Terug
Gepubliceerd op 06/04/2020

2020_CBS_03203 - Omgevingsvergunning - OMV_2019080306. Leo Baekelandstraat 10. District Ekeren - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 03/04/2020 - 09:00 Digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_03203 - Omgevingsvergunning - OMV_2019080306. Leo Baekelandstraat 10. District Ekeren - Goedkeuring 2020_CBS_03203 - Omgevingsvergunning - OMV_2019080306. Leo Baekelandstraat 10. District Ekeren - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

POVC Antwerpen

13 december 2019

25 februari 2020

Voorwaardelijk gunstig

Agentschap Zorg en Gezondheid

13 december 2019

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

AQUAFIN NV

13 december 2019

4 maart 2020

Voorwaardelijk gunstig

brandweer/ risicobeheer/ preventie

13 december 2019

21 januari 2020

Ongunstig

brandweer/ risicobeheer/ preventie

14 februari 2020

17 maart 2020

Voorwaardelijk gunstig

Fluvius System Operator

13 december 2019

30 januari 2020

Voorwaardelijk gunstig

lokale politie/ verkeerspolitie (LP/VK/SE)

13 december 2019

19 december 2019

Voorwaardelijk gunstig

PROXIMUS

13 december 2019

14 februari 2020

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn

13 december 2019

16 december 2019

Gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen

13 december 2019

13 januari 2020

Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam

13 december 2019

Geen advies ontvangen bij opmaak van verslag

ondernemen en stadsmarketing/ business en innovatie

13 december 2019

19 december 2019

stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen

13 december 2019

23 december 2019

stadsbeheer/ vastgoed/ ontwikkeling/ bouwprojecten

13 december 2019

13 januari 2020

Stadsontwikkeling/ beheer en onderhoud

13 december 2019

20 december 2019

stadsontwikkeling/ energie en milieu Antwerpen/ luchtkwaliteit en geluid

13 december 2019

13 januari 2020

stadsontwikkeling/ mobiliteit

13 december 2019

8 januari 2020

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

13 december 2019

31 december 2019

stadsontwikkeling/ ontwerp en uitvoering/ ontwerpers

13 december 2019

Geen advies ontvangen bij opmaak van verslag

stadsontwikkeling/ ruimte (NIET inzake SOK of grond- en pandendecreet)

13 december 2020

8 januari 2020

stadsontwikkeling/ team stadsbouwmeester - welstandscommissie

13 december 2019

14 januari 2020

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een bufferzone. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 43 Groot Hagelkruis, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 11 april 1968. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: openbare weg.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 43 Groot Hagelkruis - wijziging stedenbouwkundigen voorschriften, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 1 oktober 1999.

 

(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) en bijzondere plannen van aanleg (BPA) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-        Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
Gezien de omvang van het project ( ? 7.500 m²) werd advies gevraagd aan Inter VZW. Zij vermelden in hun voorwaardelijk gunstig advies Toegankelijkheid aan welke artikels de aanvraag moet voldoen en oordeelden dat de aanvraag afwijkt van de bepalingen van de verordening op volgende punten:

-        artikel 22-26 toegangen, deuropeningen en deuren:

-        Op de circulatie worden verschillende dubbele deuren voorzien. Het is niet duidelijk of bij deze deuren één deurdeel min. 90 cm vrije doorgangsbreedte garanderen. De deuren worden daarom beter asymmetrisch voorzien. Dit moet worden aangepast;

-        Niet alle deuren zijn voorzien van maatvoering (deurbreedte). De deuren moeten voldoen aan de normen (90 cm vrije doorgang). Tijdens het startoverleg gaf de architect echter aan dat alle deuren deze norm zullen respecteren;

-        Bureau 1.162 (bureau psycho – ortho): de 50 cm opstelruimte is niet gegarandeerd vanwege de structuurkolom. Indien deze ruimte ook door ouders kan betreed worden (dus niet louter een personeelsruimte is), moet de 50 cm opstelruimte gegarandeerd zijn – hiertoe kan de deur opgeschoven worden / draairichting spiegelen;

-        Klas 1.152 (plastische opvoeding): de 50 cm opstelruimte is niet gegarandeerd vanwege de structuurkolom. Dit moet worden aangepast – deur spiegelen;

-        artikel 18-21 Opvangen van niveauverschillen binnen:

De trappen thv het schoolgedeelte (0.002 en 0.024) hebben een breedte van 120 cm

(maatvoering op plan). Conform de normen, moet dit 125 cm ruwbouwbreedte zijn zodat bij afwerking min. 100 cm vrije breedte aanwezig is tussen de leuningen. Gezien beide trappenkernen een breedte hebben van 260 cm kan dit nog worden aangepast, zonder dat dit structurele veranderingen/verschuivingen met zich meebrengt;

Geen van de ingetekende trappen zijn voorzien van leuningen. De leuningen moeten,

conform de normen, langs beide zijden worden geplaatst, doorlopen overheen de bordessen

en bovenaan/onderaan de trappen 40 cm doorlopen. Dit moet nog worden aangepast.

-        artikel 28 Onthaalmeubel:

Nabij de hoofdtoegangen worden baliemeubels voorzien. Op de plannen is niet aangeduid dat er een onderrijdbaar en verlaagd gedeelte aanwezig zal zijn. In de nota (en tijdens het startoverleg) is echter opgenomen dat dit wel is voorzien.

-        artikel 29/2-32:

-        Sanitair blok BuSO (0.250):

De deuren van de aangepaste toiletten garanderen geen 50 cm opstelruimte. Dit kan worden aangepast door de deuren op te schuiven. Dit moet worden aangepast. De aangepaste toiletten zijn niet uitgerust met wastafels. Dit moet worden aangepast.

-        Sanitair blok BuSO (1.173):

Vanwege de draairichting van de deur van het aangepast toilet is de 150 cm

draaicirkel niet gegarandeerd. Dit kan worden opgelost door de inrichting van het toilet én de draairichting van de deur te spiegelen;

-        MIVA-Sani (1.189):

Deur draait in de ruimte (in het aangepast toilet). Dit is niet toegelaten – de deur moet naar buiten opendraaien. Dit moet worden aangepast;

-        Bijkomende opmerking:

Voldoende aandacht voor de afwerking van de sanbloc en plaatsing van de beugels.

Dit advies is enkel overeenkomstig het Besluit van de Vlaamse Regering van 05 juni 2009 (St. Bl. 02.09.2009) inzake de stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid en niet inzake de erkenningscriteria van revalidatiecentra of voorzieningen voor personen met een handicap.

 

Algemene bouwverordeningen

-        Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de verordening voetgangersverkeer.


Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-        Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

-        artikel 26 Afvalverzameling:

Functies anders dan wonen, dienen een afgescheiden ruimte voor afvalberging te hebben die voorzien wordt van verluchting en minimaal 4 vierkante meter groot is. Er worden bergingen voorzien, maar geen ervan wordt specifiek ingetekend als afvalberging;

-        artikel 38 Groendaken:

Daken groter dan 20 m² dienen aangelegd te worden als groendak. Het dak met een veel groter oppervlak wordt niet voorzien als groendak. Een groendak kan eveneens afwateren in de voorziene hemelwaterputten, zoals opgelegd door de hemelwaterverordening.

-        artikel 44 Vetafscheiders en olieafscheiders:

horeca-inrichtingen en andere bedrijven en instellingen waar voedsel wordt verwerkt en/of waar warme maaltijden ter plekke worden geconsumeerd, zijn verplicht hun afvalwater via vetafscheiders te lozen. Alle keukens dienen van een vetafscheiders voorzien te worden. De plannen zijn onduidelijk of dit al dan niet voorzien wordt

alle niet-overdekte parkings moeten voorzien worden van een olieafscheider.

 

Sectorale regelgeving

-        MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving besluit de toegevoegde project-MER-screeningsnota dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn. De nota wordt aanvaard.
 

-        Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
 

-        Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.

 

-        Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen 
De nota bevat voorwaarden, die moeten opgelegd worden in de vergunning.

 

-        Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)

-        BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag heeft betrekking op de zorgcampus Sint-Jozef. Een multifunctionele zorginstelling voor personen met een beperking. Onder het gebruik behoort een school voor het buitengewoon basisonderwijs, een school voor buitengewoon secundair onderwijs en een zorginstelling.

Gelet op de functie werd er advies ingewonnen bij de stedelijke dienst omgeving/ruimte:

“De zorgcampus Sint-Jozef wordt voorzien in de zone die binnen het masterplan Rozemaai is aangeduid als recreatie- en sportactiviteitencluster. In deze zone bevindt zich ook een visvijver. Om het project te realiseren wordt deze vijver gedempt en zal dus verdwijnen. Hoogstwaarschijnlijk zal dit een invloed hebben op de waterhuishouding. De petanque en minigolf zullen niet op hun huidige locatie kunnen blijven functioneren. Voor deze activiteiten worden best nieuwe plekken op de site gezocht. Het is niet duidelijk wat met het voetbalprogramma en clublokaal gebeurt dat zich tussen de parking en de zorgcampus bevindt. Omwille van de watergevoeligheid kan er niet ondergronds geparkeerd worden; half ondergronds is dit wel mogelijk maar hier wordt niet op ingegaan. Doordat Rozemaai via twee lussen ontsloten wordt zal de Leo Baekelandstraat zwaarder belast worden, zowel door de inwoners van de buurt ten noorden van deze straat als de gebruikers van de zorgcampus. Een positief aspect van het ontwerp is dat de gebouwen van de zorgcampus de orthogonale structuur van de rest van de wijk volgen. De gebouwen aan de straatkant zoeken een relatie met de woonwijk. Gezien de locatie dicht tot tegen de autosnelweg moet er voldoende aandacht besteed worden aan maatregelen die de lucht- en geluidskwaliteit verbeteren. De wateropvang van de wijk Rozemaai gebeurt zichtbaar en in open grachten. Deze principes uit het masterplan publiek domein moeten gevolgd worden. Het is niet duidelijk waar het regenwater van de zorgcampus naar afgevoerd wordt. Een waterbuffering op het terrein met een vertraagde afvoer zou de beste oplossing zijn. In het masterplan publiek domein wordt veel aandacht besteed aan doorwaadbaarheid. Een netwerk van voetpaden en fietspaden zorgt hiervoor. Deze doorwaadbaarheid via een padenstructuur moet doorgetrokken worden tot aan de zorgcampus.”

 Het gunstig advies wordt wat betreft de functionele inpasbaarheid vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd. De school wordt geplaatst in een zone die voorzien was als recreatie- en sportactiviteitencluster. De keuze voor de plaatsing van deze school kadert zich binnen het structureel tekort aan schoolcapaciteit voor deze specifieke doelgroep. Het schoolcomplex wordt geïntegreerd via de principes van het masterplan, waarbij de doorwaadbaarheid van de publieke ruimte centraal staat. Het project houdt voldoende rekening met de gestelde principes van het masterplan.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 202 parkeerplaatsen.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op basis van de MOBER. Deze werd reeds tijdens voorbesprekingen tussen stad Antwerpen en het ontwerpbureau verder gefinaliseerd.

 

In de toekomst zal er een zorgcampus ontwikkeld worden op deze site. Deze zorgcampus zal bestaan uit Heder, BuBaO Het Sas en BuSO De Tjalk. Deze instellingen zijn momenteel gelegen aan de Galjoenstraat in Luchtbal, Antwerpen. Heder is een vergunde zorgaanbieder die een multifunctioneel centrum aanbiedt voor minderjarige personen met een handicap, kortverblijf en respijtzorg. Heder heeft 298 werknemers. Het Sas (= buitengewoon basisonderwijs) heeft 66 personeelsleden en 156 kinderen. De Tjalk (= buitengewoon secundair onderwijs) heeft 81 personeelsleden en 128 kinderen. Daarnaast zijn er 45 administratieve personeelsleden die eenmaal per week op de campus aanwezig zullen zijn.

 

Om de parkeerbehoefte te bepalen worden in principe de parkeernormen uit de bouwcode gehanteerd:

-          Basisonderwijs = 0,75 parkeerplaatsen per klas

-          Secundair onderwijs 3,3 plaatsen per 100 leerlingen

 

Echter zijn deze parkeernormen in dit geval onbruikbaar gezien dit een zeer specifiek type school betreft met een specifiek mobiliteitsgedrag ten opzichte van standaard scholen. De verhouding leerkrachten ten opzichte van leerlingen ligt hier veel hoger waardoor de parkeernorm in dit geval veel te laag zou liggen.

 

Om de parkeerbehoefte te berekenen is er daarom geopteerd om te kijken naar de MOBER die opgemaakt werd voor dit project. Daarin werd rekening gehouden met hoeveel medewerkers er tegelijk aanwezig zouden zijn, of er in ploegen werden gewerkt, etc. Dit om een beter beeld te kunnen vormen over het potentieel mobiliteitsgedrag.

 

De MOBER heeft 2 scenario’s berekend:

1. De werknemers verplaatsen zich op dezelfde wijze als op de oorspronkelijke locatie: De huidige modal split bedraagt 50% auto, 50% duurzame verplaatsingen;

2. Meer werknemers verplaatsen zich met de auto, gezien de locatie minder vlot bereikbaar is met alternatieven: De modal split wijzigt met 15% meer autogebruik.

 

In beide scenario’s wordt er van uitgegaan dat er maximaal 80% van het personeel tegelijk aanwezig zal zijn. De zorgcampus is immers 24u actief.

 

In het eerste scenario wordt er uitgegaan van een status quo. Werknemers zullen zich op dezelfde manier verplaatsen naar Ekeren, als ze ook deden naar Luchtbal. Op basis hiervan bedraagt de parkeerbehoefte 202 parkeerplaatsen. De modal split bedraagt op basis van de personeelsleden van alle instellingen 50% gemotoriseerd verkeer en 50% duurzame modi.

Het tweede scenario simuleert een modal shift naar auto waarbij autogebruik stijgt met 15% (65% -35%). De parkeerbehoefte stijgt dan naar 259 autoparkeerplaatsen.

 

Het ontwerp reikt enkele milderende en verbeterende maatregelen aan om de negatieve mobiliteitseffecten te compenseren. Ook worden voorstellen gedaan omtrent de ontsluiting van de bussen op de site.

 

Vanuit administratief én beleidsniveau wordt er geopteerd om verder te gaan met het eerste scenario (50/50) op basis van onderstaande factoren:

- Heder, Het Sas en De Tjalk voeren een proactief mobiliteitsbeleid uit om personeel zo duurzaam mogelijk te laten verplaatsen.

-Er worden voldoende fietsenstallingen voorzien met ruimte voor ruime uitbreiding met kwalitatieve faciliteiten zoals douches, omkleedruimtes, lockers en het voorzien van fietsherstelmateriaal.

-De mobiliteitsstudie was opgesteld in functie van een maximale personeelsbezettingsgraad van 80%. Deze 80% ging zelden behaald worden gezien een aanzienlijk deel van het personeel slechts 1 dag per week aanwezig is.

-Een deel van de parkeerplaatsen die bereikbaar zijn via de Herman Vosstraat zullen toegankelijk zijn voor de buurt, welk een positief verhaal voor hun kan zijn in functie van dubbel gebruik.

 

De plannen voorzien in 221 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het ontwerp voorziet momenteel 221 parkeerplaatsen voor personenwagens. Daarnaast worden er ook plaatsen voorzien voor bussen, voor laden en lossen en het afzetten van kinderen.

 

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 221.

 

Dit aantal is toereikend.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.

 

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus niet van toepassing.

 

 

Fietsvoorzieningen:

Er worden 200 fietsenstallingen voorzien op verschillende locaties in het gebouw met de mogelijkheid tot uitbreiding. Ook worden er faciliteiten voorzien zoals lockers en douches. Volgens de MOBER bedraagt de fietsparkeerbehoefte 160 fietsen op basis van het huidig mobiliteitsprofiel van de werknemers. De hoeveelheid fietsenstallingen is momenteel voldoende. Indien het aandeel fietsers in de toekomst stijgt, dient er gebruik te worden gemaakt van de uitbreidingsmogelijkheden in de fietsenstallingen.

 

Er worden buiten het gebouw op verschillende locaties fietsenstallingen voorzien voor het stallen van fietsen voor bezoekers.

 

Laden en lossen:

Sporadisch zal er geladen en gelost worden. Enkele plaatsen worden hiervoor voorzien in de Herman Vosstraat.

 

Het project kan op vlak van mobiliteit gunstig geadviseerd worden.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt kan ingestemd worden met het volume en het programma zoals voorgesteld. De aanvraag vertaalt de uitgangspunten van het masterplan van de site Rozemaai.

Het ontwerp voorziet in een landschap dat gestructureerd is als een cluster van aaneengesloten gebouwen en hoven op verschillende schalen. Het gebouwencomplex wordt voorzien met bebouwing die varieert van een tot drie bouwlagen. Deze voorgestelde bouwhoogte zorgt voor een mooie aansluiting tussen de Schoonbroekwijk en de hoogbouw van de Rozemaai. Ten Noorden van de site aan de Leo Baekelandstraat staat een gekenmerkte bebouwing van drie bouwlagen en ten westen van de site staat er, in bestaande toestand, een meergezinswoning van tien bouwlagen. Het voorgestelde project komt inzake het aantal bouwlagen en dakvorm overeen met de algemene configuratie van de aanwezige bebouwing in de omgeving. Het gebouw wordt voorzien van verschillende gebouwenarmen met ook verschillende toegangen. De bezoekersstroom wordt hierdoor verdeeld zodat de mogelijke overlast tot een minimum herleid wordt. De projectsite zal een beperkte impact hebben op de omliggende omgeving en kan bijgevolg inzake schaal en bouwdichtheid steenbouwkundig aanvaard worden in deze omgeving.

 

Visueel-vormelijke elementen

De gevels worden voorzien van een gesloten houten beplanking. Dit materiaal wordt gebruikt in combinatie met een linteel in vezelcementplaat, een plint in zichtbeton en aluminium schrijnwerk. De voorgestelde materialisatie sluit aan bij de groene omgeving van de site. Bij de uitwerking van de gevels is voldoende aandacht besteed aan de geveldetaillering en geleding, zodat het nieuwe gebouw zich integreert in de bestaande omgeving. Bijgevolg is de geveluitwerking verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening.

 

Het project werd vanaf de aanvang van de wedstrijdfase intensief mee begeleid door de welstandscommissie. Het project wordt vanuit de welstandscommissie ook gunstig geëvalueerd.

 

Bodemreliëf

Er werd voor deze aanvraag advies ingewonnen bij de stedelijke dienst Archeologie:

“Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is gelegen binnen een woon- en recreatiefgebied. Het betreft een projectgebied boven 3.000 m² (113.624 m²) en een ingreep boven 1.000 m² (nl. bijna het gehele terrein). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.

 

De archeologienota werd ingediend door ABO nv op 12/07/2019 en door het agentschap Onroerend Erfgoed bekrachtigd op 28/07/2019. Het bijhorende programma van maatregelen beval geen vervolgonderzoek (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/11819).

 

Eventuele vondsten of sporen dienen echter steeds onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2015, artikel 5.1.4) gemeld te worden aan het agentschap Onroerend Erfgoed.”

 

Het voorwaardelijk gunstig advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd, waarbij de voorwaarden worden opgenomen als voorwaarde van vergunning.

 

Advies van de provinciale omgevingsvergunningscommissie:

Het dossier werd tijdens deze vergunningsprocedure voorgelegd aan de provinciale omgevingsvergunningscommissie (POVC). De POVC heeft tijdens deze procedure  voorwaardelijk gunstige adviezen ontvangen en twee ongunstige.

