Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019158891 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
NV Bouwonderneming Vooruitzicht met als adres Leopold de Waelplaats 26 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Maria Van Sinaplein zonder nummer (zn) te 2050 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 13 sectie N nrs. 204R2, 204Z16, 204C14, 204S19, 204K23, 204G11, 204W10, 204X10, 204Y10 en 204Z10 |
Inrichtingsnummer: |
20191219-0097 (Bronbemaling project MINT (wijk 6)) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
project Mint - het exploiteren van een bemaling |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Inhoud van de aanvraag
Het project “Mint” maakt deel uit van de nieuwe stadsontwikkeling Regatta op Linkeroever. In het kader van dit project wordt er aan het Maria Van Sinaplein een complex van drie meergezinswoningen met in totaal 36 appartementen, vijf eengezinswoningen en een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd. Onderhavige aanvraag omvat de bemaling die noodzakelijk is voor de aanleg van de ondergrondse parkeergarage.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
21,53 m³/uur |
3.6.3.2° |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; |
21,53 m³/uur |
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. |
85.757,00 m³/jaar |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Vlaamse Milieumaatschappij, afvalwater en lucht |
20 januari 2020 |
20 februari 2020 |
Geen advies |
Vlaamse Milieumaatschappij, grondwaterbeheer |
20 januari 2020 |
6 maart 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen |
20 januari 2020 |
18 februari 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Galgenweel Oost, goedgekeurd op 9 augustus 2012.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een bufferzone. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard. (Artikel 8 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor stedelijke ontwikkeling. Dit gebied is bestemd voor industriële, ambachtelijke en agrarische activiteiten, kantoren, kleinhandel, dienstverlening, recreatie, wonen, verkeer en vervoer, openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen, en dit voor zover deze functies verenigbaar zijn met hun onmiddellijke multifunctionele stedelijke omgeving. De stedenbouwkundige aanleg van het gebied, de bijhorende voorschriften betreffende terreinbezetting, vloeroppervlakte, hoogte, aard en inplanting van de gebouwen met bijhorende voorzieningen, en de verkeersorganisatie in relatie met de omringende gebieden, worden vastgesteld in een bijzonder plan van aanleg vooraleer het gebied kan ontwikkeld worden. Ook het wijzigen van de functie van bestaande gebouwen kan pas na goedkeuring van een bijzonder plan van aanleg.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA Galgenweel-Borgerweert, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 2 mei 2007. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: zone voor gemengde bestemming ga (bestemmingszone rand blancefloerlaan), zone voor wonen w (bestemmingszone wijk), zone voor park pa (bestemmingszone galgenweelpark), zone voor park pc (bestemmingszone park midden), zone voor openbare wegenis ow, zone voor gemengde bestemming gc (bestemmingszone rand insteekdok), zone voor wonen en groen w/gra (bestemmingszone parkrand west), zone voor wonen en groen w/grb (bestemmingszone parkrand oost), zone voor gemengde bestemming gc (bestemmingszone rand insteekdok) en zone voor wonen en gemeenschapsvoorzieningen w/gm (bestemmingszone parkrand midden).
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) en bijzondere plannen van aanleg (BPA) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag is in overeeneenstemming met de omgeving en er kan voldaan worden aan de goede ruimtelijke ordening.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De ondergrondse parkeergarage bestaat uit één bouwlaag met vier liften en twee pompputten. Een diepte van 5,09 m-mv moet worden uitgegraven voor de bouwput, 6,19 m-mv voor de liftputten en 5,69 m-mv voor de pompputten. Er wordt uitgegaan van een ontwatering tot 0,5 meter onder de bodem van de bouwput dus tot 5,59 m-mv (1,05 m TAW), 6,69 m-mv voor de liftputten (-0,05 m TAW) en 6,19 m-mv voor de pompputten (0,45 m TAW). Het natuurlijk grondwaterniveau werd vastgesteld op 4,84 m TAW wat betekent dat het grondwaterniveau 3,79 meter moet verlaagd worden.
Rubriek 53.2.2.b.2 wordt aangevraagd voor een tijdelijke bemaling met een netto opgepompt debiet van maximaal 85.757 m³/jaar en een verlaging van het grondwaterpeil van meer dan vier meter. Voor de lozing van het bemalingswater wordt zowel klasse 2 rubriek 3.4.2 (lozen van bemalingswater zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie) als klasse 2 rubriek 3.6.3.2 (exploiteren van een afvalwaterzuiveringsinstallatie met inbegrip van het lozen van het effluentwater) aangevraagd. Het gevraagde debiet voor beide lozingsrubrieken is telkens 21,53 m³/uur. De duur van de bemaling wordt geschat op zeven maanden.
Met een stationaire simulatie is het bemalingsdebiet voor de evenwichtssituatie berekend. Het bemalingsdebiet bedraagt voor de bouwput 325,22 m³/dag of 13,55 m³/uur, voor de liftputten is dit 87,73 m³/dag of 3,66 m³/uur en voor de pompputten is dit 17,89 m³/dag of 0,75 m³/uur. Dit brengt het debiet op een totaal van 430,84 m³/dag of 17,95 m³/uur. Dit evenwicht wordt doorgaans reeds na enkele dagen bemalen bereikt. Voor een inschatting van het maximaal te verwachten debiet, is het aangewezen om hier nog een marge van 20% extra debiet bij te tellen. Daarmee komt het te verwachten debiet voor de bouwput op ongeveer 390,26 m³/dag of 16,26 m³/uur, voor de liftputten is dat 105,28 m³/dag of 4,38 m³/uur en voor de pompputten wordt dit 21,47 m³/dag en 0,89 m³/uur.
De invloedstraal van de bemaling werd berekend met numerieke modellering (MODFLOW) en reikt tot ongeveer 200 tot 247 meter van de bouwsite. Op basis van de gesimuleerde grondwaterstandsdalingen werden bijhorende theoretische zettingen berekend. Volgens de berekeningen in de bemalingsnota kunnen er op basis van de meest nadelige sondering zettingen groter dan 20 mm optreden vanaf een verlaging van 2,2 m ten opzichte van de initiële grondwaterstand. Volgens de bemalingsnota komt dit neer op een risico op onaanvaardbare zettingen (> 20 mm) voor de omgeving van 70-82 m rond het centraal punt van de bouwput. Binnen deze straal zijn er ten oosten van de bouwput zettingsgevoelige objecten gelegen. Er moeten voorzorgen genomen worden om schade aan onroerende goederen te voorkomen (artikel 5.53.1.3 van Vlarem II). Zettingsmonitoring is noodzakelijk en er mag pas dieper uitgegraven worden dan het grondwaterpeil in rust, indien blijkt dat er geen onaanvaardbare zettingen zullen optreden. Dit wordt opgelegd in de bijzondere voorwaarden.
Er worden in totaal 55 filters geplaatst rond de bouwput (een filter om de vijf meter). Extra filters kunnen worden geplaatst op de bodem van de bouwput op de locatie van de vier liftputten voor extra tijdelijke bemaling.
Het bemalingswater zal geloosd worden in een wadi vanwaar het overloopt naar een pompput. Hierbij wordt een lamellenfilter geïnstalleerd omdat het water ijzerhoudend is en het ook andere metalen bevat die dan tegengehouden worden. De wadi bevindt zich langs het Galgenweel wat betekent dat het bemalingswater over een afstand van circa 300 meter zal moeten gepompt worden. Vanuit de pompput kan het bemalingswater onder de Blancefloerlaan naar de Middenvijver gepompt worden. Het bemalingswater wordt niet geloosd in het Galgenweel aangezien dit meer en haar oevers eigendom zijn van de Vlaamse Waterweg. Verschillende verenigingen pachten ook het genot op dit zeilmeer en lozen van bemalingswater is volgens het dossier geen optie. Bovendien hebben het bemalingswater en het oppervlaktewater een andere samenstelling op vlak van mineraalhoudende stoffen. De afwatering van de hele Regatta-site verloopt dan ook volledig gescheiden van het Galgenweel door een heel waterafvloeiingsstelsel van wadi’s en rioolbuizen. Wanneer de capaciteit van de wadi’s niet meer volstaat, wordt het water in de Middenvijver geloosd.
Het bemalingswater wordt geacht niet verontreinigd te zijn. De OVAM-databank werd geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het projectgebied deel uitmaakte van een oriënterend bodemonderzoek (dossiernummer 92). Uit dit onderzoek bleek dat er geen aanwijzingen voor een ernstige bodemverontreiniging zijn. Er wordt echter rekening gehouden met het feit dat eventuele grondwaterverontreiniging afkomstig van de historische verontreiniging op het terrein zou kunnen aangetrokken worden. Daarom wordt het exploiteren van een mobiele waterzuiveringsinstallatie voorzien.
Er wordt een verhoogde lozingsnorm voor de parameter Arseen aangevraagd (300 µg/liter na zuivering). Het indelingscriterium voor arseen is 5 µg/liter. De aangevraagde lozingsnorm ligt 60 keer hoger. In principe komt arseen van nature verhoogd voor in het grondwater in de regio Antwerpen. Voor dit dossier werd advies gevraagd aan VMM. De afdeling Grondwater geeft volgend advies:
“Beide lozingen (in de wadi en in de Middenvijver) betreffen lozingen in grondwater en geen lozing in oppervlaktewater zoals aangevraagd. Bij de lozing in grondwater moet voldaan worden aan de milieukwaliteitsnorm voor grondwater (MKN, zie bijlage 2.4.1 van VLAREM II). Op de bemalingssite is een oriënterend bodemonderzoek gekend (OVAM-dossier id 92) met een vastgestelde overschrijding voor As in het grondwater. De MKN voor As in grondwater bedraagt op deze locatie 20 µg/l. Indien niet aan deze norm kan voldaan worden, moet geloosd worden op oppervlaktewater of RWA-leiding. Lozing in gemengd rioleringsstelsel of DWA dient vermeden te worden.” RWA-leidingen zijn aanwezig in de Blancefloerlaan. Deze leiding komt uit in de Poelbeek die op haar beurt uitmondt in de Schelde.
“Retourneren van behandeld bemalingswater is conform artikel 5.53.6.1.1§3 van titel II van het VLAREM enkel mogelijk als hiervoor de toestemming vermeld wordt in de afgeleverde vergunning:
artikel 5.53.6.1.1§3: Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, heeft het bemalingswater dat terug in de grond wordt ingebracht, geen behandeling ondergaan.”
Aangezien het lozen van het bemalingswater in de wadi een indirecte lozing in grondwater betreft, wordt van ambtswege rubriek 52.2.2 (indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater buiten de waterwingebieden en de beschermingszones type I, II of III) toegevoegd voor een debiet van 21,53 m³/uur. Het openbaar onderzoek is hiermee niet geschaad aangezien de bemalingsrubriek correct vermeld werd en rubriek 52.2.2 hieraan gelinkt is.
Op basis van het advies van VMM grondwater wordt bij lozing in oppervlaktewater een bijzondere lozingsnorm voor arseen toegestaan van 50 µg/liter (10 x IC). Bij lozing in groundwater dient voldaan te worden aan de milieukwaliteitsnorm voor grondwater. Deze bedraagt voor arseen 20 µg/liter.
Aangezien de omgevingsvergunningsaanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering de dato 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening, werd het aanvraagdossier tijdens het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek getoetst aan de criteria van bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid. Hierbij werd geoordeeld dat het project niet MER-plichtig is.
De vergunningsaanvraag heeft geen betrekking op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed.
Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. Een bijkomend wateradvies is niet vereist en de vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
21,53 m³/uur |
3.6.3.2° |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; |
21,53 m³/uur |
52.2.2° |
indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater, buiten de waterwingebieden en de beschermingszones type I, II en III; |
21,53 m³/uur |
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. |
85.757,00 m³/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
de dienst van VMM bevoegd voor grondwater (grondwater.ant@vmm.be) en de afdeling omgeving van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be met vermelding van OMV_2019158891) dienen op de hoogte gebracht te worden van de start en de stopzetting van de bemaling; |
2. |
er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten aan de oostzijde van de bemaling. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt met volgende frequentie: - voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting); - week 1 na opstarten bemaling: dagelijkse zettingsmeting; - week 2: om de twee dagen zettingsmeting; - vanaf week 3: 1 keer per week een zettingsmeting. De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt t.h.v. een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt. |
3. |
de eigenlijke ontgraving tot een niveau dieper dan het grondwaterpeil gemeten voor de start van de bemaling, kan pas opgestart worden zodra blijkt dat er geen risico is op schade door zettingen. De beslissing om over te gaan tot de ontgraving, dieper dan het grondwaterpeil gemeten voor de start van de bemaling, wordt aan de gemeente gemeld en gestaafd aan de hand van de uitgevoerde grondwaterpeilmetingen en zettingsmetingen; |
4. |
de kwaliteit van het retourwater dient minstens gemonitord te worden op de parameter As: de eerste dag, de eerste week en daarna maandelijks zolang de bemaling actief is. Bij lozing in de wadi en de vijver dient afgetoetst te worden aan de milieukwaliteitsnorm voor grondwater (Bijlage 2.4.1 van VLAREM II – zie bijzondere voorwaarde 7). Bij lozing in oppervlaktewater dient afgetoetst te worden aan de lozingsnorm (zie bijzondere voorwaarde 6). Bij overschrijding van deze normen wordt de bemaling onmiddellijk stilgelegd; |
5. |
conform artikel 5.53.6.1.1§3 van titel II van VLAREM is toegestaan dat het retourwater behandeld is in een waterzuivering; |
6. |
bij lozing in oppervlaktewater wordt voor de parameter arseen een bijzondere lozingsnorm van 50 µg/liter (10 x IC) toegestaan; |
7. |
bij lozing in grondwater dient voldaan te worden aan de milieukwaliteitsnormen voor grondwater. Voor arseen bedraagt deze 20 µg/liter. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
20 december 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
20 januari 2020 |
Start openbaar onderzoek |
geen |
Einde openbaar onderzoek |
geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
18 maart 2020 |
Verslag GOA |
9 maart 2020 |
naam GOA |
Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
de dienst van VMM bevoegd voor grondwater (grondwater.ant@vmm.be) en de afdeling omgeving van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be met vermelding van OMV_2019158891) dienen op de hoogte gebracht te worden van de start en de stopzetting van de bemaling; |
2. |
er moeten zettingsbakens geplaatst worden bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten aan de oostzijde van de bemaling. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt met volgende frequentie: - voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting); - week 1 na opstarten bemaling: dagelijkse zettingsmeting; - week 2: om de twee dagen zettingsmeting; - vanaf week 3: 1 keer per week een zettingsmeting. De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt t.h.v. een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt. |
3. |
de eigenlijke ontgraving tot een niveau dieper dan het grondwaterpeil gemeten voor de start van de bemaling, kan pas opgestart worden zodra blijkt dat er geen risico is op schade door zettingen. De beslissing om over te gaan tot de ontgraving, dieper dan het grondwaterpeil gemeten voor de start van de bemaling, wordt aan de gemeente gemeld en gestaafd aan de hand van de uitgevoerde grondwaterpeilmetingen en zettingsmetingen; |
4. |
de kwaliteit van het retourwater dient minstens gemonitord te worden op de parameter As: de eerste dag, de eerste week en daarna maandelijks zolang de bemaling actief is. Bij lozing in de wadi en de vijver dient afgetoetst te worden aan de milieukwaliteitsnorm voor grondwater (Bijlage 2.4.1 van VLAREM II – zie bijzondere voorwaarde 7). Bij lozing in oppervlaktewater dient afgetoetst te worden aan de lozingsnorm (zie bijzondere voorwaarde 6). Bij overschrijding van deze normen wordt de bemaling onmiddellijk stilgelegd; |
5. |
conform artikel 5.53.6.1.1§3 van titel II van VLAREM is toegestaan dat het retourwater behandeld is in een waterzuivering; |
6. |
bij lozing in oppervlaktewater wordt voor de parameter arseen een bijzondere lozingsnorm van 50 µg/liter (10 x IC) toegestaan; |
7. |
bij lozing in grondwater dient voldaan te worden aan de milieukwaliteitsnormen voor grondwater. Voor arseen bedraagt deze 20 µg/liter. |
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
21,53 m³/uur |
3.6.3.2° |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; |
21,53 m³/uur |
52.2.2° |
indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater, buiten de waterwingebieden en de beschermingszones type I, II en III; |
21,53 m³/uur |
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. |
85.757,00 m³/jaar |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat vanaf de start van de werken voor een periode van één jaar.