Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019089855 |
Gegevens van de aanvrager: |
Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel met als adres Rijnkaai 37 te 2000 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: |
Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel met als adres Rijnkaai 37 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Amerikadok-Zuidkaai 48-50 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 7 sectie G nrs. 1331A2, 1331T, 1332/12 M, 1338/22 E en 1338/23 A |
Inrichtingsnummer: |
20190709-0006 (Sloop v gebouwen/aanhorigheden thv Boortmalt-Samga) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
slopen van gebouwen en aanhorigheden, exploitatie van werfactiviteiten en mobiele breekinstallatie |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- Op 26 juli 2016 verleende de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning (8.00/11002/3963.2) voor het slopen van meerdere gebouwen op percelen gelegen Boerinnestraat 2 te Antwerpen;
- Op 7 september 2016 werd de schorsing van de tenuitvoerlegging en de vernietiging van de beslissing gevorderd bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen;
- Op 6 maart 2018 vernietigde de Raad de beslissing van 26 juli 2016.
Inhoud van de aanvraag
- Slopen van gebouwen met aanhorigheden;
- Opbreken van verharding.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft het slopen van een aantal gebouwen ter hoogte van het bedrijf Boortmalt-Samga en bijhorende werfzone.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
2.2.2.b)2° |
opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
50.000 ton |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
5.000 liter |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
2 verdeelslangen |
12.1.1.1°a) |
inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
800 kVA |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
2.000 liter |
17.3.1.1° |
opslagplaatsen voor ontploffingsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS01) met een gezamelijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 100 kg; |
100 kg |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
4,20 ton |
17.3.5.1°a) |
opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied; |
100 kg |
17.3.7.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
0,10 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
0,10 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
1.000 kg |
38.3.1° |
opslagplaatsen voor springstoffen waarvan de inhoud beperkt is tot de hoeveelheden die voor 24 uur arbeid worden uitgereikt. |
100 kg |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Bij te stellen voorwaarde: 5.2.1.2 § 2 – geijkte weegbrug met automatische registratie 5.2.1.2 § 3 en 5.2.1.6 § 6 – Exploitatie-uren (07u00 – 19u00) en op zon- en feestdagen 5.2.1.5 § 5 – aanleg van een groenscherm
Voorgesteld alternatief: 5.2.1.2 § 2 – geijkte weegbrug met automatische registratie Een geijkte weegbrug is, gezien het een tijdelijke inrichting betreft en er enkel afvalstoffen afkomstig van de eigen werf, niet verplicht. 5.2.1.2 § 3 en 5.2.1.6 § 6 – Exploitatie-uren (07u00 – 19u00) en op zon- en feestdagen Uitbreiding van de exploitatie-uren naar de periode 06u00 – 22u00 en op zon- en feestdagen. 5.2.1.5 § 5 – aanleg van een groenscherm De aanleg van een groenscherm is, gezien het een tijdelijke inrichting betreft, niet verplicht. |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Havenbedrijf Antwerpen - milieu |
23 juli 2019 |
21 augustus 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Waterlink |
23 juli 2019 |
5 augustus 2019 |
Gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen |
23 juli 2019 |
12 augustus 2019 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit/ oosterweelverbinding |
23 juli 2019 |
12 augustus 2019 |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie |
23 juli 2019 |
19 augustus 2019 |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ monumentenzorg |
23 juli 2019 |
19 augustus 2019 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
Het goed is tevens gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding – wijziging (Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2015).
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor wegeninfrastructuur. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van deze wegeninfrastructuur en aanhorigheden.
Daarnaast zijn alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, geluids- en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. In dit gebied zijn eveneens toegelaten:
- alle handelingen, werken en wijzigingen i.f.v. tolheffing en verkeershandhaving;
- alle handelingen voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van waterweginfrastructuur en aanhorigheden;
- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de passende beoordeling, alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden in de speciale beschermingszone voor kwetsbare vogelsoorten, andere diersoorten of planten of van het beperken van de milieu-impact;
- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
Over dit gebied loopt een overdruk met als aanduiding Zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en ingrepen in functie van de verbetering van de gezondheid. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten met het oog op:
- behoud en realisatie van ecologische infrastructuur en kleine landschapselementen;
- de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast;
- ondergrondse aanhorigheden ten behoeve van de technische uitvoerbaarheid van de wegeninfrastructuur en geluids- en luchtbuffering
- realisatie van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer en voor dienstverkeer en nooddiensten.
