Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2020078020 |
Gegevens van de aanvrager: | NV LANXESS met als contactadres Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | NV LANXESS (0867573542) met als contactadres Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen |
Ligging van het project: | Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 16 sectie D nrs. 81/2 A, 81/2 N, 81/2 E, 81/2 L, 81/2 D, 81/2 B, 81/2 V, 82/2 D, 82/2 C, 85C, sectie F nrs. 234G2, 234H2, 234L2, 234N2, 234P2, 234S2, 234R2, 241C3, 241G2 en 241N2 |
Inrichtingsnummer: | 20180109-0004 (LANXESS nv) |
Vergunningsplichten: | Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Chemisch bedrijf: verandering door wijziging en uitbreiding |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
- Op 17 mei 2018 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (2017008852) voor voorbereidende afbraakwerken en bouwen van een nieuwe RTO-installatie met schouw (gebouw 2259);
- Op 14 maart 2014 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//20136309) voor het bouwen van een 6kv-station (midden);
- Op 5 juni 1990 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/18/75677-90/066 – 1990632) voor een dienstgebouw (ruwbouw, afbouw).
Voorgeschiedenis milieu
Op 31 maart 2016 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren na toevoeging, wijziging en uitbreiding van een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 31 maart 2036. Er werden sindsdien nog diverse vergunningen voor veranderingen verleend door de deputatie.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft onder meer een uitbreiding van het opslagvolume van gevaarlijke producten, een aantal bijkomende transformatoren en een bijstelling van diverse milieuvoorwaarden.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | +250 liter |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | +1 x 1.500 kVA +2 x 16.000 kVA |
17.1.2.1.3° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; | +1.750 liter |
17.1.2.2.3° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; | +1.050.000 liter |
17.2.2. | VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) | verandering opgeslagen producten |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | -17 ton |
17.3.2.1.2.3° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | +20,48 ton |
17.3.2.2.3°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; | +0,39 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | +20,48 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | +81,77 ton |
17.3.7.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | +0,39 ton |
17.3.8.3° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | +0,39 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | +500 liter |
24.2. | geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; | +1 labo |
43.1.3° | stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; | +6.400 kW |
43.3.2° | het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer; | +6,72 MW |
43.4. | installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval. | +0,32 MW |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte
1. | Bij te stellen voorwaarde: Lozingsnorm uranium (indelingscriterium 1 µg/l).
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Voor de parameter uranium wordt een lozingsnorm van 5 µg/l aangevraagd. |
2. | Bij te stellen voorwaarde: Lozingsnorm voor boor van 50 mg/l en 450 kg/dag tot 1 maart 2021.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Men wenst deze lozingsnorm voor boor permanent te verkrijgen. |
3. | Bij te stellen voorwaarde: Vanaf 1 april 2020: emissiegrenswaarde op jaarbasis van 2 kg NOx/ton caprolactam en 7 kg N2O/ton caprolactam.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Verschuiving startdatum: vanaf 1 januari 2021: emissiegrenswaarde op jaarbasis van 2 kg NOx/ton caprolactam en 7 kg N2O/ton caprolactam. |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 3.13.2.3.5 van VLAREM III: driemaandelijkse meetfrequentie voor SO2.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Geen driemaandelijkse meetfrequentie voor SO2. |
2. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 3.13.2.3.1 van VLAREM III: continue monitoring van het O2-gehalte in de rookgassen van de dehydrogenatie-ovens van het anonbedrijf.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: De combinatie van continue CO-monitoring met een brander beheersysteem waarbij brandstof-, lucht- en stoomdebiet continu gemonitord en bijgesteld worden. |
3. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 3.12.6.1.10 van VLAREM III: continue meetfrequentie voor de parameters CO, NOx, SO2 en stof voor grote stookinstallaties die procesbrandstoffen uit de chemische industrie verbranden.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Discontinue metingen in combinatie met een doorgedreven brander- en ketelbeheersysteem. |
4. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 3.9.3.7 en 3.9.3.8 van VLAREM III: een jaargemiddelde norm van 33 mg/l TOC.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Jaargemiddelde norm van 50 mg/l TOC. |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 22 oktober 2020 | 19 november 2020 | Gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier geldt grotendeels het bestemmingsvoorschrift Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en - voor het Kanaaldok B1, Hansadok en Duwvaart Schuildok alsook de Boudewijnsluis en de invaargeul naar die sluis - Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan, Kruisschansweg, Boudewijnweg, Tijsmanstunnel-West en de R2 hebben de bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel langs deze wegenis en, op twee plaatsen, haaks op deze wegenis loopt er een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.
Op 80 meter ten westen van het goed loopt de afbakeningslijn van het zeehavengebied Antwerpen. Parallel langs de oostzijde van deze lijn bevindt zich de bestemming Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.
Ten noorden van de aanvraag lopen overdrukken met als aanduiding Hoogspanningsleiding, Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en Leidingstraat.
Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Liefkenshoekspoortunnel (Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008) van toepassing. Volgens dit GRUP loopt er een overdruk met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur.
Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016) van toepassing. Volgens dit GRUP lopen er overdrukken met als aanduiding Hoogspanningsleiding en Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.
Buiten de afbakeningslijn is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met bestemmingen Bestaande waterweg (Schelde), Natuurgebieden en Bijzondere natuurgebieden (waterzuivering, afvoerleidingen en leidingstraten).
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft de installatie van een 1.500 kVA transformator voor de nieuwe hoofdventilator van de RTO-iSCR, het uit dienst nemen van een tank voor de opslag van lichte stookolie in het zwavelzuur 3 bedrijf, een bijkomend klein labo ter hoogte van de afvalwaterzuivering en enkele kleine wijzigingen van de opslaghoeveelheden op het terrein.
De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd maar uit de aanvraag kan niet worden afgeleid of het voorziene labo voldoet aan de voorwaarden om vrijgesteld te zijn van stedenbouwkundige vergunningsplicht.
De aanvraag is verder verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De vestiging van Lanxess te Lillo omvat enkele productiebedrijven (Anon, Caprolactam, Anorganisch Zuid, Polyamide) en een afdeling Energie. Met onderhavige aanvraag wenst men een laboratorium en een transformator van 1.500 kVA te laten vergunnen. Twee transformatoren van elk 16.000 kVA wenst men eveneens op te laten nemen in de vergunning. Het betreft transformatoren die momenteel zijn vergund op naam van Covestro. Het kadastrale perceel waarop deze transformatoren zijn opgesteld, wordt nu mee opgenomen in de vergunning van Lanxess.
Ingevolge de overdacht van de twee transformatoren dient de vergunning van Covestro aangepast te worden.
Verder omvat de vergunningsaanvraag diverse wijzigingen van de opslag van gevaarlijke stoffen:
- verwijdering tank voor de opslag van lichte stookolie in het zwavelzuur bedrijf;
- de uitbreiding van de hoeveelheid propionzuur van 30 tot 50 ton in gebouw 4201 in verplaatsbare recipiënten;
- de uitbreiding van de opslag van stikstof in gasflessen tot 1.200 liter in het caprolactambedrijf;
- de uitbreiding van de opslag van kalibratiegassen in gasflessen in het hydraminebedrijf;
- de uitbreiding met de opslag van Finiflam in een bovengrondse, vaste houder in het anonbedrijf (10,9 ton);
- de uitbreiding met de opslag van destillaat residu HO in een bovengrondse, vaste houder in het anonbedrijf (50 ton);
- de uitbreiding met de opslag van stikstof in een vast reservoir, namelijk de vroegere waterstofsfeer (1.050 m³);
- de opslag van staalnamespoelingen (cyclohexanon/cyclohexaan) aan de vrachtwagenverlading ter hoogte van het hoofdtankenpark in een metalen vat van 0,5 m³;
- de uitbreiding van de hoeveelheid olie met 250 liter in het caprolactambedrijf;
- verdeling van de reeds vergunde opslag van natriumcarbonaat in gebouw 2159 over gebouwen 2159 en 2261 in het zwavelzuur bedrijf (de totaal vergunde hoeveelheid natricumcarbonaat in verplaatsbare recipiënten, 0,5 ton, wijzigt bijgevolg niet);
- de uitbreiding van de opslag van gevaarlijke producten in kleine verpakkingen met 500 liter in gebouwen 2001, 3284, 8462, 8471, 7239 en 2102.
