Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019138546 |
Gegevens van de aanvrager: |
de heer Chris Van Hese met als adres Carrettestraat 33 te 2170 Merksem (Antwerpen), Gaultier Deconinck met als adres Maria-Theresiastraat 34A te 3000 Leuven, mevrouw Lieze Vanbriel met als adres Maria-Theresiastraat 34A te 3000 Leuven, Pierre Neefs met als adres Carrettestraat 33 te 2170 Merksem (Antwerpen) en de heer Thomas Mallaerts met als contactadres Maria-Theresiastraat 34A te 3000 Leuven |
Gegevens van de exploitant: |
NV RAFFINERIE TIRLEMONTOISE - TIENSE SUIKERRAFFINADERIJ met als adres Carrettestraat 33 te 2170 Merksem (Antwerpen) |
Ligging van het project: |
Carrettestraat 33 te 2170 Merksem (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 40 sectie C nrs. 586M en 597C4 |
Inrichtingsnummer: |
20171206-0013 (Tiense Suikerraffinaderij Plant RT Merksem) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
de exploitatie van een suikerraffinaderij: hernieuwing en uitbreiding |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 30 oktober 2000 verleende de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw aan Candico nv een vergunning voor de exploitatie van een suikerraffinaderij gelegen aan de Carrettestraat 33. Op 7 april 2005 werd d.m.v. besluit MLVER/05-3/NVD/AG het debiet van bedrijfsafvalwater bijgesteld tot max. 2 m³/uur (i.p.v. 5 m³/uur).
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
3.500 m³/jaar |
3.4.1°b) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
3.700 m³/jaar |
3.5.3° |
het lozen van koelwater, met een debiet van meer dan 100 m³/uur; |
130 m³/uur |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2.500 liter |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
1 x 1.250 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
114,70 kW |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
25 voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
150 kW |
17.3.4.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
10,31 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
1,23 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.000 liter |
19.6.1°a) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; |
200 m³ |
24.2. |
geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 laboratorium |
29.5.2.1°a) |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; |
10,10 kW |
33.4.1°a) |
opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
100 ton |
39.1.3° |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; |
28.934 liter |
39.2.1° |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; |
8.841 liter |
43.1.3° |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; |
10.161,80 kW |
45.12.2°a) |
inrichtingen voor het bereiden van confituren, suikerwaren, siropen, jam, gelei enzovoort met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied. |
1.100 kW |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Bij te stellen voorwaarde: Bepaling 4.2.4.1.§1.4° (Vlarem II):
Bepaling 4.2.4.1.§1.4° (Vlarem II) vermeldt dat er kan afgeweken worden van de 30°C-norm voor de lozing van koelwater bij een buitentemperatuur van 25°C of meer of bij een koelwaterinname met een temperatuur van 20°C of meer. Een overschrijding tot 35°C kan toegestaan worden bij deze condities, indien de MKN niet overschreden worden hierdoor en als dit zo opgenomen wordt in de omgevingsvergunning.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Bepaling 4.2.4.1.§1.4° (Vlarem II):
Bepaling 4.2.4.1.§1.4°(Vlarem II) vermeldt dat een overschrijding tot 35°C kan toegestaan worden bij voornoemde condities, indien de MKN niet overschreden worden hierdoor en als dit zo opgenomen wordt in de omgevingsvergunning. De site wil een overschrijding tot 35°C aanvragen voor het geloosde koelwater in het Albertkanaal. |
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen |
7 januari 2020 |
20 januari 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een suikerraffinaderij: hernieuwing en uitbreiding.
De aanvraag is gelegen aan de Carrettestraat en grenst aan de linkerzijde aan de werf van de toekomstige Burgemeester Gabriel Theunisbrug. Aan de rechterzijde grenst de aanvraag aan industriële magazijnen. Aan de achterzijde van de aanvraag ligt het Albertkanaal.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van het gewestplan Antwerpen, namelijk industriegebied.
De aanvraag is conform de afgeleverde stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
De aanvraag is in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Met deze aanvraag wenst de Tiense Suikerraffinaderij, gelegen in Merksem, zijn huidige milieuvergunning te hernieuwen. Enkele uitbreidingen zullen hierbij aangevraagd worden die in lijn zijn met de beoogde productiestijging.
Sinds 1836 produceert de Tiense Suikerraffinaderij niet alleen suikerproducten voor industriële klanten, maar ook voor de eindconsument. Het op de markt brengen van specifieke en kwalitatieve producten in consumentvriendelijke verpakkingen is één van de dagdagelijkse doelstellingen van de Tiense Suikerraffinaderij.
De fabriek in Antwerpen is vooral bekend om kandijspecialiteiten. Uit de “materialenstroom” blijkt dat er jaarlijks circa 12.873 ton zuivere suiker (in bulk aangeleverd uit de raffinaderij van Tienen) gesmolten en gekristalliseerd wordt tot kandijkristallen en siroop. De kristallen worden verder gebroken, gezeefd en verpakt. De kandijsiroop wordt nogmaals gekristalliseerd tot kandijcassonade en siroop.
Milieutechnisch betreft het hoofdzakelijk de exploitatie van stook- en stoominstallaties, het lozen van koelwater (130 m³/uur) in het Albertkanaal, het lozen van bedrijfsafvalwater (3.700 m³/jaar) in de riolering, een transformator (1.250 kVA) én inrichtingen voor het bereiden van suikerwaren (1.100 kW).
De stookinstallaties worden onderhouden en gecontroleerd conform het Vlarem. De meest recente rapporten geven echter aan dat de norm voor NOx overschreden worden door De Reznor-units en de Mark-units en dat de norm voor CO overschreden wordt door Reznor II. Er werd daartoe advies ingewonnen bij een erkende deskundige in de discipline lucht om het plan van aanpak te bespreken. Gezien de stookinstallaties van een eerder recent bouwjaar zijn (Reznors van 2012 en Mark-units van 2018) zouden de stookinstallaties in staat moeten zijn om onder de emissiegrenswaarden te blijven. Er wordt aangeraden om de stookinstallaties opnieuw een groot onderhoud te geven, desondanks deze reeds werden uitgevoerd in 2019. Na uitvoering van het groot onderhoud, zal het bedrijf opnieuw emissiemetingen laten uitvoeren. Indien de resultaten weer dezelfde blijken te zijn, zal contact opgenomen worden met de leverancier om het probleem te overleggen en om naar andere oplossingen te zoeken (bijvoorbeeld NOx-filters).
De niet-geleide emissies van de suikerproductie ontstaan voornamelijk op twee verschillende plaatsen:
- de fabriek: deze emissies worden op een doeltreffende wijze gereduceerd door de aanwezigheid van afzuiginstallaties die uitgerust zijn met mouwenfilters in de fabriek en inpakafdeling. De opgevangen emissies worden verzameld en afgevoerd in gesloten BigBags;
- de silo's (opp. aan silo's = 16 m x 12 m): emissies worden gereduceerd doordat de silo's uitgerust zijn met filterdoeken. Zij worden regelmatig gecontroleerd. Er kan gesteld worden dat de niet-geleide emissies beheerst worden en er dus geen impact is van niet-geleide emissies op de omgeving.
De opslag van gevaarlijke producten gebeurt op lekbakken of in dubbelwandige tanks conform de geldende regelgeving. De site tracht voor diverse activiteiten gevaarlijke producten te vervangen door niet-gevaarlijke producten (bijvoorbeeld reinigingsproducten). Installaties worden op gezette tijdstippen onderhouden (vermijden lekkages uit leidingen). Er is indam- en absorptiemateriaal aanwezig op de relevante locaties op de site.
Voor het compartiment bodem, zijn de grootste risicobronnen, met name de stookolietanks van 25.000 liter elk, volledig weggenomen doordat de stookolietanks verwijderd werden. Uit het bodemattest van OVAM blijkt dat er voldaan is aan de decretale bepalingen.
Op vlak van mobiliteit, genereren de activiteiten gemiddeld 10 aan- en afrijdende vrachtwagens per dag (tijdens kantooruren). Het aanrijden van grondstoffen (suiker) betreft maximum 2 silowagens per dag en op weekbasis maximum 7 silowagens. Er is geen hinder te verwachten op de openbare weg door deze lage frequentie en doordat er mogelijkheid is tot parkeren op de site
Doordat de temperatuur van het geloosde koelwater afhankelijk is van deze twee condities (innametemperatuur en buitentemperatuur), wenst het bedrijf een afwijking op de lozingstemperatuur van het koelwater. Bepaling 4.2.4.1.§1.4° (Vlarem II) vermeldt dat een overschrijding tot 35°C kan toegestaan worden bij voornoemde condities, indien de MKN niet overschreden worden hierdoor en als dit zo opgenomen wordt in de omgevingsvergunning. De site wil een overschrijding tot 35°C aanvragen voor het geloosde koelwater in het Albertkanaal.
Het verzoek tot afwijking conform de bepalingen 4.2.4.1§.4° van Vlarem II is niet gemotiveerd. Zonder evaluatie van de effecten van de maatregel op het aquatisch milieu is de gevraagde afwijking niet risicoloos voor de omgeving; in het bijzonder in zomermaanden (algenbloei en botulisme). Het zou nochtans opportuun zijn om na te gaan of de overtollige restwarmte opnieuw ingezet kan worden. Nuttig hergebruik van overtollige restwarmte leidt bovendien tot reductie van de CO2-emissie.
Tenslotte blijkt uit het aanvraagdossier dat bepaalde koelinstallaties nog steeds Freon 22 omvatten. Conform de bepalingen van EG 2037 /200 geldt voor het betrokken koelmiddel een uitfasering.
Advies van het college
Milieutechnisch wordt positief advies gegeven de gevaagde vergunning te verlenen. Voor de gevraagde afwijking is een effectenstudie aangewezen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
3.500 m³/jaar |
3.4.1°b) |
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; |
3.700 m³/jaar |
3.5.3° |
het lozen van koelwater, met een debiet van meer dan 100 m³/uur; |
130 m³/uur |
6.4.1° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
2.500 liter |
12.2.2° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
1 x 1.250 kVA |
12.3.2° |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
114,70 kW |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
25 voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
150 kW |
17.3.4.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
10,31 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
1,23 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.000 liter |
19.6.1°a) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; |
200 m³ |
24.2. |
geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 laboratorium |
29.5.2.1°a) |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; |
10,10 kW |
33.4.1°a) |
opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
100 ton |
39.1.3° |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; |
28.934 liter |
39.2.1° |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; |
8.841 liter |
43.1.3° |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; |
10.161,80 kW |
45.12.2°a) |
inrichtingen voor het bereiden van confituren, suikerwaren, siropen, jam, gelei enzovoort met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied. |
1.100 kW |
Geadviseerde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Bij te stellen voorwaarde: Bepaling 4.2.4.1.§1.4° (Vlarem II):
Bepaling 4.2.4.1.§1.4° (Vlarem II) vermeldt dat er kan afgeweken worden van de 30°C-norm voor de lozing van koelwater bij een buitentemperatuur van 25°C of meer of bij een koelwaterinname met een temperatuur van 20°C of meer. Een overschrijding tot 35°C kan toegestaan worden bij deze condities, indien de MKN niet overschreden worden hierdoor en als dit zo opgenomen wordt in de omgevingsvergunning.
Geadviseerde alternatief/aanvulling: Bepaling 4.2.4.1.§1.4° (Vlarem II):
Bepaling 4.2.4.1.§1.4°(Vlarem II) vermeldt dat een overschrijding tot 35°C kan toegestaan worden bij voornoemde condities, indien de MKN niet overschreden worden hierdoor en als dit zo opgenomen wordt in de omgevingsvergunning. Gezien de gevraagde bijstelling niet gemotiveerd is, kan voorlopig niet akkoord gegaan worden. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
19 december 2019 |
Start openbaar onderzoek |
29 december 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
27 januari 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
7 februari 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
29 december 2019 |
27 januari 2020 |
1 |
0 |
0 |
0 |
Bespreking van de bezwaren
Tijdens het openbaar onderzoek werd een brief ontvangen van Elia Asset nv. Met deze brief reageert Elia Asset op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. Men heeft geen bezwaar tegen het gevraagde project maar wordt wel gevraagd om rekening te houden met de ligging van de ondergrondse hoogspanningskabels en de te nemen veiligheidsmaatregelen.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft |