Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019074898 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
AV Universiteit Antwerpen met als adres Prinsstraat 13 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Groenenborgerlaan 171 te 2020 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
Antwerpen afdeling 12 sectie M nr. 196N |
Inrichtingsnummer: |
20190606-0082 (UAntwerpen, Campus Groenenborger) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
hervergunning van de exploitatie van een universiteit |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
De Universiteit Antwerpen (UA) campus Groenenborger (CGB) heeft een basisvergunning (MLAV1/9900000213) die geldig is tot 28 september 2020. Er zijn reeds verschillende aanpassingen, uitbreidingen en veranderingen aan deze basisvergunning verleend. Met deze aanvraag wenst de UA CGB een hervergunning aan te vragen.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
7.454 m³/jaar |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
6,70 m³/uur |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
3 x 400 kVA en 2 x 630 kVA |
15.2. |
werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5; |
1 |
16.3.1.2° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
460,6 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
4.519 liter |
17.1.2.2.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter; |
4.756 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
0,840 ton |
17.3.2.2.1° |
ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; |
1,55 ton |
17.3.5.2°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 5 ton wanneer de inrichting niet volledig gelegen is in industriegebied; |
0,350 ton |
17.3.6.1°b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
1,2 ton |
17.3.7.1°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
0,9 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
0,3 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
4.900 kg |
19.3.1°b) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
14 kW |
24.3. |
laboratoria die biologische, scheikundige, of organische bedrijvigheid uitoefenen met het oog op opzoekingen, proeven, analyses, toepassing of ontwikkeling van producten, kwaliteitscontrole op producten, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 |
24.4. |
laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 |
29.5.2.2°b) |
andere smederijen dan de smederijen, vermeld in rubriek 29.5.1, en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 100 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
136,050 kW |
39.1.1° |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; |
297,20 liter |
43.1.3° |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; |
6.603,70 kW |
51.1.2° |
inrichtingen voor activiteiten van maximaal risiconiveau 2 waarbij organismen genetisch worden gemodificeerd, of waar dergelijke genetisch gemodificeerde organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
6 bioveiligheidsactiviteiten |
51.2.1° |
andere inrichtingen dan bedoeld in rubriek 51.1 voor activiteiten van risiconiveau 2 waarbij doelbewust pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt. |
5 bioveiligheidsactiviteiten |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Van af te wijken voorwaarde: Lozingsnorm In de milieuvergunning van de campus Groenenborger werd in 2013 een bijzondere lozingsvoorwaarde opgenomen, nl. dat de norm van chloroform 10 µg/l en de norm voor dichloormethaan 200 µg/l is (MLVW-2013-0020/DRDJ) en dat de lozingsnorm voor VOX wordt geschrapt.
Voorgestelde afwijking: Er wordt verwezen naar de motivatie in dat dossier en er wordt gevraagd deze normen te mogen behouden. |
2. |
Van af te wijken voorwaarde: Opslag chemicaliën In de vergunning van 2015 (MLAV1/2015/0338) werd een uitzondering gevraagd en verkregen voor het vergrendeld opslaan van beperkte hoeveelheden cyaniden met het doel van experimenten. Deze uitzondering wordt voorzien in artikel 5.17.4.1.3§4 van Vlarem II.
Voorgestelde afwijking: Op verschillende diensten worden cyaniden gebruikt, al dan niet giftige. De producten worden aangekocht in kleine verpakkingen van 0 tot 100 gram. Bij het uitvoeren van experimenten met cyaniden wordt voorafgaandelijk een risico-analyse uitgevoerd, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de afvoer van afval en het mengen van oplossingen. Alle experimenten worden uitgevoerd in trekkasten in geventileerde ruimtes. De bewaring vindt achter slot en grendel plaats. Studenten werken enkel onder begeleiding met cyanides. |
Adviezen
Er werden geen adviezen gevraagd.
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Buurtpark Groenenborg, goedgekeurd op 12 februari 2015. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: artikel 1: zone voor groen - (gr) en artikel 2: zone voor maatschappelijke functies - (ma).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening. (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een parkgebied. De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen. (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De aanvraag betreft een hervergunning van de exploitatie van de Campus Groenenborger van de Universiteit Antwerpen, gelegen Groenenborgerlaan 171 te 2020 Antwerpen.
De Campus Groenborger is gespecialiseerd in opleidingen binnen de faculteit wetenschappen (oa chemie, fysica, bio-ingenieur, industrieel ingenieur). Op de campus worden een groot aantal onderwijs-, onderzoeks- en administratieve taken uitgevoerd. De huidige aanvraag betreft een hernieuwingsaanvraag van de bestaande milieuvergunning die eindigt in 2020. Er worden kleinere regularisaties van reeds vergunde rubrieken aangevraagd, een 6-tal rubrieken worden geschrapt en er worden geen nieuwe rubrieken aangevraagd.
Lozing huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater
Het afvalwater van de campus bestaat uit het huishoudelijk afvalwater dat afkomstig is van de sanitaire activiteiten (refter, toiletten, …) en het bedrijfsafvalwater van de onderzoeks-gerelateerde activiteiten (labo’s). Er is een meetgoot (Venturi) voorzien voor het bedrijfsafvalwater en een inductieve magnetische debietsmeter. Het huishoudelijk afvalwater wordt achter de meetgoot op de riolering geloosd (1 lozingspunt). Er is dus een afzonderlijke meting en bemonstering van de stroom bedrijfsafvalwater mogelijk. Afvoer gebeurt vervolgens via het rioleringsstelsel naar de RWZI van Deurne die loost op het Albertkanaal.
Er is de voorbije jaren een grote afname van de hoeveelheid geloosd afvalwater. Door deze daling wordt er een vermindering van het debiet aangevraagd zowel voor het huishoudelijk afvalwater als het bedrijfsafvalwater.
Er wordt een bijstelling van de reeds goedgekeurde lozingsnormen voor verschillende parameters gevraagd.
Parameter |
Norm |
pH |
6,5-9 |
zws (mg/l) |
600 |
BZV (mg/l) |
250 |
CZV (mg/l) |
700 |
As (mg/l) |
0,01 |
Cd (mg/l) |
0,004 |
Cr (mg/l) |
0,1 |
Cu (mg/l) |
0,2 |
Hg (mg/l) |
0,0025 |
Pb (mg/l) |
0,1 |
Ni (mg/l) |
0,05 |
Ag (mg/l) |
0,04 |
Zn (mg/l) |
0,4 |
Se (mg/l) |
0,1 |
tot stikstof (mg/l) |
70 |
tot fosfor (mg/l) |
12 |
tot fenolen (µg/l) |
400 |
chloroform (trichloormethaan µg/l) |
10 |
dichloormethaan (µg/l) |
200 |
AOX (µg/l) |
400 |
Bacteriële of virale voedingsbodems die levende organismen bevatten mogen niet geloosd worden |
|
De aangepaste lozingsnormen werden echter al toegekend in vorige vergunningen en men wil deze bekomen lozingsnormen behouden. Indien de vergunning voor onbepaalde termijn wordt toegekend, wordt geadviseerd deze aangepaste lozingsnormen toe te staan voor een periode van 5 jaar vanaf vergunningverlening. De universiteit dient ernaar te streven de lozing van gevaarlijke stoffen boven de indelingscriteria volgens Vlarem II bijlage 2.3.1 te verminderen.
Airco’s, koelinstallaties en compressoren
Van de vergunde airco’s (463,6 kW) werd voor 201,7 kW aan vermogen verwijderd en vervangen door nieuwe toestellen die samen een geïnstalleerde drijfkracht van 159 kW hebben. De nieuwe geïnstalleerde drijfkracht van de airco’s komt zo op een totaal van 420,9 kW. Samen met de totaal geïnstalleerde drijfkracht van de compressoren (39,7 kW) komt dit neer op een vermindering van 23,7 kW.
Opslag van gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen
Er zijn beperkte wijzigingen wat de opslagplaats en -hoeveelheid betreft van de gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen. Zo is er een herverdeling van de producten gebeurd tussen de containers die achter gebouw US staan. Er is een vermeerdering van de opslaghoeveelheden voor brandgevaarlijke (+279 kg), giftige (+0,07 ton), schadelijke (+0,23 ton), gezondheidsgevaarlijke (+0,12 ton) en aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (+0,003 ton). Aangezien het onderzoek variabel is, wordt er een marge genomen van de opgeslagen producten van 10 %.
De exploitant wenst de bijzondere voorwaarde voor de opslag van cyaniden en organische cyaanverbindingen, die werd toegestaan in toepassing van artikel 5.17.4.1.3§4, te behouden. Dit kan toegestaan worden mits de hoeveelheden zeer beperkt blijven, vergrendeld opgeslagen worden en enkel gebruikt worden voor experimenten. Gezien de toxiciteit van deze stoffen wordt er geadviseerd een maximale opslaghoeveelheid vast te leggen.
Hout- en metaalbewerking
In de houtbewerkingswerkplaats werden enkele toestellen verwijderd (-7,4 kW) en 1 nieuw toestel (+3 kW) bijgekomen. Er is bijgevolg een afname van 4,4 kW tot een totaal geïnstalleerd vermogen van 14 kW.
In de metaalbewerkingswerkplaats werden voor 8,54 kW toestellen afgevoerd en nieuwe toestellen aangekocht (+31,5 kW). Deze vermeerdering brengt het totaal geïnstalleerd vermogen op 136,05 kW.
Autoclaven
Naar aanleiding van een verhuisbeweging richting campus Drie Eiken werden 2 autoclaven verhuisd naar daar en werd er 1 autoclaaf afgevoerd. Met een volgende verhuizing zullen er 2 autoclaven meegebracht worden waardoor het totaal aantal op 5 komt met een totale inhoud van 297,2 liter.
Ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde of pathogene organismen
Op dit ogenblik zijn er 11 bioveiligheidsactiviteiten, die vallen onder rubriek 51, vergund (6 GGO’s en 5 PO). Deze vinden plaats in de gebouwen U en V. Zowel wat de genetisch gemodificeerde organismen als de pathogene organismen betreft, is het maximale risiconiveau 2. Om te mogen werken met pathogenen en genetisch gemodificeerde organismen zijn er naast een omgevingsvergunning ook bioveiligheidstoelatingen nodig. Een lijst met de verkregen toelatingen voor de verschillende activiteiten werd samen met de inperkingsmaatregelen aan de aanvraag toegevoegd.
De rubrieken 12.2.1, 15.2, 17.1.2.1.2, 17.1.2.2.2, 17.3.2.1.1.1.b, 17.4, 24.3, 24.4 en 43.1.3 veranderen niet. Er werd een keuringsattest van de dubbelwandige tank voor de noodgenerator aan de aanvraag toegevoegd (rubriek 17.3.2.1.1.1.b) waaruit blijkt dat deze een oranje label heeft gekregen. De exploitant dient de opmerkingen zo snel mogelijk te verhelpen en heeft tot eind augustus om deze opnieuw te laten keuren.
De rubrieken 3.5.1, 9.2.2.a, 9.7.a.1, 11.1.1.b, 11.2.1.b en 31.1.2.b zijn niet langer van toepassing.
Advies van het college
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
7.454 m³/jaar |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
6,70 m³/uur |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
3 x 400 kVA en 2 x 630 kVA |
15.2. |
werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5; |
1 |
16.3.1.2° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
460,6 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
4.519 liter |
17.1.2.2.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter; |
4.756 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
0,840 ton |
17.3.2.2.1° |
ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; |
1,55 ton |
17.3.5.2°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 5 ton wanneer de inrichting niet volledig gelegen is in industriegebied; |
0,350 ton |
17.3.6.1°b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
1,2 ton |
17.3.7.1°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
0,9 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
0,3 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
4.900 kg |
19.3.1°b) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
14 kW |
24.3. |
laboratoria die biologische, scheikundige, of organische bedrijvigheid uitoefenen met het oog op opzoekingen, proeven, analyses, toepassing of ontwikkeling van producten, kwaliteitscontrole op producten, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 |
24.4. |
laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 |
29.5.2.2°b) |
andere smederijen dan de smederijen, vermeld in rubriek 29.5.1, en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 100 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
136,050 kW |
39.1.1° |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; |
297,20 liter |
43.1.3° |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; |
6.603,70 liter |
51.1.2° |
inrichtingen voor activiteiten van maximaal risiconiveau 2 waarbij organismen genetisch worden gemodificeerd, of waar dergelijke genetisch gemodificeerde organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
6 bioveiligheidsactiviteiten |
51.2.1° |
andere inrichtingen dan bedoeld in rubriek 51.1 voor activiteiten van risiconiveau 2 waarbij doelbewust pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt. |
5 bioveiligheidsactiviteiten |
Geadviseerde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Van af te wijken voorwaarde: Lozingsnorm In de milieuvergunning van de campus Groenenborger werd in 2013 een bijzondere lozingsvoorwaarde opgenomen, nl. dat de norm van chloroform 10 µg/l en de norm voor dichloormethaan 200 µg/l is (MLVW-2013-0020/DRDJ) en dat de lozingsnorm voor VOX wordt geschrapt.
Geadviseerde afwijking: Er wordt een bijstelling van de reeds goedgekeurde lozingsnormen voor verschillende parameters gevraagd. De aangepaste lozingsnormen werden echter al toegekend in vorige vergunningen en men wil deze bekomen lozingsnormen behouden. Indien de vergunning voor onbepaalde termijn wordt toegekend, wordt geadviseerd deze aangepaste lozingsnormen toe te staan voor een periode van 5 jaar vanaf vergunningverlening. De universiteit dient ernaar te streven de lozing van gevaarlijke stoffen boven de indelingscriteria volgens Vlarem II bijlage 2.3.1 te verminderen. |
2. |
Van af te wijken voorwaarde: Opslag chemicaliën In de vergunning van 2015 (MLAV1/2015/0338) werd een uitzondering gevraagd en verkregen voor het vergrendeld opslaan van beperkte hoeveelheden cyaniden met het doel van experimenten. Deze uitzondering wordt voorzien in artikel 5.17.4.1.3§4 van Vlarem II.
Geadviseerde afwijking: De exploitant wenst de bijzondere voorwaarde voor de opslag van cyaniden en organische cyaanverbindingen, die werd toegestaan in toepassing van artikel 5.17.4.1.3§4, te behouden. Dit kan toegestaan worden mits de hoeveelheden zeer beperkt blijven, vergrendeld opgeslagen worden en enkel gebruikt worden voor experimenten. Gezien de toxiciteit van deze stoffen wordt er geadviseerd een maximale opslaghoeveelheid vast te leggen. |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
er wordt een maximale opslaghoeveelheid bepaald voor cyaniden en organische cyaanverbindingen; |
2. |
de aangepaste lozingsnormen worden toegestaan voor een periode van 5 jaar vanaf vergunningverlening. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
10 juli 2019 |
Start openbaar onderzoek |
20 juli 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
18 augustus 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
29 augustus 2019 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
20 juli 2019 |
18 augustus 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
7.454 m³/jaar |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
6,70 m³/uur |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
3 x 400 kVA en 2 x 630 kVA |
15.2. |
werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (inclusief carrosseriewerkzaamheden), andere dan bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5; |
1 |
16.3.1.2° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen - ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
460,6 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
4.519 liter |
17.1.2.2.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter; |
4.756 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
0,840 ton |
17.3.2.2.1° |
ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; |
1,55 ton |
17.3.5.2°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 5 ton wanneer de inrichting niet volledig gelegen is in industriegebied; |
0,350 ton |
17.3.6.1°b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
1,2 ton |
17.3.7.1°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
0,9 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
0,3 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
4.900 kg |
19.3.1°b) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
14 kW |
24.3. |
laboratoria die biologische, scheikundige, of organische bedrijvigheid uitoefenen met het oog op opzoekingen, proeven, analyses, toepassing of ontwikkeling van producten, kwaliteitscontrole op producten, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 |
24.4. |
laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 |
29.5.2.2°b) |
andere smederijen dan de smederijen, vermeld in rubriek 29.5.1, en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 100 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
136,050 kW |
39.1.1° |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; |
297,20 liter |
43.1.3° |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; |
6.603,70 kW |
51.1.2° |
inrichtingen voor activiteiten van maximaal risiconiveau 2 waarbij organismen genetisch worden gemodificeerd, of waar dergelijke genetisch gemodificeerde organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
6 bioveiligheidsactiviteiten |
51.2.1° |
andere inrichtingen dan bedoeld in rubriek 51.1 voor activiteiten van risiconiveau 2 waarbij doelbewust pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt. |
5 bioveiligheidsactiviteiten |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
er wordt een maximale opslaghoeveelheid bepaald voor cyaniden en organische cyaanverbindingen; |
2. |
de aangepaste lozingsnormen worden toegestaan voor een periode van 5 jaar vanaf vergunningverlening. |
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft |