Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020044173 |
Gegevens van de aanvrager: | de heer Ari Pluczenik met als contactadres Van Eycklei 1 bus 6b te 2018 Antwerpen en NV GROEP GOOSSENS met als contactadres Van Eycklei 1 bus b6 te 2018 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | de heer Ari Pluczenik met als contactadres Van Eycklei 1 bus 6b te 2018 Antwerpen en de heer Shalom Stroli met als contactadres Van Eycklei 1 bus 6b te 2018 Antwerpen |
Ligging van het project: | Eikelstraat 1-3 en 21-47, Ferdinand Coosemansstraat 126-156 en 162-168 te 2600 Berchem-Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 21 sectie B nrs. 17W11, 17V12, 17B14, 17N14, 17R13, 17W13, 17L14, 17C14, 17T13, 17Y12, 17N13, 17M13, 17D13 en 17A14 |
Inrichtingsnummer: | 20200519-0104 (project goossens T) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | omvormen van een industriële site inclusief woningen tot een stedelijk woonproject door gedeeltelijk slopen, renoveren, nieuw bouwen en exploiteren van 91 woningen, 2 kantoorruimtes, een ondergrondse parking en een buitenruimte |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 17/01/2020: welstandscommissie (WSC/2019/1601);
- Eikelstraat 1-3:
- Eikelstraat 21-29:
- Eikelstraat 31-33:
- Eikelstraat 43-47:
- Ferdinand Coosemansstraat 134-138:
- Ferdinand Coosemansstraat 140:
- Ferdinand Coosemansstraat 142:
- Ferdinand Coosemansstraat 144-146:
- Ferdinand Coosemansstraat 148 en 150-156:
- Ferdinand Coosemansstraat 150-156:
- Ferdinand Coosemasstraat 162:
- Ferdinand Coosemasstraat 164-168:
Vergunde/vergund geachte toestand
- Eikelstraat 1-3:
- appartementsgebouw met vermoedelijk 6 entiteiten op bovenliggende verdiepingen en achterliggende werkplaats (ketelhuis);
- gelijkvloerse verdieping inkomportaal bovenliggende woningen en 2 inritten naar achterliggende werkplaats;
- 4 bouwlagen aan straatzijde, werkplaats van 1 bouwlaag;
- gevel in lichtkleurige bepleistering met houten buitenschrijnwerk, terrassen met metalen borstwering en metalen poorten en inkom in blauw aluminium;
- Eikelstraat 21-29:
- wasserij met bureau’s, archief en met bovenliggende woonfunctie (vermoedelijk 3 entiteiten);
- straatgevel met 4 bouwlagen onder plat dak;
- achterliggend volume van 2 bouwlagen met dak in zaagtandstructuur;
- volledig bebouwd perceel;
- nr. 29: bepleisterde gevel;
- nrs. 21-27: gevel in architectonisch beton met buitenschrijnwerk in hout, lichtkleurig aluminium, sandwichpanelen en silexplaten;
- achterliggend volume: rood genuanceerd gevelmetselwerk met horizontale banden in architectonisch beton, zaagtandbedaking;
- Eikelstraat 31-47:
- garagewerkplaats (kantoren, werkruimtes en machinehal) op gelijkvloerse verdieping, woonfunctie boven (vermoedelijk 3 entiteiten);
- straatgevel 3 bouwlagen, resterend volume 1 bouwlaag, volledig bebouwd perceel;
- gevels nr. 43 lichtkleurig gevelmetselwerk met buitenschrijnwerk in lichtkleurig aluminium, schrijnwerk in betonnen omkadering. Voorzien van wit metalen spijlenborstwering;
- gevel nr. 45 gevel in architectonisch beton met buitenschrijnwerk in lichtkleurig aluminium, onderste deel gevelopening ingevuld met sandwichpanelen (blauw);
- achtergevels: voornamelijk gevelmetselwerk in roodgenuanceerde gevelsteen;
- Ferdinand Coosemansstraat 134-140:
- 134-138: appartementsgebouw als huisvesting bij wasserij Goossens:
- 140: rijwoning met werkruimte op gelijkvloerse verdieping (vermoedelijk eengezinswoning);
- Ferdinand Coosemansstraat 142:
- eengezinswoning met garage en magazijn;
- gevel in geverniste multiplexplaten met aluminium buitenschrijnwerk;
- Ferdinand Coosemansstraat 144-156:
- 144-146: gelijkvloers werkruimtes met bovenliggende woonfunctie (6 één-slaapkamerappartement);
- 148: gelijkvloers werkruimte, bovenliggend 1 entiteit;
- 150-156: gelijkvloerse werkruimtes met bovenliggend woonfunctie vermoedelijk 2 of 3 entiteiten;
- 2 bouwlagen;
- gevel in blauwkleurige pleister met aluminium buitenschrijnwerk en grote poorten in metaal;
- Ferdinand Coosemasstraat 162-168:
- 162: voorbouw 3 bouwlagen onder plat dak: werkruimte carrosserie, 1ste verdieping kantoorruimte, 2de verdieping woonfunctie (1 entiteit). Achterbouw van 1 bouwlaag met werkplaats;
- 164-168: garagewerkplaats met kantoorruimtes op 1ste verdieping;
- binnengebied:
- loodsen horende bij Wasserij Goossens;
Huidige toestand
- bebouwing quasi conform vergunde toestand;
- functies: werkruimtes en wonen;
- functie wasserij stopgezet, voorlopig gebruik van enkele gebouwen als reca, ateliers, bioscoop en kunsthal.
Gewenste toestand
- algemeen:
- blok A Eikelstraat 1-3:
- blok B Eikelstraat 21:
- blok C Eikelstraat 43-47:
- blok D Ferdinand Coosemansstraat 126-132:
- blok E Ferdinand Coosemansstraat 142-156:
- blok F Ferdinand Coosemansstraat 162-168:
- inrichting binnengebied:
Inhoud van de aanvraag
- omvormen van een industriële site, inclusief woningen, tot een stedelijk woonproject door grotendeels slopen en deels renoveren en het nieuw bouwen en exploiteren van 91 woningen waaronder onder andere een cohousingproject, 2 kantoorruimtes, een ondergrondse parking en buitenruimte.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Sinds de jaren ’30 tot eind 2011 was op de locatie een (industriële) wasserij gevestigd met onder andere uitgebreide droogkuisactiviteiten. Als gevolg van deze exploitatie ontstonden op verschillende locaties grond- en grondwaterverontreinigingen. Momenteel wordt een gefaseerd bodemsaneringsproject uitgevoerd, bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) gekend onder dossiernummer 1351.
Inhoud van de aanvraag
Het project omvat de exploitatie van warmtepompen, stookinstallaties en een transformator bij een nieuwe woonontwikkeling.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.2.2.a | het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 6.000 m³/jaar |
12.2.1 | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 630 kVA |
16.3.2.a | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 190 kW |
43.1.1.b | het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas; | 700 kW |
55.1.1 | verticale boringen tot en met een diepte van het dieptecriterium. | 20 gesloten boringen, < 145 m (boven dieptecriterium) |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
AQUAFIN NV | 22 juni 2020 | 7 juli 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 22 juni 2020 | 24 juli 2020 | Ongunstig |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 12 september 2020 | 26 oktober 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Fluvius System Operator | 22 juni 2020 | 13 juli 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID veiligheidscommissie | 22 juni 2020 | 7 juli 2020 | Gunstig |
lokale politie/ centrale preventie (LP/CP) | 22 juni 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
lokale politie/ verkeerspolitie (LP/VK/SE) | 22 juni 2020 | 2 juli 2020 | Geen bezwaar |
PROXIMUS | 22 juni 2020 | 17 juli 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij | 22 juni 2020 | 24 juni 2020 | Geen advies |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam | 22 juni 2020 | 7 juli 2020 |
ondernemen en stadsmarketing/ business en innovatie | 22 juni 2020 | 6 juli 2020 |
stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen | 22 juni 2020 | 26 juni 2020 |
stadsontwikkeling/ energie en milieu Antwerpen | 22 juni 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
stadsontwikkeling/ mobiliteit | 22 juni 2020 | 1 juli 2020 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit | 11 september 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie | 22 juni 2020 | 3 juli 2020 |
stadsontwikkeling/ publieke ruimte | 22 juni 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
stadsontwikkeling/ ruimtelijke planning (inzake grond- en pandendecreet) | 22 juni 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
stadsontwikkeling/ ruimtelijke planning (inzake SOK) | 22 juni 2020 | 9 november 2020 |
stadsontwikkeling/ ruimtelijke planning (NIET inzake SOK of grond- en pandendecreet) | 22 juni 2020 | 9 juli 2020 |
stadsontwikkeling/ team stadsbouwmeester - welstandscommissie | 22 juni 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de verordening hemelwater.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgende punten:
aan blok B is de inkom voor de commerciële ruimte voorzien via een helling. Deze helling werd niet voorzien van een tussenbordes van 150 of 150 cm, waardoor er geen opstelruimte kan gegarandeerd worden om de inkom te voorzien conform dit artikel (§2);
bij blok B dienen de liften een minimumafmeting van 1,4 m op 1,4 m te hebben. Dit is zeer nipt voorzien;
bij blok B is er geen draairuimte voorzien bij de toegangen aan de elektriciteitscabine en meterlokaal. Conform dit artikel werd ook geen vrije en vlakke wand- en vloerbreedte voorzien naast de deuren;
bij blok DE is in de kelder geen draairuimte voorzien aan het tellerlokaal en de afvalberging. Conform dit artikel werd ook geen vrije en vlakke wand- en vloerbreedte voorzien naast de deuren;
bij blok C zijn niet alle deuren voorzien van een opstelruimte van 50 cm naast de deuren;
de publiek toegankelijke logeerplek van het cohousingproject werd niet toegankelijk voorzien;
de commerciële ruimte in blok A voorziet een nieuwe sanitaire voorziening. Er werd geen aangepast sanitair voorzien.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
bij blok 1 is de hoogte van de 3de verdieping slechts 2,58 m, waar deze minimum 2,6 m dient te zijn;
in blok C werden 2 studio’s ingericht waarbij de netto-vloeroppervlakte kleiner is dan 35 m². Deze studio’s C1.05.en C3.04. hebben een oppervlakte van 33,8 m² en 27,3 m²;
blok A bestaat uit 8 woonentiteiten en heeft geen aparte afvalberging;
blok B bestaat uit 12 woonentiteiten en een commerciële ruimte, deze hebben geen afvalbergingen (1 voor woningen van 4 m² te voorzien en 1 voor commerciële ruimte);
blok C bestaat uit 16 woonentiteiten en een commerciële ruimte, deze hebben geen afvalbergingen (1 voor woningen van 5m² te voorzien en 1 voor commerciële ruimte);
blok DE bestaat uit 41 woonentiteiten en dient dus minimum een afvalberging te voorzien van 14 m². Er is slechts een afvalberging voorzien van 8,5 m²;
niet alle fietsstalplaatsen werden ingetekend;
Vanaf 30 fietsstal- of fietsparkeerplaatsen dient er minimaal 1 elektrisch oplaadpunt aanwezig te zijn. Indien het aantal te voorziene fietsstalplaatsen van 30 of meer fietsplaatsen opgedeeld wordt in verschillende ruimten dient in elk van deze ruimten een elektrisch oplaadpunt aanwezig te zijn. Er werden geen oplaadpunten opgetekend;
Per 10 autostalplaatsen dient er telkens één elektriciteitsvoorziening voorzien te worden ten behoeve van elektrische oplaadpunten voor wagens. Er werden geen oplaadpunten opgetekend;
het is niet overal duidelijk of er overal een opstand van 30 cm werd voorzien ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak;
bij blok C (16 woonentiteiten) werd een stooklokaal voorzien van 20 m², maar de maximale afmetingen werden niet volgens de richtlijnen voorzien. De afmetingen zijn 5,77 m en 4,15 m, waar deze maximum 4m mogen meten op de langste zijde;
blok DE is niet voorzien van apart stooklokaal;
blokken A en B worden grondig gerenoveerd, voorzien van nieuw dak, maar werden niet voorzien van groendak.
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen
Van de archeologienota werd akte genomen door het agentschap Onroerend Erfgoed op 30/06/2020.
De nota bevat voorwaarden, die moeten opgelegd worden in de vergunning.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen wordt betrokken bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
Bouwcode: artikel 6 Harmonie en draagkracht en groendaken
De actieve daktuin met serre boven het cohousingproject betreft een vijfde bouwlaag. Een vijfde bouwlaag is niet kenmerkend voor de bebouwing in de omgeving en is een hinderlijk op het vlak van de privacy van de omwonenden (zowel binnen als buiten de site).
Voorliggende transformatie van het platte dak is aanvaardbaar op voorwaarde dat de serre wordt uitgesloten, het dak volledig wordt voorzien als klimaat robuust dak en dat slechts dit dak van de gehele ontwikkeling toegankelijk wordt voorzien op minstens 2m van alle dakranden, wat tevens een positief effect heeft op de visueel-vormelijke elementen van het dak.
Bouwcode: artikel 19 Tuinafsluiting
In de tuin van de woning te Bindstraat 24 werd een bouwvolume vergund met een hoogte van 3 meter. Bij deze woning werd een tuinmuur met hoogte van 3 meter vergund, deze kan behouden blijven. Met uitzondering van deze muur, dienen alle tuinafsluitingen beperkt te blijven tot maximaal 2,6 meter. Dit wordt in voorwaarden opgelegd.
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag betreft de herbestemming van de voormalige ‘wasserij Goossens’ en ‘carrosserie Ludikhuyze’ tot een stedelijk woonproject met 91 woonentiteiten, inclusief een cohousingproject. Daarboven worden ook twee kantoren en ondergrondse parking voorzien. Het voormalige cultureel centrum ‘Extra City’ verdwijnt.
Een woonfunctie en een beperkte kantoorfunctie is inpasbaar in de omgeving.
Omwille van de functiewijziging werd een advies gevraagd aan de stedelijke dienst Ondernemen en Stadsmarketing. Hieruit volgde een negatief advies:“Het dossier voorziet in de herinvulling na afbraak van de economische site Wasserij Goossens met 91 woningen, fietsenstallingen en 2 kleine kantoorruimtes.
In het kader van het uitgebreide onderzoek Labo XX werk, werd de nadruk gelegd op het verweven van functies om zo de beperkte open ruimte te beschermen van verdere inname. Dit principe is ook op Vlaams niveau vastgelegd en wordt ook uitgebreid onderzocht binnen het project Verweving en Segmentatie van het Vlaams departement Omgeving.
Het is dan ook zeer vreemd en onbegrijpelijk te noemen dat een dergelijke grote site eens te meer ingevuld wordt met een monofunctionele woonfunctie (de kantoren zijn immers verwaarloosbaar klein) en dat de oefening om er een echte verweven locatie van te maken niet eens is gebeurd.
Als het verweven van functies op een zo grote site al niet mogelijk is, waar gaat men de hoognodige oppervlaktes voor economische functies dan wel realiseren?
Voor het dossier wordt daarom ongunstig advies gegeven.”
De bestaande leegstaande functie is echter zonevreemd en gelegen in woongebied volgens het gewestplan. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het behoud van deze industriële functies niet aanvaardbaar. Het advies van de dienst Ondernemen en Stadsmarketing wordt dus niet gevolgd.
Verwevenheid van functies is inderdaad een essentieel kenmerk van een binnenstedelijk gebied. Maar een te grote mix van verschillende functies of een te grote concentratie van één bepaalde functie kan tevens voor conflicten en overlast zorgen. Voorbeelden van overlast hierbij zijn geluidsproductie, parkeerdruk, mobiliteitsgeneratie, laden en lossen, dag- of nachtactiviteiten. Ook is er een verschil tussen typologieën die niet via de functiebeperkingen kunnen opgevangen worden. De impact van een appartementsgebouw is bijvoorbeeld heel anders dan dat van een rijhuis voor één gezin. De typologie en schaal kunnen overlast genereren door middel van concentraties.
Om een mix op vlak van stedenbouwkundige, maatschappelijke en woonkwaliteitseisen te garanderen is het noodzakelijk de juiste verhoudingen te zoeken tussen verschillende woningtypes enerzijds en de juiste oppervlakteverhoudingen tussen de functies binnen deze woningen anderzijds. Om de kwaliteit van een appartementsblok te garanderen dient er een mix van verschillende slaapkamerappartementen te zijn.
Het volledige project voorziet in een mix van verschillende woonvormen. Dit moet echter op gebouwniveau bekeken worden.
Blokken B, C, E en F beschikken respectievelijk over woonentiteiten met een gemiddelde netto-vloeroppervlakte van 89,2 m², 88,4 m², 97 m² en 94,9 m². Deze beschikken over een voldoende kwalitatieve mix van kleinere en grotere woonentiteiten. Hierbij kan gesproken worden van een voldoende aanvaardbare mix.
Blok A beschikt over 8 woonentiteiten met een gemiddelde netto-vloeroppervlakte van 53 m².
5 studio’s en 3 een-slaapkamerappartementen vormen geen aanvaardbare mix.
In voorwaarden wordt opgelegd deze woonentiteiten zodanig samen te voegen dat er maximaal 5 woonentiteiten aanwezig zijn in het gebouw. (Dit komt overeen met een netto-vloeroppervlakte van minimaal circa 86 m².)
Blok D beschikt over 16 woonentiteiten met een gemiddelde netto-vloeroppervlakte van 61,6 m².
1 studio en 15 een-slaapkamerappartementen vormen geen aanvaardbare mix.
In voorwaarden wordt opgelegd deze woonentiteiten zodanig samen te voegen dat er maximaal 12 woonentiteiten aanwezig zijn in het gebouw. (Dit komt overeen met een netto-vloeroppervlakte van minimaal circa 82 m².)
Bij de aanvraag wordt 20% van de woonentiteiten als bescheiden woonaanbod voorzien. Ook na samenvoegen van de woonentiteiten moet minimaal 20% van de woonentiteiten als bescheiden woonaanbod voorzien zijn.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag betreft zowel delen die grondig gerenoveerd worden, als delen die afgebroken worden. Het project in onderverdeeld in blokken A tot en met G en enkele ruime atelierwoningen in binnengebied.
De nieuwbouwvolumes sluiten op vlak van bouwdiepte, bouwhoogte en algemene schaal maximaal aan bij de bestaande kenmerkende industriële karakter van de site en de kenmerken van de wijk. De nieuwbouwdelen worden voorzien met 4 bouwlagen of 3 bouwlagen met deels teruggetrokken daklaag.
Ook werd er rekening gehouden met de kenmerkende bebouwing in aansluiting met de kleinere eengezinswoningen.
Visueel-vormelijke elementen
De gevels sluiten op vlak van materialisatie en geveldetails aan bij de kenmerkende elementen uit de omgeving van Oud-Berchem.
Er werd bewust gekozen voor een ander gevelontwerp per blok. De gevels worden voorzien in geel, rood of genuanceerd metselwerk (bij enkele terrassen in claustraverband). De geveldetails worden hoofdzakelijk voorzien in metselwerk en architectonisch beton.
De geveldetails worden maximaal ingezet om het verticale gevelritme (dat kenmerkend is voor de Ferdinand Coosemansstraat en Eikelstraat) te versterken. Bij elke gevel (of geveldeel) wordt de plint sterk benadrukt en de verschillende toegangen van de afzonderlijke gebouwen worden op verschillende manieren behandeld om een duidelijk gevoel van adres te creëren. Toch blijft de samenhang behouden blijft het gebruik van een duidelijke vormentaal en herhalingen in de detailleringen.
Gebouw A wordt voorzien van buitengevelisolatie.
De stad Antwerpen hanteert een afwegingskader op aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning voor buitengevelisolatie. Bij een gunstig advies tot plaatsing van buitengevelisolatie is men verplicht om de werken over de volledige dikte van 14 cm uit te voeren. Op die manier wordt er maximale energiebesparing gerealiseerd binnen de bepalingen van het rooilijnendecreet.
De arrière corps is een veel voorkomend detail bij aaneengesloten bebouwing. Ter hoogte van de perceelsgrens springt het gevelvlak terug, en dit over de volledige gevelhoogte. Dit levert een verticale ritmering op die percelering in het straatbeeld nuanceert. Het is wenselijk om dit detail eigen aan de stedelijke context te behouden.
Het toepassen van buitengevelisolatie leidt tot een vervlakking van het straatbeeld door een verlies aan detaillering. Om een verarming van het materiaal tegen te gaan, wordt er bij een gunstig advies opgelegd dat bestaande elementen in natuursteen (raamdorpel, plint, deksteen…) behouden blijven of worden vervangen door nieuwe elementen in natuursteen.
De uitstekende delen van een gevel (plint, raamdorpel, kroonlijst, …) zorgen voor een detaillering van de gevel. Daarnaast hebben deze details ook een functie. Zo beschermt de plint tegen beschadigingen, vervuiling, ...
Indien er voor het uitvoeren van de werken een plint aanwezig is, moet deze behouden blijven. Dit kan door de bestaande plint naar voren te plaatsen (en er achter isolatie aan te brengen) of de bestaande plint te vervangen door een nieuwe plint.
Bij materialen die schadegevoelig zijn zoals bijvoorbeeld pleisterwerk of sommige plaatmaterialen, kan het aan te bevelen zijn om een plint te plaatsen, ook al is deze niet aanwezig in de bestaande toestand.
Wanneer er zich in de bestaande toestand openbare verlichtingsarmaturen (of andere elementen van nutsvoorzieningen) bevinden aan de gevel moeten deze na het uitvoeren van de werken opnieuw gemonteerd worden aan de gevel op een duurzame manier (eventueel met een achterliggende constructie).
Deze elementen moeten te allen tijde kunnen hersteld worden of weggenomen worden. Indien nodig wordt hiervoor contact opgenomen met de dienst openbaar domein.
Bij het plaatsen van buitengevelisolatie dient er aandacht besteed worden aan een aantal voorwaarden in functie van het inpalmen van het openbaar domein.
Wanneer de nieuwe constructie tot op het openbaar domein komt moet er rekening mee worden gehouden dat het voetpad in de toekomst hersteld kan worden zonder dat er aan de voorgevel ingrepen moeten gebeuren. Dit kan door de bestaande stoeptegel voor de werken weg te nemen en na de werken terug te plaatsen.
De inname van het openbaar domein is een dwingend criterium binnen het afwegingskader. Er moet na de werken voldoende ruimte overblijven zodat een vlot voetgangersverkeer mogelijk blijft. Er wordt gestreefd naar een obstakelvrije ruimte van 1,80 meter, waarbij 1,50 meter (exclusief boordsteen) wordt gehanteerd als absoluut minimum.
Zo dient de loopzone van het trottoir obstakelvrij te zijn en minstens 1,50 m breed, zodat twee mensen er comfortabel naast elkaar kunnen lopen en een rolstoelgebruiker er gemakkelijk kan draaien. Deze 1,50 m (exclusief boordsteen) wordt gehanteerd als absoluut minimum. Dit impliceert dat wanneer men zijn buitengevel langs de buitenzijde wenst te isoleren, er voor de aanvang van de werken een minimale obstakelvrije ruimte van 1,64 m (1,50 m obstakelvrije ruimte moet er overblijven na het uitvoeren van de werken over 0,14 m) moet zijn, van aan de rooilijn tot aan de boordsteen.
Gezien deze minimum breedte ter hoogte van gebouw A niet gehaald wordt, is het plaatsen van gevelisolatie niet mogelijk.
Cultuurhistorische aspecten
De centrale en waardevolle schouw die vanaf verschillende plaatsen in Oud-Berchem zichtbaar is, blijft behouden en wordt gerestaureerd. Het kenmerkende industriële karakter blijft maximaal behouden.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Om het ruimtecomfort van een woning te bewaken is het belangrijk dat het aantal slaapkamers in verhouding staat met het aantal beschikbare vierkante meters leefruimte per bewoner. Dit is niet het geval voor alle woongelegenheden in het voorliggend project, waardoor deze woongelegenheden onvoldoende wooncomfort bieden.
Op een oppervlakte kleiner dan 60 m² wordt onvoldoende woonkwaliteit gerealiseerd voor een eenslaapkamerappartement. Deze oppervlakte (vanaf 35 m²) kan hoogstens een studio herbergen.
Op een oppervlakte kleiner dan 80 m² wordt onvoldoende woonkwaliteit gerealiseerd voor een tweeslaapkamerappartement. Deze oppervlakte (vanaf 60 m²) kan hoogstens een eenslaapkamerappartement herbergen.
Op een oppervlakte kleiner dan 110 m² wordt onvoldoende woonkwaliteit gerealiseerd voor een drieslaapkamerappartement. Deze oppervlakte (vanaf 80 m²) kan hoogstens een tweeslaapkamerappartement herbergen.
Op een oppervlakte kleiner dan 130 m² wordt onvoldoende woonkwaliteit gerealiseerd voor een vierslaapkamerappartement. Deze oppervlakte (vanaf 110 m²) kan hoogstens een drieslaapkamerappartement herbergen.
Gelet echter op de aanwezigheid van collectieve voorzieningen in het project en een ambitieuze ontpitting van het perceel kan een afwijking tot 15% gunstig geëvalueerd worden voor alle woongelegenheden uitgezonderd de studio’s.
Omwille van het groene karakter van het binnengebied werd een advies van de stedelijke dienst Groen en Begraafplaatsen gevraagd. Hieruit volgde een voorwaardelijk gunstig advies: “De ondergrond en de grondbewerkingen in de tuin moeten op zodanige wijze uitgevoerd worden zodat de bomen optimale groeikansen krijgen om het gewenste resultaat te behalen.”
Het overleven van de groenmassa is cruciaal voor de succes van het project. De voorwaarden van de dienst Groen en Begraafplaatsen met betrekking tot de optimale groeikansen worden integraal overgenomen als voorwaarden van de vergunning.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 99 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding met 79 wooneenheden en de uitbreiding met 468 m² kantoorruimte 21 appartementen < 60 m² met parkeernorm 1.05 : 21 x 1.05 = 22,05 33 appartementen tussen 60 m² en 90 m² met parkeernorm 1.2 : 33 x 1.2 = 39,6 25 appartementen > 90 m² met parkeernorm 1.35 : 25 x 1.35 = 33,75 468 m² kantoren in stationsomgeving met parkeernorm 0.8/100 m² : 468 m² x 0,8/100 m² = 3,75 afgerond 4 De parkeerbehoefte voor het woongedeelte = 95 De parkeerbehoefte voor het kantoorgedeelte = 4 Er verdwijnen door de verbouwing een onbekend aantal parkeerplaatsen. Deze dienen worden bijgeteld bij de parkeerbehoefte. Bestaande parkeerplaatsen moeten maximaal behouden worden. De werkelijke parkeerbehoefte is 99.
|
De plannen voorzien in 78 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 78
Er wordt een ondergrondse parking voorzien die zich maximaal onder het nieuwbouwvolume bevindt (twee bouwlagen) en gedeeltelijk onder de groene tuinzone (een bouwlaag). Het verder uitbreiden van de ondergrondse parking zou het groene karakter van het binnengebied schaden of leiden tot een derde ondergrondse verdieping die niet in verhouding staat tot de rest van het project.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 21.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 21. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.
De berekende parkeerbehoefte van het nieuwe project kan verminderd worden met het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein. Dit op voorwaarde dat realisatie niet mogelijk is.
De bouwheer geeft aan dat het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein 35. Dit getal werd berekend op de bestaande woningen die verdwijnen. Er werd echter geen rekening gehouden met de bestaande parkeerplaatsen op de projectsite die verdwijnen. Er kan voorlopig dus geen bijstelling berekend worden vermits er geen informatie is met betrekking tot de bestaande parkeerplaatsen die verdwijnen.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 21 plaatsen.
|
Ontsluiting/bereikbaarheid: Vermits de breedte van de toegangshelling voor wagens slechts 3 m is, dient er een verkeerslichtensysteem voorzien te worden. Op die manier worden conflicten tussen uitrijdend en inrijdend verkeer voorkomen. Inrijdend verkeer dient prioriteit te krijgen om verkeersopstoppingen op de straat te voorkomen.
Fietsvoorzieningen: Voor dit project dienen er 223 overdekte en afsluitbare fietsstalplaatsen voorzien te worden. (223=(46*(1+1)+(15*(2+1))+(14*(3+1))+(6*(4+1)). In de plannen werden er 271 fietsstalplaatsen ingetekend op verschillende locaties binnen het bouwblok.
Er dienen voldoende elektrische laadpunten voorzien te worden.
Ook dient er voldoende ruimte voorzien te worden voor niet-standaard fietsen zoals cargofietsen en fietskarren.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
In het voorliggende project worden op de site van de voormalige industriële wasserij Goossens en carrosserie Ludikhuyze 91 woningen en twee kantoorruimtes gepland. In twee ondergrondse bouwlagen wordt een parkeergarage voor 78 auto’s voorzien.
De ingedeelde inrichtingen of activiteiten hebben betrekking op de verwarming en koeling van de gebouwen en de stroomvoorziening.
Een nieuwe transformatorcabine van 630 kVA zal zorgen voor de gewenste stroomsterkte en worden voorzien in blok D, kant Ferdinand Coosemansstraat.
Blok A, B en C-F worden verwarmd met een combinatie van klassieke individuele gasgestookte installaties met gecentraliseerde stookinstallaties. De uitstoot van de rookgassen wordt maximaal per blok gegroepeerd. In totaal wordt een vermogen van 700 kW gevraagd. Blok D-E wordt uitgerust met een warmtepomp.
BEO-veld
Voor de warmtevraag voor de ruimtes in blok D-E wordt onder dit gebouw een Boorgat Energie Opslag-veld (BEO-veld) aangelegd. Hiervoor worden 20 gesloten geothermische boringen uitgevoerd voor het plaatsen van de U-vormige leidingen naar de ondergrond. De boringen zullen tot op 145 m-mv uitgevoerd worden, minder diep dan het dieptecriterium van 150 m-mv. Als warmtemiddel wordt een water-glycolmengsel gebruikt. De warmte wordt onttrokken in de warmtepomp via twee compressoren van 50 kW, waarmee een thermisch vermogen van 200 kW wordt beoogd. Het circuit is uitgerust met drukmeters die een lek zullen opsporen en signaleren.
Het lozen van 6.000 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater werd eveneens aangevraagd. Uit de aanvraag blijkt dat het gaat om afvalwater afkomstig van woningen. Het lozen hiervan is vrijgesteld van vergunningsplicht. Er wordt geen akte van genomen.
Bodemsaneringsproject
Als gevolg van de decennialange exploitatie van een wasserij, zijn in het projectgebied verschillende verontreinigingskernen ontstaan. Na een reeks bodemonderzoeken werd in de periode tussen juli 2010 en juni 2012 op vraag van Vlabotex vzw een eerste gefaseerd beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd, dat in 2015 werd gefinaliseerd. Op 22 december 2015 werd het beschrijvend bodemonderzoek ‘Gefaseerd beschrijvend bodemonderzoek, Kernzone VOCl, Voormalige Wasserij Goosens – Vlabotex nr. 0316’ door de OVAM conform verklaard. Op basis hiervan werd het ‘Eerste gefaseerde bodemsaneringsproject – deel bronzone van de kernzone, voormalige Wasserij Goossens, F. Coosemansstraat 150 te Berchem’ (verder BSP) ingediend, dat de OVAM op 18 april 2018 conform verklaarde. Het BSP is opgemaakt voor de sanering van een deel van de verontreinigingskern en is op dit moment nog in uitvoering. De opvolging hiervan gebeurt door de OVAM.
De afbraak van de bestaande gebouwen en het geplande project brengen drastische ingrepen in de ondergrond met zich mee. Bij het uitgraven van de bouwput zal niet alleen verontreinigde grond afgevoerd moeten worden, maar zal naar alle waarschijnlijkheid een grondwaterwinning gebeuren om de grondwatertafel te verlagen. De voorziene handelingen zullen een effect hebben op de verspreiding van de verontreiniging in de ondergrond en dus op het lopende en de geplande bodemsaneringsprojecten. Voor de start van de grondwerken en de opstart van een bemaling dient nauw overleg plaats te vinden met de OVAM, de begeleidende bodemsaneringsdeskundige en de bouwheer over de lopende en geplande bodemsaneringen en eventuele randvoorwaarden, veiligheidsmaatregelen en gebruiksbeperkingen die moeten in acht genomen worden. De grondwaterwinning en de lozing van het verontreinigde opgepompte grondwater zullen onderwerp moeten uitmaken van een nieuwe omgevingsvergunningsaanvraag.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. het advies van Aquafin na te leven;
3. het advies van Fluvius na te leven;
4. het project moet voldoen aan de verordening toegankelijkheid, meer bepaald dient ervoor gezorgd te worden dat het project voldoet aan artikel 19 met betrekking tot hellingen, artikel 21 met betrekking tot verticale plateauliften, artikel 24 met betrekking tot draairuimte, artikel 25 meter betrekking tot de vrij en vlakke wan- en vloerbreedte naast de deur en artikel 30 met betrekking tot afmetingen van sanitaire cellen;
5. met uitzondering van afsluiting op de perceelgrens met Bindstraat 24, moeten alle tuinafsluitingen beperkt blijven tot een maximale hoogte van 2,6 meter;
6. de afvalberging van het cohousingproject mag niet hoger komen dan 2,6 meter;
7. de tuinafsluiting op de perceelgrens met Bindstraat 24, moet voorzien worden met een hoogte van 3,0 meter;
8. alle verblijfsruimtes moeten over een minimale vrije hoogte van 2,6 meter beschikken, conform artikel 21 van de bouwcode;
9. afvalverzameling:
- Blok A: er moet een aparte afvalberging voorzien worden;
- Blok B: er moet voor de woonentiteiten een afvalberging van 5 m² voorzien worden en voor de commerciële ruimte een afzonderlijke afvalberging van 4 m² voorzien worden;
- Blok C: er moet voor de woonentiteiten een afvalberging van 5 m² voorzien worden en voor de commerciële ruimte een afzonderlijke afvalberging van 4 m² voorzien worden;
- Blok DE: er moet een afvalberging voorzien worden van minimaal 14 m²;
10. mobiliteit:
- er dient een verkeerslichtengeregelde toegang tot de parkeergarage voorzien te worden. Inrijdend verkeer dient prioriteit te krijgen om verkeersopstoppingen langs de straatkant te vermijden;
- per 10 autostalplaatsen dient er telkens één elektriciteitsvoorziening voorzien te worden ten behoeve van elektrische oplaadpunten voor wagens;
- er dienen voldoende elektrische laadpunten voor fietsen voorzien te worden;
- er dient voldoende ruimte voorzien te worden voor niet-standaard fietsen;
11. archeologie:
- de bouwheer voert het programma van maatregelen verplicht uit zoals opgenomen in de archeologienota waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/15193). Het programma van maatregelen schrijft een verplichte landschappelijke mechanische boorcampagne uit, nadien mogelijk gevolgd door een proefsleuvenonderzoek. Nadien schrijft de erkende archeoloog een nieuwe nota, ook het daaruit voorvloeiende programma van maatregelen dient verplicht te worden uitgevoerd;
- de bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst Archeologie (archeologie@antwerpen.be);
- de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;
12. groen:
- voor de bomen in verharding moet voldoende ondergrondse ruimte voorzien worden door middel van ondergrondse groeiconstructies;
- bij nieuwe grasvlakten of plantsoenen met bomen dient de grondbewerking van de gehele grasvlakte of het gehele plantsoen uitgevoerd te worden in functie van boomgroei, tot maximaal 200 m² per boom.
- indien de bestaande grond niet of minder geschikt is voor boomgroei dient deze geheel of gedeeltelijk vervangen te worden door teelaarde. De bodem moet daarbij tot minstens – 100 cm onder het maaiveld worden losgewerkt. De niet bruikbare grond of het slechtste gedeelte van de niet bruikbare grond moet verwijderd worden en vervangen worden door een laag teelaarde van minstens 60 cm dikte met daarbovenop een laag compost van 5 cm dikte.
