Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019150188 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
NV NOVA NATIE met als adres Haminastraat 4 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Haminastraat 4 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 7 sectie G nrs. 1333A29, 1333L28, 1333E35, 1333D35, 1595/96 D, 1595/98 D, 1629G, 1629/5 D en 1629/5 C |
Inrichtingsnummer: |
20190513-0036 (Nova Natie - Oakland) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
plaatsen ms-cabine, ontstoffingsinstallatie en containerunits |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
Op 23 mei 2014 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//2014567) voor het verbouwen en uitbreiden van een bestaand gebouw.
Inhoud van de aanvraag
- plaatsen van een middenspanningscabine;
- plaatsen van prefab units.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 25 juni 2004 werd door het college akte genomen van een doorvoeropslagplaats van andere dan IMDG-goederen. Op 6 oktober 2006 verleende het college een vergunning voor de uitbreiding tot een klasse 2-inrichting, met als eindtermijn 6 oktober 2026.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat in hoofdzaak een uitbreiding met een schrijnwerkerij.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.3 |
lozen van niet in rubriek 3.6 begrepen huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering; |
niet langer van toepassing |
3.4.1°a) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,86 m³/uur |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
750 m³/jaar |
6.5.2° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; |
+2 verdeelslangen |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
630 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
16 kW |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
25 voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
61,52 kW |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
+3,08 ton |
17.3.3.2 |
opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met een totaal inhoudsvermogen van meer dan 1.000 kg tot en met 50.000 kg; |
niet langer van toepassing |
17.3.4.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
5,64 ton |
17.3.6.1°a) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
5,84 ton |
17.3.7.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
2,44 ton |
17.3.8.2° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; |
+3,64 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
5.000 liter |
19.3.2°a) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
813,09 kW |
19.4.2° |
inrichtingen voor het chemisch behandelen van hout en soortgelijke producten, andere dan installaties opgenomen in rubriek 19.4.1; |
+3 impregneerinstallaties |
19.6.1°c) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal; |
42.495 m³ in een lokaal |
19.6.1°d) |
opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer dan 1.600 m³; |
7.328 m³ in openlucht |
23.2.1°a) |
inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
5,21 kW |
29.5.2.1°a) |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied. |
7,27 kW |
CLP-tabel
product |
hoeveelheid |
opslagwijze |
17.3.2.1.1.1.b (kg) |
17.3.4.1.a (kg) |
17.3.6.1.a (kg) |
17.3.7.1.a (kg) |
17.3.8.2 (kg) |
17.4 (kg) |
impralit KSDS |
2.000 |
IBC op lekbak |
|
x |
x |
x |
|
|
impralit KSDS |
440 |
IBC op lekbak |
|
x |
x |
x |
x |
|
sarpeco 9-Plus |
2.000 |
IBC op lekbak |
|
x |
x |
|
x |
|
korasit KS2 |
1.200 |
IBC op lekbak |
|
x |
x |
|
x |
|
dieselolie |
2.083 |
bovengrondse, dubbelwandige opslagtank |
x |
|
|
|
|
|
dieselolie |
1.000 |
bovengrondse, dubbelwandige opslagtank |
x |
|
|
|
|
|
syntilo CR4 (smeermiddel) |
200 |
vaten |
|
|
x |
|
|
|
diverse |
5.000 |
kleine verpakkingen |
|
|
|
|
|
x |
Totaal |
|
|
3.083 |
5.640 |
5.840 |
2.440 |
3.640 |
5.000 |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
24 december 2019 |
22 januari 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen |
24 december 2019 |
28 januari 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu |
24 december 2019 |
5 maart 2020 |
Gunstig |
Infrabel |
24 december 2019 |
28 januari 2020 |
Geen bezwaar |
Water-link (AWW) |
24 december 2019 |
10 februari 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier geldt eveneens het bestemmingsvoorschrift Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven. Het Albertdok ten oosten en het Noordkasteeldok ten westen van de aanvraag, zijn bestemd als Gebied voor Waterweginfrastructuur.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
Hoewel de gewestelijke hemelwaterverordening niet van toepassing is op de aanvraag, voorziet de aanvraag toch in het plaatsen van een hemelwaterput. Het hemelwater dat valt op het dak van de prefab bureelunits wordt opgevangen in een hemelwaterput van 5.000 liter waarbij het hemelwater wordt hergebruikt als spoelwater in het sanitair en voor het vullen van de watertank van het impregneerstation.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
Het publiek toegankelijke gedeelte van het gebouw bedraagt minder dan 150 m². Zodoende dient enkel de toegangsdeur en het toegangspad naar deze deur te voldoen aan de gewestelijke verordening toegankelijkheid.
Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Op een terrein gekenmerkt door magazijnen en opslagplaatsen, worden langs de oostzijde van een magazijn, bestaande prefabcontainers verwijderd. Langs dezelfde gevel worden, meer naar het noorden, nieuwe prefabcontainers geplaatst. Deze hebben een oppervlakte van 76 m², een hoogte van 3,16 meter en worden ingericht met een kitchenette, sanitair en kleedruimte. In het noordoosten van het terrein wordt, aan de noordoostzijde van een ander magazijn, een middenspanningscabine geplaatst met een oppervlakte van 9 m².
Verder maakt de aanvraag gewag van een nieuwe ontstoffingsinstallatie die geplaatst wordt op nieuwe betonverharding. Deze werken voldoen echter aan de voorwaarden opgesomd in het vrijstellingenbesluit en zijn aldus vrijgesteld van vergunningsplicht.
Om deze vrijgestelde werken te kunnen uitvoeren, omvat de aanvraag wel nog het verwijderen van een spoor. Langs de oostzijde van het terrein wordt een spoor over een lengte van circa 365 meter opgebroken.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Visueel-vormelijke elementen
De prefabcontainers worden bekleed met aluminium panelen in een blauwe en grijze kleur.
De buitenwanden van de middenspanningscabine worden in een lichtgrijze, beige of olijfgroene kleur voorzien.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Daar er dient gestreefd te worden naar een meer duurzame oplossing, worden de prefabcontainers vergund voor een periode van 8 jaar.
Advies werd gevraagd aan het Havenbedrijf Antwerpen, als beheerder van het havengebied. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit waarin onder andere tevens wordt gesteld dat kantoorcontainers niet als een duurzame ontwikkeling worden beschouwd en dat de vergunningstermijn daardoor beperkt dient te worden tot 8 jaar.
Advies werd gevraagd aan Infrabel, als spoorwegbeheerder. Zij uiten geen bezwaar.
Advies werd gevraagd aan Waterlink door de nabijheid van een waterleiding. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit.
Door de aard van de aanvraag werd het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Nova Natie heeft op de site aan de Haminastraat een doorvoeropslagplaats voor stukgoederen, waarbij de activiteit bestaat uit het laden, lossen, meten, wegen en stapelen van goederen met als doel deze te sorteren per bestemming voor het verder vervoer per vrachtwagen of per schip.
Het magazijnencomplex is zeer groot en men wenst een deel ervan onder te verhuren aan een schrijnwerkerij. Hiervoor dient een uitbreiding te gebeuren voor diverse rubrieken. Tevens wenst het bedrijf ook een aantal bestaande activiteiten uit te breiden en de vergunning te actualiseren.
De schrijnwerkerij zal deel uit maken van de ingedeelde inrichting of activiteit van Nova Natie.
Het gedeelte van het magazijnencomplex dat de schrijnwerker toegewezen krijgt, betreft twee gebouwen. Het ene gebouw bevat het kantoorgedeelte en een reeds vergunde impregneerinstallatie voor hout. Het andere gebouw betreft de loods Oakland 2 waar men een werkplaats, schrijnwerkerij en schaverij zal onderbrengen.
Tijdens het plaatsbezoek van 23 januari 2020 werd vastgesteld dat er nog niets geplaatst of zelfs vrijgemaakt was voor de nieuwe huurder en installaties.
Het hout in de schrijnwerkerij zal twee grote stappen doorlopen alvorens het verpakt kan worden en naar de klant kan worden gebracht. Allereerst is er de schaverij en vervolgens komt de houtimpregnatie.
Hout wordt geschaafd met computergestuurde schaafmachines afhankelijk van hun samenstelling voor het al dan niet gelijktijdig 4-zijdig vlakken, strijken, op dikte brengen en profileren van hout. Het schaven geeft aanleiding tot houtkrullen en houtstof, deze worden aangezogen in onderdruk tot in het filterhuis. De houtkrullen en het houtstof worden verzameld in containers en afgevoerd naar erkende verwerkers.
Als het hout geschaafd is, volgt er een chemische behandeling, met name impregnatie of onderdompeling van het hout. Dit zijn technieken ter verduurzaming van het hout. Er is één impregneerinstallatie reeds vergund en voorliggende aanvraag bevat een uitbreiding met drie bijkomende installaties onder een luifel van magazijn Oakland 2.
De drie nieuwe impregneerinstallaties gebruiken het principe van onderdompeling. Het hout wordt opgestapeld, in de dompelbak met het verduurzamingsproduct gebracht en vastgezet tegen opdrijven. Na de noodzakelijke dompeltijd wordt het hout uit de dompelbak gehaald, maar blijft minstens nog tien minuten boven de dompelbak of een afdruipplaat hangen om het overtollig verduurzamingsproduct op te vangen. De dompelbak moet regelmatig worden leeggemaakt om het slib, bestaande uit vuil, houtstof en dergelijke, te verwijderen.
Voor het chemisch behandelen van hout is afdeling 5.19.2 van het Vlarem II van toepassing. De exploitant dient zich hiervan in kennis te stellen en aan alle bepalingen van deze afdeling en subafdelingen te voldoen. Opgemerkt wordt dat als er geïmpregneerd wordt met een solventgedragen product, dat er een bijkomende zuivering vereist is op de installaties.
Uiteraard heeft het bedrijf ook een houtopslag nodig. De aanvraag bevat zowel opslag in openlucht (7.328 m³) als binnen in het magazijn (42.495 m³).
De lozing van zowel bedrijfsafvalwater als huishoudelijk afvalwater zijn reeds bestaande activiteiten die met dit dossier respectievelijk geactualiseerd en uitgebreid worden.
Het bedrijfsafvalwater betreft potentieel verontreinigd hemelwater dat op de reeds vergunde tankpiste valt en via een KWS-afscheider geloosd wordt met een maximaal uurdebiet van 0,86 m³.
Het is niet duidelijk of de KWS-afscheider voorzien zal zijn van een coalescentiefilter. De exploitant wordt erop gewezen dat dit wel een vereiste is aangezien de lozing gebeurt in oppervlaktewater.
Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van het sanitair en heeft een maximaal jaardebiet van 750 m³.
Het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd via een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA).
Er wordt een transformator aangevraagd met een vermogen van 630 kVA in een nieuw te plaatsen cabine.
De hoogspanningscabine zal bestaan uit een betonkuip (10 cm dikte) met betonnen wanden (8 cm dikte) en een dak. Hiermee worden de nodige maatregelen genomen om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen en zal de transformator beschermd zijn tegen het binnendringen van regen- of grondwater.
Verder worden in het bureelgebouw airconditioningsinstallaties voorzien met een geïnstalleerd vermogen van 11,52 kW en in de werkplaats (Oakland 2) twee nieuwe compressoren van 15 kW en 18,5 kW. Een bestaande compressor van 16,5 kW bij het reeds vergunde impregneerstation wordt met deze aanvraag geactualiseerd.
Het koelmiddel in de airconditioning betreft R410 en is toegelaten. De exploitant geeft tevens aan dat er voor de koelinstallaties een onderhoudscontract werd afgesloten met een erkend bedrijf.
Er wordt een uitbreiding aangevraagd van de brandstofverdeelinstallaties. Er is er reeds één verdeelinstallatie vergund. Deze verdeelinstallatie staat buiten opgesteld en heeft één verdeelslang. De uitbreiding betreft twee verdeelinstallaties binnen met elk één verdeelslang gekoppeld aan opslagtanks voor dieselolie van 2.500 liter (2.083 kg) en 1.200 liter (1.000 kg).
De opslagtanks zijn bovengronds en dubbelwandig en de vloeren van deze tankpistes worden vloeistofdicht uitgevoerd. De nieuwe houders dienen geplaatst te worden volgens de code van goede praktijk en voorzien van een identificatieplaat. De exploitant is ertoe gehouden om alle relevante documenten zoals het attest van goedkeuring en de resultaten van de verplichte periodieke onderzoeken ter inzage te houden van de toezichthoudende overheid.
De overige gevaarlijke vloeistoffen betreffen vloeistoffen die nodig zijn in het productieproces. Het gaat meer bepaald om drie producten die zowel corrosief en schadelijk zijn, alsook gevaarlijk voor het aquatisch milieu. Één van de drie producten (Impralit) is tevens gevaarlijk voor de gezondheid. Er wordt 5,64 ton van deze producten aangevraagd. De overige gevaarlijke stoffen betreffen een smeermiddel (schadelijk, 200 kg) en 5.000 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen.
De verplaatsbare houders betreffen IBC’s of vaten die op een lekbak worden geplaatst. De vloeren zullen tevens vloeistofdicht worden uitgevoerd.
Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te vergunnen:
- batterijladers voor de heftrucks met een vermogen van 16 kW;
- een stalplaats voor 25 bedrijfsvoertuigen;
- een toestel voor kunststofbewerking met een vermogen van 5,21 kW. Het betreft een toestel om het afgewerkte hout in krimpfolie te wikkelen;
- 7,25 kW aan metaalbewerkingsmachines. Het betreft slijpmachines en slijpmolens om de messen van schaafmachines te slijpen.
In het dossier wordt gesteld dat er ongeveer 33 leveringen per dag zullen plaatsvinden en dat op de site voldoende vrije ruimte is om het aankomende verkeer op te vangen. De site geeft bijgevolg geen aanleiding tot wachtende vrachtwagens op de omliggende wegen. Het bedrijf heeft via de aanwezige verkeersinfrastructuur een zeer goede aansluiting op het omgevend wegverkeer.
Er wordt verwacht dat de effecten op de mobiliteit beperkt zijn.
Op 21 januari 2020 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/KC/2020/H.00020.A3.0013). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.
Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem.De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- de prefabcontainers worden vergund voor een periode van 8 jaar;
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen;
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Infrabel nv;
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Waterlink.
Brandweervoorwaarden
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.3 |
lozen van niet in rubriek 3.6 begrepen huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering; |
niet langer van toepassing |
3.4.1°a) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,86 m³/uur |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
750 m³/jaar |
6.5.2° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; |
+2 verdeelslangen |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
630 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
16 kW |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
25 aantal voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
61,52 kW |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
+3,08 ton |
17.3.3.2 |
opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met een totaal inhoudsvermogen van meer dan 1.000 kg tot en met 50.000 kg; |
niet langer van toepassing |
17.3.4.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
5,64 ton |
17.3.6.1°a) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
5,84 ton |
17.3.7.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
2,44 ton |
17.3.8.2° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; |
+3,64 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
5.000 liter |
19.3.2°a) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
813,09 kW |
19.4.2° |
inrichtingen voor het chemisch behandelen van hout en soortgelijke producten, andere dan installaties opgenomen in rubriek 19.4.1; |
+3 impregneerinstallaties |
19.6.1°c) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal; |
42.495 m³ in een lokaal |
19.6.1°d) |
opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer dan 1.600 m³; |
7.328 m³ in openlucht |
23.2.1°a) |
inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
5,21 kW |
29.5.2.1°a) |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied. |
7,27 kW |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
3.4.1°a) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,86 m³/uur |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
750 m³/jaar |
6.5.2° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; |
3 verdeelslangen |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
630 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
16 kW |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
25 aantal voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
61,52 kW |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
6,83 ton |
17.3.4.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
5,64 ton |
17.3.6.1°a) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
5,84 ton |
17.3.7.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
2,44 ton |
17.3.8.2° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; |
5,64 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
5.000 liter |
19.3.2°a) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
813,09 kW |
19.4.2° |
inrichtingen voor het chemisch behandelen van hout en soortgelijke producten, andere dan installaties opgenomen in rubriek 19.4.1; |
4 impregneerinstallaties |
19.6.1°c) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal; |
42.495 m³ in een lokaal |
19.6.1°d) |
opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer dan 1.600 m³; |
7.328 m³ in openlucht |
23.2.1°a) |
inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
5,21 kW |
29.5.2.1°a) |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; |
7,27 kW |
48.1.2. |
doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. |
60.991 m² |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
6 december 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
24 december 2019 |
Start openbaar onderzoek |
28 december 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
26 januari 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
7 april 2020 |
Verslag GOA |
9 maart 2020 |
naam GOA |
Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
28 december 2019 |
26 januari 2020 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
- de prefabcontainers worden vergund voor een periode van 8 jaar;
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen;
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Infrabel nv;
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Waterlink.
Brandweervoorwaarden
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie.
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
3.4.1°a) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
0,86 m³/uur |
3.6.1. |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
750 m³/jaar |
6.5.2° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; |
3 verdeelslangen |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
630 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
16 kW |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
25 voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
61,52 kW |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
6,83 ton |
17.3.4.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
5,64 ton |
17.3.6.1°a) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
5,84 ton |
17.3.7.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
2,44 ton |
17.3.8.2° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; |
5,64 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
5.000 liter |
19.3.2°a) |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
813,09 kW |
19.4.2° |
inrichtingen voor het chemisch behandelen van hout en soortgelijke producten, andere dan installaties opgenomen in rubriek 19.4.1; |
4 impregneerinstallaties |
19.6.1°c) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal; |
42.495 m³ in een lokaal |
19.6.1°d) |
opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; |
7.328 m³ in openlucht |
23.2.1°a) |
inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;
|
5,21 kW |
29.5.2.1°a) |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; |
7,27 kW |
48.1.2. |
doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. |
60.991 m² |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 13 maart 2020 voor een termijn van onbepaalde duur voor de stedenbouwkundige handelingen. De ingedeelde inrichting of activiteit heeft als eindtermijn 6 oktober 2026.