Terug
Gepubliceerd op 27/05/2019

2019_CBS_04245 - Omgevingsvergunning - OMV_2019044525. Maria Claessensplein zn. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 24/05/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Tom Meeuws, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_04245 - Omgevingsvergunning - OMV_2019044525. Maria Claessensplein zn. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_04245 - Omgevingsvergunning - OMV_2019044525. Maria Claessensplein zn. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2019044525

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Van Laere met als adres Antwerpsesteenweg 320 te 2070 Zwijndrecht

Ligging van het project:

Maria Claessensplein zn te 2050 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 13 sectie N nr. 204R19

Inrichtingsnummer:

20190302-0004 (Tijdelijke bronbemaling Van Laere: Project Yade)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

exploiteren van een tijdelijke bouwwerf met bronbemaling in het kader van de realisatie van de verkaveling van het Regatta-project

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 23 oktober 2015 werd een vergunning verleend door het college voor het verkavelen van gronden tussen het Galgenweel en de Blancefloerlaan (kenmerk AN2015/V/7). Op 20 april 2018 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning voor het realiseren van vier meergezinswoningen en drie eengezinswoningen in wijk 5 van Regatta (kenmerk ANL/B/DIG/2017/3419), gewijzigd in het besluit van 24 augustus 2018 (kenmerk OMV_2018094984).

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

500,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.1.1°

het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

10 autovoertuigen of aanhangwagens, andere dan personenwagens

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

40,00 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000,00 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

11,22 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,50 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

1,50 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

750,00 kg

30.3.a)

mortel en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 10 kW.

8,00 kW

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

347.760,00 m³/jaar

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Vlaamse Milieumaatschappij, grondwaterbeheer

9 april 2019

13 mei 2019

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen

9 april 2019

15 april 2019

 

Toetsing voorschriften

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Galgenweel Oost, goedgekeurd op 9 augustus 2012.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een bufferzone. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard. (Artikel 8 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor stedelijke ontwikkeling. Dit gebied is bestemd voor industriële, ambachtelijke en agrarische activiteiten, kantoren, kleinhandel, dienstverlening, recreatie, wonen, verkeer en vervoer, openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen, en dit voor zover deze functies verenigbaar zijn met hun onmiddellijke multifunctionele stedelijke omgeving. De stedenbouwkundige aanleg van het gebied, de bijhorende voorschriften betreffende terreinbezetting, vloeroppervlakte, hoogte, aard en inplanting van de gebouwen met bijhorende voorzieningen, en de verkeersorganisatie in relatie met de omringende gebieden, worden vastgesteld in een bijzonder plan van aanleg vooraleer het gebied kan ontwikkeld worden. Ook het wijzigen van de functie van bestaande gebouwen kan pas na goedkeuring van een bijzonder plan van aanleg.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA Galgenweel-Borgerweert, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 2 mei 2007. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone voor gemengde bestemming ga (bestemmingszone rand blancefloerlaan), zone voor wonen w (bestemmingszone wijk), zone voor park pa (bestemmingszone galgenweelpark), zone voor park pc (bestemmingszone park midden), zone voor openbare wegenis ow, zone voor gemengde bestemming gc (bestemmingszone rand insteekdok), zone voor wonen en groen  w/gra (bestemmingszone parkrand west), zone voor wonen en groen w/grb (bestemmingszone parkrand oost), zone voor gemengde bestemming gc (bestemmingszone rand insteekdok) en zone voor wonen en gemeenschapsvoorzieningen w/gm (bestemmingszone parkrand midden).

 

(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) en bijzondere plannen van aanleg (BPA) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een omgevingsvergunning voor een tijdelijke exploitatie van een werf met bronbemaling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.


De aangevraagde exploitatie vindt plaats op een perceel waarvoor er een stedenbouwkundige vergunning is afgeleverd 20/04/2018 en een wijziging van deze vergunning via een omgevingsvergunning ( OMV_2018094984). De voorwaarden gekoppeld aan de afgeleverde vergunningen dienen verder te worden nageleefd.

 

Er worden geen stedenbouwkundige wijzigingen aangevraagd waardoor de aanvraag in overeenstemming blijft met de goede ruimtelijke ordening.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De Regatta-site op Linkeroever wordt ontwikkeld tot een nieuw woongebied met wooneenheden, ondergrondse parkeerplaatsen, drie binnenpleinen, groenzones en nieuw aangelegd openbaar domein (wijk 3, 4 en 5). Deelproject Yade in wijk 5 voorziet in de bouw van vier meersgezinswoningen en drie eengezinswoningen opgetrokken rond een binnentuin. Het project omvat 45 wooneenheden met twee ondergrondse bouwlagen (voor een parking met 104 plaatsen). Voorliggende projectaanvraag heeft betrekking op de werfinrichting en de bemaling voor dit deelproject.

 

Werfinrichting

Op de werf worden klassieke producten gebruikt en opgeslagen. De opslag van producten met gevareneigenschappen vindt gegroepeerd plaats in het noordoostelijke deel van de werfzone, in de nabijheid van de personeelsvoorzieningen (werfketen). Volgende producten worden opgeslagen:

-          500 liter ontkistingsolie in vaten;

-          1.000 liter gassen in gasflessen;

-          1.500 liter gevaarlijke producten in verplaatsbare recipiënten (bijtend, irriterend en/of schadelijk);

-          750 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen.

De producten worden opgeslagen in een materiaalcontainer voorzien van een vloeistofdichte vloer. De vloeibare gevaarlijke producten staan bovendien opgesteld op lekbakken. De opgeslagen gassen en de wijze waarop dit gebeurt, worden in het dossier niet beschreven. Vermoedelijk gaat het om propaan of gassen gebruikt bij laswerken. Aan de afstandsregels zal voldaan moeten worden om de risico’s te beperken. Op basis van het uitvoeringsplan blijkt dat er in elk geval ruimte voldoende is.

Ter bevoorrading van de werfvoertuigen is een installatie met één verdeelslang verbonden aan een bovengrondse dubbelwandige houder voor mazout van 13.200 liter of 11.220 kg aanwezig. Deze staat opgesteld ter hoogte van de laad- en loszone en de stockageplaats materiaal aan de oostzijde van de werfzone. De gasolietanks zijn dubbelwandig uitgevoerd en voorzien van de vereiste veiligheidsvoorzieningen.

Voor de aanmaak van beton en mortel wordt een betoncentrale gevraagd met een vermogen van 8 kWe. Voor de koeling van de werfketen wordt gebruik gemaakt van airco’s met een totaal vermogen van 40 kW (5 x 8 kWe). Een tiental werfvoertuigen staat verspreid over het terrein opgesteld.

 

Hinder

Tijdens de bouwwerkzaamheden is er risico op stofhinder, voornamelijk in periodes van langdurige droogte. De exploitant geeft aan maatregelen te voorzien om dit te beperken. Er zal maximaal gebruik gemaakt worden van machines voorzien van stofafzuiging en er wordt water verneveld ter hoogte van de stof producerende activiteiten. Indien geen van beide vermelde maatregelen kan worden toegepast, omwille van technische of kwaliteitsredenen en bijgevolg de vorming van stof aan de bron onvoldoende kan worden beperkt, worden volgende bijkomende maatregelen genomen om stofhinder te vermijden:

-          de ruimte of zone waar de stof veroorzakende activiteiten worden uitgevoerd afschermen van de omgeving door het aanbrengen van zeilen, doeken of gelijkwaardige oplossingen;

-          de onmiddellijke omgeving benevelen met water om het gevormde stof neer te slaan

 

Eveneens rechtstreeks verbonden aan de werkzaamheden is het risico op geluidshinder, enerzijds afkomstig van gebruikte machines, anderzijds afkomstig van voertuigen (aan- en afvoer, intern transport). De aanvoer van materialen en alle werkzaamheden vindt plaats tussen 7.00 uur en 19.00 uur. Rustverstorende activiteiten zijn niet toegelaten tussen 19.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s morgens en op zon- en feestdagen.

 

Bovenstaande hinderaspecten zijn tijdelijk van aard en zullen na de constructie volledig wegvallen. Naast voorliggende werf zijn er in de onmiddellijke omgeving nog talrijke actieve werven. Enige hinder bij de ontwikkeling van een dergelijke site is moeilijk te vermijden. Het aantal bewoners op de site is nog eerder beperkt, aangezien bouwwerken nog in constructiefase zitten. Dit aantal zal wel snel toenemen naarmate gebouwen afgewerkt worden. Van belang is dat de exploitant buiten de normale werkuren geen rustverstorende activiteiten uitvoert en steeds wanneer nodig stof beperkende maatregelen neemt (grondverzet, slijpwerken, cementaanmaak, en dergelijke).

 

Bronbemaling

Voor de constructie van de ondergrondse bouwlagen zal een tijdelijke verlaging van de grondwatertafel noodzakelijk zijn. De ondergrondse parkeergarage is opgedeeld in drie blokken en twee niveaus. De bouw van de onderste laag vindt plaats binnen een soilmixwand, die tot in de Boomse klei reikt. Het gedeelte met niveau -1 wordt in een open ontgraving gerealiseerd. Er zijn vijf liftputten voorzien.

Het maaiveld bevindt zich op 6 m+TAW en is het resultaat van een historische ophoging van het polderlandschap. Het betreft een antropogene bodem die reeds verstoord is en niet gevoelig is voor verdichting. Uit een bodemonderzoek uit 2009 blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor ernstige bodemverontreiniging. Wel werden er licht verhoogde concentraties zware metalen, minerale olie en PAK’s vastgesteld. In het grondwater werd een verhoging vastgesteld van arseen in zowel het diepe als het ondiepe grondwater. De eerste diepe watervoerend laag bevindt zich op 20 meter diepte. De grondwatertafel bevindt zich tussen 1,6 en 2 m-mv of circa 3,6 m+TAW, gemeten voor de start van de werkzaamheden op de Regattasite. Het projectgebied werd/wordt opgehoogd naar gemiddeld 6,5 m+TAW, zodat de grondwatertafel op zich op 4,6 m onder het ontworpen maaiveld bevindt.

Voor de aanleg van de ondergrondse parking zal een bouwput tot 7,5 m diepte nodig zijn. Volgens het MER kan door middel van retourbemaling de invloedstraal van de bemaling sterk beperkt blijven. De retourbemaling wordt er als noodzakelijk beschouwd om de mogelijke verlaging van de grondwatertafel in de richting van het Galgenweel beperkt te houden. Voor de watervoerende lagen wordt geen significante effecten verwacht.

In deze vergunningsaanvraag wordt gevraagd in een periode van 36 weken tot 347.760 m³ en maximaal 2.500 m³ per dag op te pompen. In de niet stationaire beginfase zal het debiet hoger liggen; eens de benodigde verlaging bereikt zal de toestroming uit de omgeving afnemen tot een min of meer stationaire toestand. Het lekdebiet wordt geschat op 15 m³/uur. De invloedsfeer bedraagt maximaal zo’n 300 meter. De exploitant geeft aan het opgepompte water te zullen lozen in het afvoerstelsel voor het hemelwater van de Regattawijk. Het stelsel voert het regenwater – en dus tijdelijk ook het grondwater – af via een riolering (diameter 1,6 m) onder de Blancefloerlaan die uitkomt in een gracht en vervolgens aansluit op de Middenvijver. Door het voorzien van een knijpleiding (30 cm) wordt het water wel gebufferd in de Regattawijk zelf. De buffering vindt plaats in geperforeerde afwateringsbuizen (diameter 100 cm). Wanneer de buffer vol is, wordt een overloop voorzien naar wadi’s in de Hugues C. Pernathlaan. Het water wordt dus of geloosd in de Middenvijver of infiltreert in de bodem via wadi’s ter hoogte van de Hugues C. Pernathlaan. De aanvrager geeft aan dat de bemaling eventueel ook nog aangesloten kan worden op de wadi van het Galgenweelpark. Deze loopt evenwijdig met het fietspad en zou een grote opslagcapaciteit hebben. De bemalingen vinden plaats binnen een CSM-wand met een weerstand van 300 dagen.

 

De project-m.e.r.-screeningsnota geeft aan dat een retourbemaling voorzien moet worden. De exploitant stelt echter voor om primair te lozen in oppervlaktewater (gracht naar Middenvijver), waardoor in vergelijking met retourbemaling minder grondwater geretourneerd zal worden naar de watervoerende laag. De beek (Tophat) waarin geloosd wordt komt niet uit in de Middenvijver of het Rot maar mondt uit in de Schelde. Er wordt met andere woorden een beperkt deel geïnfiltreerd en een heel deel afgevoerd naar de Schelde. Dit is in strijd met de milderende maatregelen voorgesteld in het project-MER. Het is aangeraden het opgepompte grondwater via retourbemaling terug in de ondergrond te brengen of volledig te lozen in de wadi’s ten zuiden van de projectsite, zodat het water geïnfiltreerd wordt in de brakwaterzone (richting Galgenweel).

 

MER

Voor het volledige Regatta-project werd een project-m.e.r. opgesteld die in juni 2008 door de cel MER werd goedgekeurd (PRMER-194). In deze project-MER werd de impact van het project op mens en milieu onderzocht. Voor de verkaveling van deelzones W3, W4 en W5 werd een m.e.r.-screeningsnota opgemaakt omdat het deelproject voldoet aan de indelingscriteria uit bijlage III van het MER-besluit, namelijk die van stadsontwikkelingsproject. In de nota wordt teruggekoppeld met het project-MER en rekening gehouden met de huidige actuele situatie ter plaatse. De nota dateert van 2015. In de m.e.r.-screeningsnota wordt geconcludeerd dat de opmaak van een nieuw project-MER geen meerwaarde heeft en niet noodzakelijk is. Voor het voorliggende project worden geen aanzienlijke nadelige effecten verwacht.

 

Advies VMM

In haar advies van 13 mei 2019 geeft de Vlaamse Milieu Maatschappij bevoegd voor grondwater een voorwaardelijk gunstig advies. Zij vraagt het dagdebiet van de bemaling te beperken tot 2.499 m³. In het aanvraagdossier wordt reeds opgegeven dat het debiet kleiner zal zijn dan 2.500 m³/dag. De overige voorwaarden worden als bijzondere voorwaarden opgelegd.

 

De start van de werf was voorzien op 18 maart 2019. De totale uitvoeringstermijn wordt ingeschat op 14 maanden. De start van de bemaling is gepland zodra de omgevingsvergunning verkregen is voor de IIOA’s en zal 36 weken in beslag nemen.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden wordt het risico op en de mate van hinder als aanvaardbaar beoordeeld, mede door het tijdelijke karakter van de gevraagde hinderlijke activiteiten. De bronbemaling wordt gunstig geadviseerd voor een periode van 12 maanden (tijdelijke verguning). De overige werfactiviteiten worden vergund voor een periode van 24 maanden.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

500,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.1.1°

het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

10 autovoertuigen of aanhangwagens, andere dan personenwagens

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

40,00 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000,00 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

11,22 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,50 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

1,50 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

750,00 kg

30.3.a)

mortel en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 10 kW.

8,00 kW

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

347.760,00 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

het opgepompte grondwater wordt via een retourbemaling terug in de ondergrond gebracht of volledig geloosd in de wadi’s ten zuiden van de projectsite, zodat het water geïnfiltreerd wordt in de brakwaterzone (richting Galgenweel);

2.

buiten de normale werkuren zijn geen rustverstorende activiteiten toegelaten;

3.

steeds wanneer nodig worden stof beperkende maatregelen genomen die de stofhinder wegnemen of tot een minimum beperken;

4.

voorafgaand aan de opstart van de bemaling dient een monitoringsplan met aandacht voor debiet, grondwaterpeil en zettingen aan de vergunningverlenende overheid en de VMM ter kennisgeving worden overgemaakt;

5.

de CSM-wand wordt aangezet tot in de Boomse klei;

6.

de start van de bemaling moet gemeld worden aan de vergunningverlenende overheid;

7.

het bemalingswater wordt bij opstart gecontroleerd op verontreinigde parameters (zware metalen, BTEX, VOCl, minerale olie);

8.

gedurende de eerste weken van de bemaling en in het geval bijkomende bemalingen worden opgestart worden het debiet, grondwaterpeil en zettingen dagelijks opgevolgd. In functie van de meetresultaten en het stationair draaien van de bemaling kan de frequentie worden afgebouwd;

9.

de exploitant dient zich te informeren over de mogelijke aanwezigheid van restverontreinigingen op de gesaneerde site langs de Katwilgweg. In functie van het risico dient het grondwaterpeil nabij de Katwilgweg opgevolgd te worden om na te gaan of de bemaling een invloed heeft op de gesaneerde site waardoor extra maatregelen noodzakelijk kunnen zijn (zie technische richtlijn grondwaterhandelingen van de OVAM);

10.

het resultaat van de metingen moet wekelijks genoteerd worden in een register dat steeds ter inzage ligt op de werf voor de toezichthoudende ambtenaar.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

3 april 2019

Volledig- en ontvankelijk

9 april 2019

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

8 juni 2019

Verslag GOA

16 mei 2019

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

het opgepompte grondwater wordt via een retourbemaling terug in de ondergrond gebracht of volledig geloosd in de wadi’s ten zuiden van de projectsite, zodat het water geïnfiltreerd wordt in de brakwaterzone (richting Galgenweel);

2.

buiten de normale werkuren zijn geen rustverstorende activiteiten toegelaten;

3.

steeds wanneer nodig worden stof beperkende maatregelen genomen die de stofhinder wegnemen of tot een minimum beperken;

4.

voorafgaand aan de opstart van de bemaling dient een monitoringsplan met aandacht voor debiet, grondwaterpeil en zettingen aan de vergunningverlenende overheid en de VMM ter kennisgeving worden overgemaakt;

5.

de CSM-wand wordt aangezet tot in de Boomse klei;

6.

de start van de bemaling moet gemeld worden aan de vergunningverlenende overheid;

7.

het bemalingswater wordt bij opstart gecontroleerd op verontreinigde parameters (zware metalen, BTEX, VOCl, minerale olie);

8.

gedurende de eerste weken van de bemaling en in het geval bijkomende bemalingen worden opgestart worden het debiet, grondwaterpeil en zettingen dagelijks opgevolgd. In functie van de meetresultaten en het stationair draaien van de bemaling kan de frequentie worden afgebouwd;

9.

de exploitant dient zich te informeren over de mogelijke aanwezigheid van restverontreinigingen op de gesaneerde site langs de Katwilgweg. In functie van het risico dient het grondwaterpeil nabij de Katwilgweg opgevolgd te worden om na te gaan of de bemaling een invloed heeft op de gesaneerde site waardoor extra maatregelen noodzakelijk kunnen zijn (zie technische richtlijn grondwaterhandelingen van de OVAM);

10.

het resultaat van de metingen moet wekelijks genoteerd worden in een register dat steeds ter inzage ligt op de werf voor de toezichthoudende ambtenaar.

 

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

500,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.1.1°

het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

10 autovoertuigen of aanhangwagens, andere dan personenwagens

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

40,00 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000,00 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

11,22 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,50 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

1,50 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

750,00 kg

30.3.a)

mortel en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 10 kW.

8,00 kW

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

347.760,00 m³/jaar

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning voor de bronbemaling ingaat op 24 mei 2019 en eindigt op 24 mei 2020 en dat de omgevingsvergunning voor de overige werfactiviteiten ingaat op 24 mei 2019 en eindigt op 24 mei 2021. 

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.