- indien de bestaande grond geschikt is qua samenstelling, maar enkel verdicht is, moet deze losgewerkt worden door middel van diepspitten tot op -100 cm diepte. Na het losmaken van grond, al dan niet in combinatie met aanvullen met teelaarde, dient de grond gevrijwaard te blijven van verdichting tot op het moment van de oplevering van de werken;
13. blok DE moet over een apart stooklokaal beschikken, conform artikel 37 van de bouwcode;
14. groendaken:
- de daken van blokken A en B moeten voorzien worden als groendak, conform artikel 38 van de bouwcode;
- het dak van het cohousingproject te voorzien als klimaat robuust groendak dat toegankelijk wordt voorzien op minstens 2 m van alle dakranden;
15. het terras van woongelegenheid E3.06 te beperken tot 2 m diepte;
16. volgende woonentiteiten moeten samengevoegd worden:
- Blok A: de woonentiteiten van het gebouw ‘blok A’ moeten samengevoegd worden tot 5 woonentiteiten;
- Blok C: de studio’s kleiner dan 35 m² netto-vloeroppervlakte verblijfsruimte moeten bij een aanpalende woonentiteit gevoegd worden tot een voldoende kwalitatief groot appartement;
- Blok D: de woonentiteiten van het gebouw ‘blok D’ moeten samengevoegd worden tot 12 woonentiteiten;
- ook na het samenvoegen van de woonentiteiten moet minimaal 20% als bescheiden woonaanbod voorzien worden;
17. alle woongelegenheden als volgt te voorzien:
- op een netto-vloeroppervlakte verblijfsruimten vanaf 35 m² en kleiner dan 51 m² hoogstens een studio te voorzien;
- op een netto-oppervlakte vanaf 51 m² en kleiner dan 68 m² hoogstens een één-slaapkamerappartement te voorzien;
- op een netto-oppervlakte vanaf 68 m² en kleiner dan 93,5 m² hoogstens een twee-slaapkamerappartement te voorzien;
- op een netto-oppervlakte vanaf 93,5 m² en kleiner dan 110,50 m² hoogstens een drie-slaapkamerappartement te voorzien;
18. het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 meter ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, te voorzien van:
- een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed voorzien tussen het groendak en de scheidingswand;
19. na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Uitsluitingen
20. de serreconstructie op het dak van het cohousingproject;
21. de buitengevelisolatie van gebouw A.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
De verwachte risico’s en effecten voor mens en milieu als gevolg van het gevraagde project zijn beperkt. Bij de uitvoering van de werken dient rekening gehouden te worden met de aanwezige grond- en grondwaterverontreiniging en de lopende bodemsaneringsprojecten. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.2.2.a | het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | zonder voorwerp |
12.2.1 | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 630 kVA |
16.3.2.a | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 190 kW |
43.1.1.b | het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas; | 700 kW |
55.1.1 | verticale boringen tot en met een diepte van het dieptecriterium. | 20 gesloten boringen, < 145 m (boven dieptecriterium) |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | Voor de start van de grondwerken en de opstart van een bemaling, dient nauw overleg plaats te vinden met de OVAM, de begeleidende bodemsaneringsdeskundige en de bouwheer over de lopende en geplande bodemsaneringen en eventuele randvoorwaarden, veiligheidsmaatregelen en gebruiksbeperkingen die moeten in acht genomen worden. |
Lasten
Artikel 75 van het Omgevingsvergunningendecreet bepaalt dat de vergunningverlener lasten bij vergunningen kan opleggen.
De last kan de vorm aannemen van een louter financiële last of een realisatie in natura door de ontwikkelaar. In elk geval kan ingespeeld worden op maatschappelijke noden en behoeften op buurt- en wijkniveau. Het is aan de vergunningverlenende overheid om te bepalen of een louter financiële last aan de ontwikkelaar wordt opgelegd of een realisatie in natura door de ontwikkelaar wordt geëist. De inkomsten voor de stad van lasten moeten vanuit de regelgeving een expliciete bestemming krijgen met een link in de nabijheid van het project. Bij beslissing van de lasten moet dit meteen vastgelegd worden. Het kaderbesluit van 9 maart 2018 (jaarnummer 2203) legde de principes voor de lasten vast.
Het college gaf in zitting van 3 juli 2020 (jaarnummer 5820) opdracht aan de onderhandelaar van de stedelijke administratie om onderhandelingen te voeren omtrent het concrete dossier.
Het college beslist in zitting van 20 november 2020 tot het sluiten van een overeenkomst over de stedenbouwkundige ontwikkelingskosten waarmee Groep Goossens NV ingestemd heeft. De lasten worden geregeld in dat besluit.
Standpunt college
Het college sluit zich gedeeltelijk aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Bij de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening wordt ook de BGO Wonen betrokken (de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019).
De omgevingsambtenaar stelt in zijn verslag: Het volledige project voorziet in een mix van verschillende woonvormen. Dit moet echter op gebouwniveau bekeken worden.
Het college onderschrijft deze benadering van de BGO in zijn algemeenheid; het gros van omgevingsaanvragen in stedelijke context bestaat uit individuele percelen en gebouwen in buurten die een grote typologische verscheidenheid kunnen hebben. De noden en tekorten in het woningaanbod, het eventuele overaanbod, zijn quasi onmogelijk in kaart te brengen per buurt of wijk. Het realiseren van een gezonde woningmix (in termen van woonoppervlakte) kan derhalve best bewaakt worden per gebouwaanvraag.
In dit geval echter is het college van mening dat de BGO mag betrokken worden op het geheel van de aanvraag, zoals hieronder verder wordt gemotiveerd:
Daarenboven kwam dit project als geheel tot stand in grondig overleg met de stadsdiensten.
Het is dus bedoeld, ontworpen en zal ook uitgevoerd worden als een totaalproject.
Met betrekking tot de woningmix, is de gemiddelde NVO van alle wooneenheden binnen het projectgebied gelijk aan 80,6 m².
Echter mag men het bescheiden woonaanbod buiten beschouwing laten, het gemiddelde zal dan nog toenemen.
Bovendien worden er afwijkingen gemotiveerd en toegestaan op de minimale vloeroppervlakte van een woning. In dat geval wordt bij de berekening van de gemiddelde vloeroppervlakte deze afwijking in rekening gebracht voor de berekening van een gewogen gemiddelde <80m².
Men wijkt echter niet af van de BGO op dit punt indien het gemiddelde genomen wordt over het geheel van het project.
Met betrekking tot het bescheiden woonaanbod;
Het grond- en pandendecreet is op het geheel van de aanvraag van toepassing.
Ook hieruit blijkt dat het zinvol is om het project als een geheel te benaderen. Het is bovendien wenselijk om het bescheiden aandeel typologisch sterkt te verweven met het resterende woningaanbod.
Er zijn 18 bescheiden woningen te realiseren, er zijn echter meer dan 18 units die hiervoor in aanmerking komen, zoals blijkt uit de toegevoegde dossierstukken.
Het college merkt echter op dat de BGO niet wordt betrokken op deze woningen, waardoor een aantal van de opgelegde voorwaarden met betrekking tot minimale oppervlaktenormen kunnen geschrapt worden. Deze worden dan wel als bescheiden woningen beschouwd, ook voor eventuele toekomstige bouwaanvragen.
Met betrekking tot het voorzien van voldoende parkeerplaatsen, conform art. 30 van de bouwcode stelt het college vast dat er 21 ontbrekende plaatsen zijn. Dit is niet aanvaardbaar, gelet op de grootte van het terrein moet het mogelijk zijn alle plaatsen op eigen terrein te realiseren. De meest logische locatie is onder gebouw B, waarbij de toegang kan worden voorzien via een autolift in de eikelstraat. Dit gebouw heeft een parkeerbehoefte die iets groter is dan het aantal ontbrekende plaatsen. Gebouw B zal worden uitgesloten uit de huidige vergunning, en kan opnieuw worden aangevraagd met aangepaste parkeervoorziening.
De parkeerparagraaf wordt dan in essentie:
Voorliggende aanvraag genereert een parkeerbehoefte van 99 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding met 79 wooneenheden en de uitbreiding met 468 m² kantoorruimte
De parkeerbehoefte voor het woongedeelte = 95
De parkeerbehoefte voor het kantoorgedeelte = 4
De plannen voorzien in 78 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 78.
Het bijgestelde aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 21.
Dit is niet aanvaardbaar Gebouw B zal worden uitgesloten van vergunning, waardoor de effectief vergunde en dus werkelijke parkeerbehoefte lager is dan 78.
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus niet van toepassing.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 22 mei 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 22 juni 2020 |
Start 1e openbaar onderzoek | 1 juli 2020 |
Einde 1e openbaar onderzoek | 30 juli 2020 |
Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag | 8 september 2020 |
Start laatste openbaar onderzoek | 18 september 2020 |
Einde laatste openbaar onderzoek | 17 oktober 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 2 december 2020 |
Verslag GOA | 12 november 2020 |
naam GOA | Wim Van Roosendael en Bieke Geypens |
Wijzigingsverzoeken
De aanvrager heeft een of meerdere verzoeken ingediend om zijn oorspronkelijke dossier te wijzigen.
Minstens een van die verzoeken werd aanvaard, waardoor de aanvaarde wijzigingen mee beoordeeld worden.
De aanvaarde wijzigingen zijn zodanig dat er een nieuw openbaar onderzoek werd gehouden en eventuele adviezen opnieuw werden gevraagd.
De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
1 juli 2020 | 30 juli 2020 | 4 | 0 | 1 | 7 |
18 september 2020 | 17 oktober 2020 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Bespreking van de bezwaren
Bezwaren uit vorige openbare onderzoeken over de aanvraag, die nog relevant zijn, worden hier ook besproken.
1. Bestaande toestand (gebouwen): De opmerking dat de bestaande industriële panden van de vroegere Wasserij Goossens niet uitnodigen tot een kwalitatieve bewoning van de straat dat onder andere sluikstorten tot gevolg heeft;
Beoordeling: De bestaande ‘aftakelende’ toestand maakt geen onderdeel uit van de aanvraag. De aanvraag betreft het wijzigen en afbreken van de bestaande industriële panden. Het bezwaar is ongegrond;
2. Bestaande toestand (openbaar domein): De opmerking dat het beheer van het publieke domein (in de Ferdinand Coosemansstraat) door de overheid van ondermaats niveau is wat een ‘aftakeling’ van het straatbeeld tot gevolg heeft;
Beoordeling: De bestaande toestand van het openbaar domein maakt geen onderdeel uit van de aanvraag. Het bezwaar is ongegrond;
3. Verdwijnen bestaande functies: Het bezwaar tegen het verdwijnen van een cultuurhuis en horecagelegenheid;
Beoordeling: In de omgeving zijn andere culturele- en reca-functies aanwezig. Het behoud van het cultuurhuis met horeca kan niet opgelegd worden bij de vergunning. Het bezwaar is ongegrond;
4. Verdichtingsproblematiek (aantal woonentiteiten): Het bezwaar dat het aantal woonentiteiten (91) langsheen de Ferdinand Coosemansstraat en de Eikelstraat te hoog is;
Beoordeling: Indien de volumes en hun bijhorende netto-vloeroppervlakte kenmerkend zijn voor de omgeving én de gemiddelde netto-vloeroppervlakte van alle zelfstandige woningen minimaal 80 m² bedragen, rekening houdend met afwijkingsmogelijkheden (collectieve voorzieningen, planschikking of woningtypologie, ontpitting en groen, contextuele en/of bodemkenmerken,…), dan overschrijdt het aantal woonentiteiten het aanvaardbare niet substantieel. Het bezwaar is deels gegrond;
5. Verdichtingsproblematiek (afvalstromen): Het bezwaar dat het voorzien van 91 nieuwe woonentiteiten een vergrootte afvalstroom met zich meebrengt;
Beoordeling: Eventuele verzadiging van de capaciteit van de vuilnisophaling is niet aangetoond, het bezwaar is gebaseerd op vermoedens die losstaan van de beoordeling van voorliggende aanvraag door de vergunningverlenende overheid. Het bezwaar is ongegrond;
6. Verdichtingsproblematiek (mobiliteitsstromen): Het bezwaar dat het voorzien van 91 nieuwe woonentiteiten een vergrootte mobiliteitsstroom met zich meebrengt;
Beoordeling: De effecten op de omliggende straten door dit project blijven aanvaardbaar voor een stedelijke context. De zaken met betrekking tot de mobiliteit werden beoordeeld door verkeerspolitie en de stedelijke dienst mobiliteit. Vanuit verkeerspolitie volgde geen bezwaar. Vanuit de stedelijke dienst mobiliteit volgde een voorwaardelijk gunstig advies. Het bezwaar is deels gegrond, de voorwaarden van de dienst mobiliteit zullen integraal deel uitmaken van de vergunning;
7. Verdichtingsproblematiek (beleidsvisie verdichten): Het bezwaar tegen de visie van Stad Antwerpen om te blijven verdichten;
Beoordeling: De beleidsvisies van Stad Antwerpen maken geen onderdeel uit van de aanvraag. Het bezwaar is ongegrond;
8. Verdichtingsproblematiek (project Eurosweets): De opmerking dat er in de Eikelstraat een ander project zal komen met 35 woonentiteiten, wat samen met de ontwikkeling van de site Wasserij Goossens een totaal van 126 nieuwe woonentiteiten in de buurt geeft;
Beoordeling: De herontwikkeling van de vroegere gebouwen van Eurosweets in de Eikelstraat maakt geen onderdeel uit van voorliggende aanvraag. Bijkomend moet gesteld worden dat dit speculatief is. Op dit moment is geen aanvraag tot omgevingsvergunning met 35 woonentiteiten op deze site ingediend of vergund. Het bezwaar is ongegrond;
9. Woonmix: Het bezwaar dat de woonentiteiten met kleine netto-vloeroppervlakte voornamelijk geconcentreerd zitten in blokken A, D en E;
Beoordeling: De verwevenheid van functies is een essentieel kenmerk van een binnenstedelijk gebied. Maar een te grote mix van verschillende functies of een te grote concentratie van één bepaalde functie kan tevens voor conflicten en overlast zorgen. Voorbeelden van overlast hierbij zijn geluidsproductie, parkeerdruk, mobiliteitsgeneratie, laden en lossen, dag- of nachtactiviteiten. Ook is er een verschil tussen typologieën die niet via de functiebeperkingen kunnen opgevangen worden. De impact van een appartementsgebouw is bijvoorbeeld heel anders dan dat van een rijhuis voor één gezin. De typologie en schaal kunnen overlast genereren door middel van concentraties.
Om een mix op vlak van stedenbouwkundige, maatschappelijke en woonkwaliteitseisen te garanderen is het noodzakelijk de juiste verhoudingen te zoeken tussen verschillende woningtypes enerzijds en de juiste oppervlakteverhoudingen tussen de functies binnen deze woningen anderzijds. Om de kwaliteit van een appartementsblok te garanderen dient er een mix van verschillende slaapkamerappartementen te zijn.
Een gemiddelde netto-vloeroppervlakte van alle zelfstandige woningen van minimaal 80 m² (rekening houdend met afwijkingsmogelijkheden) vormt een aanvaardbare mix.
Dit wil zeggen dat niet enkel het project over een voldoende woningmix voorzien, maar ook de afzonderlijke gebouwen. Blok A beschikt slechts over een gemiddeld netto-vloeroppervlakte van 53 m². Blok D beschikt slechts over een gemiddeld netto-vloeroppervlakte van 61,6 m². Bij zowel blok A als blok D is niet te spreken van een voldoende kwalitatieve mix aan woningtypes. Blok E voldoet hier wel aan (gemiddeld 97 m²). Het bezwaar is deels gegrond. Zowel in gebouw A als in gebouw D moeten voldoende grote woonentiteiten voorzien worden;
10. Huurwoningen (eigendomstructuur): Het bezwaar dat het project een hoog aantal aan kleinere entiteiten als gevolg zal hebben dat een groot deel van de entiteiten als opbrengsteigendommen verhuurd zullen worden, wat overlast met zich meebrengt (mindere betrokkenheid en verloedering van de panden);
Beoordeling: De eigendomsstructuur van de entiteiten en eventuele overlast is louter hypothetisch en niet omgevingskundig van aard. Het bezwaar is ongegrond;
11. Huurwoningen (gebruik): Het bezwaar dat kleine huurwoningen veelal door meer personen gebruikt worden om de huurkosten te drukken;
Beoordeling: Het gebruik van de entiteiten door meerdere rechtspersonen die geen gezin vormen is louter hypothetisch en maakt geen onderdeel uit van de beoordeling van een aanvraag tot omgevingsvergunning. Het bezwaar is ongegrond;
12. Bouwhoogte (harmonie): Het bezwaar dat de gebouwen hoger zijn dan de bestaande woningen in de straat en dat het continu voorzien van vier bouwlagen een monotoon beeld geeft;
Beoordeling: Het kan kloppen dat de voorziene gebouwen (deels) hoger zijn dan de gebouwen die worden afgebroken. Op basis van het bezwaar kan echter niet geoordeeld worden dat de voorziene hoogte niet kenmerkend is in de wijk.
Zowel door het gevelontwerp, materiaalgebruik en onderverdeling in de verschillende blokken, wordt een monotoon doorlopend geheel voorkomen. Het project is op vlak van schaal en gevelbeeld inpasbaar binnen de omgeving. Het bezwaar is ongegrond;
13. Bouwhoogte (straatprofiel): Het bezwaar dat de gevels een hoogte hebben van circa 13,5 meter en de Ferdinand Coosemansstraat en de Eikelstraat slechts over een breedte van 9 meter beschikken en het bezwaar dat dit het ruimtegevoel van de straat aantast;
Beoordeling: Het kan kloppen dat de voorziene gebouwen (deels) hoger zijn dan de gebouwen die worden afgebroken én dat deze een verandering in het ‘ruimtegevoel’ met zich meebrengen. Op basis van het bezwaar kan echter niet geoordeeld worden dat de voorziene hoogte niet kenmerkend is in de wijk.
Door het gebruik van verschillende volumes en het gebruik van verticale en horizontale geveldetails en ritmering wordt voldoende rekening gehouden met de schaal van de bestaande omgeving. Het bezwaar is ongegrond;
14. Bouwhoogte (daglichttoetreding): Het bezwaar dat de bouwhoogte de daglichttoetreding van het voetpad van de Ferdinand Coosemansstraat en de woningen aan de overzijde van de Ferdinand Coosemansstraat hindert;
Beoordeling: Het project bevindt zich aan de noordzijde van de Ferdinand Coossemansstraat. De rechtstreekse daglicht dat afgenomen zou worden van het voetpad en de woningen aan de overzijde van de straat zal dus beperkt blijven. Het bezwaar is ongegrond;
15. Bouwhoogte (warmteverlies): Het bezwaar dat de bouwhoogte de zonnewarmte van de aanpalende woningen en de woningen aan de overzijde van de Ferdinand Coosemansstraat afneemt, wat een hogere energiefactuur zal opleveren;
Beoordeling: Er is geen sluitend verband aangetoond tussen de eventuele beperkte wegname van het rechtstreekse zonlicht en de financiële gevolgen. De bouwhoogte in voorliggend project is kenmerkend is in de wijk. Het bezwaar is ongegrond;
16. Bouwhoogte (dakterras): Het bezwaar tegen het dakterras met serre en pluktuin, wat in feite als vijfde bouwlaag beoordeeld moet worden op vlak van harmonie en uitzichten;
Beoordeling: Het klopt dat vijf bouwlagen niet kenmerkend is in de wijk. Kenmerkend voor de daken op deze hoogte zijn platte daken zonder terras en zonder bijkomend volume.
Bijkomend levert deze hoge en intensieve daktuin een onaanvaardbare privacy-hinder op voor de omliggende woonentiteiten en de twee overblijvende eengezinswoningen langs de Ferdinand Coosemansstraat.
Daarenboven is de serreconstructie niet opgetekend op de gevelplannen of sneden, waardoor het aangevraagde hieromtrent onduidelijk is en bijgevolg dus ook een gegronde evaluatie niet mogelijk is. Het bezwaar is gegrond.
Voorliggende transformatie van het platte dak is wel aanvaardbaar op voorwaarde dat de serre wordt uitgesloten én het dak volledig wordt voorzien als klimaat robuust dak dat slechts toegankelijk wordt voorzien op minstens 2m van alle dakranden wat tevens een positief effect heeft op de visueel-vormelijke elementen van het dak.
17. Bouwdiepte: Het bezwaar tegen de nieuwbouwdiepte van 15 tot 16 meter, die niet kenmerkend is in deze omgeving;
Beoordeling: In het binnengebied komt een grote verscheidenheid van bouwdieptes voor. De nieuwbouwvolumes zijn in harmonie met de bestaande hoofdvolumes van de wasserij en garage. De aansluiting naar de aanpalende woningen dient echter voldoende kwalitatief te gebeuren. Het bezwaar is deels gegrond. De aansluiting wordt ten opzichte van iedere aanpalende woning afzonderlijk beoordeeld;
18. Aansluiting bouwvolume (Blok D-E): Blok D-E komt twee verdiepingen hoger dan de rechts aanpalende eengezinswoning, en het nieuwbouwvolume steekt rechts achteraan de tweede verdieping uit boven de bestaande scheidingsmuur;
Beoordeling: Het klopt dat het voorziene gebouw D-E hoger is dan het aanpalende gebouw rechts. Op basis van het bezwaar kan echter niet geoordeeld worden dat de voorziene hoogte niet kenmerkend is in de wijk.
Het volume ‘steekt’ inderdaad rechts achteraan de tweede verdieping uit boven de bestaande scheidingsmuur. Deze bouwdiepte op deze hoogte is echter in grootte orde kenmerkend voor de kenmerkende laat 19de -eeuwse/ vroeg 20ste -eeuwse panden met een entresolvolume.
Deze hoogte en diepte heeft geen onaanvaardbare negatieve impact op de daglichttoetreding van de rechterbuur, noch brengt het de bewoonbaarheid van het pand in het gedrang. Het bezwaar is ongegrond.
19. Aansluiting bouwvolume (Blok F): Blok F komt twee verdiepingen hoger dan de links aanpalende eengezinswoning, en het nieuwbouwvolume steekt achteraan ter hoogte van de perceelsgrenzen voorbij het hoofdvolume van de aanpalende woningen;
Beoordeling: Het klopt dat het voorziene gebouw F hoger is dan het aanpalende gebouw links. Op basis van het bezwaar kan echter niet geoordeeld worden dat de voorziene hoogte niet kenmerkend is in de wijk.
Het volume ‘steekt’ inderdaad links achteraan uit boven de bestaande scheidingsmuur. Deze bouwdiepte op deze hoogte is echter in grootte orde kenmerkend voor de kenmerkende laat 19de -eeuwse/ vroeg 20ste -eeuwse panden.
Deze hoogte en diepte heeft geen onaanvaardbare negatieve impact op de daglichttoetreding van de linkerbuur, noch brengt het de bewoonbaarheid van het pand in het gedrang. Het bezwaar is gegrond.
20. Aansluiting tuinmuur: De bezwaarindiener meldt dat de hoge schieidingsmuur/tuinmuur rondom de eengezinswoningen te Ferdinand Coosemansstraat 158-160 de bezonning van de tuinen hindert;
Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De tuinmuren rondom de tuinen van Ferdinand Coosemansstraat en de scheidingsmuur van de aanpalende afvalberging moeten verlaagd worden tot maximaal 2,6 meter hoogte;
21. Afbraak muur ketelhuis: Het bezwaar dat de toestand van de verlaagde scheidingsmuur tot tuinmuur op de perceelsgrens met de eengezinswoning te Bindstraat 24 onvoldoende duidelijk is;
Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. Rechts achteraan het perceel te Bindstraat 24 werd een bouwvolume vergund met een hoogte tot drie meter. Het dragende deel van de scheidingsmuur achteraan het perceel te Bindstraat 24 mag niet verlaagd worden onder een hoogte van 3 meter;
22. Verlies van privacy (1): Het bezwaar tegen inkijk specifiek door de woonentiteiten aan de straatzijde van de Ferdinand Coosemansstraat;
Beoordeling: Het kan kloppen dat de voorziene gebouwen (deels) hoger zijn dan de gebouwen die worden afgebroken. Op basis van het bezwaar kan echter niet geoordeeld worden dat de voorziene hoogte niet kenmerkend is in de wijk.
Ook de voorziene graad van openheid van de gevels is kenmerkend. Bijgevolg is van overdreven en onverwachte inkijk geen sprake. Het bezwaar is ongegrond;
23. Verlies van privacy (2): Het bezwaar tegen inkijk specifiek door de woonentiteit E3.06 naar de eigendom van de rechts aanpalende eengezinswoningen;
Beoordeling: Het klopt dat door de voorzien verhouding van diepte van het terras en afstand tot de perceelsgrens de privacy van de aanpalenden onaanvaardbaar wordt geschonden. Het terras dient beperkt te worden tot een diepte van 2m. Het bezwaar is gegrond;
24. Verlies van privacy (3): Het bezwaar tegen inkijk specifiek bij de tuinen van de eengezinswoningen langs de Bindstraat;
Beoordeling: Het kan kloppen dat de voorziene gebouwen (deels) hoger zijn dan de gebouwen die worden afgebroken. Op basis van het bezwaar kan echter niet geoordeeld worden dat de voorziene hoogte niet kenmerkend is in de wijk.
Ook de voorziene graad van openheid van de gevels is kenmerkend. Bijgevolg is van overdreven of onverwachte inkijk geen sprake. Het bezwaar is ongegrond;
25. Geluidsoverlast vanaf terrassen: het bezwaar tegen geluidsoverlast vanaf de geplande terrassen;
Beoordeling: Het bezwaar omtrent geluidsoverlast betreft niet aantoonbare, subjectieve elementen die niet mee in afweging kan worden genomen bij de beoordeling van voorliggend project. Het gebruik van de terrassen is inherent aan het wonen in een stedelijke omgeving. Een normaal gebruik van een terras, hoeft een goed nabuurschap niet in de weg te staan. Het bezwaar is ongegrond;
26. Geurhinder afvalberging: het bezwaar tegen geurhinder vanaf de afvalberging van het cohousingproject;
Beoordeling: Het bezwaar omtrent geuroverlast betreft niet aantoonbare, subjectieve elementen die niet van omgevingskundige aard zijn en die bijgevolg niet mee in afweging kan worden genomen bij de beoordeling van voorliggend project. Een normaal gebruik van de afvalberging, hoeft een goed nabuurschap niet in de weg te staan. Het bezwaar is ongegrond;
27. Verlies van open karakter: Het bezwaar dat het project het open karakter vanaf de eengezinswoningen te Ferdinand Coosemansstraat 158-160 verhindert en dat de tuin optisch sterk zal verkleinen;
Beoordeling: Het klopt dat de voorziene gebouw hoger zijn dan het aanpalende gebouw. Op basis van het bezwaar kan echter niet geoordeeld worden dat de voorziene hoogte niet kenmerkend is in de wijk.
Het volume ‘steekt’ inderdaad achteraan op een bepaalde hoogte uit boven de bestaande scheidingsmuur. Deze bouwdiepte op deze hoogte is echter in grootte orde kenmerkend voor de kenmerkende laat 19de -eeuwse/ vroeg 20ste -eeuwse panden (met een entresolvolume).
Deze hoogte en diepte heeft geen onaanvaardbare negatieve impact op de daglichttoetreding van de rechterbuur, noch brengt het de bewoonbaarheid van het pand in het gedrang. Het bezwaar is ongegrond.
28. Onduidelijk statuut open ruimte: De opmerking dat het onvoldoende wordt verduidelijkt of de groene ruimte toegankelijk zal zijn voor de buurt;
Beoordeling: De open ruimte bevindt zich op privatief eigendom en wordt als private open ruimte beoordeeld. Het bezwaar is ongegrond;
29. Poorten binnengebied: De specifieke vraag om geen poorten te voorzien, zodat het binnengebied steeds voor iedereen doorwaadbaar is;
Beoordeling: Het ‘s nachts doorwaadbaar maken van dergelijke binnengebieden zorgt veelal voor conflicten die niet wenselijk zijn aan de binnenzijde van een woonblok. Ook vanuit politie wordt steeds gevraagd de mogelijkheid te voorzien om dergelijke binnengebieden af te kunnen sluiten. De open ruimte bevindt zich op privatief eigendom en wordt als private open ruimte beoordeeld. Het bezwaar is ongegrond;
30. Parkingtoegang langs Ferdinand Coosemansstraat: Het bezwaar tegen de locatie van de parkingtoegang langs de Ferdinand Coosemansstraat in plaats van de Eikelstraat;
Beoordeling: Aangezien aan de kant van de Eikelstraat maximaal ingezet wordt op herbestemming van de bestaande constructies, is het voorzien van een grote ondergrondse parking aan die zijde van het project niet mogelijk. Met betrekking tot de in- en uitrit van de ondergrondse parking volgde een voorwaardelijk gunstig advies van de stedelijke dienst mobiliteit. Het bezwaar is ongegrond;
31. Parkingtoegang tegenover bestaande garagepoort: Het bezwaar dat de locatie van de parkingtoegang verkeersconflicten met de bestaande garagepoort zal opleveren en het voorstel de toegang aan het begin of het einde van het perceel te voorzien;
Beoordeling: De verkeersbewegingen van de garagepoort aan de overzijde van de Ferdinand Coosemansstraat zijn niet van die grootteorde dat een verkeersconflict ontstaat. Door de voorgestelde centrale ligging van de parkinginrit wordt eventuele beperkte hinder door in- en uitrijdende auto’s maximaal tot het eigen perceel beperkt;
32. Versnipperd binnengebied: Het bezwaar dat het open binnengebied versnipperd is en niet voorzien werd als één grote tuin met stevige grasbegroeiing;
Beoordeling: Er werd gekozen het binnengebied in te richten als een opeenvolging van buitenkamers met verschillende karakters en verschillende gradaties inzake privacy. Dit zal de veerkrachtigheid en ruimtelijkheid van het binnengebied versterken. De aangeleverde nota ‘beschrijvende nota omgevingsaanleg’ toont bijkomend een ruime verscheidenheid aan inheemse vegetatie. Het bezwaar is ongegrond;
33. Af te breken schouw: Het bezwaar tegen het behoud van de schouw en het bezwaar tegen eventuele benoeming van de schouw tot erfgoed;
Beoordeling: De schouw betreft een waardevol onderdeel van het industriële karakter van de site en is een waardevol onderdeel van de geschiedenis van de omgeving. De schouw werd niet beschermd, maar beschikt desondanks over een hoge erfgoedwaarde. Het bezwaar is ongegrond. De schouw moet behouden blijven;
34. Te behouden erfgoed: Het bezwaar dat er onvoldoende historisch onderzoek gebeurd is naar de site;
Beoordeling: De site werd niet beschermd, maar beschikt desondanks over een erfgoedwaarde. Het industriële karakter van de site en de waardevolle kenmerken blijven behouden. Ook werd de historische schouw maximaal bewaard en omgevormd als een ankerpunt in de nieuwe open ruimte. Het ontwerp houdt voldoende rekening met de erfgoedwaarde van de site. Het bezwaar is ongegrond;
35. Overlast door de werken: De bezwaren tegen geluidsoverlast, stofhinder, gezondheidshinder, verkeersoverlast en parkeertekort tijdens de uitvoer van de werken;
Beoordeling: De realisatie van elk bouwproject veroorzaakt een zekere overlast naar zijn omgeving. Dit is een noodzakelijk kwaad met een tijdelijke dimensie, die bovendien politioneel is geregeld. Dit aspect vormt geen beletsel om de aanvraag te weigeren. Het bezwaar is ongegrond;
36. Procedure: Het bezwaar dat het eerste openbaar onderzoek plaats vond tijdens de vakantieperiode;
Beoordeling: Het openbaar onderzoek is correct en volgens de geldende wetgeving verlopen. Het feit dat er een hoog aantal bezwaren is binnengekomen toont aan dat de buurtbewoners voldoende de mogelijkheid hebben gekregen om het project in te kijken. Het bezwaar is ongegrond;
37. Geen overlegmomenten: Het bezwaar dat de projectontwikkelaar geen overlegmomenten met de buurt heeft georganiseerd;
Beoordeling: Het organiseren van dergelijk overlegmoment is niet verplicht. Het bezwaar is ongegrond;
38. Eigendom: Het bezwaar dat op de plannen van het kadaster niet duidelijk af te leiden is of de huidige scheidingsmuren correct zijn, meer bepaald met betrekking tot de bestaande schuine muur achteraan de tuin van Ferdinand Coosemansstraat 158;
Beoordeling: Het eigendomsrecht staat los van de beoordeling van het project. Het bezwaar is ongegrond;
39. Waardevermindering eigendom: De realisatie van het project doet de waarde van het de omliggende eigendommen verminderen.
Beoordeling: Het bezwaar is hypothetisch en is geen beoordelingsgrond bij de beoordeling van een aanvraag tot omgevingsvergunning. Het bezwaar is ongegrond;
40. Werken reeds gestart: Een bezwaarindiener meldt dat een deel van de afbraakwerken gestart zijn;
Beoordeling: De bezwaarindiener verduidelijkt niet welke werken al uitgevoerd zouden zijn. Ook werd er geen proces verbaal van een recente bouwovertreding teruggevonden met betrekking tot deze site. Het bezwaar is ongegrond.
Het college sluit zich gedeeltelijk aan bij:
- de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;
- het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. het advies van Aquafin na te leven;
3. het advies van Fluvius na te leven;
4. het project moet voldoen aan de verordening toegankelijkheid, meer bepaald dient ervoor gezorgd te worden dat het project voldoet aan artikel 19 met betrekking tot hellingen, artikel 21 met betrekking tot verticale plateauliften, artikel 24 met betrekking tot draairuimte, artikel 25 meter betrekking tot de vrij en vlakke wan- en vloerbreedte naast de deur en artikel 30 met betrekking tot afmetingen van sanitaire cellen;
5. met uitzondering van afsluiting op de perceelgrens met Bindstraat 24, moeten alle tuinafsluitingen beperkt blijven tot een maximale hoogte van 2,6 meter;
6. de afvalberging van het cohousingproject mag niet hoger komen dan 2,6 meter;
7. de tuinafsluiting op de perceelgrens met Bindstraat 24, moet voorzien worden met een hoogte van 3,0 meter;
8. alle verblijfsruimtes moeten over een minimale vrije hoogte van 2,6 meter beschikken, conform artikel 21 van de bouwcode;
9. afvalverzameling:
- Blok A: er moet een aparte afvalberging voorzien worden;
- Blok B: er moet voor de woonentiteiten een afvalberging van 5 m² voorzien worden en voor de commerciële ruimte een afzonderlijke afvalberging van 4 m² voorzien worden;
- Blok C: er moet voor de woonentiteiten een afvalberging van 5 m² voorzien worden en voor de commerciële ruimte een afzonderlijke afvalberging van 4 m² voorzien worden;
- Blok DE: er moet een afvalberging voorzien worden van minimaal 14 m²;
10. mobiliteit:
- er dient een verkeerslichtengeregelde toegang tot de parkeergarage voorzien te worden. Inrijdend verkeer dient prioriteit te krijgen om verkeersopstoppingen langs de straatkant te vermijden;
- per 10 autostalplaatsen dient er telkens één elektriciteitsvoorziening voorzien te worden ten behoeve van elektrische oplaadpunten voor wagens;
- er dienen voldoende elektrische laadpunten voor fietsen voorzien te worden;
- er dient voldoende ruimte voorzien te worden voor niet-standaard fietsen;
11. archeologie:
- de bouwheer voert het programma van maatregelen verplicht uit zoals opgenomen in de archeologienota waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/15193). Het programma van maatregelen schrijft een verplichte landschappelijke mechanische boorcampagne uit, nadien mogelijk gevolgd door een proefsleuvenonderzoek. Nadien schrijft de erkende archeoloog een nieuwe nota, ook het daaruit voorvloeiende programma van maatregelen dient verplicht te worden uitgevoerd;
- de bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst Archeologie (archeologie@antwerpen.be);
- de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;
12. groen:
- voor de bomen in verharding moet voldoende ondergrondse ruimte voorzien worden door middel van ondergrondse groeiconstructies;
- bij nieuwe grasvlakten of plantsoenen met bomen dient de grondbewerking van de gehele grasvlakte of het gehele plantsoen uitgevoerd te worden in functie van boomgroei, tot max. 200 m² per boom.
- indien de bestaande grond niet of minder geschikt is voor boomgroei dient deze geheel of gedeeltelijk vervangen te worden door teelaarde. De bodem moet daarbij tot minstens – 100 cm onder het maaiveld worden losgewerkt. De niet bruikbare grond of het slechtste gedeelte van de niet bruikbare grond moet verwijderd worden en vervangen worden door een laag teelaarde van minstens 60 cm dikte met daarbovenop een laag compost van 5 cm dikte.
- indien de bestaande grond geschikt is qua samenstelling, maar enkel verdicht is, moet deze losgewerkt worden door middel van diepspitten tot op -100 cm diepte. Na het losmaken van grond, al dan niet in combinatie met aanvullen met teelaarde, dient de grond gevrijwaard te blijven van verdichting tot op het moment van de oplevering van de werken;
13. blok DE moet over een apart stooklokaal beschikken, conform artikel 37 van de bouwcode;
14. groendaken:
- de daken van blokken A en B moeten voorzien worden als groendak, conform artikel 38 van de bouwcode;
- het dak van het cohousingproject te voorzien als klimaat robuust groendak dat toegankelijk wordt voorzien op minstens 2m van alle dakranden;
15. het terras van woongelegenheid E3.06 te beperken tot 2m diepte;
16. het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 meter ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, te voorzien van:
- een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed voorzien tussen het groendak en de scheidingswand;
17. na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Uitsluitingen
18. de serreconstructie op het dak van het cohousingproject;
19. de buitengevelisolatie van gebouw A;
20. gebouw blok B.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | Voor de start van de grondwerken en de opstart van een bemaling, dient nauw overleg plaats te vinden met de OVAM, de begeleidende bodemsaneringsdeskundige en de bouwheer over de lopende en geplande bodemsaneringen en eventuele randvoorwaarden, veiligheidsmaatregelen en gebruiksbeperkingen die moeten in acht genomen worden. |
Brandweervoorwaarden
de brandweervoorwaarden uit het verslag met referentie BW/FPA/2020/G.00266.BE.0008.
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
12.2.1 | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 630 kVA |
16.3.2.a | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 190 kW |
43.1.1.b | het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas; | 700 kW |
55.1.1 | verticale boringen tot en met een diepte van het dieptecriterium | 20 gesloten boringen, < 145 m (boven dieptecriterium) |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur.