Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2020027768 |
Gegevens van de aanvrager: |
de heer Maarten Van Hoof met als adres Scheldevrijstraat 83 te 2660 Hoboken (Antwerpen) |
Ligging van het project: |
Scheldevrijstraat 83 te 2660 Hoboken (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 37sectie C nr. 242A11 |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: |
uitbreiden van een eengezinswoning aan de achtergevel met een uitbouw op de gelijkvloerse verdieping |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 05/06/1968: vergunning (1006#12841) voor veranderingswerken;
Vergunde en huidige toestand
- functie:
- bouwvolume:
Huidige toestand
- vaststelling (ID: 120668) van tuinwijk Moretusburg als bouwkundig erfgoed Vlaanderen.
- gevelafwerking:
- inrichting:
Gewenste toestand
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
Inhoud van de aanvraag
- uitbreiden van een eengezinswoning aan de achtergevel met een uitbouw op de gelijkvloerse verdieping.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ monumentenzorg |
3 april 2020 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de stedelijke agglomeratie van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Kleine Ring en respectievelijk de reservatiestrook voor de aanleg van lijninfrastructuur (de A102) tussen Merksem en Wommelgem, de R11 tussen Wommelgem en Mortsel, de oostelijke grens van Mortsel en Hove en de reservatiestrook voor pijpleidingen tussen Hove/Kontich en Hemiksem.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;
- de eigen aard van het betrokken gebied;
- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend(e) punt(en):
aan de straatzijde moet een verblijfsfunctie voorzien zijn zodat een regelmatig contact ontstaat. Deze ruimte is echter ingevuld als badkamer. Er wordt een afwijking gevraagd.
ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak dient een opstand van 0,30m te worden voorzien. Deze is niet voorzien.
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
Er wordt opgemerkt dat de aanvraag afwijkt van artikel 12(levendige plint) van de bouwcode. Het gelijkvloers van een gebouw dat grenst aan de openbare weg grenst, moet bij een woonentiteit aan de straatzijde een verblijfsruimte met raamopening. Zo blijft een regelmatig contact tussen de gebruiker(s) van het gebouw en de straat mogelijk. In de aanvraag wordt de badkamer voorzien aan de voorgevel, deze ruimte wordt niet gezien als een levendige verblijfsruimte. De woning is de eerste woning van een woningrij die naar voor is geschoven t.o.v. de woningenrij aan de linkerkant. Door het voorzien van ramen in de linker zijgevel wordt er toch contact nog gelegd met het openbaar domein.
Er is verder geen aanleiding om het college te adviseren (beargumenteerd) af te wijken van de geldende voorschriften.
Functionele inpasbaarheid
De Scheldevrijstraat wordt gekenmerkt door eengezinswoningen in gesloten en halfopen bebouwing. De vergunde functie blijft ongewijzigd en blijft hierdoor functioneel inpasbaar in deze omgeving.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt kan ingestemd worden met het volume en het programma zoals voorgesteld. De totale bouwdiepte van het gelijkvloers wordt opgetrokken tot 16,66 meter. Het voorgestelde project komt inzake het aantal bouwlagen, bouwdiepte en dakvorm overeen met de algemene configuratie van de aanwezige bebouwing in de omgeving. De geplande uitbreidingswerken aan de achtergevel zijn niet storend voor de omgeving en in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening van de plaats.
Visueel-vormelijke elementen en Cultuurhistorische aspecten
Het straatbeeld van de Scheldevrijstraat wordt gekenmerkt door bebouwing die opgenomen werd in de inventaris bouwkundig erfgoed. De voorgestelde materialisatie van de uitbouw bestaat uit een rood/oranje baksteen met zwart PVC schrijnwerk. Gelet op de historische context van de aanvraag werd er advies ingewonnen bij de stedelijke dienst monumentenzorg:
“Naar aanleiding van uw vraag om advies, kan ik u melden dat de werken gesitueerd zijn in een pand dat is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, vastgesteld bij besluit van 29 maart 2019. De vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed zorgt ervoor dat er voor het eerst een éénduidige en overzichtelijke lijst van het gebouwd patrimonium in Vlaanderen bepaald is. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten. Voor gebouwen opgenomen in de inventaris wordt de wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw en/of constructie onderworpen aan de wenselijkheid van behoud. Het behoud van de elementen met historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur.
Conform art. 5§2 van de stedenbouwkundige verordening – bouwcode dd. 25 oktober 2014 moet de beschrijvende nota van de bouwaanvraag voldoende informatie bevatten over het cultuurhistorisch profiel van de aanwezige elementen zodat vergunningverlenende overheid deze kan afwegen.
Beoordeling
A. Cultuurhistorische waardestelling
De aanvraag heeft betrekking op een pand in een tuinwijk nov F. Van Rompaey gelegen tussen de spoorweg en het industriegebied. De straten van de wijk werden geopend vanaf 1901 door de vereniging "Le progrès industriel et commercial". De tuinwijk is genoemd naar het nabij gelegen doch in 1979 gesloopt kasteel Moretusburg uit 1825. De tuinwijk werd opgericht om de werknemers van de groeiende industrie te voorzien van goede woningen en een zekere infrastructuur. De kerk werd opgericht in 1911-1913, met de bouw van de scholen in de Maalbootstraat werd gestart in 1912, beiden eveneens naar ontwerp van F. Van Rompaey. De huizen werden opgericht in drie bouwfases vanaf 1921 tot circa 1950 in opdracht van de Maatschappij voor Goedkope Woningen. Meer recent (tot 1965) werd de tuinwijk nog uitgebreid, onder meer met 8 meergezinswoningen.
De oudste bebouwing uit 1921 is te vinden in het noordoostelijk deel van de wijk. Een deel van de Scheldevrijstraat werd reeds in deze eerste fase bebouwd, zo ook het nummer 83. De bebouwing in een vereenvoudigde regionalistische stijl bestaat uit gegroepeerde ééngezinswoningen van twee traveeën en één (breedhuizen) of twee (diephuizen) bouwlagen met omhaagde, omheinde of ommuurde voortuintjes. Bakstenen enkelhuizen met een doorgaans symmetrisch opgestelde afwisseling van lijst- en afgeschuinde puntgevels onder pannen mansardedaken, laatst genoemde soms overkragend bij het diephuistype (onder meer Scheldevrijstraat). Rechthoekige muuropeningen met beschilderde en geprofileerde cementlateien. Vanaf de Scheldevrijstraat 75 vinden we panden uit de tweede bouwfase terug (1928/1929).
De woning op nummer 83 is een hoekwoning op rechthoekig grondplan opgebouwd uit twee traveeën en twee bouwlagen onder een vernieuwde houten kroonlijst met een pannen zadeldak. Gecombineerd voorgevelparement op blauwe hardstenen plint, bestaande uit een eerste bouwlaag in baksteen (klampsteen met licht verdiepte open voeg) door een licht geprononceerde bepleisterde waterlijst gescheiden van de tweede bouwlaag, die volledig bepleisterd en geschilderd is. De oorspronkelijke kleur van deze pleisterlaag was wit. Vandaag is de pleisterlaag voorzien in een gele kleur. Ook het oorspronkelijk houten geschilderd schrijnwerk met kleinhoutverdeling werd vervangen door nieuw houten schrijnwerk.
De halfopen hoekwoning is beeldbepalend in deze omgeving door zijn ligging, volume, schaal, de korrel en de architectuur en maakt deel uit van een uniform bouwkundig geheel.
De erfgoedwaarde van de wijk zit hem in de locuswaarde met name groepswoningbouw in een stedenbouwkundig samenhangend geheel. De tuinwijk is opgericht volgens een vastgelegde structuur en de gebouwen vormen een harmonieuze eenheid omwille van hun uniforme opbouw. De locuswaarde van het erfgoedgeheel verwijst dus niet naar specifieke eigenschappen of kwaliteiten maar naar generieke structuren zoals de ‘footprint’ van het erfgoedgeheel, de bouwlijnen, de rooilijnen, de bouwvolumes, herhalingen en ruimtelijke relatie.
Recent werd een zeer uitgebreide studie gemaakt over de tuinwijk Moretusburg die het waardevolle en gave karakter van de wijk bevestigt.
B. Afweging
Men wenst de bestaande uitbouw af te breken en te vervangen door een diepere uitbouw die iets hoger is. De zijgevel van de uitbouw wordt uitgevoerd in baksteen, geïsoleerd en ingevuld met schrijnwerk in zwarte pvc.
Vanuit oogpunt monumentenzorg is er principieel geen bezwaar tegen de uitbreiding van het volume zoals voorzien in de voorliggende aanvraag. De oppervlakte van de panden is beperkt. De typologie hoofdvolume – lagere achterbouw blijft duidelijk afleesbaar. Omwille van de beeldbepalende ligging en de zichtbaarheid vanop het openbaar domein vragen we bijzondere aandacht voor de afwerking van het nieuwe volume dat als gevel gelezen wordt.
1)Zo dient de aanbouw opgetrokken in een baksteen met een gelijkaardige kleur en een gelijkaardig voegverband als de baksteen van het hoofdvolume. De blauwe hardstenen plint van het voorhuis dient doorgetrokken in de aanbouw.
2)Hetzelfde geldt voor de licht geprononceerde bepleisterde waterlijst op de overgang van de eerste bouwlaag in baksteen naar de gepleisterde tweede bouwlaag. 3) Het hoger opgaande deel van de uitbouw dient aansluitend op het voorhuis eveneens gepleisterd en geschilderd in een lichte kleur.
Gezien de oorspronkelijke witte kleurstelling van de pleisterlaag, geniet wit onze voorkeur. Indien er geen intenties zijn om ook de pleisterlaag van het voorhuis in eenzelfde witte kleur te schilderen, kan de bestaande gele kleurstelling van het voorhuis hernomen worden in de uitbouw. Op die manier ontstaat er een aanbouw die naadloos en met eenzelfde beeldkwaliteit aansluit op het voorhuis.
Het geheel houdt op die manier voldoende rekening met de erfgoedwaarde en de uniformiteit van dit waardevolle ensemble.
Indien er in de toekomst ook intenties zijn om het schrijnwerk te wijzigen. Dient dit naar oorspronkelijk model, materiaal en profilering (houten schrijnwerk met kleinhoutverdeling) te gebeuren. Het zal de beeld- en erfgoedwaarde nog versterken. De stedelijke dienst monumentenzorg kan hierover meer informatie verschaffen eens aan de orde.”
Het voorwaardelijk gunstig advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd. De voorgestelde voorwaarden met betrekking tot de gevelafwerking van de achterbouw worden mee opgenomen als voorwaarden van vergunning.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Het goed is gelegen in de wijk Moretusburg of Hertogvelden, waar er mogelijk verontreiniging is door zware metalen. Gelieve dan ook rekening te houden met de gebruiksadviezen, die u achteraan de vergunning terugvindt.
De scheimuur met de aanpalende werd ter hoogte van de gelijkvloerse uitbreiding niet uitgevoerd met een opstand van 30cm ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak. Dit is strijdig met artikel 34 van de Bouwcode. Van dit voorschrift kan met het oog op het voorkomen van brandoverslag niet worden afgeweken. Aangezien het dak voorzien is van een groendak kan afgeweken worden van een minimale opstand van 30cm wanneer er tussen de scheidingswand en de vegetatie een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30cm breed aanwezig is. Dit wordt opgelegd als een voorwaarde bij de vergunning
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat elke bouwaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeerparagraaf is niet van toepassing aangezien de aanvraag betrekking heeft op de verbouwing van een eengezinswoning waarbij de functie en het aantal woongelegenheden ten opzichte van het bestaande ongewijzigd blijven.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 meter ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, te voorzien van:
- een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed voorzien tussen het groendak en de scheidingswand;
2. De aanbouw moet worden opgetrokken in een baksteen met een gelijkaardige kleur en een gelijkaardig voegverband als de baksteen van het hoofdvolume;
3. de blauwe hardstenen plint van het voorhuis moet worden doorgetrokken in de aanbouw;
4. de licht geprononceerde bepleisterde waterlijst op de overgang van de eerste bouwlaag in baksteen naar de gepleisterde tweede bouwlaag dient eveneens doorgetrokken in de aanbouw.
5. Het hoger opgaande deel van de uitbouw moet aansluitend op het voorhuis eveneens gepleisterd en geschilderd worden in een gelijke lichte kleur;
6. na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
11 maart 2020 |
Volledig en ontvankelijk |
3 april 2020 |
Start openbaar onderzoek |
geen |
Einde openbaar onderzoek |
geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
2 juli 2020 |
Verslag GOA |
14 mei 2020 |
naam GOA |
Brenda Dierckx |
De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften |
Petitielijsten |
Digitale bezwaarschriften |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. het gedeelte van de scheidingsmu(u)r(en) dat geen opstand heeft van minimaal 0,30 meter ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, te voorzien van:
- een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed voorzien tussen het groendak en de scheidingswand;
2. De aanbouw moet worden opgetrokken in een baksteen met een gelijkaardige kleur en een gelijkaardig voegverband als de baksteen van het hoofdvolume;
3. de blauwe hardstenen plint van het voorhuis moet worden doorgetrokken in de aanbouw;
4. de licht geprononceerde bepleisterde waterlijst op de overgang van de eerste bouwlaag in baksteen naar de gepleisterde tweede bouwlaag dient eveneens doorgetrokken in de aanbouw.
5. Het hoger opgaande deel van de uitbouw moet aansluitend op het voorhuis eveneens gepleisterd en geschilderd worden in een gelijke lichte kleur;
6. na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.