Terug
Gepubliceerd op 27/09/2019

2019_CBS_07743 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMWV-2019-0029. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 27/09/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_07743 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMWV-2019-0029. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_07743 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMWV-2019-0029. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Adviezen


Externe adviezen

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

26 augustus 2019

18 september 2019

gunstig


Toetsing voorschriften

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn. De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten. Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten. In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten. 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Insteekdok 4 – Gebied voor waterweginfrastructuur. 

De dichtstbij gelegen ruimtelijk kwetsbare locatie op Vlaams grondgebied is het natuurgebied langs de Schelde op circa 1,7 km. Het dichtstbij gelegen woongebied op Vlaams grondgebied is de woonkern van Zandvliet op circa 2 km.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

De aanvraag betreft een verzoek tot ambtshalve bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Conform de Europese Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 inzake industriële emissies en volgens artikel 1.4.1.1 van titel II van het VLAREM moet een evaluatie van een GPBV-installatie worden uitgevoerd binnen twee jaar na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie. Bij een evaluatie van een GPBV-installatie wordt nagegaan of de vergunningsvoorwaarden moeten worden bijgesteld. 

Het voorwerp van het verzoek tot bijstelling betreft de productie van ethylbenzeen en styreenmonomeer met een productiecapaciteit van respectievelijk 950.000 ton/jaar en 590.000 ton/jaar (GPBV-installatie). 

De BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’ (LVOC) is van toepassing op de bovenstaande GPBV-installatie. De BBT-conclusies van deze BREF-studie werden op 7 december 2017 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Tevens is de horizontale BREF-studie (Common Waste Water and Waste Gas, CWW) van toepassing. De POVC (provinciale omgevingsvergunningscommissie) is belast met het uitvoeren van de evaluaties om na te gaan of de huidige vergunningsvoorwaarden voldoen aan de vereisten van de BREF-studies, meer bepaald aan de daarin opgenomen BBT-conclusies. In zitting van 16 juli 2019 voerde de POVC deze evaluatie uit en oordeelde men dat een bijstelling van de vergunningsvoorwaarden noodzakelijk is. De POVC diende een verzoek tot bijstelling in bij de provincie, waarvoor het college nu om advies wordt gevraagd. 

Op het ethylbenzeen/styreen-afdeling wordt styreenmonomeer geproduceerd met de vorming van ethylbenzeen als tussenstap. Op de site zijn vier branders aanwezig: A401, A501, A601 en A602. 

Uit het verslag van de POVC blijkt dat deze branders niet moeten beschouwd worden als procesfornuizen of -verhitters zoals gedefinieerd in de BBT-conclusies van de BREF LVOC. Aangezien er bij deze branders ook geen direct contact is tussen de rookgassen van de brander en de chemische producten vallen ze evenmin onder de uitzondering (reactoren die worden gebruikt in de chemische industrie) van artikel 5.43.1.2 van titel II van het VLAREM. Bijgevolg zijn voor deze branders de sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.43 van toepassing. 

De branders van de dehydrering, A401 en A501, hebben beiden een vermogen van 20 MW en werden vergund in 1992. Ze worden gevoed met stookgas en restgassen uit de processen. Voor NOx geldt volgens artikel 5.43.2.11 van titel II van het VLAREM een emissiegrenswaarde van 350 mg/Nm³. Brander A601 werd vergund in 1995 en heeft een vermogen van 25 MW. De brander wordt gevoed met stookgas en restgassen uit de processen. Er geldt een emissiegrenswaarde van 300 m/Nm³ volgens titel II van het VLAREM voor deze brander. Brander A602 werd eerder dit jaar vergund en heeft een vermogen van 17,76 MW. Volgens artikel 5.43.2.11 geldt er een emissiegrenswaarde van 200 mg/Nm³ voor NOx

In de vergunning werd volgende bijzondere voorwaarde opgelegd voor branders A401, A501 en A601: ‘In afwijking van de emissiegrenswaarden vermeld in bijlage 4.4.2 van titel II van Vlarem geldt er voor de parameter NOx een emissiegrenswaarde van 200 mg/Nm³ voor de rookgassen afkomstig van de branders van de 3 dehydrogeneringsreactoren bij normale bedrijfsomstandigheden’. Aangezien hoofdstuk 5.43 van toepassing is, stelt de POVC voor om deze voorwaarde te herformuleren naar: ‘In afwijking van de emissiegrenswaarden vermeld in artikel 5.43.2.11 van titel II van het Vlarem geldt er voor de parameter NOx een emissiegrenswaarde van 200 mg/Nm³ voor de rookgassen afkomstig van de branders A401, A501 en A601’. Brander A602 moet niet in deze voorwaarde opgenomen worden aangezien daarvoor al de emissiegrenswaarde van 200 mg/Nm³ expliciet in titel II van het VLAREM werd opgenomen. 

De emissiegrenswaarde van 200 mg/Nm³ voor NOx voor de vier branders wijzigt met onderhavige verzoek tot bijstelling niet ten opzichte van de vergunde situatie. Het betreft louter een herformulering in functie van de correcte toepassing van de VLAREM artikels.

Advies van het college

Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt gunstig advies gegeven om de gevraagde bijstelling te verlenen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

13 augustus 2019

Start openbaar onderzoek

23 augustus 2019

Einde openbaar onderzoek

21 september 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

1 oktober 2019

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

23 augustus 2019

21 september 2019

0

0

0

0

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.

Projectnummer:

OMWV-2019-0029

Gegevens van de aanvrager:

Provinciale Omgevingsvergunningscommissie

Gegevens van de exploitant:

Ineos Styrolution Belgium

Ligging van het project:

Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20, sectie A nrs. 2R, 2S, 2T

Inrichtingsnummer:

20180326-0029

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Bijstelling van de voorwaarden naar aanleiding van evaluatie

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

-          Op 11 februari 1991 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/18/76948-90/416) voor een ethyleenbenzeen- en styreenfabriek op veld F200.
-          Op 14 november 1991 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1991/B/18/78503-91/506) voor styreen-dehydrering 3 (bouw F215).
-          Op 31 mei 2000 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2000/B/0002) voor het bouwen van een ethylbenzeen installatie F205.

Voorgeschiedenis milieu

Op 13 januari 2011 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en uitbreiden van de ethylbenzeen/styreen-afdeling, horende bij een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 9 april 2029. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

Inhoud van de aanvraag

De provinciale omgevingsvergunningscommissie wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden van de ethylbenzeen/styreen-afdeling, naar aanleiding van een evaluatie van de huidige vergunningsvoorwaarden aan de vereisten van de BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek tot bijstelling.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.

Artikel 3

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.