Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2020049868 |
Gegevens van de aanvrager: | Provincie Antwerpen met als adres Koningin Elisabethlei 22 te 2018 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | NV MAC² SOLUTIONS met als contactadres Blauwe Weg 7 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: | Blauwe Weg 7 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 14 sectie B nr. 34Z3 |
Inrichtingsnummer: | 20170608-0031 (MAC² Solutions) |
Vergunningsplichten: | Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van het verzoek: | Op- en overslagbedrijf van afvalstoffen. Verzoek bijstelling milieuvoorwaarden. |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
- Op 14 januari 1999 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1998/AN5/1998/B/0121) voor het bouwen en verbouwen van een marine afvalverwerkingsinstallatie.
- Op 14 februari 2001 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2000/B/0016) voor het bouwen van een overslaghal + kantoorunit + terreinindeling.
- Op 13 mei 2005 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2004/B/0046) voor de regularisatie van de bestaande gebouwen op het terrein.
- Op 12 juli 2018 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2018030063) voor het bouwen van een loods en overkapping van een bassin.
Voorgeschiedenis milieu
Op 29 juni 2018 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een op- en overslagbedrijf van afvalstoffen, voor een termijn van 2 jaar op proef voor de mobiele fakkel en voor een termijn van onbepaalde duur voor de overige activiteiten.
Inhoud van de aanvraag
De provinciale omgevingsvergunningscommissie wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden van het afvalverwerkend bedrijf, naar aanleiding van een evaluatie van de huidige vergunningsvoorwaarden aan de vereisten van de BREF-studie ‘Waste Treatment’.
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 2 juni 2020 | 30 juni 2020 | Geen advies |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het 4de Havendok, het 5de Havendok en het Leopolddok – Gebied voor waterweginfrastructuur. De spoorwegen op circa 360 meter ten oosten van het goed hebben als bestemmingsvoorschrift Gebied voor spoorinfrastructuur. De Oosterweelsteenweg en de Wilmarsdonksteenweg, ten zuid- en noordoosten van het goed, hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Op minstens 240 meter ten zuiden en oosten van het goed lopen twee overdrukken met als aanduiding Leidingstraat.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.
Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft een verzoek tot ambtshalve bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund.
De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Conform de Europese Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 inzake industriële emissies en volgens artikel 1.4.1.1 van titel II van het VLAREM moet een evaluatie van een GPBV-installatie worden uitgevoerd binnen twee jaar na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie. Bij een evaluatie van een GPBV-installatie wordt nagegaan of de vergunningsvoorwaarden moeten worden bijgesteld.
Het voorwerp van het verzoek tot bijstelling betreft volgende activiteiten:
- de biologische behandeling voorafgaand aan de verdere verwijderingsbehandelingen van 115.000 ton/jaar afvaloliën, 150.000 ton/jaar afvalwaters en andere vloeibare afvalstromen en 36.000 ton/jaar andere gevaarlijke vloeibare afvalstoffen, met een maximale capaciteit van 50 ton/dag;
- de fysicochemische behandeling voorafgaand aan de verdere verwijderingsbehandelingen van 115.000 ton/jaar afvaloliën, 150.000 ton/jaar afvalwaters en andere vloeibare afvalstromen en 36.000 ton/jaar andere gevaarlijke vloeibare afvalstoffen, met een maximale capaciteit van 50 ton/dag;
- de ontvangst en het eventueel mengen of vermengen voorafgaand aan de verdere verwijderingsbehandelingen van 115.000 ton/jaar afvaloliën, 150.000 ton/jaar afvalwaters en andere vloeibare afvalstromen, 36.000 ton/jaar andere gevaarlijke vloeibare afvalstoffen, met een maximale capaciteit van 50 ton/dag;
- de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton/dag door middel van biologische behandeling van 150.000 ton/jaar afvalwaters en andere vloeibare afvalstromen;
- de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton/dag door middel van fysicochemische behandeling van 150.000 ton/jaar afvalwaters, andere vloeibare afvalstromen en 15.000 ton/jaar slibs;
- de ontvangst en de tijdelijke opslag, in afwachting van verdere verwijderingshandelingen van gevaarlijke afvalstoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50 ton.
De BREF-studie ‘Waste Treatment’ (WT) is van toepassing op de bovenstaande GPBV-installatie. De BBT-conclusies van deze BREF-studie werden op 17 augustus 2018 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. De POVC (provinciale omgevingsvergunningscommissie) is belast met het uitvoeren van de evaluaties om na te gaan of de huidige vergunningsvoorwaarden voldoen aan de vereisten van de BREF-studies, meer bepaald aan de daarin opgenomen BBT-conclusies. In zitting van 31 maart 2020 voerde de POVC deze evaluatie uit en oordeelde men dat een bijstelling van de vergunningsvoorwaarden noodzakelijk is. De POVC diende een verzoek tot bijstelling in bij de provincie, waarvoor het college nu om advies wordt gevraagd.
De POVC stelt volgende bijzondere voorwaarden voor:
1. ‘Een meet- en beheersprogramma van fugitieve VOS-emissies zoals opgenomen in afdeling 4.4.6 van titel II van het Vlarem wordt gedurende een periode van 2 jaar vanaf 17 augustus 2022 uitgevoerd. De resultaten van de metingen worden bezorgd aan de vergunningverlenende overheid (dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be), die deze ter evaluatie doorstuurt naar de AGOP-M en de VMM en ter informatie naar de afdeling Handhaving.’
In 2016 werden er in opdracht van de afdeling Milieuhandhaving metingen uitgevoerd om de VOS-emissies in de Antwerpse haven in kaart te brengen. Ter hoogte van MAC² werden twee dagen metingen uitgevoerd. Uit deze metingen blijkt dat de drempel van 10 ton/jaar waarschijnlijk overschreden wordt waardoor het meet- en beheersprogramma van fugitieve VOS-emissies, zoals opgenomen in afdeling 4.4.6 van titel II van het VLAREM, van toepassing is. De POVC acht het dus aangewezen om dit programma gedurende twee jaar uit te laten voeren en nadien te evalueren of dit dient verder gezet te worden.
De exploitant diende op 3 juni 2020 een wijzigingsverzoek in. In het wijzigingsverzoek wordt gevraagd om deze voorwaarde niet op te leggen. De exploitant argumenteert dat de metingen van de afdeling Milieuhandhaving niet op de terreinen zelf zijn uitgevoerd en op momenten dat de wind uit de richting kwam van bedrijven die meer uitstoten. Bovendien liggen de meetdagen dicht bij elkaar waardoor deze niet representatief zijn voor een heel jaar. De metingen dateren van vier jaar geleden, inmiddels werden diverse maatregelen genomen zoals bijvoorbeeld de behandeling van de afgezogen lucht van de eerste verdieping van het verwerkingsgebouw via een actiefkoolfilter.
Bijkomend worden er reeds op 4 verschillende meetpunten maandelijks en op 1 meetpunt driemaandelijks emissiemetingen uitgevoerd. Ter hoogte van alle meetpunten, met uitzondering van 1, wordt er nooit een concentratie hoger dan 5 of 10 µg gemeten. Het ene punt waar dit wel zo is, is een meetpunt dat zich procesgewijs stroomopwaarts van de luchtzuivering bevindt. Deze concentraties vallen volgens de exploitant steevast terug onder de rapportagegrens na de luchtzuivering. Hieruit blijkt dat de voorwaarde voor het opstellen van een meet- en beheersplan van fugitieve emissies zoals omschreven in artikel 4.4.6 van 10 ton per jaar in de realiteit niet wordt voldaan.
Gelet op deze aangeleverde informatie van de exploitant is het aangewezen om de voorgestelde bijzondere voorwaarde niet op te leggen. Idealiter had deze informatie van de exploitant reeds mee opgenomen geweest in het verslag van de POVC om een éénzijdig voorstel tot aanpassing van de voorwaarden te voorkomen. Het is geen goede werkwijze dat een exploitant slechts input kan leveren nadat de procedure reeds is opgestart en dan nog gebruik moet maken van een verzoek tot wijziging, een procedurestap die hiervoor in feite niet bedoeld is.
2. ‘Er wordt tegen 17 augustus 2022 een geurbeheerplan opgezet, ingevoerd en regelmatig geëvalueerd dat alle volgende elementen omvat:
- een protocol met acties en termijnen;
- een protocol voor de monitoring van geur, zoals vastgesteld in BBT 10 van de BBT-conclusies voor afvalbehandeling;
- een protocol voor de reactie op geconstateerde geurincidenten, bv. klachten;
- een programma ter voorkoming en beperking van geuren, ontworpen om de bron(nen) te bepalen; de karakterisering van de bijdragen van de bronnen, en de invoering van preventieve en/of beperkende maatregelen.’
Volgens de BREF-studie is de toepasbaarheid van een geurbeheerplan beperkt is tot gevallen waarin geurhinder bij gevoelige receptoren wordt verwacht of zich heeft voorgedaan. De POVC is van oordeel dat het BBT is om MAC² een geurbeheerplan te laten opzetten.
De exploitant geeft in het wijzigingsverzoek mee dat sterk geurgevoelige producten niet worden geaccepteerd. Gelet op de aard van de activiteiten en de geurproblematiek in het verleden, is een geurbeheerplan zeker zinvol.
3. Het schrappen van volgende bijzondere lozingsnormen vanaf 17 augustus 2022:
Parameter | Norm (mg/l) |
Vrij cyanide (CN-) | 0,1 |
Totaal fosfor | 5 |
Fenolindex | 0,5 |
As | 0,05 |
Cd | 0,01 |
Cr | 0,3 |
Cu | 0,15 |
Pb | 0,1 |
Hg | 0,001 |
Zn | 2 |
Het voorstel tot schrappen van de bijzondere lozingsvoorwaarden volgt uit het feit dat vanaf 17 augustus 2022 de lozingsnormen uit Vlarem III van toepassing worden. Voor de duidelijkheid is het dus aangewezen de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden te schrappen uit de vergunning vanaf 17 augustus 2022.
In het wijzigingsverzoek vraagt de exploitant nog om de meetfrequentie van het afvalwater, conform BBT 20, te verminderen. De exploitant haalt aan dat de meetfrequentie (dagelijks voor tal van parameters) hoger is dan de meetfrequentie van titel II van het VLAREM voor grote afvalwaterlozers en MAC² geen grote lozer is. Verder wijst men op de gemiddelden van de analyseresultaten uit 2019 die onder de respectievelijke emissiegrenswaarden gelegen zijn.
Het argument van de exploitant dat de meetfrequentie niet in lijn ligt met het beperkte debiet houdt steek, zeker in verhouding met de beperktere meetfrequentie die voor grote afvalwaterlozers telt. Evenwel zijn de maximale analyseresultaten relevanter om te kunnen oordelen of de emissiegrenswaarden zeker gerespecteerd kunnen worden en een beperking van de meetfrequentie opportuun is. Verder stelt zich de vraag of de gevraagde bijstelling van de meetfrequentie door middel van een wijzigingsverzoek niet in strijd is met artikel 30 van het Omgevingsvergunningsdecreet aangezien deze bijstelling geen voorwerp uitmaakt van het originele verzoek tot bijstelling en dus ook niet in het openbaar onderzoek werd opgenomen.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor het verzoek tot bijstelling betreffende de voorwaarden aangaande het geurbeheerplan en de lozingsnormen. Ongunstig advies te verlenen voor het verzoek tot bijstelling betreffende de voorwaarde aangaande de fugitieve VOS-emissies.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 28 mei 2020 |
Start openbaar onderzoek | 6 juni 2020 |
Einde openbaar onderzoek | 5 juli 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste adviesdatum | 17 juli 2020 |
Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
6 juni 2020 | 5 juli 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies te verlenen voor het verzoek tot bijstelling betreffende de voorwaarden aangaande het
geurbeheerplan en de lozingsnormen en een ongunstig advies te verlenen voor het verzoek tot bijstelling betreffende de voorwaarde aangaande de fugitieve VOS-emissies.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V/ | Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft |