Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019117793 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
Bakkerij Dallafaille bvba, Villerslei 23 te 2900 Schoten |
Ligging van het project: |
Merksemsesteenweg 196-198 te 2100 Deurne-Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 27 sectie A nr. 139G |
Inrichtingsnummer: |
20190920-0048 (Bakkerij Dellafaille) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
verbouwen en wijzigen bestemming van magazijn naar industriële bakkerij en de exploitatie ervan |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 16/06/1976: vergunning (627#19139) voor het bouwen van magazijn en burelen;
- 29/01/1998: vergunning (629#5392) voor het verbouwen van voorgevel aan bedrijfsgebouw.
Vergunde/vergund geachte toestand
- magazijn in industriegebied voor het verhuur van feestartikelen;
- gevel en schrijnwerk afgewerkt in aluminium met witte kleur;
- zaakgebonden reclame.
Huidige toestand
- het pand wordt momenteel gebruikt als magazijn/ constructiewerkplaats;
- gevel bestaat uit sandwich gevelpanelen met witte kleur.
Gewenste toestand
- industriële bakkerij met opslagplaats;
- gelijkvloerse volume-uitbreiding voor receptie en expeditie. De nieuwe gevel wordt afgewerkt met rotswol gevelpanelen in grijze kleur;
- laad- en loskade;
- dockshelter aan de voorgevel;
- fietsenstalling;
- verharding in beton en grasdallen;
- groendak op uitbouw.
Inhoud van de aanvraag
- verbouwen van magazijn/groothandel naar industriële bakkerij:
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Inhoud van de aanvraag
De exploitant wenst in een bestaand magazijn een industriële bakkerij in te richten en te exploiteren.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.4.1.a |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,15 m³/uur |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
1x 400 kVA |
16.3.2.a |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
165 kW |
17.3.2.1.1.1.b |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2,08 ton |
17.4 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
100 liter |
45.8.1.a |
inrichtingen voor het bereiden van voedingsproducten op basis van plantaardige melen (brood, banket, koek, biscuit, deegwaren, enzovoort) of op basis van suiker of cacao, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied. |
135 kW |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Agentschap Wegen en Verkeer |
27 november 2019 |
19 december 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
AQUAFIN NV |
27 november 2019 |
24 december 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
27 november 2019 |
13 december 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
ondernemen en stadsmarketing/business en innovatie |
27 november 2019 |
29 november 2019 |
stadsontwikkeling/mobiliteit |
27 november 2019 |
9 december 2019 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgend punt:
bij een manueel te bedienen deur moet naast de krukzijde voor een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte worden gezorgd, zodat na de afwerking een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte van minstens 50 cm gegarandeerd wordt. Dit is niet het geval bij de publiek toegankelijke inkomsas en het bediende bureel.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend punt:
de voortuinen moeten afgesloten worden door een levendige afsluiting, een muurtje of een hek met een hoogte van maximum 1 meter.
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het advies Dienst Waterbeleid van de provincie Antwerpen werd niet ontvangen waardoor verondersteld wordt dat er geen opmerkingen zijn met betrekking tot de watertoets.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
De voorzijde van het perceel wordt niet voorzien van een tuinafsluiting. Volgens artikel 19 van de bouwcode dienen de voortuinen afgesloten te worden door een levendige afsluiting, muurtje of een hek. In de voorliggende aanvraag wordt dit niet voorzien. Echter gaat het hier om een perceel in een industriegebied waarbij het overgrote deel van het perceel toegangen omvat naar ofwel bestaande parkeerplaatsen, toegangen tot gebouwdelen en toegangen tot de receptie/ expeditie of achtergelegen berging. De afsluiting zou slechts een lengte hebben van 12 m, die in twee wordt opgesplitst, over een volledige lengte van bijna 50 m. Bovendien is er in voorliggende aanvraag geen sprake van een voortuin, maar is deze ‘voortuin’strook nagenoeg volledig verhard. Door toepassing van artikel 3 kan worden afgeweken van artikel 19.
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag omvat het uitbreiden van een bestaand magazijn met omvorming naar een industriële bakkerij. Extra verharding wordt voorzien om circulatie mogelijk te maken. De laatst vergunde toestand van het gebouw omvat een magazijn/ groothandel, wat gerekend wordt onder bedrijvigheid. In de nieuwe toestand wordt een industriële bakkerij voorzien, wat gerekend wordt onder industrie. De voorliggende aanvraag omvat dus geen vergunningsplichtige functiewijziging. De site is gelegen binnen de industriezone Albertkanaal zuid zoals voorzien in de beleidsnota industrie en past binnen de beleidsvisie Kanaalkant van de provincie Antwerpen. De functie van industriële bakker is bijgevolg inpasbaar.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 1 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding en of functiewijziging. Het omvormen van magazijn naar industriële bakkerij is een functiewijziging. Een magazijn is een arbeidsextensieve functie, een bakkerij is een arbeidsintensieve functie en wordt dus beschouwd als werkplaats. Voor deze functies worden de parkeernormen uit de CROW gevolgd. Een werkplaats heeft als parkeernorm 1,75/100m² in dit gebied. Het kantoorgedeelte maakt deel uit van de werking van de werkplaats en wordt daarom niet apart berekend met een parkeernorm. 1770m² werkplaats met parkeernorm 1.75/100m² dus 1770m² x 1.75/100m² = 31 parkeerplaatsen De werkelijke parkeerbehoefte is 31.
Echter is er in voorliggende aanvraag geen sprake van een vergunningsplichtige functiewijziging. In de voorliggende aanvraag gaat het om de omvorming van een magazijn/ groothandel (bedrijvigheid) naar een industriële bakkerij (industrie). De functie van de voorliggende aanvraag blijft dus dezelfde. De parkeerbehoefte wordt bijgevolg enkel bepaald op de uitbreiding. Voor de berekening van de parkeerbehoefte worden de parkeernormen uit de CROW gevolgd. Voor een arbeidsintensief bedrijf bedraagt de parkeernorm in de centrum schil 2,2/100 m². De uitbreiding heeft een bijkomende oppervlakte van 43 m² dus 43 m² x 2,2/100 m² = 0,94 = 1 parkeerplaats. Voor de uitbreiding bedraagt de werkelijke parkeerbehoefte 1.
|
De plannen voorzien in 4 bijkomende nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
Er worden volgens de nota 20 parkeerplaatsen voorzien op plan. Bij het nakijken ervan ontbreken echter parkeerplaats 14 en 15 wat betekent dat er 18 nuttige voorzien worden. Verder wordt er vanuit de dienst mobiliteit opgemerkt dat parkeerplaatsen die haaks staan op de rijbaan voor veel conflicten kunnen zorgen op de openbare weg. Aangezien er voldoende parkeerplaatsen voorzien worden, worden de eerste vier parkeerplaatsen niet als nuttig beschouwd net omdat ze voor conflicten zorgen op de openbare weg. De eerste vier parkeerplaatsen worden uitgesloten uit de vergunning. In totaal worden er dus 14 nuttige parkeerplaatsen voorzien. In de bestaande toestand zijn er reeds 10 parkeerplaatsen aanwezig, waardoor er dus 4 bijkomende nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen worden voorzien.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1.
Dit aantal is toereikend.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0 – 0 = 0.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1– 1= 0. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.
|
Fietsvoorzieningen:
Aan de toegang tegenover de receptie en expeditie worden er 9 fietsstalplaatsen voorzien. Dit aantal is ruimschoots voldoende voor de voorziene uitbreiding. Echter worden deze fietsen gestald in de open lucht zonder bescherming tegen weersomstandigheden. Om het comfort van de fietser te verhogen en een modal shift te ondersteunen wordt opgelegd om de fietsstalplaats minstens overdekt uit te voeren door middel van een eenvoudige en fijne constructie met plat dak, waarbij het materiaal van de overkapping aansluit bij de overige gebouwen op het perceel.
Verder dient de fiets op een veilige manier te worden gestald door een omheining rond de overkapping te voorzien. Deze omheining dient doorkijkbaar te zijn. Een draadafsluiting behoort tot de mogelijkheden.
Laden en lossen:
Het laden en lossen van goederen kan omwille van conflicten met het verkeer niet op de openbare weg gebeuren. Het laden en lossen moet volledig op eigen terrein gebeuren evenals het manoeuvreren van de vrachtwagens.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
Aan de linkerzijde op het perceel wordt een uitbreiding voorzien van 43 m². Deze uitbreiding wordt voorzien met een hoogte van 5 m en is ongeveer 2 m lager dan de aanliggende bebouwing. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er geen bezwaar tegen deze beperkte uitbreiding.
Visueel-vormelijke elementen
De uitbreiding wordt voorzien in sandwich gevelpanelen in een grijze kleur met grijze deuren en poorten. Dit gewenste materiaal is in harmonie met de bestaande bebouwing op het perceel en is verenigbaar in het gebied met bestemming industrie.
De aanvraag omvat een wijziging van magazijn naar een industriële bakkerij. De aanvrager voorziet boven de inkomzone in een publiciteit in de vorm van een logo. Echter is het onduidelijk hoe groot dit logo/opschrift wordt voorzien, in welke kleur dit wordt uitgevoerd, of het al dan niet verlicht wordt en wat er juist gewenst is. Omwille van deze ontbrekende informatie, die essentieel is om een correct beoordeling uit te voeren, wordt eender welke publiciteit uitgesloten uit de aanvraag. Indien de aanvrager toch publiciteit wilt, dan dient deze een nieuwe omgevingsvergunning aan te vragen waarbij de correct informatie wordt bijgeleverd.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Inzake toegankelijkheid dient de inkomsas en het bureel op het gelijkvloers voorzien te worden van een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte naast de deur, conform artikel 25 van de verordening toegankelijkheid. Dit wordt opgelegd in voorwaarden.
De aanvraag dient te voldoen aan de voorwaarden van het hydraulisch en technisch advies van Aquafin. De voorwaarden zijn als volgt en worden opgelegd in de voorliggende vergunning:
- De klinkerverharding vooraan wordt heraangelegd. Er dient hierbij te worden bekeken of deze verharding niet (gedeeltelijk) waterdoorlatend kan worden aangelegd;
- RWA en DWA moeten volledig gescheiden tot op de rooilijn worden gebracht. Dit is niet het geval op de aangeleverde plannen. Dit dient te worden aangepast. De vergunningsaanvrager dient een externe toezichtmogelijkheid op beide aansluitingen te voorzien;
- Gravitaire kelderaansluitingen zijn niet toegelaten. Indien er afvoerpunten van het gebouw (bijv. klokrooster) lager gelegen zijn dan het straatniveau t.h.v. de leiding dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient te worden geplaatst in de aankomende leidingen en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;
- De aansluiting dient te gebeuren op een diepte van 80 cm onder het straatniveau. Afwijkingen hiervan kunnen eventueel toegelaten worden mits een gemotiveerde aanvraag;
- Indien rekening wordt gehouden met de overig opmerkingen is er reeds voldaan aan de GSV hemelwater. Bijkomend kan er vooraan een kleine waterput worden geplaatst om de wc’s te voorzien van spoelwater. Dit water kan dan ook gebruikt worden om de groenzones te besproeien. De verharding vooraan wordt toch opgebroken en in de toiletten worden nieuwe DWA leidingen gelegd. Deze put kan gevuld worden met het water van het zuidoostelijke deel van het dak dat nu rechtstreeks de riolering instroomt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Het project omvat het exploiteren in een bestaand magazijn van een industriële bakkerij voor brood en patisserie. Het bedrijf zal hiervoor onder andere opslagruimtes voor droge grondstoffen, diepvriezers, frigo’s, bakruimte, productieruimtes en bergingen voorzien. Het magazijn wordt aan de linkerzijde uitgebreid met 43 m² vloeroppervlakte, die wordt ingericht als kantoorruimte (receptie en expeditie).
Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van twee wasinstallaties voor enerzijds karren en kratten en anderzijds klein materiaal en wordt voorbehandeld in een zetmeel- en vetafscheider. De lozing is beperkt tot 150 liter per uur en 1,5 m³ per dag. Indien de zetmeel- en vetafscheider goed gedimensioneerd is en tijdig onderhouden en leeggemaakt wordt, biedt deze voldoende garanties dat aan de algemene lozingsvoorwaarden voldaan kan worden.
Het effluent van de zetmeelafscheider komt samen met het huishoudelijk afvalwater afkomstig van de personeelskeuken, douches en lavabo’s in een toezichtsput, vanwaar het naar een sifonput stroomt. Het water wordt vanuit de sifonput geloosd in de openbare riolering, samen met de overloop van de beerput (4,5 m³) die het zwart water voorbehandelt. Aan de noordoostzijde van het gebouw zal een laad- en loszone voorzien worden. Het hemelwater dat hierop terecht komt, wordt in een KWS-afscheider met coalescentiefilter behandeld. Het effluent wordt naar de bufferput voor hemelwater geleid (20 m³). Een deel van het hemelwater (nieuwe dak en nieuwe verhardingen) wordt eveneens opgevangen in de bufferput van 20 m³. Het bedrijfsterrein is gelegen in effectief overstromingsgebied, waardoor infiltratie in de ondergrond moeilijk is. De overloop van de bufferput wordt samen met rest van het hemelwater via een interne riolering naar de perceelsgrens gebracht waar het via een laatste toezichtput samen het andere afvalwater geloosd wordt in de openbare riolering.
De toestellen voor het bereiden van het brood en de patisserie hebben een gezamenlijk vermogen van 135 kW. De diverse koel- en vriesinstallaties hebben een gezamenlijk vermogen van 165 kW. De grootste koelgroep (koelcentrale) heeft een vermogen van 100 kW en gebruikt als koelmiddel CO2 (GWP = 1). Voor de productie van warm water zal restwarmte van de koelinstallaties gebruikt worden, aangevuld met een stookinstallatie van 125 kW op stookolie. Hiervoor is een ondergrondse stookolietank van 2.500 liter aanwezig in de groenzone aan de oostzijde van het gebouw.
Mogelijk zal als gevolg van de uitbating lucht afgezogen worden die bakgeuren bevat. De evacuatie van de gassen dient op voldoende hoogte plaats te vinden zodat een snelle dispersie in de atmosfeer verzekerd wordt.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. de inkomsas en het bureel op het gelijkvloers dienen voorzien te worden van een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte naast de deur, conform artikel 25 van de verordening toegankelijkheid;
3. de fietsenstalling ter hoogte van de toegang tot de receptie en expeditie overdekt uit te voeren met een afsluiting rondom de fietsenstalling;
4. het laden en lossen moet volledig op eigen terrein gebeuren evenals het manoeuvreren van de vrachtwagens;
5. te voldoen aan de voorwaarden van de dienst Aquafin:
- de klinkerverharding vooraan wordt heraangelegd. Er dient hierbij te worden bekeken of deze verharding niet (gedeeltelijk) waterdoorlatend kan worden aangelegd;
- RWA en DWA moeten volledig gescheiden tot op de rooilijn worden gebracht. Dit is niet het geval op de aangeleverde plannen. Dit dient te worden aangepast. De vergunningsaanvrager dient een externe toezichtmogelijkheid op beide aansluitingen te voorzien;
- gravitaire kelderaansluitingen zijn niet toegelaten. Indien er afvoerpunten van het gebouw (bijv. klokrooster) lager gelegen zijn dan het straatniveau t.h.v. de leiding dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient te worden geplaatst in de aankomende leidingen en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;
- de aansluiting dient te gebeuren op een diepte van 80 cm onder het straatniveau. Afwijkingen hiervan kunnen eventueel toegelaten worden mits een gemotiveerde aanvraag;
- indien rekening wordt gehouden met de overig opmerkingen is er reeds voldaan aan de GSV hemelwater. Bijkomend kan er vooraan een kleine waterput worden geplaatst om de wc’s te voorzien van spoelwater. Dit water kan dan ook gebruikt worden om de groenzones te besproeien. De verharding vooraan wordt toch opgebroken en in de toiletten worden nieuwe DWA leidingen gelegd. Deze put kan gevuld worden met het water van het zuidoostelijke deel van het dak dat nu rechtstreeks de riolering instroomt.
Uitsluitingen
Er wordt geen vergunning verleend voor de eerste 4 dwarse parkeerplaatsen ter hoogte van de toegang tot de receptie en expeditie en voor eender welke publiciteit in de voorliggende aanvraag.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden wordt het risico op en de mate van hinder als gevolg van de geplande uitbating tot een aanvaardbaar niveau beperkt. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.4.1.a |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,15 m³/uur |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
1x 400 kVA |
16.3.2.a |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
165 kW |
17.3.2.1.1.1.b |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2,08 ton |
17.4 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
100 liter |
45.8.1.a |
inrichtingen voor het bereiden van voedingsproducten op basis van plantaardige melen (brood, banket, koek, biscuit, deegwaren, enzovoort) of op basis van suiker of cacao, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied. |
135 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden:
1. |
de zetmeel- en vetafscheider is voldoende groot gedimensioneerd en voorzien van een automatische afsluiter. De afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De exploitant inspecteert minstens om de 3 maanden de afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties en ledigingen. De afvalstoffen die daarbij vrijkomen, worden opgehaald en afgevoerd conform het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA); |
2. |
de evacuatie van de afgezogen lucht belast met geurpartikels, dient op voldoende hoogte plaats te vinden zodat een snelle dispersie in de atmosfeer verzekerd wordt. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
28 oktober 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
27 november 2019 |
Start openbaar onderzoek |
geen |
Einde openbaar onderzoek |
geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
25 januari 2020 |
Verslag GOA |
9 januari 2020 |
naam GOA |
Brenda Dierckx en Bieke Geypens |
De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften |
Petitielijsten |
Digitale bezwaarschriften |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. de inkomsas en het bureel op het gelijkvloers dienen voorzien te worden van een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte naast de deur, conform artikel 25 van de verordening toegankelijkheid;
3. de fietsenstalling ter hoogte van de toegang tot de receptie en expeditie overdekt uit te voeren met een afsluiting rondom de fietsenstalling;
4. het laden en lossen moet volledig op eigen terrein gebeuren evenals het manoeuvreren van de vrachtwagens;
5. te voldoen aan de voorwaarden van de dienst Aquafin:
- de klinkerverharding vooraan wordt heraangelegd. Er dient hierbij te worden bekeken of deze verharding niet (gedeeltelijk) waterdoorlatend kan worden aangelegd;
- RWA en DWA moeten volledig gescheiden tot op de rooilijn worden gebracht. Dit is niet het geval op de aangeleverde plannen. Dit dient te worden aangepast. De vergunningsaanvrager dient een externe toezichtmogelijkheid op beide aansluitingen te voorzien;
- gravitaire kelderaansluitingen zijn niet toegelaten. Indien er afvoerpunten van het gebouw (bijv. klokrooster) lager gelegen zijn dan het straatniveau t.h.v. de leiding dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient te worden geplaatst in de aankomende leidingen en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;
- de aansluiting dient te gebeuren op een diepte van 80 cm onder het straatniveau. Afwijkingen hiervan kunnen eventueel toegelaten worden mits een gemotiveerde aanvraag;
- indien rekening wordt gehouden met de overig opmerkingen is er reeds voldaan aan de GSV hemelwater. Bijkomend kan er vooraan een kleine waterput worden geplaatst om de wc’s te voorzien van spoelwater. Dit water kan dan ook gebruikt worden om de groenzones te besproeien. De verharding vooraan wordt toch opgebroken en in de toiletten worden nieuwe DWA leidingen gelegd. Deze put kan gevuld worden met het water van het zuidoostelijke deel van het dak dat nu rechtstreeks de riolering instroomt.
Uitsluitingen
Er wordt geen vergunning verleend voor de eerste 4 dwarse parkeerplaatsen ter hoogte van de toegang tot de receptie en expeditie en voor eender welke publiciteit in de voorliggende aanvraag.
Bijzondere milieuvoorwaarden:
1. |
de zetmeel- en vetafscheider is voldoende groot gedimensioneerd en voorzien van een automatische afsluiter. De afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De exploitant inspecteert minstens om de 3 maanden de afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties en ledigingen. De afvalstoffen die daarbij vrijkomen, worden opgehaald en afgevoerd conform het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA); |
2. |
de evacuatie van de afgezogen lucht belast met geurpartikels, dient op voldoende hoogte plaats te vinden zodat een snelle dispersie in de atmosfeer verzekerd wordt. |
Brandweervoorwaarden
de voorwaarden uit het brandweeradvies met kenmerk BW/KVLO/2019/G.00667.DE.0003.
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
3.4.1.a |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,15 m³/uur |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
1x 400 kVA |
16.3.2.a |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
165 kW |
17.3.2.1.1.1.b |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2,08 ton |
17.4 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
100 liter |
45.8.1.a |
inrichtingen voor het bereiden van voedingsproducten op basis van plantaardige melen (brood, banket, koek, biscuit, deegwaren, enzovoort) of op basis van suiker of cacao, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied. |
135 kW |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. |
de zetmeel- en vetafscheider is voldoende groot gedimensioneerd en voorzien van een automatische afsluiter. De afscheider moet regelmatig gereinigd worden. De exploitant inspecteert minstens om de 3 maanden de afscheider en houdt een logboek bij van de inspecties en ledigingen. De afvalstoffen die daarbij vrijkomen, worden opgehaald en afgevoerd conform het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA); |
2. |
de evacuatie van de afgezogen lucht belast met geurpartikels, dient op voldoende hoogte plaats te vinden zodat een snelle dispersie in de atmosfeer verzekerd wordt. |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 17 januari 2020 voor onbepaalde duur.