Terug
Gepubliceerd op 11/05/2020

2020_CBS_03987 - Milieueffectenrapport. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020036599. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 08/05/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_03987 - Milieueffectenrapport. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020036599. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_03987 - Milieueffectenrapport. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020036599. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Artikel 12 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 bepaalt dat de dienst Mer van het
departement Omgeving het college om advies vraagt.

Aanleiding en context

De dienst Mer van het departement Omgeving vraagt advies aan het college over een milieueffectenrapport in
het kader van de omgevingsvergunningsaanvraag van Covestro nv – Scheldelaan 420 -
2040 Antwerpen. 

Projectnummer:

OMV_2020036599

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Covestro met als adres Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 16 sectie D nrs. 81/2 T, 81/2 S, 81/2 Y, 81/2 S2, 81/2 W2, 82/2 D, sectie F nrs. 234L, 234K2, 234P, 234K, 234F2, 234C, 234S2, 234C2, 234X2, 235A, 239D, 241G, 241P2, 241R2, 241M2, 241S2, 241V, 241G2, 241H3, 241L3, 241B3, 241A3 en 241F3

Inrichtingsnummer:

20180907-0076 (Covestro NV)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

uitbreiding van de productie-installaties voor nitrobenzeen en aniline

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten


Inhoud van de aanvraag

Het milieueffectenrapport (MER) werd opgesteld in kader van de omgevingsvergunningsaanvraag voor de uitbreiding van de vergunning van Covestro.

Argumentatie

Beoordeling MER

Covestro baat aan de Scheldelaan volgende productie-eenheden uit:
- DDP-eenheid: productie van Bisfenol A (BPA);
- Makrolon-eenheid: productie van het polycarbonaat Makrolon en difenylcarbonaat (DPC);
- polyether-eenheid: productie van polyether en polymeer-polyolen (PMPO)
- aniline-eenheid: productie van aniline, nitrobenzeen en ammoniumcarbonaat, inclusief productie van waterstof in de reformer-installatie. 

De aniline-eenheid omvat de volgende installaties en reeds vergunde productiecapaciteit:
- de nitrobenzeeninstallatie met vergunde productiecapaciteit van 260.000 ton/jaar;
- de aniline-installatie met een vergunde productiecapaciteit van 300.000 ton/jaar. 

Men beoogt nu een capaciteitsuitbreiding tot 545.000 ton/jaar voor de nitrobenzeen-installatie en tot 530.000 ton/jaar voor de aniline-installatie. Deze beoogde capaciteitsuitbreiding zal gerealiseerd worden door:
- het bouwen van een nieuwe nitrobenzeen-installatie inclusief wassing en destillatie met een maximale technische capaciteit van 285.000 ton/jaar (in twee reactiestraten, namelijk straat 3 en 4). De reeds vergunde derde reactiestraat voor nitrobenzeen, opgenomen in de huidige vergunningen en geëvalueerd in het MER 2012 en MER 2015 zal niet gebouwd worden;
- het bouwen van een nieuwe aniline-installatie met een maximale technische capaciteit van 230.000 ton/jaar (als een vijfde reactiestraat);
- het bouwen van extra laadarmen aan de kaai en een nieuw tankenpark voor de nieuwe procesinstallaties;
- de extra waterstof zal via pijplijn aangeleverd worden door Air Liquide (aanwezig op terrein). 

Het voorwerp van het opgestelde MER betreft een volledig nieuwe installatie voor de productie van nitrobenzeen en aniline op de site. Aangezien het project valt onder categorie 6 ‘Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: Chemische installaties voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer’ van bijlage II van het MER-besluit werd een MER opgesteld. 

De dienst Mer vraagt het college van burgemeester en schepenen om een advies specifiek over het opgestelde, maar nog niet goedgekeurde MER, binnen een termijn van 30 dagen. De deputatie van de provincie Antwerpen vraagt het college eveneens om een advies, maar dan voor de gehele omgevingsvergunningsaanvraag, binnen een termijn van 50 dagen. Het advies van het college over de gehele omgevingsvergunningsaanvraag kan pas geformuleerd worden nadat het openbaar onderzoek is afgerond. Onderhavig advies beperkt zich louter tot het opgestelde MER. 

In een eerste stap van het productieproces wordt nitrobenzeen geproduceerd in de nitrobenzeen-installatie (twee bestaande reactiestraten) met benzeen en salpeterzuur als voornaamste grondstoffen. In een tweede stap wordt aniline geproduceerd in de aniline-installatie (vier bestaande reactiestraten) via een omzetting van nitrobenzeen met waterstof. Waterstof wordt in de huidige situatie deels ter plaatse geproduceerd in de reformer-installatie van Covestro en deels aangevoerd via een pijpleiding van Air Liquide. Vanaf midden 2020 zal alle waterstof geleverd worden door Air Liquide en gaat de reformer-installatie van Covestro uit dienst. Hiervoor bouwt Air Liquide een nieuwe reformer-installatie op het terrein van Covestro (geen onderdeel van onderliggend project). 

Discipline lucht
Binnen de aniline-eenheid waren in 2017 volgende emissiepunten en geëmitteerde polluenten naar de lucht relevant:
- afgasverbranding TAR: NOx, CO, aniline;
- afgasreiniging (actief kool adsorptie) bij verlading schepen: aniline;- ontluchting tank HNO3: NOx.

In de aniline-eenheid is er een centraal restgasnet waarop alle ketels, afscheiders, tanks en reactoren zijn aangesloten. Deze restgassen gaan via een dompelvat en een ventilator naar een centrale thermische afgasreinigingsinstallatie (TAR). Ook in de nitrobenzeeninstallatie is er een centraal restgasnet waarop alle ketels, afscheiders, tanks en reactoren zijn aangesloten. Dit restgasnet mondt uit in een waskolom met NaOH. De zo voorgereinigde restgassen gaan vervolgens via een duikvat naar de thermische afgasreinigingsinstallatie (TAR) van de aniline-eenheid. Ook alle afgassen van opslagtanks van organische producten, alsook het afgas van de verladingen (bij het lossen) van benzeen en nitrobenzeen worden naar de TAR geleid. In de TAR worden de gassen gecontroleerd verbrand. Bij de verbranding wordt gebruik gemaakt van aardgas als steunbrandstof. De bestaande TAR is uitgerust met een SNCR (selectieve niet-katalytische reductie) voor verwijdering van NOx. Bij het laden van schepen met aniline worden de afgassen over actief kool vaten in serie geleid. De beluchting van de opslag van salpeterzuur (HNO3) gaat via een gaswasser naar de omgevingslucht. De waterstofhoudende restgassen van de aniline- en nitrobenzeen installaties worden als brandstof in de ovensectie van de reformer gebruikt. 

Ten opzichte van de emissies in 2017 zullen de emissies van de meeste polluenten stijgen met 16 à 61 %. Dit is gebaseerd op worst case aannames voor de toekomstige emissies. Voor ammoniak en benzeen wordt een grotere stijging vooropgesteld, waarbij dit voor ammoniak is toe te schrijven aan het gebruik van de SCR-DeNOx in de nieuwe TAR. Voor benzeen is dit het gevolg van een worst case aanname voor de fugitieve emissies in de toekomst. In het MER werden NOx en benzeen geëvalueerd als de parameters waarvoor verder onderzoek werd uitgevoerd. 

Uit evaluatie in het MER blijkt dat ten gevolge van de uitbreiding van de aniline- en nitrobenzeeninstallaties de emissies van NOx zullen verhogen waardoor er een toename is van de NO2-immissieconcentraties in de omgeving. Het effect op de luchtkwaliteit is zowel in de huidige als in de geplande situatie beperkt. Enkel ter hoogte van de bedrijfsgrens en het Kanaaldok B1 (in de huidige situatie) of in een zone die reikt tot circa 200 meter voorbij de kades aan de overzijde van het kanaaldok (in de geplande situatie) is er voor het jaargemiddelde sprake van een beperkte bijdrage aan de luchtverontreiniging. Ter hoogte van de omliggende woon- en natuurgebieden wordt de jaargemiddelde bijdrage voor NO2 zowel in de referentiesituatie als in de geplande situatie als verwaarloosbaar beoordeeld (< 1% van de kwaliteitsdoelstelling). Er wordt besloten dat de impact van de activiteiten van Covestro op de luchtkwaliteit voor NO2 beperkt tot verwaarloosbaar is. Als milderende maatregel wordt voor NOx de nieuwe TAR-installatie vernoemd bestaande uit een selectieve katalytische reductie (SCR) voor het verwijderen van NOx (restconcentratie 100 mg/Nm³) en een stoomketel voor warmterecuperatie. 

Uit het MER blijkt dat het effect van de benzeenemissies (enkel fugitieve emissies) ter hoogte van de bedrijfsgrens al beperkt is. Het effect reikt in de geplande situatie tot aan de overzijde van het kanaaldok. In de wijdere omgeving wordt het effect als verwaarloosbaar geëvalueerd. Volgende milderende maatregelen worden opgesomd ter voorkoming van benzeenemissies:
- afleiden van alle benzeenemissies naar de TAR waar benzeen vernietigd wordt door verbranding;
- regelmatige controles op fugitieve lekemissies (LDAR);
- inzet technisch dichte apparaten: onder meer magneetgekoppelde pompen, pompen met meervoudige glijringafdichting, Faltenbalg ventielen, flenzen met metalen of gelaste afdichtingen, gesloten staalnamesystemen, …;
- duurzame materiaalkeuze en toepassing van een globaal uitgerold Covestro buisleidingsconcept bij de constructie van de installatiedelen zodat aan de verwachte mechanische, thermische en chemische belasting kan weerstaan worden en een zo hoog mogelijke graad van dichtheid nagestreefd wordt;
- opstartprocedure: voor iedere opstart van de installatie zal een druktest en het afzepen van de installatie worden uitgevoerd om eventuele lekken op te sporen en te herstellen. 

Discipline bodem
Voor wat betreft de discipline bodem wordt er in het MER geoordeeld dat als gevolg van de geplande uitbreiding geen belangrijke bijkomende risicolocaties zullen ontstaan. Tijdens de exploitatie zou de kwaliteit van de bodem en grondwater kunnen beïnvloed worden door incidenten of lekken tijdens het productieproces of door lekken bij opslag, overslag of transport van producten. Andere effecten worden niet verwacht. Voor bijkomende installaties en opslagtanks zullen dezelfde risicobeperkende maatregelen voorzien worden als voor de bestaande installaties en tanks. Daar de risico’s op het ontstaan van bodem- en/of grondwaterverontreiniging in normale omstandigheden zeer klein zijn, zijn er geen specifieke bijkomende milderende maatregen vereist volgens het MER. 

Discipline water
De nieuwe installaties zullen extra afvalwater genereren dat na een grondige voorbehandeling afgevoerd wordt naar de centrale biologische waterzuivering van Lanxess. Er zal ook extra spui vanuit het nieuwe koelcircuit als laag belast afvalwater worden afgeleid naar Lanxess. Lanxess loost deze afvalwaters na behandeling gezamenlijk in de Schelde. De afvalwaterstromen kunnen bij Lanxess binnen de bestaande waterzuiveringsinstallatie vlot behandeld worden. Er wordt in het MER geconcludeerd dat er geen noemenswaardige invloed op de globale lozingsconcentraties in de Schelde verwacht wordt. Aangezien er geen relevante effecten verwacht worden, worden geen bijkomende maatregelen geformuleerd. De maatregelen die reeds worden toegepast en ook in het project zullen worden geïntegreerd zijn onder meer het voorkomen van grondwaterverontreiniging, het hergebruiken van hemelwater en het voorbehandelen van de afvalwaterstromen.

Discipline geluid
In functie van de beoordeling van de geluidseffecten werden er berekeningen uitgevoerd om het geluidsniveau ter hoogte van verschillende beoordelingspunten, op 200 meter van de perceelsgrens, te kennen. Uit de berekeningen blijkt dat ter hoogte van twee beoordelingspunten (EV 2 en EV 3) een lichte overschrijding van de grenswaarde van 40 dB(A) voor de nieuwe inrichting val te verwachten, maar dit blijkt echter geen effect te hebben op het totale specifiek geluidsniveau (< 1 dB(A)). Ter hoogte van drie andere beoordelingspunten (EV4, EV5 en EV6) is er een effect te verwachten op het totale specifiek geluidsniveau, maar wordt er wel voldaan aan de grenswaarde voor de nieuwe inrichting. Het betreft berekeningen volgens een worst case scenario waarbij alle geluidsbronnen simultaan in werking zijn en er geen effect zou zijn van afscherming. Ter hoogte van andere beoordelingspunten is er geen verhoging van het specifiek geluid, noch zijn er daar overschrijdingen te verwachten. In het MER wordt gesteld dat het aangewezen is om de geluidsemissie van de nieuwe installaties bij indienstname te controleren om de aannames van de berekeningen te verifiëren. Eventueel kan nog worden bijgestuurd door het voorzien van afscherming.

Discipline biodiversiteit
Inzake biodiversiteit wordt in het MER gewezen op het biotoopverlies ten gevolge van het project. Er zal 4 ha aaneengesloten open ruimte op het bedrijfsterrein worden ingenomen. Tijdelijk wordt ook nog eens 4 ha aaneengesloten open ruimte ingenomen voor de werfzone. De terreinen bestaan uit pioniersvegetaties met één- en tweejarigen en ruigtes. De waarde van het terrein voor avifauna is beperkt. Het effect op biotoopverlies wordt als negatief beoordeeld. Het verlies van Duindoornstruweel (5.000 m²), een verboden te wijzigen vegetatie, wordt hersteld op een andere plaats op de terreinen van Covestro. 922 m² bos wordt in natura gecompenseerd, daarvoor zijn de nodige documenten reeds ter beschikking.

Het MER omvat een passende beoordeling. Het geplande project met de uitbreiding van de aniline-eenheid zal niet leiden tot effecten op het vogelrichtlijngebied ‘De Kuifeend en de Blokkersdijk’ en het habitatrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’. Bijgevolg zal het project ten aanzien van de natuurlijke kenmerken van deze gebieden en de instandhoudingsdoelstellingen van de aanwezige habitats en soorten geen aanzienlijke of betekenisvolle effecten hebben. Er worden dan ook geen dwingende milderende maatregelen voorgesteld in het MER. Als niet-bindende milderende maatregel wordt wel voorgesteld om de werken te starten buiten het broedseizoen om op die manier de eventuele impact van rustverstoring op broedende vogelsoorten of soorten die aan nestvorming willen doen volledig te vermijden.

Discipline mens
De geëvalueerde effecten blijken meestal zeer beperkt tot verwaarloosbaar te zijn in de omliggende woonzones. Aangezien de impact van het project voor alle andere geëvalueerde effecten binnen de discipline mens zeer beperkt is, worden verder geen milderende maatregelen voorgesteld. Voor de emissies van benzeen wordt het effect op de gezondheid echter als negatief beoordeeld in het MER.

Voor benzeen is er een GAW (gezondheidskundige advieswaarde) bepaald op 0,038 μg/m³. Onder deze waarde wordt het risico op veroorzaken van kanker verwaarloosbaar geacht (kleiner dan 1 kans op een miljoen bij levenslange blootstelling). De luchtverontreiniging voor benzeen schommelt al geruime tijd en in vrijwel geheel Vlaanderen in de grootte-orde van 1 μg/m³. De gemeten immissieconcentraties in Lillo en Stabroek liggen een factor 18 à 28 hoger dan de GAW, maar de bijdrage van Covestro bedraagt er 1,3 à 3,7 % van de gemeten immissieconcentraties. Volgens de methodiek in het richtlijnenboek ‘mens-gezondheid’ moet, vanwege de reeds slechte luchtkwaliteit voor benzeen (er is geen milieugebruiksruimte meer), de effectbeoordeling zelfs verzwaard worden naar een negatief effect in de referentiesituatie en een belangrijk negatief effect in de geplande situatie. De bijdrage van Covestro is echter wel zo goed als verwaarloosbaar ten opzichte van de bestaande immissieconcentraties. Voor de milderende maatregelen wordt in het MER verwezen naar de milderende maatregelen vermeld bij de discipline lucht (zie hoger).

Er zijn geen opmerkingen op het opgestelde MER. Voor de beoordeling van de gehele vergunningsaanvraag inclusief eventuele bezwaren wordt verwezen naar het desbetreffende advies.

Juridische grond

Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectenrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

15 april 2020

Uiterste adviesdatum

15 mei 2020

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het MER.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.