In het aanvraagdossier wordt gesteld dat alle opslagtanks voldoen aan de wettelijke voorwaarden zoals opgenomen in hoofdstuk 5.17 van VLAREM II. Ter hoogte van de productieactiviteiten zijn de nodige maatregelen genomen opdat bodem- en of grondwaterverontreiniging maximaal kan voorkomen worden.
Het betreft een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een veiligheidsnota, opgesteld door een erkend VR-deskundige. Uit de nota blijkt dat de beoogde veranderingen geen relevante invloed hebben op het externe risico van de Seveso-inrichting. De conclusies uit het omgevingsveiligheidsrapport (OVR/15/10) blijven in de beoogde situatie gelden. De dienst Externe veiligheid van het departement Omgeving oordeelde op 7 augustus 2020 dat er voor het beoogde project geen bijwerking van het reeds voor deze inrichting goedgekeurd omgevingsveiligheidsrapport moet worden opgesteld.
Lanxess wenst verder een rechtzetting te doen voor de vergunde RTO (regeneratieve thermische oxidator) met vijf verbrandingsmotoren (6,4 MW). Deze installatie werd in het besluit van 30 april 2020 onterecht niet meer vermeld onder rubrieken 43.1.3 en 43.3.2. In het besluit van 30 januari 2020 werd opgemerkt dat de vergunde dieselmotoren voor de aandrijving van de sprinklerpompen (2 x 162 kW), ingedeeld in rubriek 31.1.1.a, eveneens ingedeeld zouden moeten worden in rubrieken 43.3 en 43.4. Met voorliggende aanvraag wenst Lanxess dit administratief recht te zetten.
Het aanvraagdossier omvat eveneens een verzoek tot bijstelling van volgende voorwaarden van VLAREM III:
- artikel 3.13.2.3.1: continue monitoring van het O2-gehalte in de rookgassen van de dehydrogenatie-ovens van het anonbedrijf;
- artikel 3.13.2.3.5: driemaandelijkse meetfrequentie voor SO2;
- artikel 3.12.6.1.10: continue meetfrequentie voor de parameters CO, NOx, SO2 en stof voor grote stookinstallaties die procesbrandstoffen uit de chemische industrie verbranden;
- artikel 3.9.3.7 en 3.9.3.8: een jaargemiddelde norm van 33 mg/l TOC.
De 11 dehydrogenatie-ovens hebben een gezamenlijk nominaal thermisch vermogen van 13,2 MWth. Alle ovens zijn in de voorbije jaren omgebouwd en voorzien van branders met stoominjectie, waardoor de NOx emissie gereduceerd wordt. Als gevolg van deze ombouw is elke brander ook voorzien van een continue CO-monitoring. De combinatie van continue CO-monitoring met een brander beheersysteem waarbij brandstof-, lucht- en stoomdebiet continu gemonitord en bijgesteld worden, biedt volgens de exploitant een afdoende garantie op lage emissies van CO en NOx. Een laag CO gehalte in de rookgassen (opgevolgd door middel van continue monitoring) garandeert tevens een laag gehalte aan onverbrande stoffen. Een bijkomende continue monitoring van het O2-gehalte in de afgassen levert hierbij geen meerwaarde of bijkomende garantie op lage emissies. De investeringskost voor een bijkomende continue O2-monitoring is bovendien aanzienlijk volgens Lanxess. Men stelt voor om geen continue O2-monitoring te moeten voorzien.
Het driemaandelijks meten van SO2 levert volgens de exploitant geen meerwaarde aangezien de gebruikte gasvormige brandstoffen gegarandeerd vrij zijn van zwavelhoudende componenten. Er is dus geen SO2-emissie bij de verbranding van bedrijfswaterstofgas en aardgas, onafgezien van het feit of SO2 bepaald wordt in de rookgassen of niet. Het driemaandelijks meten betekent een meerkost en bijkomende administratieve belasting voor het bedrijf. Men stelt voor om SO2 niet driemaandelijks te meten.
Lanxess beschikt over twee stookinstallaties (ketels 1 en 2) met een nominaal thermisch ingangsvermogen van elk 33,6 MWth die als één grote stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 67,2 MWth moeten beschouwd worden. Ketels 1 en 2 zijn uitgerust met de nodige technische voorzieningen (bv. mouwenfilter, lage NOx-branders) om de emissies van de parameters CO, NOx, SO2 en stof binnen de grenswaarden te houden. Een doorgedreven brander beheersysteem en ketel beheersysteem garandeert de continue goede werking van deze technische voorzieningen volgens de exploitant. Uit de puntmetingen van de voorbije jaren blijkt dat op ieder moment, voor verschillende last en verschillende brandstofmengsels, aan de emissiegrenswaarden wordt voldaan. Het voldoen aan de continue monitoringfrequentie brengt een onredelijke bijkomende kost met zich mee en leidt niet tot een betere bescherming van de mens en het leefmilieu. Bovendien wordt de stookinstallatie gedurende meer dan 99% van de tijd op een last lager dan 50 MWth bedreven en kan op dat moment beschouwd worden als een middelgrote stookinstallatie waarvoor discontinue metingen volstaan. Lanxess wenst dan ook de continue monitoring te vervangen door een discontinue monitoring.
Lanxess wenst een emissiegrenswaarde van 50 mg/l voor TOC te bekomen. Volgens VLAREM III kan er een emissiegrenswaarden tot maximaal 100 mg/l toegestaan worden als er in de afvalwaterzuiveringsinstallatie een verwijderingsrendement van 90% wordt behaald en er een biologische behandeling met lage belasting wordt toegepast. Aan beide voorwaarden wordt voldaan. De vraag van Lanxess tot een verhoging van de emissiegrenswaarde kadert in het anticiperen op een capaciteitsuitbreiding of nieuwe productie. De voorziene uitbreiding van de productie van aniline en nitrobenzeen bij Covestro zou al resulteren in het benaderen van de huidige emissiegrenswaarde van 33 mg/l. Door een piekbelasting of het tijdelijk stilleggen van een productiebedrijf met een lage TOC-concentratie kan dit al leiden tot overschrijdingen. Bovendien zorgen projecten met het oog op waterbesparing ervoor dat de TOC-concentratie zal stijgen (debiet daalt, maar TOC-vracht blijft ongewijzigd).
Naast de bijstellingen van VLAREM III wenst men ook een bijstelling van volgende eerder opgelegde bijzondere milieuvoorwaarden:
- lozingsnorm uranium van 5 µg/l;
- definitief verkrijgen van de eerder verleende tijdelijke lozingsnorm voor boor;
- verschuiven van de startdatum van specifieke emissiegrenswaarden van NOx en N2O van 1 april 2020 naar 1 januari 2021.
Bij recente analyses van het effluent van de waterzuivering worden concentraties uranium van 2 à 3 µg/l gevonden. Deze concentraties zijn hoger dan het indelingscriterium (1 µg/l), zodat een lozingsnorm voor deze polluent moet worden gevraagd. Een eerste onderzoek toont aan dat de verhoogde concentratie uranium in het effluent van de waterzuivering niet afkomstig is van één van de productieprocessen, maar waarschijnlijk afkomstig is van één of meerdere van de toeslagstoffen (ijzerchloride, fosforzuur, flocculant …), die in de waterzuivering worden gebruikt. Eens de bron of bronnen gevonden, zal nagegaan worden of kwalitatief gelijkwaardige alternatieven bestaan met geen of lagere concentratie uranium en zullen deze worden ingezet.
Uranium is geen prioritair (gevaarlijke) stof. De gevraagde lozingsnorm bedraagt minder dan 10 maal het indelingscriterium.
De in de bijzondere voorwaarde van de omgevingsvergunning opgenomen emissiegrenswaarde voor boor (50 mg/l als concentratienorm – 450 kg/dag als vrachtnorm) is toegekend tot 1 maart 2021. Boor is in het geloosde afvalwater quasi volledig afkomstig van het boorverlies in de cyclohexaanoxidatie, waar boorzuur als reactiemodificator wordt gebruikt. Uit de haalbaarheidsstudie van 28 februari 2018 is gebleken dat geen van de onderzochte technieken technisch en/of economisch haalbaar is voor de verdere verwijdering van boor uit de verschillende deelstromen van de cyclohexaanoxidatie. De boorconcentratie ter hoogte van het lozingspunt wordt bepaald door zowel de boorvracht ter hoogte van de cyclohexaanoxidatie als door het lozingsdebiet. In periodes waar bepaalde installaties op de site uit bedrijf zijn voor onderhoud of door storingen is de boorconcentratie in het effluent hoger hoewel de geloosde boorvracht in de Schelde niet stijgt. Zelfs een beperkte verlaging van de concentratienorm of een beperkte waterbesparing zou er toe leiden dat het risico op overschrijding van de emissiegrenswaarde bij pieklozingen van boor groter wordt.
Lanxess heeft zich in het verleden geëngageerd om zo snel mogelijk een RTO-iSCR (regeneratieve thermische oxidatie – selectieve katatlytische reductie) op de schouw van de wastoren (hydramineproductie) in dienst te nemen, waardoor de emissies van NOx en N2O significant gereduceerd worden. Er werd een emissiegrenswaarde van 2 kg NOx / ton caprolactam en 7 kg N2O / ton caprolactam opgelegd, vanaf 1 april 2020. De RTO-iSCR installatie was begin november 2019 mechanisch klaar voor in dienst name. Tijdens deze in dienst name hebben zich echter onvoorziene mechanische problemen voorgedaan, waardoor de in bedrijf name van de installatie vertraagd is en de emissiegrenswaarde voor NOx, te berekenen als een lopend 12-maandelijks gemiddelde met startdatum 1 april 2020 en dus van toepassing vanaf 1 april 2021, een aantal maanden niet gehaald kan worden. Ondertussen heeft Lanxess er voor gekozen om een combinatie van een tijdelijke (bestaande hoofdventilator op lager toerental) en finale (nieuwe hoofdventilator met frequentiesturing) oplossing te implementeren. De tijdelijke oplossing laat toe om de in dienst name van de RTO-iSCR af te werken, de RTO-iSCR voor de stilstand van 2020 nog een periode in dienst te houden en de in dienst name van de finale oplossing na de stilstand van 2020 een maand te versnellen. Ondanks de implementatie van de tijdelijke oplossing zou de specifieke grenswaarde voor NOx in 2021 gedurende 2 maand overschreden worden. Voor N2O zou er geen overschrijding zijn. Vandaar het voorstel van Lanxess om de startdatum van de emissiegrenswaarde voor NOx en N2O te verschuiven van 1 april 2020 naar 1 januari 2021.
De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | +250 liter |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | +1 x 1.500 kVA +2 x 16.000 kVA |
17.1.2.1.3° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; | +1.750 liter |
17.1.2.2.3° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; | +1.050.000 liter |
17.2.2. | VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) | verandering opgeslagen producten |
17.3.2.1.1.2° | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; | -17 ton |
17.3.2.1.2.3° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | +20,48 ton |
17.3.2.2.3°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; | +0,39 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | +20,48 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | +81,77 ton |
17.3.7.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | +0,39 ton |
17.3.8.3° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | +0,39 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | +500 liter |
24.2. | geïntegreerde, kleine laboratoria gericht op de interne controle van eigen productieprocessen en bijhorende in- en uitgaande stromen of de eigen waterzuiveringsinstallatie, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; | +1 labo |
43.1.3° | stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; | +6.400 kW |
43.3.2° | het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer; | +6,72 MW |
43.4. | installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval. | +0,32 MW |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 20 oktober 2020 |
Start openbaar onderzoek | 29 oktober 2020 |
Einde openbaar onderzoek | 27 november 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste adviesdatum | 9 december 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
29 oktober 2020 | 27 november 2020 | 1 | 0 | 0 | 1 |
Tijdens het openbaar onderzoek werd een brief ontvangen van Elia Asset nv. Met deze brief reageert Elia Asset op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. Het schrijven van Elia Asset nv en de bijhorende bijlagen wordt aan de provincie, als vergunningverlener, bezorgd.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V/ | Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft |