Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019008909 |
Gegevens van de aanvrager: |
BVBA EXXONMOBIL PETROLEUM & CHEMICAL met als adres Polderdijkweg 3 te 2030 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: |
BVBA EXXONMOBIL PETROLEUM & CHEMICAL met als adres Polderdijkweg 3 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Polderdijkweg 3 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 14 sectie A nrs. 38L, 51F, 120T, 134T4, 305P2 en 305R2 |
Inrichtingsnummer: |
20180720-0027 (ExxonMobil Raffinaderij) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
Raffinaderij: verandering door wijziging en uitbreiding |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- Op 14 april 2017 verleende het college van burgemeester en schepenen een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/2017183) voor sloopwerkzaamheden asfalteenheid en waterbehandelingseenheid, gelegen Polderdijkweg 3 te Antwerpen.
- Op 20 juni 2019 verleende de deputatie van de Provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2018149677) voor de bouw van funderingen voor een capaciteitsuitbreiding, gelegen Polderdijkweg 3 te Antwerpen.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft het bouwen van constructies waaronder pompen en stoomvaten voor de uitbreiding van de naftaontzwavelingseenheid en de naftadestillatietorens.
De uitbreiding van de DCU-eenheid is met het wijzigingsverzoek van 25 juli 2019 niet langer voorwerp van voorliggende aanvraag.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 16 juni 2010 verleende de deputatie van de provincie een milieuvergunning voor een aardolieraffinaderij, voor een termijn verstrijkend op 23 december 2030. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft enerzijds een project A onder meer bestaande uit een verhoging van de capaciteit van naftaontzwavelingsunit en de naftadestillatietorens en anderzijds een project B bestaande uit een verhoging van de daggemiddelde capaciteit van de delayed coker unit.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
16.3.1.2° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
180 kW |
17.2.2. |
VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2; |
-11.698 ton |
17.3.2.1.2.3° |
opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
0,34 ton |
17.3.2.2.3°b) |
opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; |
0,34 ton |
17.3.4.3° |
bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
0,34 ton |
17.3.6.3°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
-11.697,66 ton |
17.3.7.3° |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; |
-11.697,66 ton |
17.3.8.3° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
-11.697,66 ton |
39.2.1° |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; |
78.086 liter |
39.2.2° |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; |
-77.246 liter |
39.4.1° |
warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter; |
10.105 liter |
43.1.3° |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; |
4.700 kW |
43.3.2° |
het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer; |
4,70 MW |
43.4. |
installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval. |
4,70 MW |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Havenbedrijf Antwerpen - milieu |
25 juni 2019 |
26 juli 2019 |
Gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Industriedok, het Marshalldok en het Hansadok – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan ten zuiden van de aanvraag heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel met de Polderdijkweg lopen twee overdrukken met als aanduiding Leidingstraat en Hoogspanningsleiding.
Aan de overzijde van de Scheldelaan is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Bestaande waterweg, Natuurgebied en Bijzonder natuurgebied.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de aanvraag daar het hemelwater door contact met de verharde oppervlakte zo vervuild wordt dat het als afvalwater beschouwd moet worden. Dit afvalwater wordt naar het waterzuiveringsstation op de site gestuurd.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Voorafgaandelijk aan de beoordeling wordt opgemerkt dat het dossier wat betreft de plannen voor de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen niet volledig lijkt te voldoen aan het normenboek terzake, wat de duidelijkheid van de aanvraag niet ten goede komt en de beoordeling van de aanvraag bemoeilijkte.
Functionele inpasbaarheid – visueel-vormelijke elementen
Op een grootschalige industriële bedrijfssite worden de naftaontzwavelingseenheid en de naftadestillatietorens uitgebreid. Hiervoor worden meerdere constructies gerealiseerd.
Voor de uitbreiding van de naftaontzwavelingseenheid en de naftadestillatietorens worden centraal op de site een aantal vaste toestellen en nieuwe uitrusting voorzien in een reeds ontwikkeld blokveld met een industriële installatie (zone 27).
N1-D-231 en N1-D-237 worden gefundeerd op een nieuwe beton- en paalfundering. De funderingen voor de overige aangevraagde constructies en uitrusting werden reeds vergund op 20 juni 2019 (OMV_2018149677).
In het zuidoosten van de site wordt een pomp (OL-P-429B) geplaatst in de nabijheid van opslagsferen (in zone 15).
Ten noorden van de site wordt tot slot een werfzone aangegeven om tijdens de uitvoering van het project een werfketen te plaatsen met een oppervlakte van circa 576 m² voor een vermoedelijke duur van 2,5 jaar. Deze werfketen betreft volgens de informatie uit de MER-ontheffingsnota drie niveaus en wordt ingericht met kleedkamers, toiletten, een kantine, kantoren, e.d. Daarbij is geen sprake van een woonfunctie.
Volgens het Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, is geen dergelijke vergunning nodig voor tijdelijke handelingen die nodig zijn om vergunde handelingen uit te voeren als die tijdelijke handelingen plaatsvinden op openbaar domein, op het goed of binnen de werkstrook die afgebakend is in de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of in de meldingsakte.
De aanvraag houdt volgens informatie uit het voorwerp van de IIOA ook rekening met de afbraak van tank s112. Niet duidelijk is waar deze tank zich bevindt, noch wat de afmetingen van deze tank zijn.
Mogelijkerwijze betreft het een tank die werd afgebroken in uitvoering van de stedenbouwkundige vergunning voor sloopwerkzaamheden asfalteenheid en waterbehandelingseenheid.
Een omgevingsvergunning is ook niet nodig voor het slopen of verwijderen van installaties of constructies die vallen onder de bepalingen van het Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Volgens dit Besluit kan de plaatsing en bijgevolg ook de afbraak van een tank binnen bepaalde randvoorwaarden vrijgesteld zijn van dergelijke vergunningsplicht. Ondermeer mag de grondoppervlakte niet meer dan 200 m² bedragen en de hoogte in afgebakend zeehavengebied niet meer dan 20 meter.
Op een bestaande loskade die momenteel enkel gebruikt wordt voor het lossen van product, zullen beperkte aanpassingen gebeuren om ook LPG te kunnen laden. Volgens de MER-ontheffingsnota zullen hiervoor de bestaande laadarmen worden gebruikt. Welke bijkomende leidingen en instrumentatie hiervoor nodig zijn, hoe deze precies ingeplant worden en welke afmetingen deze kenmerken, is niet op te maken uit de aanvraag.
Mobiliteitsimpact (o.a. toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
De werken staan in functie van de bedrijfsactiviteiten en worden uitgevoerd op een grootschalig industrieterrein waardoor de ruimtelijke impact eerder beperkt is.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Gelet op de aard van de aanvraag heeft de vergunningverlenende overheid het advies ingewonnen van brandweer/risicobeheer/preventie.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Met onderhavige vergunningsaanvraag wenst ExxonMobil twee projecten te realiseren: enerzijds een project A onder meer bestaande uit een verhoging van de capaciteit van naftaontzwavelingsunit en de naftadestillatietorens en anderzijds een project B bestaande uit een verhoging van de daggemiddelde capaciteit van de delayed coker unit (DCU).
Op 25 juli 2019 diende de exploitant een wijzigingsverzoek in bij de provincie waarmee project B werd ingetrokken. Op indelingsrubriekniveau betreft dit de rubrieken 20.1.2, 43.1.3, 43.3.2 en 43.4. Het wijzigingsverzoek werd aanvaard door de provincie. Onderhavig advies heeft dus louter betrekking op project A.
Project A bestaat uit een verhoging van de capaciteit van de naftaontzwavelingsunit (NHF) en de naftadestillatietorens (CLE). De capaciteit van de naftaontzwavelingsunit (NHF) zal verhoogd worden van 10.080 ton/dag naar 11.575 ton/dag en van de naftadestillatietorens (CLE) van 10.080 ton/dag naar 12.355 ton/dag. Daarnaast wenst men een verhoging aan te vragen van de maximale capaciteit op dagbasis van de zwavelherwinningseenheden van 520 ton/dag naar 595 ton/dag (jaargemiddelde van 520 ton/dag blijft behouden) en van de hoge druk ontzwavelingseenheid (HPHT) van 8.400 ton/dag naar 9.360 ton/dag (jaargemiddelde van 8.400 ton/dag blijft behouden). Tenslotte omvat Project A ook de nodige aanpassingen aan de LPG exportfaciliteiten teneinde ook het laden van LPG toe te laten.
Project A heeft tot doel bijkomende verwerkingscapaciteit te creëren voor lichte producten. Voor dit deelproject is het tijdsvenster zeer belangrijk omdat een groot aantal van de te vergunnen installaties moeten worden aangepast tijdens de volgende geplande grote raffinaderijstop.
Voor wat betreft de opslag van gevaarlijke stoffen, wordt bijkomend de opslag van 0,34 ton ethylmercaptaan voorzien in verplaatsbare recipiënten. De verplaatsbare recipiënten worden in een kast die is voorzien van een lekbak geplaatst. Verder wordt in het aanvraagdossier aangegeven dat tank S112 zal worden afgebroken (11.698 ton). De indelingsrubrieken 17.2.2, 17.3.6.3, 17.3.7.3 en 17.3.8.3 worden bijgevolg verminderd met 11.698 ton.
Verder worden enkele stoomtoestellen in een andere subrubriek ingedeeld en is er een beperkte uitbreiding van de koel- en airconditioningsinstallaties met 180 kW tot een totaal van 18.539 kW.
Het aanvraagdossier bevat een goedgekeurde MER ontheffingsnota waarin de effecten van zowel project A als project B (inmiddels ingetrokken) samen werden onderzocht. Het voorgenomen project is een beperkte uitbreiding van het project dat onderzocht werd in het MER voor het ANWERUP project in 2013. Gezien het ANWERUP project (DCU project) nog maar recent opgestart werd, zijn er nog onvoldoende representatieve emissiegegevens beschikbaar om aan de hand hiervan de referentiesituatie te beschrijven in de onderhavige ontheffingsnota. Als referentiesituatie werd dan ook de situatie genomen vóór de opstart van het DCU project, op basis van gegevens het MER ANWERUP met referentiejaar 2011.
De effecten van het project op het geluidsklimaat worden in de ontheffingsnota ingeschat. Naar de Scheldedijk (natuurgebied), op 120 meter van de perceelsgrens, is er een te verwaarlozen impact (< 0,5 dB(A)) op het omgevingsgeluid. Op 200 meter van de perceelsgrens in industriegebied (site Total Olefins Antwerp, TOA) bedraagt het berekend geluidsniveau van de nieuwe inrichtingen 53,2 dB(A). Er is geen overschrijding vermits het omgevingsgeluid op de site van TOA veel hoger ligt dan de milieukwaliteitsnorm voor industriegebieden waardoor de grenswaarde er 55 dB(A) bedraagt. In de ontheffingsnota wordt gesteld dat het effect van het project te verwaarlozen is en er voldaan wordt aan de bepalingen van titel II van het VLAREM.
Het afvalwater passeert een afvalwaterzuiveringsinstallatie alvorens het afvalwater in de Schelde wordt geloosd. De concentratietoename ten gevolge van de lozing van ExxonMobil is volgens de ontheffingsnota voor alle parameters, met uitzondering van seleen, nog steeds lager dan 1% van de toetsingswaarde zodat het effect voor deze parameters nog steeds als verwaarloosbaar kan beoordeeld worden. Voor seleen bedraagt de procentuele toename circa 4% zodat hier van een beperkte bijdrage kan gesproken worden. De lozingen voldoen in de referentietoestand aan de lozingsnormen opgelegd in de vergunning. Rekening houdend met ingeschatte toename van de effluentconcentratie van enkele parameters en de analyseresultaten van het effluent sinds de opstart van de DCU, verwacht men dat ook in de toekomst aan de huidige lozingsnormen zal voldaan worden.
Voor project B (inmiddels ingetrokken) was voorzien dat er extra voeding voor de DCU aangevoerd zou worden per schip. Deze extra aanvoer zou dan ook geen wijziging van de verkeersafwikkeling op het wegennet van Antwerpen met zich mee gebracht hebben. In de ontheffingsnota wordt gesteld dat er na uitvoering van het voorliggende project nog steeds een afname van het gegenereerde vervoer ten opzichte van de referentiesituatie is, zowel voor vrachtwagens als voor lichters en zeeschepen.
De ontheffingsnota omvat een voortoets passende beoordeling en verscherpte natuurtoets omdat in het ruimere studiegebied habitat- en vogelrichtlijngebieden en VEN-gebieden zijn gelegen. De bijdrage van de verzurende en vermestende depositie van de raffinaderij blijft, ook na uitvoering van het project beneden 5 % van de kritische last / kritische depositiewaarde en wordt in de ontheffingsnota beoordeeld als verwaarloosbaar. Er bevinden zich geen zoekzones voor habitats in het studiegebied. Er wordt in de ontheffingsnota gesteld dat er geen betekenisvolle aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van speciale beschermingszones te verwachten is, noch dat het project onvermijdbare of onherstelbare schade zal veroorzaken aan de natuur in de VEN-gebieden.
Met betrekking tot de discipline lucht wordt in de ontheffingsnota gesteld dat de geleide emissies beperkt zijn tot de emissies van het DCU fornuis (project B, inmiddels ingetrokken). De wijzigingen aan de NHF en CLE hebben geen noemenswaardige invloed op de geleide emissies wegens geen relevante toename van het brandstofverbruik. De aangevraagde capaciteitsverhoging voor de zwavelherwinningseenheden en de HPHT betreft enkel een verhoging op dagbasis, niet op jaarbasis, waardoor de emissies op jaarbasis hierdoor niet wijzigingen.
In de ontheffingsnota werden voor de bijkomende emissies van het ganse project, inclusief het inmiddels ingetrokken project B, NO2 en PAK’s weerhouden voor verder onderzoek. Uit de berekeningen blijkt dat de impact voor deze parameters nog steeds als hooguit beperkt negatief beoordeeld wordt. Aangezien de toename van de andere parameters (CO, stof, SO2, BTEX en stof) nog beperkter is, wordt niet verwacht dat de toename tot relevante effecten voor deze parameters zal leiden.
ExxonMobil is een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een veiligheidsnota opgesteld door een erkende VR-deskundige. Uit de veiligheidsnota blijkt dat het maximale effectgebied uitbreidt ten opzichte van de referentietoestand uit het bestaande omgevingsveiligheidsrapport OVR/13/29, maar dat dit geen aanzienlijk bijkomend risico meebrengt voor belangrijk geachte populaties. Er wordt in de veiligheidsnota besloten dat de geplande wijzigingen geen aanleiding geven tot significante bijkomende externe risico’s ten opzichte van het risico berekend in het OVR/13/29. Er zijn evenmin wijzigingen gebeurd in de omgeving van ESSO welke relevant zijn met betrekking tot het extern risicobeeld. Aangezien het gaat om bestaande installaties waarvoor reeds de nodige maatregelen werden getroffen om milieuvervuiling te beperken of te voorkomen, wordt geen impact verwacht op de milieurisicoanalyse uit het OVR/13/29. De veiligheidsnota werd op 7 mei 2019 goedgekeurd door het team Externe veiligheid van het departement Omgeving. Men oordeelt dat er geen bijwerking van het OVR/13/29 nodig is.
Bovenstaand advies heeft betrekking op project A, aangezien project B (DCU) door de exploitant werd ingetrokken.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- Bij het verwijderen van de tijdelijke werfketen dienen ook alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingen en de niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
16.3.1.2° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
180 kW |
17.2.2. |
VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2; |
-11.698 ton |
17.3.2.1.2.3° |
opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
0,34 ton |
17.3.2.2.3°b) |
opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; |
0,34 ton |
17.3.4.3° |
bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
0,34 ton |
17.3.6.3°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
-11.697,66 ton |
17.3.7.3° |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; |
-11.697,66 ton |
17.3.8.3° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
-11.697,66 ton |
39.2.1° |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; |
78.086 liter |
39.2.2° |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; |
-77.246 liter |
39.4.1° |
warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter. |
10.105 liter |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
21 juni 2019 |
Start openbaar onderzoek |
30 juni 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
29 juli 2019 |
Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag |
25 juli 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
10 augustus 2019 |
Wijzigingslus
De aanvrager heeft op 25 juli 2019 een verzoek ingediend om zijn oorspronkelijke aanvraag te wijzigen. Het verzoek betreft het annuleren van deelproject B uit de vergunningsaanvraag, de uitbreiding van de DCU-eenheid.
Dit verzoek werd aanvaard op 25 juli 2019, waardoor de aanvraag zoals gewijzigd beoordeeld wordt.
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
30 juni 2019 |
29 juli 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- Bij het verwijderen van de tijdelijke werfketen dienen ook alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingen en de niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |