Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019006354 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
NV WAREHOUSING & WAREHOUSE RELATED SERVICES BELGIUM met als contactadres Belcrownlaan 23 te 2100 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Oosterweelsteenweg 57 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 14 sectie B nr. 34A4 |
Inrichtingsnummer: |
20190117-0046 (Stork Site) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
Infrastructuurgebonden activiteiten en logistieke activiteiten |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
Opgemerkt wordt dat de laatst vergunde toestand niet helemaal overeenstemt met de toestand zoals weergegeven op het uitvoeringsplan. Voor de betonverharding ten zuidwesten van het magazijnencomplex is geen stedenbouwkundige vergunning bekend.
Voorgeschiedenis milieu
Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.
Inhoud van de aanvraag
Deze aanvraag betreft de exploitatie van een magazijnencomplex voor logistieke activiteiten.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
6.000 m³/jaar |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
5.000 liter |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
2 verdeelslangen |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
2 x 2.000 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
68 kW |
15.1.2° |
het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
80 voertuigen |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
180 kW |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
7,50 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
4.900 liter |
19.3.1°a) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
86 kW |
19.6.1°c) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal; |
2.000 m³ in een lokaal |
19.6.1°d) |
opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; |
8.000 m³ in openlucht |
23.3.1°a) |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
180 ton |
43.1.2°a) |
stookinstallaties van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW, wanneer het een inrichting betreft vermeld sub 1°, a); |
4.923 kW |
48.1.2. |
doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. |
1 opslagplaats |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
6 juni 2019 |
4 juli 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf -millieu |
6 juni 2019 |
10 juli 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels gelden hier de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Vierde Havendok, het Vijfde Havendok, het Leopolddok en het Noordkasteeldok – Gebied voor waterweginfrastructuur. Op circa 90 meter ten oosten van het goed geldt het bestemmingsvoorschrift Gebied voor spoorinfrastructuur. Een deel van de Oosterweelsteenweg en een deel van de Wilmarsdonksteenweg hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Ten oosten en ten zuiden van het goed lopen overdrukken met als aanduiding Leidingstraat.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft. Echter wordt opgemerkt dat de laatst vergunde toestand niet overeenstemt met de toestand zoals weergegeven op het uitvoeringsplan. Tevens wordt opgemerkt dat werken in strijd met de gewestelijke hemelwaterverordening niet zijn vrijgesteld van de vergunningsplicht voor stedenbouwkundige handelingen.
Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Het voorwerp van de aanvraag betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit op een reeds ontwikkelde industriële site. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund of vergund geacht.
Er worden tevens twee hoogspanningscabines geplaatst. Volgens het Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, is de plaatsing van constructies binnen het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven met een grondoppervlakte kleiner dan 200 m² en hoogte lager dan 20 meter, op een afstand van minimaal 5 meter van de perceelsgrenzen, binnen bepaalde randvoorwaarden vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunningsplicht. Aan deze randvoorwaarden lijkt voldaan.
Zoals hoger reeds aangegeven is weliswaar geen stedenbouwkundige vergunning bekend voor de betonverharding ten zuidwesten van het magazijnencomplex. Hierop lijken echter geen aangevraagde inrichtingen of activiteiten gesitueerd. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen verder bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
WWRS Belgium nv, een dochteronderneming van de Gosselin Group, baat op een omvangrijk terrein aan de Oosterweelsteenweg een aantal bestaande magazijnen/hallen met bijhorende kantoorgebouwen en -units uit. Deze gebouwen worden gebruikt door diverse bedrijven.
Met deze aanvraag wenst WWRS Belgium de overkoepelende infrastructuurgebonden activiteiten te laten vergunnen, alsook de operationele logistieke activiteiten van enkele bedrijven die deel uitmaken van de Gosselin Group zoals bijvoorbeeld de kuiperij.
De operationele activiteiten van Stork Technical Services nv op de site maken geen deel uit van deze aanvraag, evenmin de door Vleemo nv geëxploiteerde windturbine op het terrein. Het betreft andere ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
De kuiperij betreft een schrijnwerkerij voor het vervaardigen van onderdelen voor het vastzetten en verpakken van ladingen voor zeetransport. Er is voor 86 kW aan houtbewerkingstoestellen voorzien.
Zaagsel en stof worden via een afzuiginstallatie opgevangen in een container. De inhoud wordt opgehaald door een gespecialiseerde firma.
De opslag betreft voornamelijk houtopslag: 2.000 m³ binnen in het magazijn / hal 3 (indelingsrubriek 19.6.1.c) en 8.000 m³ buiten op het terrein (indelingsrubriek 19.6.1.d), alsook de opslag van 180 ton kunststoffen binnen in het magazijn / hallen 2 en 3 (indelingsrubriek 23.3.1.a).
Op 1 juli 2019 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/SVDB/2019/H.00316.A3.0004). De voorgestelde brandweervoorwaarden worden opgelegd als voorwaarden. In dit advies wordt opgemerkt dat een gedeelte van de houtopslag, meer bepaald de houtopslag (2.600 m³) die voorzien wordt langsheen de perceelsgrens in het noorden van de site, niet voldoet aan de regelgeving. Er moet volgens het advies immers een afstand van minimaal 8 meter van de perceelsgrens behouden blijven. Na terugkoppeling met de aanvrager bevestigde deze dat er wordt afgezien van de 2.600 m³ buitenopslag van hout op deze plaats. De te vergunnen houtopslag bedraagt dus 6.400 m³ in plaats van 8.000 m³ zoals initieel aangevraagd.
Er kunnen ook diverse niet-gevaarlijke goederen zoals rubber, papier, textiel,…kortstondig worden opgeslagen, in afwachting van verder transport (indelingsrubriek 48.1.2, andere goederen dan IMDG-goederen). Deze opslag kan zowel binnen als buiten plaatsvinden.
Voor wat betreft indelingsrubriek 48 geldt de Havenpolitieverordening . Het is aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de doorvoeropslag moet voldoen aan hoofdstuk 4 'Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen' van de Havenpolitieverordening.
Verder wordt er nog 4.900 liter producten (2-takt brandstof, verven, reinigingsproducten,…) in kleine verpakkingen verspreid over de verschillende hallen opgeslagen, alsook 5.000 liter (smeer)oliën in een apart lokaal. Deze worden op lekbakken gestockeerd.
Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de sanitaire installaties voor het personeel. Ter hoogte van het grote kantoorgebouw is een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) geïnstalleerd waarlangs het huishoudelijk afvalwater (6.000 m³/jaar) passeert vóór het geloosd wordt in oppervlaktewater.
In hal 5 worden er ook drie batterijladers voorzien met een totaal vermogen van 68 kW. Er worden verder twee hoogspanningscabines met nieuwe transformatoren geplaatst met elk een vermogen van 2.000 kVA: één binnen in hal 5; de andere buiten aan hal 1.
Verspreid over de verschillende magazijnen zijn er 82 straalpanelen van elk 47 kW en een verwarmingsketel met een vermogen van 560 kW. Deze worden volgens de exploitant enkel gebruikt bij zeer koude temperaturen, om vorst in de hallen te voorkomen. Over de kantoorgebouwen zijn vier verwarmingsketels verspreid. Alle verwarmingsinstallaties werken op aardgas, het totaal thermisch vermogen voor rubriek 43.1.2.a) bedraagt 4.900 kW.
De laatste emissiemeting van de verwarmingsketel van 560 kW dateert van 2013. Volgens de bepalingen van titel II van het VLAREM dient deze meting om de vijf jaar te gebeuren. De exploitant voegde inmiddels een offerte voor het uitvoeren van deze verplichte emissiemetingen toe aan het dossier. Het is aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de resultaten van de emissiemeting binnen twee maanden na het verlenen van de vergunning bezorgd moeten worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2019006354.
Over de verschillende kantoorgebouwen en-units zijn er aircotoestellen voorzien, met een totaal vermogen van 144,5 kW. Momenteel zijn er nog maar twee airco’s (één van 18,5 kW en één van 2,01 kW) effectief geplaatst, de overige airco’s (met een totaal vermogen van 123,99 kW) zullen nog geïnstalleerd worden. Samen met de drie compressoren (2x 15 kW in hal 6 en 1 x 5,5 kW in hal 3) bedraagt het totale vermogen van indelingsrubriek 16.3.1.1 dan 180 kW.
In de twee bestaande installaties wordt gebruik gemaakt van koelvloeistof R410a, dit is een toegelaten koelmiddel. Er zullen echter nog bijkomende installaties geplaatst worden, vermits het hier om nieuwe toestellen gaat, wordt er verwacht dat deze toegelaten koelmiddelen zullen bevatten.
Binnen in hal 3 worden er twee tanks (elk met één verdeelslang) voor diesel voorzien, één van 5.000 liter en één van 2.500 liter. Het betreft bovengrondse dubbelwandige tanks, beiden kregen een groen label bij het meest recente beperkt onderzoek.
Er wordt opgemerkt dat het volgende onderzoek van beide houders dient plaats te vinden voor 28 september 2019.
Er wordt stalplaatsen voorzien voor 80 voertuigen: bestelwagens, vrachtwagens, heftrucks, … zowel binnen in de hallen als buiten op het terrein.
Het vrachtverkeer wordt ingeschat op ongeveer 50 vrachtwagens per dag en is verspreid over de ganse werkdag, waardoor er volgens het aanvraagdossier quasi geen piekmomenten zijn.
De site beschikt over twee toegangswegen, via de Oosterweelsesteenweg en via de Leon Bonnetweg. Langs de Oosterweelsesteenweg is er ter hoogte van de toegang tot de site een voorsorteerstrook voorzien.
Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. Een bijkomend wateradvies is niet vereist en de vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de geldende wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
6.000 m³/jaar |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
5.000 liter |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
2 verdeelslangen |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
2 x 2.000 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
68 kW |
15.1.2° |
het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
80 voertuigen |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
180 kW |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
7,50 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
4.900 liter |
19.3.1°a) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
86 kW |
19.6.1°c) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal; |
2.000 m³ in een lokaal |
19.6.1°d) |
opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; |
6.400 m³ in openlucht |
23.3.1°a) |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
180 ton |
43.1.2°a) |
stookinstallaties van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW, wanneer het een inrichting betreft vermeld sub 1°, a); |
4.923 kW |
48.1.2. |
doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen; |
1 opslagplaats |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
De resultaten van de emissiemeting van de stookinstallatie van 560 kW dienen binnen twee maanden na het verlenen van de vergunning bezorgd te worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2019006354. |
2. |
De doorvoeropslag moet voldoen aan hoofdstuk 4 'Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen' van de Havenpolitieverordening. |
Brandweervoorwaarden
1. | De voorwaarden uit het advies met kenmerk BW/SVDB/2019/H.00316.A3.0004 van brandweer/risicobeheer/preventie dienen nageleefd te worden. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
13 mei 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
6 juni 2019 |
Start openbaar onderzoek |
15 juni 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
14 juli 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
19 september 2019 |
Verslag GOA |
30 augustus 2019 |
naam GOA |
Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
15 juni 2019 |
14 juli 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
De resultaten van de emissiemeting van de stookinstallatie van 560 kW dienen binnen twee maanden na het verlenen van de vergunning bezorgd te worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2019006354. |
2. |
De doorvoeropslag moet voldoen aan hoofdstuk 4 'Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen' van de Havenpolitieverordening'. |
Brandweervoorwaarden
1. | De voorwaarden uit het advies met kenmerk BW/SVDB/2019/H.00316.A3.0004 van brandweer/risicobeheer/preventie dienen nageleefd te worden. |
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
6.000 m³/jaar |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
5.000 liter |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
2 verdeelslangen |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
2 x 2.000 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
68 kW |
15.1.2° |
het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; |
80 voertuigen |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
180 kW |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
7,50 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
4.900 liter |
19.3.1°a) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
86 kW |
19.6.1°c) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal; |
2.000 m³ in een lokaal |
19.6.1°d) |
opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; |
6.400 m³ in openlucht |
23.3.1°a) |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
180 ton |
43.1.2°a) |
stookinstallaties van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW, wanneer het een inrichting betreft vermeld sub 1°, a); |
4.923 kW |
48.1.2. |
doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen; |
1 opslagplaats |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 6 september 2019 voor een termijn van onbepaalde duur.