De uitvoering van deze werken dient te gebeuren op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang.
Over dit gebied loopt een overdruk met als aanduiding Werfzone. Werfzones zijn tijdelijk - gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur - bestemd voor de inrichting, de
voorbereiding en de realisatie van alle noodzakelijke werken in het kader van de aanleg van de wegeninfrastructuur, evenals de stockage van materialen, grondstoffen en tijdelijke grondoverschotten en de werfuitrusting voor het personeel. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur alle werken, handelingen en wijzigingen voor de inrichting, de exploitatie en de beveiliging van de werfzones toegelaten.
Na de realisatie van de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur, is de in grondkleur aangegeven bestemming van de bestaande verordenende plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen of het onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan van toepassing en kunnen de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om deze grondbestemming te realiseren en moeten de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om de verstoorde aanwezige natuurwaarden te herstellen. De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur bevat de nodige informatie over de toepassing van deze inrichtingsbepalingen.
In dit gebied zijn eveneens toegelaten:
- alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, het verplaatsen en bundelen van nutsleidingen;
- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de passende beoordeling, alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden in de speciale beschermingszone voor kwetsbare vogelsoorten, andere diersoorten of planten of van het beperken van de milieu-impact;
- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag zijn de voormelde GRUP’s tevens van toepassing. Tevens is in het zuidoosten het RUP Droogdokkeneiland en het GRUP Afbakening Grootstedelijk Gebied Antwerpen van toepassing.
Op circa 300 meter ten oosten van de aanvraag is het Gewestplan Antwerpen nog van toepassing.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de aanvraag. Het hemelwater kan na de werken op een natuurlijke manier infiltreren in de ondergrond aangezien er geen afwerking van het maaiveld voorzien is in voorliggende aanvraag.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag betreft het slopen van meerdere gebouwen op het terrein van Boortmalt-Samga, gelegen ten zuiden van het Amerikadok en ten noordwesten van de Royersluis. De werken omvatten tevens de afbraak van aanhorigheden zoals verhardingen, silo's, transportbanden en het kappen van bomen en struiken.
De kelder van Silogebouw B zal volgens voorliggende aanvraag slechts gedeeltelijk worden gesloopt. Het diepe gedeelte van de kelder (westelijk gedeelte van het gebouw) zal behouden blijven en het ondiepe gedeelte van de kelder zal worden verwijderd (inclusief vloerplaat).
De te slopen gebouwen (met uitzondering van het technisch gebouw) staan momenteel leeg en worden niet meer gebruikt. De aanvrager meent dat de site hierdoor een onveilige en verloederde indruk krijgt. Dit argument wordt dan ook aangehaald als reden voor de sloop. Als goede huisvader dient de eigenaar van het gebouw echter te blijven waken over de veiligheid van de constructies op zijn terrein. De aanvrager wijst erop dat NV BAM slechts recent eigenaar geworden is van de desbetreffende gebouwen waarin de activiteiten reeds jarenlang waren stopgezet, waardoor de verwaarlozing niet aan haar tegenstelbaar is.
In de beschrijvende nota toegevoegd aan de aanvraag is tevens te lezen dat er thans nog geen nieuwe functie gekend is voor de terreinen na afbraak van de gebouwen. De te slopen gebouwen (met uitzondering van het technisch gebouw) zijn echter opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed, wat dus zou betekenen dat er met de sloop cultuurhistorisch waardevolle elementen verloren gaan.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
In de nota (E1) wordt vermeld dat er een beperkte toename van verkeer wordt verwacht ten gevolge van werfverkeer voor de aan- en afvoer van materialen. Advies werd gevraagd aan de dienst mobiliteit van de stad Antwerpen. Opgemerkt wordt dat er in dit gebied de komende jaren een aantal werven, die heel wat verkeer genereren, naast elkaar zullen komen te liggen. Er wordt daarom gevraagd om het transport over de weg maximaal te beperken en te kiezen voor transport via het water.
De bouwheer dient de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.
Cultuurhistorische aspecten
Het te slopen silogebouw B is mee opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed en wordt als volgt omschreven:
“In 1892 werd de firma S.A. des Magasins à grains d'Anvers (S.A.M.G.A.) opgericht. Op de hoek van kaaien 49 en 50 staat het oudste magazijn van deze firma, opgetrokken in 1895. Het betreft een bakstenen gebouw dat speciaal gebouwd werd te Antwerpen voor graanopslag en -behandeling... Een tweede gebouw van beton en baksteen, van hetzelfde bedrijf staat aan kaai nummer 48, dateert van 1939 en kan 27.500 ton graan bevatten in 115 silo's… Een derde gebouw van beton verrees in 1971 achter het eerste aan kaai nummer 50 en is bestemd voor langdurige stockage. Het bevat tien silo's van elk 2000 t...”.
Het oudste magazijn waarvan sprake (silogebouw A op het inplantingsplan bij de aanvraag) maakt geen deel uit van voorliggende aanvraag, net zomin als het vierde gebouw uit 1975 (dit betreft silogebouw D gesitueerd ten westen van silo A). Het tweede en derde gebouw in voorgaande beschrijving betreft silogebouw B en gebouw C waarvan de sloop wel aangevraagd wordt.
Het graanmagazijnencomplex heeft een zeer interessante geschiedenis en is door zijn architecturale uitwerking niet alleen een beeldbepalend object maar tevens ook kenmerkend voor de laat 19e eeuwse havenactiviteiten in het Antwerpse havengebied. Het zicht vanaf de kaaien op de Scheldebocht te Oosterweel wordt over zijn volledige lengte gedomineerd door het indrukwekkende complex en zijn kenmerkende verticaliserende gevelstructuren.
Met de sloop wordt de aanwezige ensemblewaarde minstens ernstig verstoord.
Het bouwhistorisch en materiaaltechnisch onderzoek naar de Samga-graansilo’s gebeurde slechts beperkt voor het voorwerp van voorliggende aanvraag, silo B. Gezien de budgetteringsvork en de industrieel archeologische erfgoedwaarde werd de meeste aandacht besteed aan de oudste Silo A (1895 en verbouwing 1945). Beide silo’s werden wel omstandig gefotografeerd, exterieur/interieur. De Silo B (1939) werd echter niet onderworpen aan gedetailleerde materiaal-technische analysen en hier werd de 3-D scanning beperkt tot het exterieur.
Het advies van het Agentschap Onroerend Erfgoed verzoekt dat dit onderzoek wordt aangevuld en dat het resultaat van dit bijkomend onderzoek door het Agentschap wordt goedgekeurd, alvorens tot sloop kan worden overgegaan. Dit advies wordt gevolgd door de dienst monumentenzorg van de stad Antwerpen. Een omgevingsvergunning kan echter niet worden onderworpen aan een voorwaarde die niet door enig toedoen van de aanvrager kan worden vervuld.
Het in verwaarloosde toestand verkeren van constructies die zijn opgenomen in de vastgestelde inventaris strookt zoals hoger reeds aangegeven niet met goed huisvaderschap, temeer aangezien ten aanzien van erfgoedobjecten een toetsing aan de goede ruimtelijke ordening een zorgvuldige afweging vergt van het verlies aan erfgoedwaarden tegenover de geplande nieuwe ontwikkeling, die in voorliggende aanvraag echter ontbreekt.
Extra informatie werd daarom opgevraagd bij de aanvrager. Hieruit blijkt dat de werken kaderen in het project “Oosterweelverbinding” waarbij in deze omgeving drie deelprojecten verwezenlijkt worden die onderling op elkaar afgestemd moeten worden. Om conflicten in de uitvoering van deze projecten te vermijden, dienen de sloopwerken eerder te kunnen starten.
Bodemreliëf
Na afloop van de werkzaamheden wordt het terrein waar nodig aangevuld met grond en geëffend en afgewerkt met gebroken betonpuin.
Het is verboden om op het terrein aanvullingen te doen met puin of ander afval.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Door de aanwezigheid van (broedplaatsen) de slechtvalk en huiszwaluwen in de aanliggende of nabijgelegen gebouwen van het Samga-complex, werd advies gevraagd aan de dienst groen- en begraafplaatsen van de stad Antwerpen. Zij merken op dat het belangrijk is het ecologisch aspect ernstig te nemen. Beide soorten zijn opgenomen in het soortenbeschermingsplan voor de Antwerpse haven. Voor de huiszwaluwen zijn alternatieve locaties voorzien en is het slopen buiten de broedperiode (start van de trek van de zwaluwen) gepland. Voor de slechtvalk is de zeer nabijgelegen broedplaats belangrijk, en hier is ook verstoring een mogelijk negatieve factor die het broedsucces zou kunnen beïnvloeden. Het is daarom aangewezen om als voorwaarde op te leggen dat de sloopwerken niet tijdens de broedseizoenen van de zwaluw (mei tot en met half september) en de slechtvalk (half maart tot midden augustus) mogen plaatsvinden.
