid aan de uitgang van de actievekooltorens een norm van 30 mg/l als daggemiddelde voor polyethers op te leggen. Indien naar handhaving toe de controle mogelijk is op basis van 24-u mengstalen moet steeds voldoende gekoeld monster ter beschikking worden gehouden van de afdeling Handhaving van het departement Omgeving. Het monsternametoestel moet bovendien verzegeld kunnen worden.

 

In het afvalwater van de PMPO is er een probleem met de bioafbreekbaarheid van een afbraakproduct van de initiator (tetramethylsuccinonitrile) waardoor de BZV/CZV-verhouding van deze stroom kleiner is dan 0,2 (relatief niet biodegradeerbaar afvalwater). In functie van een op termijn te behalen minimaal verwijderingspercentage van 90% voor tetramethylsuccinonitrile en op basis van de aangeleverde huidige meetgegevens voor deze component (gemeten in het specifieke afvalwater van de PMPO-productie), wordt voorgesteld vanaf 7 december 2021 een norm van 150 mg/l op te leggen voor tetramethylsuccinonitrile in het effluent van de PMPO-productie. Tevens moet bijkomend vanaf 7 december 2021 in het afvalwater van de PMPO-productie een BZV/CZV-verhouding groter dan 0,2 gegarandeerd worden.

 

Advies van het college

Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt gunstig advies gegeven om de gevraagde bijstelling te verlenen.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

27 juni 2019

Start openbaar onderzoek

4 juli 2019

Einde openbaar onderzoek

2 augustus 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

16 augustus 2019

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

4 juli 2019

2 augustus 2019

0

0

0

1

 

Bespreking van de bezwaren

 

Op 25 juli 2019 diende de exploitant, Covestro nv, een bezwaarschrift in. Men vraagt om de volgende bijzondere voorwaarde te schrappen:

 

‘Volgende emissiegrenswaarden voor NOx gelden voor de thermische afgasreinigingen (TAR’s), bij gemeten zuurstofhalte:

  • TAR Aniline-eenheid: 200 mg/Nm³;
  • TAR Polyethereenheid: 200 mg/Nm³;
  • TAR BPA-eenheid: 100 mg/Nm³;
  • TAR Makroloneenheid: 100 mg/Nm³.’

Covestro argumenteert in het bezwaarschrift dat de voorgestelde grenswaarden voor NOx niet zijn opgenomen in de BREF-studies en louter gebaseerd zijn op de door Covestro aangeleverde meetresultaten. Verder stelt men dat er geen rekening gehouden wordt met de toekomstige conclusies van de BREF WGC (Common Waste Gas Treatmen in the Chemical Sector) en dat het verlagen van de emissiegrenswaarde van NOx zonder drempel voor de massastroom verplicht tot veel extra metingen zonder toegevoegde waarde.

Het feit dat er geen BBT-GEN voor NOx zijn opgenomen, betekent niet dat er geen emissiegrenswaarden ambtshalve kunnen opgelegd worden. Het is niet evident om nu al rekening worden te houden met een toekomstige BREF en de eventueel daarin opgenomen BBT-conclusies. Het is aan de POVC om de argumenten van Covestro diepgaand te beoordelen.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.

Artikel 3

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.