De algemene conclusie van dit project werd beschreven als “gunstig (onder voorbehoud van een gunstig advies van de brandweer, afschaffing voetweg 69 en een gunstig advies voor de ligging van het AZG).”

 

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt er aangesloten bij het gegeven advies van de POVC. De voorwaardelijk gunstige adviezen worden integraal opgenomen als voorwaarden van vergunning.

 

Tijdens de procedure werden er twee ongunstige adviezen ontvangen.

Het eerste ongunstige advies werd door de brandweer gegeven. Op basis daarvan werden de plannen aangepast waarop een voorwaardelijk gunstig advies volgde. De gestelde voorwaarden worden integraal opgenomen als voorwaarden van vergunning.

Het tweede ongunstig advies werd verleend door het Team externe veiligheid. Het perceel van de aanvraag is gelegen binnen de consultatiezone van enkele Sevoso-inrichtingen. Hierdoor diende de aanvraag een verantwoordingsnota te bevatten. Zonder deze nota kon immers niet gesteld worden of het groepsrisico bij bouwen/exploiteren van dit project wordt overschreden. Deze nota werd tijdens de procedure toegevoegd. In deze nota wordt aangehaald dat de aanwezigheid van het gewenst project geen invloed heeft op het groepsrisico dat uitgaat van de installaties en activiteiten bij Mexico Natie. Het groepsrisico voldoet ook na het bouwen/exploiteren van het zorgcentrum Sint-Jozef. Er kan hierdoor gesteld worden dat het eerder gegeven ongunstig advies met deze nota niet meer van toepassing is.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De aanvraag is strijdig met diverse artikels van de gewestelijke verordening toegankelijkheid. Als voorwaarde van vergunning, moet de aanvraag in overeenstemming komen met deze artikels.

 

Het dossier is strijdig met artikel 26 van de bouwcode. De aanvraag voorziet diverse bergingen maar geen ervan is specifiek ingetekend als afvalberging. In voorwaarde van vergunning wordt opgelegd dat er een afvalberging moet voorzien worden, conform vernoemd artikel.

 

De platte dakstructuren van het project worden niet voorzien van een groendak. Deze daken dienen uitgevoerd te worden met een groendak conform artikel 38 van de bouwcode, wat opgelegd wordt als voorwaarde van vergunning.

 

Het is onduidelijk of de aanvraag in overeenstemming is met artikel 44 van de bouwcode. Als voorwaarde van vergunning wordt opgelegd dat er vetafscheiders voor de keukens en olieafscheiders voor de niet-overdekte parkings voorzien moeten worden, conform artikel 44. De olieafscheiders moeten enkel ingericht worden bij de busparkings en de laad- en loszone, niet voor de openlucht parkeerplaatsen voor personenwagens. De aanvraag voorziet er immers in om deze waterdoorlatend aan te leggen, waardoor een olieafscheider overbodig is. Conform artikel 30 van de bouwcode dienen de waterdoorlatende, niet-overdekte autoparkeerplaatsen uitgevoerd te worden met grasdoorgroeibare materialen zoals bv. grasdals, … met uitzondering van de parkeerplaatsen ten dienste voor gehandicapten en ouders met rolstoelen. Ook dat wordt als voorwaarde opgenomen.

 

Het dossier werd bijkomend gunstig geadviseerd door AG Vespa en vastgoed.

 

Gelet op het onderwerp van de aanvraag werd er advies ingewonnen bij de stedelijke dienst energie en milieu Antwerpen:

Beoordelingskader:

Kinderen zijn extra gevoelig voor luchtverontreiniging en omgevingslawaai. Langdurige blootstelling kan leiden tot blijvende lichamelijke schade, slaapstoornissen of verstoring van spraak- en leervermogen. Daarom wordt bij de adviesverlening in het kader van planning van een school rekening gehouden met de specifieke lokale omstandigheden op het vlak van luchtkwaliteit en geluidshinder. De beoordeling gebeurt op basis van onderstaand kader dat op 2 mei 2018 door het college van burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen werd goedgekeurd (2018_CBS_04164).

Luchtkwaliteit:

Volgens de prognosekaart is de locatie onderhevig aan concentraties NO2 van 31-35 µg/m³. Negatieve gezondheidseffecten kunnen bij bijzonder gevoelige personen optreden vanaf 20 µg/m³ NO2. Omdat de school bestemd is voor een bijzonder gevoelige doelgroep (sommige kinderen hebben ademhalingsproblemen) worden reeds bij deze concentraties maatregelen geadviseerd. Het plan voorziet een ventilatiesysteem type D en bij de inblaas van verse lucht zijn reeds luchtfilters voorzien. Deze luchtfilters dienen geschikt te zijn voor het filteren van NO2 (actievekoolfilter) en van fijnstofdeeltjes die in uitlaatgassen aanwezig zijn (ISOePM1 ≥50%).

Bij toepassing van het beoordelingskader wordt in deze situatie gunstig mits voorwaarden geadviseerd voor het aspect luchtkwaliteit.

Geluidshinder:

Het gebouw is gemiddeld onderhevig aan geluidsniveaus Lden van 60-64 dB(A) als gevolg van het verkeer op de A12. Het gebouw is zo ver mogelijk van de A12 gepland en is zodanig vormgegeven dat de buitenspeelruimtes optimaal worden afgeschermd van het verkeersgeluid. Er zijn leslokalen gelegen aan de verkeerszijde, zodat de akoestische prestatie van de gebouwschil bepalend is voor het geluidsniveau in de leslokalen. Bij toepassing van het beoordelingskader wordt in deze situatie gunstig mits voorwaarden geadviseerd voor het aspect geluidshinder.”

 

Het voorwaardelijk gunstig advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd. De gestelde voorwaarden worden overgenomen als voorwaarden van vergunning.

 

Er werd voorwaardelijk gunstig advies verleend door de stedelijke dienst groen en begraafplaatsen, waarbij de voorwaarden integraal worden overgenomen als voorwaarden van vergunning.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De nieuwe inrichting zal op de site “Rozemaai” in Ekeren komen te liggen. Deze grenst aan de noord- en oostkant aan een residentiële wijk en ten westen aan de A12. Ten zuiden van de site ligt een waardevolle groenzone, namelijk het park van de Donkse beekvallei. Een gedeelte van de nieuwe locatie wordt momenteel ter beschikking gesteld aan de vzw Jeugd en Cultuur. Hier bevinden zich een visvijver, kleedkamers, een kantine en een buitenruimte. Op het overige gedeelte bevinden zich vier voetbalvelden en overige “buitenaanleg” in onbruik.

 

Klasse 2 rubriek 32.8.1.3 wordt aangevraagd voor exploitatie van een therapiebad met een volume van 85 m³. Er wordt zoveel mogelijk aan hergebruik van water gedaan. Hiervoor is er een technische ruimte onder het bad waar het afgevoerde water gefilterd wordt. Via het buffervat wordt het gefilterde water terug toegevoegd aan het badwater. Het afvalwater van het therapiebad wordt aanzien als bedrijfsafvalwater. De lozing hiervan wordt gevraagd voor een debiet van 8 m³/uur (rubriek 3.4.2).

 

Voor dit bedrijfsafvalwater wordt een bijstelling gevraagd van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het Vlarem, meer bepaald van hoofdstuk 4.2 en bijlage 5.3.2. Aangezien het een therapiebad betreft, wordt gevraagd het water hiervan te kunnen verwarmen tot 34°C in plaats van 32°C. Artikel 5.32.8.1.9 van Vlarem II stelt dat “het water van een therapiebad een temperatuur dient te hebben van < 32°C tenzij hiervoor een toelating door de afdeling, bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid, is verleend”.

 

Het advies van het Agentschap Zorg en Gezondheid is voorwaardelijk gunstig en stelt dat “de risico’s voor de mens en het milieu aanvaardbaar zijn indien de algemene en sectorale Vlarem voorwaarden gerespecteerd worden”. Het Agentschap Zorg en Gezondheid geeft meteen ook de toelating om de watertemperatuur van het zwembad te verhogen tot 34°C op voorwaarde dat de bacteriologische waterkwaliteit steeds voldoet aan de waterkwaliteitsvereisten. Als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat de technische plannen met betrekking tot de waterbehandeling en luchtbehandeling besproken worden met het Agentschap Zorg en Gezondheid zodra deze beschikbaar zijn.”

 

Voor het lozen van bedrijfsafvalwater met een temperatuur van 34°C, is deze vraag tot bijstelling zonder voorwerp aangezien volgens artikel 4.2.2.3.1 §2 de temperatuur van het geloosde bedrijfsafvalwater maximaal 45°C mag bedragen. De gevraagde bijstelling van hoofdstuk 4.2 en bijlage 5.3.2 lijkt eveneens zonder voorwerp aangezien de temperatuur van het badwater bepaald wordt door artikel 5.32.8.1.9.

 

Voor het therapiebad wordt eveneens klasse 2 rubriek 7.5.1 (productie van chloor door elektrolyse met een jaarcapaciteit tot en met 10 ton) aangevraagd voor 1,70 ton/jaar. Het therapiebad werkt namelijk met een waterbehandeling op basis van zoutelektrolyse. Dit aangemaakte chloride doodt alle bacteriën en zorgt ervoor dat het water helder blijft. Het uitgewerkte chloride zal zich vervolgens weer aan het natrium binden waardoor de hele cyclus kan worden herhaald. Omdat zout niet verdampt, blijft dit een uitzonderlijke bron van chloor. De meeste zoutelektrolyse systemen draaien op drie of vier gram per liter. Het was voor de exploitant niet duidelijk of rubriek 7.5.1 hier van toepassing was. Rubriek 7 (chemicaliën) in de indelingslijst heeft vaak betrekking op industriële toepassingen. Aangezien de rubriek echter geen ondergrens heeft, werd door team milieu vóór indiening van de aanvraag geadviseerd om de rubriek toch op te nemen. Dit advies was gestoeld op eerdere communicatie met het Agentschap voor Zorg en Gezondheid dat aangaf meerdere zwembaden te weten die deze rubriek vergund kregen aangezien ze gebruik maken van zoutelektrolyse voor de productie van hun hypochloriet als desinfectiemiddel voor hun zwemwater. De POVC adviseert deze rubriek zonder voorwerp te verklaren. In het kader van de voorgaande communicatie met AZG en de eenduidigheid die gewenst is in het behandelen van omgevingsvergunningsaanvragen, wenst de stad Antwerpen dit advies van de POVC niet te volgen en de rubriek 7.5.1 te vergunnen.

 

De ontsmetting vindt plaats op basis van chloor, waardoor in het bedrijfsafvalwater mogelijk verhoogde concentraties AOX en vrije chloor terug te vinden zijn. De hoeveelheid zwevende stoffen in het water afkomstig van het periodiek terugspoelen van de filters, zal mogelijk ook hoger liggen dan algemene lozingsnorm. Hier wordt door de exploitant geen bijzondere lozingsvoorwaarde voor gevraagd. Het dossier bevat slechts een zeer summiere en vage paragraaf over de waterbehandeling. Zoals voorgesteld door de POVC, wordt een bijzondere voorwaarde opgenomen dat het agentschap Zorg en gezondheid voorafgaand de volledig uitgewerkte waterbehandelingsinstallatie dient goed te keuren.

 

Er zijn vrij concrete plannen voor het voorzien van een warmtenet in Ekeren. In een eerste fase (2024) zou de Leo Baekelandstraat uitgerust worden met een net. In latere fases ook de zijstraten (onder andere Herman Vosstraat). Tot het zover is, wordt in onderhavig project gerekend op een eigen warmteproductie door warmtepompen in combinatie met een BEO-veld. Eventueel zal bijkomend een gasketel voorzien worden voor bijverwarming of voor het opvangen van pieken. Een aansluitlokaal voor het eventuele warmtenet wordt bij de bouw reeds voorzien. Zowel rubriek 16.3.2.b als rubriek 43.1.1.b werd initieel gevraagd, beide voor een vermogen van 1.700 kW. Dit bleek uiteindelijk om dezelfde verwarmingsinstallatie te gaan. Warmtepompen worden ingedeeld in rubriek 16. Rubriek 43.1.1.b wordt zonder voorwerp verklaard. De POVC adviseerde rubriek 43.1.1.b te vergunnen en rubriek 16.3.2.b zonder voorwerp te verklaren maar gaf in haar advies geen motivatie hiervoor. Aangezien de stad Antwerpen beschikt over een mail van de exploitant die verklaart dat het hier over warmtepompen gaat, wordt rubriek 16.3.2.b opgenomen in de vergunning en rubriek 43.1.1.b zonder voorwerp verklaard.

 

Voor de bouw van de nieuwe inrichting wordt de bestaande visvijver gedempt. Klasse 2 rubriek 60.1 voor het geheel of gedeeltelijk opvullen van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten, met inbegrip van waterplassen en vijvers, met een capaciteit van 1.000 tot en met 10.000 m³ is hier van toepassing. In deze rubriek is begrepen dat er niet opgevuld wordt met afvalstoffen. De benodigde hoeveelheid materiaal wordt geschat op 9.654 m³. Er wordt in het dossier niet vermeld welk materiaal zal gebruikt worden en van waar dit afkomstig is. In de adviezen wordt gelezen dat de grond zal voldoen aan bijlage V van het VLAREBO (niet verontreinigde grond die voldoet aan de waarden voor vrij gebruik van uitgegraven bodem zoals bepaald in bijlage V van VLAREBO). OVAM geeft een gunstig advies maar raadt aan de vergunningstermijn voor het opvullen van de vijver te beperken tot één jaar.

 

Om na het dempen van de visvijver de waterhuishouding op het terrein in evenwicht te houden, zullen open grachten aangelegd worden. Deels zullen deze instaan voor de infiltratie van het regenwater afkomstig van de daken en verhardingen van de zorginstelling maar ze dienen ook in te staan voor de buffercapaciteit die de vijver en de omliggende verlaagde zone momenteel op zich nemen. De grachten zullen ondiep, breed en asymmetrisch zijn. Op verschillende plaatsen worden ze breder en vormen ze wadi’s. Deze grachten zullen een netwerk vormen dat aansluit (via het gescheiden rioleringsstelsel in de Leo Baekelandlaan) op het ingekokerde Schijn (volgens afspraak met VMM). De bedoeling is dat dit netwerk zowel in volume als in oppervlakte overeenkomt met de huidige visvijver. Aangezien de grachten bedoeld zijn om het regenwater op te vangen, blijven ze met hun bodem boven het grondwaterpeil.

 

In dit mogelijk overstromingsgevoelig gebied vormen niet alleen de grachten een beveiliging tegen wateroverlast. Er worden nog verschillende andere maatregelen genomen. De waterafvoer is in alle omstandigheden gegarandeerd. Er worden terugslagkleppen voorzien op de regenwater- en vuilwaterafvoer en er worden geen ondergrondse tanks voorzien. De bouw van ondergrondse constructies wordt tot een minimum beperkt. Enkel een noodzakelijke kelder onder het therapiebad wordt voorzien. De regenwaterputten hebben waterdichte en verankerde deksels zodat overstromingswater niet kan insijpelen.

 

Er wordt optimaal ingezet op de recuperatie en het hergebruik van regenwater voor de toiletspoelingen. Er worden hemelwaterputten voorzien met een totale capaciteit van 360 m³. De overlopen worden aangesloten op de grachten. Er wordt een capaciteit van 295 m³ of 472 m² aan infiltratievoorzieningen ingetekend op het terrein. Een gedeelte van het dak wordt aangelegd als groendak. Het cijfer van 295 m³ of 472 m² vloeit voort uit het toepassen van de hemelwaterverordening en is dus afhankelijk van de verharde oppervlakte die wordt aangelegd evenals de dakoppervlakte. Uiteindelijk zal er een grotere infiltratiecapaciteit voorzien worden omdat ook het buffervolume van de huidige vijver gecompenseerd moet worden. Het toekomstige netwerk van grachten vormt de infiltratievoorziening.

 

Tijdens de aanlegwerkzaamheden zal er tot een diepte van 4 meter onder het maaiveld bemaald worden. De te verwachten impact is van tijdelijke aard en er zal gewerkt worden met een retourbemaling naar zichtbaar oppervlaktewater (Donkse Beekvallei). Deze bemaling is niet opgenomen in onderhavige aanvraag. De aandacht van de initiatiefnemer wordt er best op gevestigd dat bemalingswerken, noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken, vergunningsplichtig zijn krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2).

 

Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000 m³ op jaarbasis of een bemaling dieper dan 4m –mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten. De inhoud van deze studie wordt bepaald door VMM (Richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu 2019 - zie checklist 1 en 2). De aandacht van de initiatiefnemer wordt er eveneens op gevestigd dat de opstart van de bemaling dient aangekondigd te worden bij aanvang. Deze aankondigingsplicht geldt ook voor die bemalingen waarvoor geen bemalingsstudie wordt gevraagd (dus als de bemaling lager is dan 30.000 m³ op jaarbasis en minder diep dan 4m –mv).

 

In het kader van luchtkwaliteit en geluidshinder wordt voorwaardelijk gunstig geadviseerd. Het gebouw wordt reeds zo westelijk mogelijk op het perceel ingepland (zo ver mogelijk van de A12 gelegen) en het gebouw wordt zodanig vormgegeven dat de buitenspeelruimtes optimaal worden afgeschermd van het verkeersgeluid. Verder zal de akoestische prestatie van de gebouwschil bepalend zijn voor het geluidsniveau in de klaslokalen. Als ventilatiesysteem wordt een ventilatietype D voorzien dat geschikt is om bij alle weersomstandigheden een gezond en comfortabel binnenklimaat te realiseren. Verder dienen bij inblaas van verse lucht luchtfilters voorzien te worden. Deze moeten geschikt zijn voor het filteren van NO2 en van fijnstofdeeltjes die in uitlaatgassen aanwezig zijn.

 

Het team Externe Veiligheid van het Departement Omgeving van de Vlaamse Overheid gaf in eerste instantie een negatief advies op deze aanvraag aangezien het project gepland is binnen het maximale effectgebied van de hogedrempel Seveso-inrichting Mexiconatie gelegen aan de Transcontinentaalweg 6/8 te 2030 Antwerpen. Het gebied waar de zorgcampus gepland is, wordt gedefinieerd als woonzone. In het meest recente veiligheidsrapport voor Mexiconatie wordt voor dit gebied een bepaalde populatiedichtheid aangenomen. Met de komst van de zorgcampus echter, wordt een significant hogere populatiedichtheid verwacht, voornamelijk tijdens de daguren. Team Externe Veiligheid vroeg daarom bijkomend onderzoek. Dit werd aangeleverd waarna besloten werd dat de aanwezigheid van het zorgcentrum te Ekeren geen invloed heeft op het groepsrisico dat uitgaat van de installaties en activiteiten van Mexiconatie en dat het groepsrisico ook na bouwen van het zorgcentrum Sint-Jozef voldoet aan het criterium dat hiervoor in Vlaanderen van toepassing is. Aldus werd alsnog een gunstig advies gegeven.

 

De milieutechnische aspecten van de tot hiertoe ingediende bezwaren omvatten voornamelijk de angst voor wateroverlast door het dempen van de vijver en het verdwijnen van fauna en flora die nu overvloedig aanwezig zijn rond de vijver.

 

In het dossier wordt gesteld dat de beschikbare bergingsruimte die nu aanwezig is op het perceel (de visvijver en de verlaagde zone errond), zowel in volume als in oppervlakte behouden blijft in de vorm van open grachten. Er wordt een berekeningsnota toegevoegd aan het dossier. Hierin wordt het totale buffervolume en de totale infiltratieoppervlakte berekend voor zowel de huidige vijver als het toekomstige netwerk van open grachten.

 

-       Totaal buffervolume open grachten:  3.898 m³

-       Totaal buffervolume vijver: 3.539 m³

-       Totale infiltratieoppervlakte open grachten: 1.803 m²

-       Totale infiltratieoppervlakte vijver 1.275 m²

 

Zoals het nu berekend en beschreven werd, zou het toekomstige netwerk van grachten dus een hoger buffervolume en een grotere infiltratieoppervlakte hebben dan de huidige vijver.

 

Er werd advies gevraagd aan het Agentschap voor Natuur en Bos. Zij leggen geen voorwaarden op maar geven enkel een algemene opmerking mee over het soortenbesluit. Niettemin zou vóór de start der werken door een erkende natuurorganisatie best een inventaris opgemaakt worden van de ter plaatse voorkomende planten- en diersoorten om te kunnen bepalen of er een afwijking moet aangevraagd worden.

 

De vergunningsaanvraag heeft geen betrekking op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed.

Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten mogelijks een invloed kunnen hebben op het watersysteem. Het advies van VMM werd gevraagd. Een stelsel van open grachten wordt aangelegd om een buffercapaciteit gelijk aan die van de te dempen vijver te behouden.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

  1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
  2. de bijgevoegde voorwaarden van de Vlaamse Milieumaatschappij, afvalwater en lucht zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  3. de bijgevoegde voorwaarden van de Agentschap Zorg en Gezondheid zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  4. de bijgevoegde voorwaarden van OVAM zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  5. de bijgevoegde voorwaarden van Wegen en Verkeer zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  6. de bijgevoegde voorwaarden van Proximus zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  7. de bijgevoegde voorwaarden van de lokale verkeerspolitie zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  8. de bijgevoegde voorwaarden van Fluvius zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  9. de bijgevoegde voorwaarden van Aquafin zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  10. de bijgevoegde voorwaarden van de ASTRID veiligheidscommissie zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  11. afvalbergingen te voorzien, conform artikel 26 van de bouwcode;
  12. de platte daken uit te voeren als groendak, conform artikel 38 van de bouwcode;
  13. de keukens te voorzien van een vetafscheider, conform artikel 44 van de bouwcode;
  14. de niet-overdekte parkings laad- en loszones en busparkings te voorzien van een  olieafscheider, conform artikel 44 van de bouwcode, voor zover ze niet worden  aangelegd in waterdoorlatend materiaal;
  15. de niet-overdekte autoparkeerplaatsen uit te voeren met waterdoorlatende en grasdoorgroeibare materialen zoals bv. grasdals, … ,  conform artikel 30, met uitzondering van de parkeerplaatsen aangeduid op het plan ten dienste voor gehandicapten en ouders met rolstoelen;
  16. de bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@antwerpen.be);
  17. de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;
  18. de bouwheer is verplicht om sporen zoals houten putten en andere kuilen die worden aangetroffen tijdens de graafwerken te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4);
  19. de bussen steeds op eigen terrein te parkeren;
  20. de akoestische prestatie van de gebouwschil is voldoende hoog om in de leslokalen overdag doorgaans een geluidsniveau (LA,eq30min) te realiseren van maximaal 35 dB(A) als gevolg van omgevingslawaai. Voor de berekening wordt de methode gebruikt in de NBN S 01-400-1 ‘Akoestische criteria voor woongebouwen’ (of recentere norm indien beschikbaar);
  21. de school wordt geventileerd met een ventilatiesysteem type D dat geschikt is om bij alle weersomstandigheden een gezond en comfortabel binnenklimaat te realiseren (in het bijzonder zonder de noodzaak om bij warm weer de ramen langs de verkeerszijde te openen in de leslokalen);
  22. in de school is er een luchtbehandelingssysteem dat de binnenlucht en/of de binnenkomende buitenlucht zuivert. Dit systeem realiseert een aangepaste partikelzuivering (ISOePM1 ≥50% volgens ISO 16890), en filtratie van NO2 (met actievekoolfilter);
  23. na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen;
  24. er moeten extra meetpunten in de wijk om de grondwaterstand van nabij te kunnen opvolgen met periodieke meting tot 10 jaar na de uitvoering;
  25. de trappen moeten uitgevoerd worden conform de norm van artikel 18-21 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid;
  26. alle toegangen, deuropeningen  en deuren moeten in overeenstemming zijn met artikel 22-26 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid;
  27. het onthaalmeubel moet in overeenstemming zijn met artikel 28 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid;
  28. het sanitair van de aangepaste wc moet in overeenstemming zijn met artikel 29/2-32 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid;
  29. de bouwheer moet een inplantingsplan voorleggen aan de stedelijke groendienst, waarop alle nieuwe bomen met soortnaam en plantmaat ingetekend staan;
  30. de bouwheer moet een verantwoordingsnota voorleggen aan de stedelijke groendienst over de gekozen boomsoorten. Minimaal 80% van de gekozen boomsoorten moet inheems zijn;
  31. de bouwheer moet een uitgewerkt plan voorleggen aan de stedelijke groendienst voor het parkeren in de dreef. Dit plan moet ervan uitgaan dat de bomen, inclusief de boomwortels, niet beschadigd worden door werken, werfverkeer of door het parkeren nadien; dit plan moet minstens volgende zaken vermelden: gebruikte materialen, maatregelen om bestaande boomwortels te sparen tijdens en na de werken, opbouw van de parkeerzone, ondergronds doorwortelbaar volume voor de bomen;
  32. de te behouden bomen moeten afdoende beschermd worden tijdens de werf. Hierop moet toegezien worden door een gecertificeerde boomverzorger (ETW of ETT – adressen vindbaar op internet);
  33. opgelegde (minimale) beschermingsmaatregelen voor te behouden bomen:

-       In het ontwerp van de gebouwen en de volledige infrastructuur errond, mag er niets voorzien worden waardoor de wortels of kroon van de boom  onaanvaardbaar moeten  beschadigd worden, noch nu, noch in de  toekomst. Praktisch gezien wil dit zeggen dat het ontwerp niet mag leiden tot noodzaak om:

-       het bestaande maaiveld af te graven of op te hogen in de wortelzone van de te behouden boom;

-       graafwerken uit te voeren waarbij wortels dikker dan 5 cm moeten doorgestoken worden en/of waarbij 20 % van het totale  wortelpakket moet verwijderd worden;

-       de boom drastisch te snoeien. (d.w.z. hoger opkronen dan het huidig eindbeeld of toppen of kandelaren of verwijderen van takken dikker dan 8cm);

-       als er werken (zowel  bouwwerken, als werken aan de infrastructuur errond) worden uitgevoerd, moet de te behouden boom beschermd worden. Zowel wortels als kroon moeten beschermd worden;

-       de wortelzone van de boom moet beschermd worden om verdichting van de bodem en/of oppervlakkige beschadiging van de wortels te voorkomen. Op vlak van bescherming voor de wortelzone zijn er twee mogelijkheden;

-       er is voldoende ruimte om de wortelzone volledig af te sluiten: dan moeten er werfhekkens geplaatst die aan elkaar vast gemaakt zijn, zodat ze niet, of in ieder geval moeilijk, te verplaatsen zijn. De grootte van de wortelzone wordt idealiter bepaald door onderzoek; als onderzoek om een of ander reden niet kan, moet men er vanuit gaan dat de wortelzone even groot is als de diameter van de kroonprojectie  + 2m;

-       in die volledig afgebakende zone mag niets gebeuren. (niet graven,  niet stockeren, geen afvalwater of spoelwater lozen, ...);

-       er is niet voldoende ruimte om de wortelzone volledig af te sluiten: dan moeten er beschermingsmaatregelen op maat opgesteld worden, zodat de ruimte onder de boom toch geheel of gedeeltelijk kan gebruikt worden zonder dat er schade berokkend wordt;

-       om uitdroging van de wortelzone te voorkomen tijdens een droogzuiging van de werf, moet water worden gegeven aan de boom, tenzij bodemonderzoek zou uitwijzen dat dit niet nodig is;

-       naast de wortelzone moeten ook de stam en de  kroon beschermd worden. Als de wortelzone volledig kan afgeschermd worden, zijn de stam en het onderste deel van de kroon uiteraard ook ineens afgeschermd. Kan de wortelzone niet volledig afgeschermd worden, dan moeten voor het beschermen van de stam en onderste deel van de kroon ook beschermingsmaatregelen op maat opgesteld worden;

-       om schade aan het bovenste deel van de kroon te voorkomen moet de  aannemer, als hij een kraan gaat gebruiken,  een voldoende hoge kraan voorzien.  Als de kraan rond draait met een last eraan, mag niets de top van de boom raken. De aannemer mag ook geen snoeiwerken uitvoeren om ruimte te krijgen voor een kraan of voor om het even welke machine of stelling of … ;

34. Bij het aanplanten van een nieuwe boom moeten volgende zaken in acht genomen worden

-       Het aspect duurzaamheid moet nagestreefd worden. Duurzaam aanplanten wil o.a. zeggen dat voor de nieuwe boom een groeiplaats moet voorzien worden die ondergronds voldoende geschikt doorwortelbaar volume heeft om zijn natuurlijke grootte en leeftijd te kunnen halen, en waar  er ook bovengronds voldoende ruimte is voor zijn natuurlijke grootte.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

2.368 m³/jaar

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

8 m³/uur

7.5.1°

productie van chloor door elektrolyse of door het kwik- of het diafragmaprocedé met een jaarcapaciteit tot en met 10 ton;

1,70 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1.000 kVA

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.700 kW

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

4.999 liter

32.8.1.3°

therapiebaden;

85 m³ (inhoud bad)

43.1.1°b)

het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas;

1.700 kW

60.1°

geheel of gedeeltelijk opvullen van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten, met inbegrip van waterplassen en vijvers met een capaciteit van 1.000 tot en met 10.000 m³.

9.654 m³

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Vóór de start der werken bezorgt de exploitant aan de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) een inventaris van de ter plaatse voorkomende planten- en diersoorten. Deze inventaris wordt opgemaakt door een erkende natuurorganisatie of door een erkende deskundige in de discipline biodiversiteit;

2.

De omgevingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur met uitzondering van rubriek 60.1 voor het dempen van de vijver. De duur van deze werkzaamheden wordt geschat op een aantal maanden. Rubriek 60.1 wordt dan ook verleend voor de duur van één jaar na start der werken;

3.

Zodra de technische plannen met betrekking tot de waterbehandeling en luchtbehandeling beschikbaar zijn, dienen deze ter evaluatie besproken te worden met het Agentschap Zorg en Gezondheid. De informatie van de door AZG goedgekeurde installaties en processen wordt overgemaakt aan het college (p/a milieuvergunningen@antwerpen.be);

4.

In afwijking van artikel 5.32.8.1.9 van Vlarem II mag de temperatuur in het therapiebad verhoogd worden tot 34°C op voorwaarde dat de bacteriologische kwaliteit steeds voldoet aan de kwaliteitseisen.

 

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

15 november 2019

Volledig en ontvankelijk

13 december 2019

Start openbaar onderzoek

23 december 2019

Einde openbaar onderzoek

21 januari 2020

Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag

12 februari 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

10 juni 2020

Verslag GOA

30 maart 2020

naam GOA

Katrijn Apostel en Bieke Geypens

 

Wijzigingslus

De aanvrager heeft een of meerdere verzoeken ingediend om zijn oorspronkelijke dossier te wijzigen.

Minstens een van die verzoeken werd aanvaard, waardoor de aanvaarde wijzigingen mee beoordeeld worden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

23 december 2019

21 januari 2020

11

0

0

7

 

Bespreking van de bezwaren

Tijdens de periode van het openbaar onderzoek werden 18 bezwaarschriften ingediend, die zich als volgt laten samenvatten:

 1.      Raadpleegbaarheid mobiliteitsstudie: De MOBER is online niet ter beschikking gesteld voor inzage.

Beoordeling: Tijdens de periode van het openbaar onderzoek kan het volledige dossier ingekeken worden aan het loket omgevingsvergunning van stad Antwerpen (Den Bell, Francis Wellensplein, Antwerpen). Het is niet verplicht om de MOBER online ter beschikking te stellen. Het bezwaar is ongegrond;

 2.      Onjuiste informatie over de mobiliteitseffecten: De MOBER bevat foutieve informatie. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om in de Leo Baekelandstraat langs twee zijden te parkeren.

Beoordeling: Dit bezwaar werd voorgelegd aan de stedelijke dienst mobiliteit. Het klopt dat de Leo Baekelandstraat een beperkte straatbreedte heeft. Toch kan er langs beide kanten van de straat worden geparkeerd, weliswaar niet overal omwille van plaatselijk beperkte straatbreedte. Het bezwaar is ongegrond;

3.      Periode openbaar onderzoek: De looptijd van het openbaar onderzoek is te beperkt om de MOBER via een andere procedure te kunnen verkrijgen.

Beoordeling: De looptijd van het openbaar onderzoek is wettelijk bepaald voor een periode van 30 dagen. Het bezwaar is ongegrond;

 4.      Parkeertekort: De uitbreiding van de school zal leiden tot een verhoging van de parkeerbehoefte. Er wordt verwacht dat er circa 500 medewerkers zullen zijn voor deze school. Er worden slechts 200 autostaanplaatsten gerealiseerd. Hierdoor bestaat de bezorgdheid dat deze medewerkers in de woonwijk zullen parkeren. Dit zal leiden tot verkeersopstoppingen en algemene verkeersonveiligheid.

Beoordeling: De aanvraag voldoet principieel aan de gestelde parkeernorm door de stedelijke dienst mobiliteit. De aanvraag heeft betrekking op een zeer specifiek type van school, met ook een specifiek mobiliteitsgedrag. Naar aanleiding hiervan werd er een MOBER opgemaakt. Het ontwerp reikt enkele mildere en verbeterende maatregelen aan om de negatieve mobiliteitseffecten te compenseren. Het ontwerp reikt enkele milderende en verbeterende maatregelen aan om de negatieve mobiliteitseffecten te compenseren. Ook worden voorstellen gedaan omtrent de ontsluiting van de bussen op de site.

Vanuit administratief én beleidsniveau wordt er geopteerd om verder te gaan met het eerste scenario (50/50) op basis van onderstaande factoren:

- Heder, Het Sas en De Tjalk voeren een proactief mobiliteitsbeleid uit om personeel zo duurzaam mogelijk te laten verplaatsen.

-Er worden voldoende fietsenstallingen voorzien met ruimte voor ruime uitbreiding met kwalitatieve faciliteiten zoals douches, omkleedruimtes, lockers en het voorzien van fietsherstelmateriaal.

-De mobiliteitsstudie was opgesteld in functie van een maximale personeelsbezettingsgraad van 80%. Deze 80% ging zelden behaald worden gezien een aanzienlijk deel van het personeel slechts 1 dag per week aanwezig is.

-Een deel van de parkeerplaatsen die bereikbaar zijn via de Herman Vosstraat zullen toegankelijk zijn voor de buurt, welk een positief verhaal voor hun kan zijn in functie van dubbel gebruik.

De voorgestelde MOBER werd gunstig geëvalueerd door de stedelijke dienst mobiliteit. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt dit advies gevolgd. Het bezwaar is ongegrond;

 5.      Verkeeroverlast omgeving: Door de plaatsing van de school worden er extra verkeersbewegingen verwacht. Zo zullen er dagelijks 140 bussen en meer dan 400 verkeersbewegingen van het personeel plaatsvinden. Dit geeft een extra verkeersbelasting in de omliggende omgeving.

Beoordeling: Ook wat betreft dit bezwaar werd er advies ingewonnen bij de stedelijke dienst mobiliteit. “Tijdens het voortraject van de vergunningsaanvraag van de zorgcampus is er een mobiliteitsonderzoek geweest om de gevolgen van de campus te onderzoeken in functie van mobiliteit en de afwikkeling van het verkeer in de omliggende straten. Er werden kruispunttellingen uitgevoerd tijdens piekmomenten om de huidige verkeerstromen in beeld te brengen. de verkeersstromen die werden gemeten zijn eerder klein en toonden aan dat er nog voldoende restcapaciteit zou zijn opdat de busjes geen nefast effect zou hebben op de omliggende straten. Er is ook intern bij de afdeling mobiliteit gekeken naar de verkeersafwikkeling van het kruispunt Ferdinand Verbieststraat – Ekersesteenweg gezien dit een lichten geregelde kruispunt is. Momenteel wordt er werk gemaakt van een nieuwe lichtenregeling met de invoering van de ‘verkeerslichtencomputer’. De regelingen zijn voor een groot deel uitgewerkt. Dit kruispunt zou op terrein een nieuwe regeling krijgen in de zomer van dit jaar (voorlopige planning: augustus 2020). De lichtenregeling die werd uitgewerkt binnen de studie voorziet meer dan voldoende capaciteit voor het autoverkeer, waarbij het beperkte verkeer van de 30 bijkomende busvoertuigen (in een dalperiode (15.00 uur – 16.00 uur)) zeker geen impact zal hebben op de afwikkeling van het kruispunt. De rechtsaf beweging van de Ferdinand Verbieststraat naar de Ekersesteenweg (dus naar het zuiden), krijgt 30 seconden groen op een cyclustijd van 90 seconden. Voor de linksaf beweging (naar het noorden) is dat 10 seconden op een cyclustijd van 90 seconden. Dit is ruim voldoende voor een vlotte afwikkeling van het verkeer. Parkeeroverlast wordt in dit ontwerp vermeden doordat er op de site voldoende parkeerplaatsen worden voorzien voor personeel. Ook zal een deel van de parkeerplaatsen die worden voorzien toegankelijk zijn voor de buurt waardoor dit als positieve factor kan worden ervaren voor de buurt. In het verleden heeft het kruispunt Ferdinand Verbieststraat – Leo Baekelandstraat ingrepen gekregen om de verkeersveiligheid te verhogen voor de actieve weggebruikers met arceringen en veilige oversteekmogelijkheden. Daarnaast is de Leo Baekelandstraat een straat gelegen in een zone 30 waar de inrichting nog niet is aangepast naar dergelijk snelheidsregime.” Het gegeven advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd. Het bezwaar is ongegrond;

 6.      Wateroverlast door het verdwijnen van de vijver: Door de uitgraving van de vijver werd er wateroverlast ondervonden in de omgeving. De omgeving staat ook gekend als mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Daarnaast worden de drainagebuizen onder het oude voetbalveld verwijderd.

Beoordeling: Momenteel is er geen last meer van overstromingen in deze omgeving. De POVC stelt hieromtrent voor: “voor het plaatsen van extra meetpunten in de wijk om de grondwaterstand van nabij te kunnen opvolgen en periodieke meting op te leggen minstens tot 10 jaar na de uitvoering”. Dit dient ook als voorwaarde van vergunning. Het bezwaar is gegrond;

 7.      Verlies van de vijver en milieu: Het binnengebied van de Rozemaai heeft een sterk groen karakter en is een waardevol stuk stadsgroen. Met de plaatsing van het schoolcomplex verdwijnt de vijver.

Beoordeling: Stedelijk groen is inderdaad belangrijk voor een veerkrachtige stad. De uitbreiding is stedenbouwkundig aanvaardbaar en geeft het best een ruimtelijk antwoord op het complexe maatschappelijke vraagstuk rond de scholencapaciteit. Daarnaast wordt het totale plangebied heraangelegd waardoor het ecologisch systeem zich juist verder kan versterken in deze omgeving. Het bezwaar is ongegrond;

 8.      Verlies recreatiezone: Het bezwaar dat kinderen geen gebruik kunnen maken van de recreatiezone.

Beoordeling: Door de aanleg van deze school wordt een gedeelte van de recreatiezone ingenomen door de school. In het kader van de verdere realisatie van het masterplan wordt er achter deze zone ook een grote publieke ruimte voorzien, waardoor gesteld kan worden dat er voldoende recreatieve zone voorzien blijft. Het bezwaar is ongegrond;

 9.      Luchtkwaliteit en gezondheidsrisico: Het bezwaar dat de nieuwe locatie voor de school gelegen is in een gebied met een slechtere luchtkwaliteit, waardoor er een gezondheidsrisico ontstaat voor de leerlingen. De school is gelegen naast een snelweg.

Beoordeling: De aanvraag werd voorwaardelijk gunstig geadviseerd door het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid en door de stedelijke dienst Energie en Milieu. De voorwaarden van deze adviesinstantie worden opgenomen als voorwaarde van vergunning. Het bezwaar is gedeeltelijk gegrond;

 10.  Verlies aan rustig woongenot: Het schoolcomplex op de Rozemaai zal overlast met zich meebrengen, waardoor de rust van deze omgeving zal verdwijnen.

Beoordeling: In een stedelijke omgeving bestaat er altijd een vorm van geluidshinder, veroorzaakt door de omwonenden. Er is hierdoor van alle betrokken partijen een zekere tolerantie nodig. De te verwachten hinder die hier zal ontstaan, resulteert niet in een hinder die in een stedelijke omgeving de gangbare normale burenhinder zal overschrijden. Het bezwaar is ongegrond;

 11.  Geluidsoverlast en vermindering van een rustige woonomgeving: Door het grote aantal leerlingen en begeleiders zal er ook een toename zijn van geluidsoverlast. De geluidsoverlast zal de leefbaarheid voor de omwonenden wezenlijk aantasten. Er werd een geluidsstudio opgemaakt door een erkend geluidsdeskundige. Hierin wordt vakkundig de verwachte geluidsimpact van de extra leerlingen ingeschat op een toename tot 28 dB(A) voor alle speelplaatsen samen (overlappend gebruik), uitzonderlijke maxima buiten rekening gehouden. Dergelijke toenamen kunnen zonder enige twijfel als hinderlijk beschouwd worden. Bij een gespreid gebruik van de speelplaatsen zal de geluidsimpact lager liggen, maar ook langer duren. De studie maakt duidelijk dat het billijk is om te vragen dat de bouwheer mogelijke maatregelen laat onderzoeken om de geluidsimpact optimaal te beperken. Overmatig burengeluid kan gepaard gaan met een verhoogd gezondheidsrisico.

Beoordeling: In een stedelijke omgeving bestaat er altijd een vorm van geluidshinder, veroorzaakt door de omwonenden waarbij van alle betrokken partijen een zekere tolerantie verwacht wordt. De school wordt voorzien op geruime afstand van de woningen. De verwachte mobiliteitseffecten met betrekking op het af- en aanrijden van de bussen zijn beperkt tot bepaalde piekmomenten. De verwachte hinder brengt de leefbaarheid van de buurt niet in het gedrang. Vanuit een goed nabuurschap is het evident dat overlast, van welke aard dan ook, steeds beperkt wordt. Het bezwaar is ongegrond;

 12.  Aanvraag wijkt af van het Masterplan Rozemaai; In het masterplan werd de zone van het projectgebied voorzien als recreatie- en sportactiviteitencluster.

Beoordeling: Het is correct dat de zone voorzien wordt in het masterplan als recreatie- en sportactiviteitencluster. De plaatsing van de school op deze locatie kadert binnen het structureel tekort en noodzaak aan schoolcapaciteit voor deze specifieke doelgroep. Het schoolcomplex wordt geïntegreerd via de principes van het masterplan, waarbij de doorwaadbaarheid van de publieke ruimte centraal staat. Het project houdt voldoende rekening met de gestelde principes van het masterplan. Het bezwaar is gegrond, maar wordt niet weerhouden;

 13.  Kwaliteit van het ventilatiesysteem: Het vermoeden dat het ventilatiesysteem niet voldoende uitgerust is en onvoldoende zal worden opgevolgd.

Beoordeling: Er worden, in functie van het ventilatiesysteem, specifieke maatregelen opgelegd omtrent de kwaliteit van het systeem. Uiteraard dient het systeem op correcte manier te worden opgevolgd. Dit betreft echter geen stedenbouwkundig aspect. Het bezwaar is ongegrond.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2019080306

Gegevens van de aanvrager:

BVBA Bovenbouw Architectuur met als adres Cadixstraat 39 te 2000 Antwerpen, VZW Centraal Katholiek Schoolcomité van Antwerpen namens de heer Geert Van Kerckhoven met als adres Otto Veniusstraat 22 te 2000 Antwerpen, VZW heder met als adres Galjoenstraat 2 te 2030 Antwerpen en VZW Centraal Katholiek Schoolcomité van Antwerpen met als adres Otto Veniusstraat 22 te 2000 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

VZW CKSA met als adres Otto Veniusstraat 22 te 2000 Antwerpen, VZW heder met als adres Galjoenstraat 2 te 2030 Antwerpen en VZW Centraal Katholiek Schoolcomité van Antwerpen met als adres Otto Veniusstraat 22 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Leo Baekelandstraat 10 te 2180 Ekeren (Antwerpen)

Kadastrale gegevens:

afdeling 17 sectie F nrs. 599D, 614C, 623V, 626Y en 626X

Inrichtingsnummer:

20190621-0070 (Zorgcampus Sint-Jozef)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

bouwen en exploiteren van een zorgcampus: Sint-Jozef

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Vergunde en huidige toestand

-        het projectgebied, site ‘Rozemaai’ is gelegen ten westen langs de A12 en de fietsostrade, ten noorden langs de Leo Baekelandstraat en ten oosten langs de Herman Vosstraat;

-        in het noordoosten grenzend aan een residentiële wijk;

-        ten zuiden grenzend aan een waardevolle groenzone: het park van de Donkse beekvallei;

-        het gebied werd ter beschikking gesteld aan de vzw Jeugd en Cultuur en bevat een visvijver, kleedkamers, een kantine en vier voetbalvelden.

Gewenste toestand

-        gemeenschapsfunctie: zorgcampus Sint-Jozef:

-        multifunctionele zorginstelling voor personen met een beperking: dagopvang, dagbesteding, verblijf, internaat, begeleiding, therapie en medische interventies.

-          volume in een veelarmige structuur;

-        overwegend 2 en maximaal 3 bouwlagen;

-        de toegang tot de scholen wordt voorzien langs de Leo Baekelandstraat;

-        de toegang tot de zorginstelling wordt voorzien langs de Herman Vosstraat;

-          landschap:

-        gefaseerde sloop van de bestaande bebouwing;

-        accentueren van de dreven met grachten die deel uitmaken van het grachtennetwerk dat aansluit op het ingekokerde Schijn;

-        plaatsen van infiltratievoorzieningen;

-        dempen van de huidige visvijver.

-        gevelafwerking:

-        massief houten gebouw met verticale houten latten bekleed;

-        aluminium schrijnwerk;

-        betonnen gevelplint.

Inhoud van de aanvraag

-        bouwen van een zorgcampus Sint-Jozef:

-        Internaat, dagopvang, Hotel Pimpernel en ‘t Sloepke;

-        Heder:

-        school voor Buitengewoon Basis Onderwijs voor 158 kinderen;

-        school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs voor 130 kinderen;

-        aanleggen van het terrein en het voorzien van fiets-, auto- en busparkeerplaatsen;

-        dempen van de huidige visvijver en slopen van de bestaande bebouwing;

-        aanleggen van open grachten;

-        rooien en plaatsen van bomen.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Inhoud van de aanvraag

Zorgcampus Sint-Jozef omvat:

 

-        Heder: een multifunctionele zorginstelling voor personen met een beperking (dagopvang, dagbesteding, verblijf, internaat, begeleiding, therapie en medische interventies).

-        Een school voor Buitengewoon Basis Onderwijs voor 158 kinderen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking en/of een motorische beperking.

-        Een school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs voor 130 kinderen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking en/of een motorische beperking.

 

Deze zorginstelling is momenteel gelegen aan de Galjoenstraat 2 te Luchtbal-Antwerpen maar moet verhuizen in het kader van de werkzaamheden aan de Oosterweelverbinding. Onderhavig dossier omvat de bouw en exploitatie van deze zorgcampus op een nieuwe locatie namelijk ter hoogte van de Leo Baekelandstraat 10 te 2180 Ekeren. Het betreft dus een nieuwe inrichting. Tevens wordt er een afwijking gevraagd op de sectorale voorwaarden, meer bepaald op hoofdstuk 4.2 en bijlage 5.3.2 van Vlarem II met betrekking tot de temperatuur van het bedrijfsafvalwater. De omgevingsvergunning wordt gevraagd voor onbepaalde duur.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

2.368 m³/jaar

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

8 m³/uur

7.5.1°

productie van chloor door elektrolyse of door het kwik- of het diafragmaprocedé met een jaarcapaciteit tot en met 10 ton;

1,70 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1.000 kVA

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.700 kW

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

4.999 liter

32.8.1.3°

therapiebaden;

85 m³ (inhoud bad)

43.1.1°b)

het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas;

1.700 kW

60.1°

geheel of gedeeltelijk opvullen van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten, met inbegrip van waterplassen en vijvers met een capaciteit van 1.000 tot en met 10.000 m³.

9.654 m³

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

- Afwijking Vlarem 2 Hoofdstuk 4.2 en bijlage 5.3.2: Algemene lozingsnormen en Sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater;

- Afwijking t.a.v. temperatuur in therapiebad: 34 i.p.v. 32°C.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

 

-        de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-        het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

 

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

  1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
  2. de bijgevoegde voorwaarden van de Vlaamse Milieumaatschappij, afvalwater en lucht zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  3. de bijgevoegde voorwaarden van de Agentschap Zorg en Gezondheid zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  4. de bijgevoegde voorwaarden van OVAM zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  5. de bijgevoegde voorwaarden van Wegen en Verkeer zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  6. de bijgevoegde voorwaarden van Proximus zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  7. de bijgevoegde voorwaarden van de lokale verkeerspolitie zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  8. de bijgevoegde voorwaarden van Fluvius zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  9. de bijgevoegde voorwaarden van Aquafin zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  10. de bijgevoegde voorwaarden van de ASTRID veiligheidscommissie zijn vanaf het moment van de start van de realisatie/exploitatie strikt na te leven;
  11. afvalbergingen te voorzien, conform artikel 26 van de bouwcode;
  12. de platte daken uit te voeren als groendak, conform artikel 38 van de bouwcode;
  13. de keukens te voorzien van een vetafscheider, conform artikel 44 van de bouwcode;
  14. de niet-overdekte parkings laad- en loszones en busparkings te voorzien van een  olieafscheider, conform artikel 44 van de bouwcode, voor zover ze niet worden  aangelegd in waterdoorlatend materiaal;
  15. de niet-overdekte autoparkeerplaatsen uit te voeren met waterdoorlatende en grasdoorgroeibare materialen zoals bv. grasdals, … ,  conform artikel 30, met uitzondering van de parkeerplaatsen aangeduid op het plan ten dienste voor gehandicapten en ouders met rolstoelen;
  16. de bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@antwerpen.be);
  17. de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;
  18. de bouwheer is verplicht om sporen zoals houten putten en andere kuilen die worden aangetroffen tijdens de graafwerken te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4);
  19. de bussen steeds op eigen terrein te parkeren;
  20. de akoestische prestatie van de gebouwschil is voldoende hoog om in de leslokalen overdag doorgaans een geluidsniveau (LA,eq30min) te realiseren van maximaal 35 dB(A) als gevolg van omgevingslawaai. Voor de berekening wordt de methode gebruikt in de NBN S 01-400-1 ‘Akoestische criteria voor woongebouwen’ (of recentere norm indien beschikbaar);
  21. de school wordt geventileerd met een ventilatiesysteem type D dat geschikt is om bij alle weersomstandigheden een gezond en comfortabel binnenklimaat te realiseren (in het bijzonder zonder de noodzaak om bij warm weer de ramen langs de verkeerszijde te openen in de leslokalen);
  22. in de school is er een luchtbehandelingssysteem dat de binnenlucht en/of de binnenkomende buitenlucht zuivert. Dit systeem realiseert een aangepaste partikelzuivering (ISOePM1 ≥50% volgens ISO 16890), en filtratie van NO2 (met actievekoolfilter);
  23. na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen;
  24. er moeten extra meetpunten in de wijk om de grondwaterstand van nabij te kunnen opvolgen met periodieke meting tot 10 jaar na de uitvoering;
  25. de trappen moeten uitgevoerd worden conform de norm van artikel 18-21 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid;
  26. alle toegangen, deuropeningen  en deuren moeten in overeenstemming zijn met artikel 22-26 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid;
  27. het onthaalmeubel moet in overeenstemming zijn met artikel 28 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid;
  28. het sanitair van de aangepaste wc moet in overeenstemming zijn met artikel 29/2-32 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid;
  29. de bouwheer moet een inplantingsplan voorleggen aan de stedelijke groendienst, waarop alle nieuwe bomen met soortnaam en plantmaat ingetekend staan;
  30. de bouwheer moet een verantwoordingsnota voorleggen aan de stedelijke groendienst over de gekozen boomsoorten. Minimaal 80% van de gekozen boomsoorten moet inheems zijn;
  31. de bouwheer moet een uitgewerkt plan voorleggen aan de stedelijke groendienst voor het parkeren in de dreef. Dit plan moet ervan uitgaan dat de bomen, inclusief de boomwortels, niet beschadigd worden door werken, werfverkeer of door het parkeren nadien; dit plan moet minstens volgende zaken vermelden: gebruikte materialen, maatregelen om bestaande boomwortels te sparen tijdens en na de werken, opbouw van de parkeerzone, ondergronds doorwortelbaar volume voor de bomen;
  32. de te behouden bomen moeten afdoende beschermd worden tijdens de werf. Hierop moet toegezien worden door een gecertificeerde boomverzorger (ETW of ETT – adressen vindbaar op internet);
  33. opgelegde (minimale) beschermingsmaatregelen voor te behouden bomen:

-       In het ontwerp van de gebouwen en de volledige infrastructuur errond, mag er niets voorzien worden waardoor de wortels of kroon van de boom  onaanvaardbaar moeten  beschadigd worden, noch nu, noch in de  toekomst. Praktisch gezien wil dit zeggen dat het ontwerp niet mag leiden tot noodzaak om:

-       het bestaande maaiveld af te graven of op te hogen in de wortelzone van de te behouden boom;

-       graafwerken uit te voeren waarbij wortels dikker dan 5 cm moeten doorgestoken worden en/of waarbij 20 % van het totale  wortelpakket moet verwijderd worden;

-       de boom drastisch te snoeien. (d.w.z. hoger opkronen dan het huidig eindbeeld of toppen of kandelaren of verwijderen van takken dikker dan 8cm);

-       als er werken (zowel  bouwwerken, als werken aan de infrastructuur errond) worden uitgevoerd, moet de te behouden boom beschermd worden. Zowel wortels als kroon moeten beschermd worden;

-       de wortelzone van de boom moet beschermd worden om verdichting van de bodem en/of oppervlakkige beschadiging van de wortels te voorkomen. Op vlak van bescherming voor de wortelzone zijn er twee mogelijkheden;

-       er is voldoende ruimte om de wortelzone volledig af te sluiten: dan moeten er werfhekkens geplaatst die aan elkaar vast gemaakt zijn, zodat ze niet, of in ieder geval moeilijk, te verplaatsen zijn. De grootte van de wortelzone wordt idealiter bepaald door onderzoek; als onderzoek om een of ander reden niet kan, moet men er vanuit gaan dat de wortelzone even groot is als de diameter van de kroonprojectie  + 2m;

-       in die volledig afgebakende zone mag niets gebeuren. (niet graven,  niet stockeren, geen afvalwater of spoelwater lozen, ...);

-       er is niet voldoende ruimte om de wortelzone volledig af te sluiten: dan moeten er beschermingsmaatregelen op maat opgesteld worden, zodat de ruimte onder de boom toch geheel of gedeeltelijk kan gebruikt worden zonder dat er schade berokkend wordt;

-       om uitdroging van de wortelzone te voorkomen tijdens een droogzuiging van de werf, moet water worden gegeven aan de boom, tenzij bodemonderzoek zou uitwijzen dat dit niet nodig is;

-       naast de wortelzone moeten ook de stam en de  kroon beschermd worden. Als de wortelzone volledig kan afgeschermd worden, zijn de stam en het onderste deel van de kroon uiteraard ook ineens afgeschermd. Kan de wortelzone niet volledig afgeschermd worden, dan moeten voor het beschermen van de stam en onderste deel van de kroon ook beschermingsmaatregelen op maat opgesteld worden;

-       om schade aan het bovenste deel van de kroon te voorkomen moet de  aannemer, als hij een kraan gaat gebruiken,  een voldoende hoge kraan voorzien.  Als de kraan rond draait met een last eraan, mag niets de top van de boom raken. De aannemer mag ook geen snoeiwerken uitvoeren om ruimte te krijgen voor een kraan of voor om het even welke machine of stelling of … ;

34. Bij het aanplanten van een nieuwe boom moeten volgende zaken in acht genomen worden

-       Het aspect duurzaamheid moet nagestreefd worden. Duurzaam aanplanten wil o.a. zeggen dat voor de nieuwe boom een groeiplaats moet voorzien worden die ondergronds voldoende geschikt doorwortelbaar volume heeft om zijn natuurlijke grootte en leeftijd te kunnen halen, en waar  er ook bovengronds voldoende ruimte is voor zijn natuurlijke grootte.


Brandweervoorwaarden

de brandweervoorwaarden uit het verslag met referentie BW/CVB/2020/G.00547.EK.0002.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Vóór de start der werken bezorgt de exploitant aan de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) een inventaris van de ter plaatse voorkomende planten- en diersoorten. Deze inventaris wordt opgemaakt door een erkende natuurorganisatie of door een erkende deskundige in de discipline biodiversiteit;

2.

De omgevingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur met uitzondering van rubriek 60.1 voor het dempen van de vijver. De duur van deze werkzaamheden wordt geschat op een aantal maanden. Rubriek 60.1 wordt dan ook verleend voor de duur van één jaar na start der werken;

3.

Zodra de technische plannen met betrekking tot de waterbehandeling en luchtbehandeling beschikbaar zijn, dienen deze ter evaluatie besproken te worden met het Agentschap Zorg en Gezondheid. De informatie van de door AZG goedgekeurde installaties en processen wordt overgemaakt aan het college (p/a milieuvergunningen@antwerpen.be);

4.

In afwijking van artikel 5.32.8.1.9 van Vlarem II mag de temperatuur in het therapiebad verhoogd worden tot 34°C op voorwaarde dat de bacteriologische kwaliteit steeds voldoet aan de kwaliteitseisen.

 

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

2.368 m³/jaar

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

8 m³/uur

7.5.1°

productie van chloor door elektrolyse of door het kwik- of het diafragmaprocedé met een jaarcapaciteit tot en met 10 ton;

1,70 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1.000 kVA

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.700 kW

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

4.999 liter

32.8.1.3°

therapiebaden;

85 m³ (inhoud bad)

43.1.1°b)

het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas;

1.700 kW

60.1°

geheel of gedeeltelijk opvullen van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten, met inbegrip van waterplassen en vijvers met een capaciteit van 1.000 tot en met 10.000 m³.

9.654 m³

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 3 april 2020 voor onbepaalde duur.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.