De aanvraag geeft niet aan of en welke maatregelen er genomen zullen worden om na de uitvoering van de sloopwerken stofhinder naar de omgeving te vermijden. Het terrein zal hiertoe moeten worden bevochtigd of ingezaaid moeten worden met een streek- en bodemeigen grasmengsel.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel nv or (BAM) wenst een aantal gebouwen ter hoogte van het bedrijf ‘Boortmalt-Samga’ te Antwerpen te slopen, inclusief aanhorigheden zoals onder meer verhardingen, silo’s en transportbanden. Het bakstenen silogebouw A blijft behouden.
Voor het slopen zal er gebruik worden gemaakt van een mobiele breekinstallatie. Deze zal op verschillende locaties op het terrein worden ingezet, afhankelijk van welk gebouw er gesloopt wordt. Er zal maximaal 50.000 ton/jaar puin gebroken worden. Men vraagt voor de ingedeelde inrichting of activiteit een vergunning aan voor een termijn van 2 jaar.
Op de werfzone wordt er 2.000 liter gassen (groep 1) in verplaatsbare recipiënten opgeslagen voor de snijbrander. Verder wordt er op de werf 1.000 kg gevaarlijke producten in kleine verpakkingen opgeslagen. Er zullen twee opslaghouders voor stookolie geplaatst worden met een inhoudsvermogen van 2.500 liter elk en uitgerust met een verdeelslang.
Mogelijk worden de gebouwen gesloopt met behulp van springstoffen. De opslag van springstoffen zal in dat geval eerder beperkt zijn in functie van reserve (100 kg). Men zal er op toe zien dat de aanwezigheid van springstoffen steeds in verhouding staat met de hoeveelheid nodig voor 24 uur, uitgezonderd enige beperkte reserve. Indelingsrubrieken 17.3.1.1, 17.3.5.1.a, 17.3.7.1.a, 17.3.8.1 en 38.3.1 worden aangevraagd op basis van de gevaareigenschappen van de springstoffen TNT en dynamiet.
Voor de productie van elektriciteit worden twee generatoren geplaatst met een vermogen van maximaal 400 kVA elk.
Men vraag een bijstelling van volgende artikelen van titel II van het VLAREM:
- 5.2.1.2 §2: de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie is verplicht;
- 5.2.1.2 §3 en 5.2.1.6 §4: de normale afvalstoffenaanvoer en -afvoer mag niet voor 07.00 uur en na 19.00 uur plaatsvinden en rustverstorende werkzaamheden zijn verboden op werkdagen voor 07.00 uur en na 19.00 uur en op zon- en feestdagen;
- 5.2.1.5 §5: langsheen de randen wordt een groenscherm van minstens 5 meter breedte aangelegd.
Aangezien het een tijdelijke activiteit betreft en alle puin afkomstig is van de eigen werf en er dus geen aankomende vrachten zijn, heeft een geijkte weegbrug met automatische registratie weinig meerwaarde. Men vraagt om de exploitatie uren te mogen uitbreiden van 06.00 uur tot 22.00 uur, ook op zon- en feestdagen. Gezien de activiteiten in havengebied zijn gelegen, kunnen de exploitatie uren uitgebreid worden. De geldende geluidsnormen blijven uiteraard van kracht. Gelet op de beperkte duur (maximaal 2 jaar) is het weinig zinvol om langs de randen een groenscherm aan te planten.
Na de werken worden de terreinen waar nodig aangevuld met grond die voldoet aan de voorwaarden voor vrij hergebruik zoals beschreven in het VLAREBO en geëffend en afgewerkt met gebroken betonpuin. Een deel van het puin zal dus ter plaatse gebruikt worden. Er wordt in het aanvraagdossier gesteld dat er tijdelijk een beperkte toename van verkeer voor de aan- en afvoer van materialen zal plaatsvinden.
Mogelijk kan het puin afgevoerd worden langs het water. Het is aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de exploitant tracht om maximaal gebruik te maken van transport over water voor de werfactiviteiten, in het bijzonder voor de afvoer van puin, om het aantal ritten over de weg te beperken.
Ter voorkoming van stofhinder zal er bij droog weer besproeid worden om opwaaiend stof te vermijden. Bij sterke lokale stofproductie zullen afschermende zeilen geplaatst worden.
In het aanvraagdossier wordt vermeld dat de aannemer er toe zal worden gehouden de aan te wenden apparatuur te voorzien van alle geluiddempende middelen die de techniek hem ter beschikking kan stellen.
Voor het breken gelden uiteraard de geluidsnormen van titel II van het VLAREM. Gelet op hogere geluidsnormen in industriegebied, wordt er verwacht dat er kan voldaan worden aan de geldende geluidsnormen.
Indien er gekozen wordt voor de afbraak met behulp van springstoffen, kunnen er bij de explosie grondtrillingen optreden. Een van de maatregelen tegen grondtrillingen is het graven van sleuven. Gezien gebouw B omringd is door havengeulen, is de schade door trillingen te herleiden tot nul volgens de exploitant.
Het aanvraagdossier bevat een voortoets passende beoordeling waaruit blijkt dat er geen risico is op een betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats in habitatrichtlijngebied. De locatie is niet gelegen in habitat- of vogelrichtlijngebied.
In het silogebouw A bevinden zich zwaluwbroedplaatsen. In de te slopen gebouwen bevinden zich geen zwaluwbroedplaatsen, maar de zwaluwen in silogebouw A zouden tijdens het broedseizoen (mei tot augustus) wel hinder kunnen ondervinden van de sloopwerken. Het is daarom aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verstoring van zwaluwen ten gevolge van de werkzaamheden dient geminimaliseerd te worden tijdens het broedseizoen (mei tot en met augustus).
Er wordt opgemerkt dat er wel verdeelslangen voor het bevoorraden van werfvoertuigen zoals kranen en bulldozers worden aangevraagd, maar geen stalplaatsen voor voertuigen. Mogelijk zal de vergunning op een later ogenblik nog moeten worden aangevuld met stalplaatsen voor de werfvoertuigen.
Advies van het college
Voorwaardelijk gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- Aanvullingen met puin of ander afval zijn uitgesloten;
- Voor het wegvoeren van puin dient het transport over de weg maximaal beperkt te worden dient er geopteerd te worden voor transport via het water;
- De bouwheer dient de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat;
- Het terrein is na de sloopwerkzaamheden voldoende vochtig te houden of in te zaaien met een streek- en bodemeigen grasmengsel teneinde stofhinder naar de omgeving te voorkomen;
- Gedurende de werken zal de aanvrager de nodige maatregelen nemen om de nesten niet te beschadigen of te vernielen en de broedactiviteit niet nadelig te beïnvloeden. De sloopwerkzaamheden die stof- of lawaaihinder nabij de nesten kunnen veroorzaken, minstens de sloopwerkzaamheden aan gebouw C, mogen slechts plaatsvinden buiten de broedseizoenen van de zwaluw (mei tot en met half september) en de slechtvalk (half maart tot midden augustus);
- De bouwheer meldt restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat ze archeologisch waardevol zijn onder de vondstmeldingsplicht Onroerenderfgoeddecreet, 2 juli 2013, artikel 5.1.4);
- De bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@antwerpen.be);
- De bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;
- De aanvullende bouwhistorische documentering voor silogebouwen B en C dient te gebeuren in overleg met het Agentschap Onroerend Erfgoed alvorens er tot sloop kan worden overgegaan.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
2.2.2.b)2° |
opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
50.000 ton |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
5.000 liter |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
2 verdeelslangen |
12.1.1.1°a) |
inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
800 kVA |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
2.000 liter |
17.3.1.1° |
opslagplaatsen voor ontploffingsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS01) met een gezamelijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 100 kg; |
100 kg |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
4,20 ton |
17.3.5.1°a) |
opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in industriegebied; |
100 kg |
17.3.7.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
0,10 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
0,10 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
1.000 kg |
38.3.1° |
opslagplaatsen voor springstoffen waarvan de inhoud beperkt is tot de hoeveelheden die voor 24 uur arbeid worden uitgereikt. |
100 kg |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
De aanvrager moet tijdens de sloopwerken alle nodige maatregelen nemen om stofvorming te beperken zodat stofhinder naar de omgeving voorkomen wordt. De omliggende bedrijfsterreinen, het verkeer ter hoogte van de Oosterweelsteenweg en Litouwenstraat en het scheepvaartverkeer in het Amerikadok mogen in geen geval nadelige effecten ondervinden ten gevolge van stof. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
17 juli 2019 |
Start openbaar onderzoek |
25 juli 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
23 augustus 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
5 september 2019 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
25 juli 2019 |
23 augustus 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een voorwaardelijk gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag:
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
stadsontwikkeling/vergunningen | Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |