Terug
Gepubliceerd op 11/05/2020

2020_CBS_03982 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019122040. Moerstraat 1. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 08/05/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_03982 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019122040. Moerstraat 1. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_03982 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019122040. Moerstraat 1. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd op 16 december 2019 bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

Op 14 januari 2020 verzocht het departement Omgeving het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om een openbaar onderzoek te organiseren. Op 16 januari 2020 verzocht de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om een advies uit te brengen. 


Op 28 februari 2020 verleende het college van burgemeester en schepenen een voorwaardelijk gunstig advies (zie bijgevoegd collegebesluit). 


De exploitant diende op 3 april 2020 een wijzigingsverzoek in naar aanleiding van de ongunstige adviezen van het team Externe veiligheid van het departement Omgeving, de afdeling GOP van het departement Omgeving en het Agentschap voor Natuur en Bos. Het wijzigingsverzoek betreft twee nieuwe veiligheidsstudies, een nieuwe slagschaduwstudie en een nota met betrekking tot de natuuraspecten. 

Op 8 april 2020 heeft het departement Omgeving het wijzigingsverzoek aanvaard. Het college werd gevraagd om een nieuw openbaar onderzoek te organiseren en om opnieuw een advies uit te brengen. 


Voorliggend advies behandelt het wijzigingsverzoek.

 

Projectnummer:

OMV_2019122040

Gegevens van de aanvrager:

Zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV VLAAMSE ECOLOGIE - ENERGIE - EN MILIEUONDERNEMING met als contactadres Hoge Weg 157 te 2940 Stabroek

Ligging van het project:

Moerstraat 1 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 16 sectie B nrs. 138K en afdeling 18 sectie D nrs. 191E

Inrichtingsnummer:

20191213-0034 (HM)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

2 windturbines uitbreiden met nogmaals 2 turbines in zone Hooge Maey

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Zie bijgevoegd collegebesluit van 28 februari 2020.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Zie bijgevoegd collegebesluit van 28 februari 2020.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

14 april 2020

23 april 2020

Geen advies

 






Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Zie bijgevoegd collegebesluit van 28 februari 2020.

 

Omgevingstoets


Beoordeling wijzigingsverzoek 

VLEEMO voorziet de bouw van twee nieuwe windturbines in de Antwerpse haven. In het aanvraagdossier worden de windturbines als HM-03 en HM-04 benoemd. De projectzone bevindt zich ter hoogte van de zone ‘Hooge Maey’. Windturbines HM-01 en HM-02 zijn er reeds operationeel, windturbines HM-03 en HM-04 zijn onderwerp van deze vergunningsaanvraag.

 

De exploitant diende op 3 april 2020 een wijzigingsverzoek in. Het wijzigingsverzoek omvat twee nieuwe veiligheidsstudies, een nieuwe slagschaduwstudie en een nota met betrekking tot de natuuraspecten. De nieuwe veiligheidsstudies werden opgesteld om tegemoet te komen aan het advies van het team Externe veiligheid van het departement Omgeving waarin gesteld wordt dat de eerder bijgevoegde veiligheidsstudies niet waren opgesteld conform de meest recente richtlijnen. De nieuwe slagschaduwstudie werd opgesteld om tegemoet te komen aan het advies van de afdeling GOP waarin gesteld wordt dat de eerder bijgevoegde slagschaduwstudie enkele onvolmaaktheden bevatte. De nota met betrekking tot de natuuraspecten biedt een antwoord op het advies van het agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Het college werd gevraagd om een nieuw openbaar onderzoek te organiseren en om opnieuw een advies uit te brengen.

 

In de nieuwe slagschaduwstudie wordt de te verwachten slagschaduw gesimuleerd ter hoogte van alle relevante slagschaduwgevoelige objecten binnen de 0-uur contour. Er werd rekening gehouden met de reeds operationele en vergunde windturbines rond de projectzone waarvan de slagschaduwimpact kan interfereren en cumuleren met de slagschaduwimpact afkomstig van de twee nieuwe windturbines.

 

Er zijn geen woningen die hinder door slagschaduw afkomstig van de nieuwe windturbines zullen ondervinden. Rond de projectzone bevinden zich uitsluitend bedrijven. De activiteiten van deze bedrijven zijn uiteenlopend: loodsen en opslagplaatsen, werkplaatsen en kantoorruimtes.

 

Voor 16 kantoren werden detailberekeningen uitgevoerd. Voor twee kantoren zijn er geen overschrijdingen van de normen van VLAREM en zijn er dus geen mitigerende maatregelen nodig. Voor de overige 14 kantoren zijn er overschrijdingen van de normen (gecumuleerde effecten). Er zullen mitigerende maatregelen genomen worden zoals bijvoorbeeld het installeren van slagschaduwsensoren teneinde de betreffende windturbines te stoppen op de momenten van slagschaduw, het installeren van zonneweringen op kritische schaduwgevoelige objecten, het aanbrengen van extra beplanting zodat het rechtstreeks zicht op de windturbines beperkt wordt.

 

Voor de directe risico’s wordt in de nieuwe veiligheidsstudies gesteld dat de 10-6-isorisicocontouren en 10-7-isorisicocontouren nergens tot aan respectievelijk een woongebied of een gebied met kwetsbare locatie reiken. Algemeen dient er voor gezorgd te worden dat binnen de 10-5-contour geen personen permanent aanwezig zijn. Er vindt geen wiekoverdraai plaats boven een verharde, openbare weg, een spoorweg of een bevaarbare waterloop.

 

Voor de indirecte risico’s worden in de veiligheidsstudies de effecten op installaties en leidingen met Seveso-producten bestudeerd. De bijdrage van HM-03 aan de faalfrequenties van de nabijgelegen bovengrondse installaties met Seveso-producten bedraagt steeds minder dan 10 % (maximaal 0,25 %). Bijgevolg kan het risico op domino-effecten ten gevolge van de inplanting van deze windturbine naar deze bovengrondse installaties aanvaardbaar worden geacht volgens de veiligheidsstudie. Hetzelfde geldt voor de faalfrequenties ten opzichte van bovengrondse leidingen met Seveso-producten. Binnen de maximale effectafstand van HM-03 zijn er geen ondergrondse leidingen met Seveso-producten of ondergrondse druktanks met Seveso-producten gelegen. Binnen de maximale effectafstand van HM-04 zijn geen bovengrondse installaties met Seveso-producten, bovengrondse of ondergrondse leidingen met Seveso-producten of ondergrondse druktanks met Seveso-producten gelegen.

 

Voor het groepsrisico wordt er rekening gehouden met de eventuele impact van de mast (inclusief de gondel). Binnen deze afstand rond de inplantingslocatie van HM-03 zijn enkele gebouwen gelegen waar personen aanwezig kunnen zijn. Het betreft transformatorlokalen van Infrabel waar geen personen aanwezig zijn en enkele gebouwen van Indaver waarin per gebouw maximaal vier personen aanwezig zijn. Binnen de impactzone van HM-04 zijn geen gebouwen aanwezig. Het groepsrisico wordt aanvaardbaar geacht, ook voor het groepsrisico ten aanzien van personen buiten gebouwen.

 

Met betrekking tot de natuuraspecten bevat het wijzigingsverzoek een korte nota waarin gereageerd wordt op het advies van ANB.

 

HM-03 wordt binnen het plan-MER ‘Windmolenpark Haven Antwerpen rechteroever’ (Arcadis, 2018) ingeschat gelegen te zijn binnen een mogelijke vliegroute die gelegen is tussen de omgeving van De Kuifeend en de in ontwikkeling zijnde natuurgebieden op de Linkerscheldeoever. In het MER is gesteld dat er voor alle windturbines die men wil plaatsen in dergelijke corridors/vliegroutes eerst een pré-monitoringsonderzoek dient uit te voeren dat moet helpen om de kans op aanvaringsslachtoffers te kwantificeren. In de natuurstudie die in het aanvraagdossier zit, wordt gesteld dat HM-03 tevens is gelegen in een bufferzone rond het Verlegde Schijns. Er wordt in de studie verwezen naar het MER waarin gesteld wordt dat zolang het natuurcompensatiegebied in de Berendrechtse polder niet is gerealiseerd naar de aanwezigheid van een bufferzone dient te worden gehandeld. Het MER stelt dat er binnen zulke zones alleen betere inzichten bekomen kunnen worden via een experimenteel opzet waarbij er effectief een windturbine in zo’n zone geplaatst wordt en zowel een pré- als een postmonitoringsonderzoek wordt gestart.

 

In het advies van ANB wordt voor HM-03 gewezen op de ligging in een corridor tussen De Kuifeend en de Zeeschelde en het ontbreken van pré-monitoringsgegevens hiervoor. Voor de ligging in de wachtboezems, als onderdeel van het vogelrichtlijncomplex De Kuifeend, stelt ANB dat er monitoring dient te worden uitgevoerd alvorens een vergunning wordt aangevraagd aangezien slachtoffers en verstoring niet uitgesloten kunnen worden. ANB geeft aan dat het vogelrichtlijncomplex zich in een ongunstige staat van instandhouding bevindt en bovendien een dalende trend in relatie tot de gestelde doelen kent. In het strategisch MER wordt ook aangegeven te wachten tot de inrichting van de Berendrechtse polder / Opstalvalleigebied is gefinaliseerd. Tot op heden zijn geen nieuwe inrichtingswerken uitgevoerd in dit gebied en er ontbreekt ook een concrete timing naar inrichting toe volgens ANB.

 

In de bijkomende nota stelt VLEEMO dat HM-03 net buiten de corridors van de Risicoatlas wordt voorzien. Voor een bestaande windturbine op de Hoge Maey, gelegen binnen de corridor tussen De Kuifeend richting Berendrechtse polder / Opstalvalleigebied, zijn er geen aanwijzingen dat deze windturbine een significant aantal vogelslachtoffers maakt. Met betrekking tot de ligging van HM-03 in een buffergebied, stelt de exploitant dat de werkzaamheden aan het Verlegde Schijns elke vorm van broeden in de rietkragen verhindert waardoor de eerstkomende jaren de vogelpopulatie aldaar beperkt zal zijn waardoor de mogelijke impact van de windturbine verwaarloosbaar is.

 

Verder argumenteert de exploitant dat het valt te betwijfelen of verstoring optreedt aangezien de as van de turbine zich op ruim 200 meter van het gebied betreft. Moest er toch verstoring optreden, dan betreft het een zeer klein oppervlakte van het gebied. Bovendien maakt het gebied zelf geen deel uit van het vogelrichtlijngebied, maar heeft het slechts een ondersteunende functie op de algemene werking van het natuurgebied. De functie van het gebied is uitdovend. Nog volgens de exploitant is er geen aantoonbare reden om aan te nemen dat er een rechtstreeks impact is op de habitat van de doelsoorten van het natuurgebied. Tenslotte stelt men nog dat er geen rekening gehouden wordt met de inzichten die deze testcase kan verwerven, noch wordt een afweging gemaakt met betrekking tot het behalen van de doelstellingen inzake hernieuwbare energie.

 

Idealiter wordt er gewacht met de realisatie van windturbine HM-03 tot de Berendrechtse polder ontwikkeld wordt en wordt de conclusie van de natuurstudie gestaafd met een uitgebreid monitoringsonderzoek.

 

Windturbine HM-04 is gelegen in een zone waarbinnen windturbines geplaatst kunnen worden, maar waarvoor een post-monitoringsprogramma dient opgezet te worden. In het MER wordt er vanuit gegaan dat vliegbewegingen van vogels nu, maar ook in de toekomst, vooral zullen plaatsvinden langs de kortste as tussen de omgeving van De Kuifeend en de Berendrechtse polder / het Opstalgebied. Niettemin wordt het belangrijk geacht toch op te volgen in hoeverre windturbines die meer westelijk van deze corridor geplaatst worden, aanvaringsslachtoffers zouden veroorzaken. Voor HM-04 wordt in de natuurstudie geconcludeerd dat het volstaat om gedurende drie jaar na plaatsing van de turbine slachtoffertellingen van vogels (en vleermuizen) uit te voeren.

 

In het advies van ANB wordt voor HM-04 gewezen op het ontbreken van een afdoende voorafgaande evaluatie op basis van post-monitoring bij reeds verschillende vergunde turbines waarbij recente monitoringsgegevens van deze reeds vergunde turbines noodzakelijk zijn in functie van een cumulatieve effectbeoordeling. Verder stelt ANB dat er geen concreet voorstel tot post-monitoring is en een actualiteitstoets (recente populatieaantallen) nog ontbreekt. Ook een monitoring na realisatie van het Opstalvalleigebied wordt noodzakelijk geacht aangezien wordt aangenomen dat het aantal vliegbewegingen in de zone bij de realisatie van het Opstalvalleigebied verder zal toenemen, waardoor het risico op slachtoffers stijgt.

 

In de bijkomende nota stelt de exploitant dat men bereid is om een post-monitoring onderzoeksproject uit te werken in samenspraak met ANB en INBO.

 

Het is aangewezen dat voor HM-04 een post-monitoringsproject wordt opgezet dat werd goedgekeurd door ANB, waarbij ook aandacht wordt besteed aan post-monitoring nadat het Opstalvalleigebied is gerealiseerd.

 

In het advies van ANB wordt gesteld dat er op basis van de voorliggende passende beoordeling (natuurstudie) onvoldoende informatie is om een betekenisvolle aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een speciale beschermingszone uit te sluiten. ANB meent dat er onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN (De Kuifeend) kan veroorzaken en er geen specifieke verscherpte natuurtoets werd toegevoegd.

 

Het is aan het agentschap voor Natuur en Bos (ANB), als adviesinstantie in deze procedure, om zich uit te spreken over de passende beoordeling en de verscherpte natuurtoets.

 

Voor het overige blijft het eerder verleende voorwaardelijk gunstige advies van het college behouden.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden. De voorwaarden opgenomen in het collegebesluit van 28 februari 2020 worden integraal overgenomen.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

-        De bijgevoegde voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt nageleefd te worden.

 

Geadviseerde rubrieken

Zie bijgevoegd collegebesluit van 28 februari 2020. 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst eerste adviesvraag

16 januari 2020

Start 1e openbaar onderzoek

18 januari 2020

Einde 1e openbaar onderzoek

16 februari 2020

Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag

8 april 2020

Ontvangst tweede adviesvraag

9 april 2020

Start 2e openbaar onderzoek

1 mei 2020

Einde 2e openbaar onderzoek

30 mei 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

9 mei 2020

 

Wijzigingslus

De aanvrager heeft een verzoek ingediend om zijn oorspronkelijke aanvraag te wijzigen.

Dit verzoek werd aanvaard. De wijzingen zijn zodanig dat er een nieuw openbaar onderzoek werd gehouden en eventuele adviezen opnieuw werden gevraagd.

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken. De resultaten van het eerste openbaar onderzoek werden reeds opgenomen in het advies van het college van burgemeester en schepenen van 28 februari 2020. Het openbaar onderzoek, naar aanleiding van het wijzigingsverzoek, loopt nog tot 30 mei 2020. 

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

18 januari 2020

16 februari 2020

0

0

0

1

1 mei 2020

30 mei 2020*

0

0

0

0

 

*De Vlaamse regering heeft op 24 maart 2020 via het noodbesluit omgevingsvergunning beslist om de openbare onderzoeken voor omgevingsvergunningen op te schorten. Daarom kon het geplande openbaar onderzoek niet tijdig afgerond worden. Het hierbij geformuleerde advies is opgemaakt onder voorbehoud van relevante opmerkingen/bezwaren/standpunten tijdens het openbaar onderzoek.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

-        De bijgevoegde voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt nageleefd te worden. 

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst  Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.