Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019162485 |
Gegevens van de aanvrager: |
de heer Marc Verbruggen met als adres Middelheimlaan 1 te 2020 Antwerpen en AV Universiteit Antwerpen met als adres Prinsstraat 13 te 2000 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: |
AV Universiteit Antwerpen met als adres Prinsstraat 13 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Groenenborgerlaan 171-173 te 2020 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 12 sectie M nr. 196N |
Inrichtingsnummer: |
20190606-0082 (UAntwerpen, Campus Groenenborger) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
Universiteit Antwerpen - het bouwen en exploiteren van een nieuw gebouw W op de campus Groenenborger |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 24/10/2019: vergunning (20192219) voor het verder exploiteren na een verandering van een universiteit;
- 28/04/2016: milieuvergunning klasse 1 (201628) voor een verandering door wijziging en uitbreiding;
- 05/09/2019: welstandscommissie.
Vergunde/vergund geachte toestand
- verhard terrein ingericht als parking gelegen op de Campus Groenenborger van de Universiteit Antwerpen.
Huidige toestand
- verhard terrein ingericht als parking gelegen op de Campus Groenenborger van de Universiteit Antwerpen.
Gewenste toestand
- functie:
- bouwvolume:
- genuanceerde witte gevelsteen met een geanodiseerd bronsgetint aluminium buitenschrijnwerk.
Inhoud van de aanvraag
- bouwen van een laboratoriumgebouw ‘W’(Chemie);
- bouwen bijhorende bunkeropslagruimte;
- herinrichten van de parkeerfaciliteiten:
- aanleggen van wegenis voor voetgangers, fietsers en occasioneel (licht) dienstverkeer en hulpdiensten;
- aanleggen van park- en groenaanleg.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
De inrichting beschikt over een basisvergunning verleend door de deputatie op 24 oktober 2019.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat het veranderen door uitbreiding van een lopende vergunning van een universitaire campus.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
+500,00 m³/jaar |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
+0,30 m³/uur |
12.1.1.2°b) |
inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; |
632,00 kVA |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
+1 transfo van 800,00 kVA |
16.1.b)2° |
de productie of omzetting van gassen, andere dan in gasraffinaderijen, met een productiecapaciteit van meer dan 10 nm³/u tot en met 100 nm³/u; |
80,00 Nm³/uur |
16.3.2°b) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; |
+470,20 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
+3.650,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
+8,40 ton |
17.3.2.2.2°c) |
ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 30 ton; |
+0,65 ton |
17.3.4.1°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
0,50 ton |
17.3.5.2°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 5 ton wanneer de inrichting niet volledig gelegen is in industriegebied; |
+0,15 ton |
17.3.6.1°b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
+0,60 ton |
17.3.7.1°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
+0,35 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
+0,45 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
wijziging locaties |
24.3. |
laboratoria die biologische, scheikundige, of organische bedrijvigheid uitoefenen met het oog op opzoekingen, proeven, analyses, toepassing of ontwikkeling van producten, kwaliteitscontrole op producten, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
verschillende labo's |
24.4. |
laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 labo |
31.1.1°b) |
stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 500 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
350,00 kW |
39.1.1° |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; |
+30,00 liter |
51.1.2° |
inrichtingen voor activiteiten van maximaal risiconiveau 2 waarbij organismen genetisch worden gemodificeerd, of waar dergelijke genetisch gemodificeerde organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
|
51.2.1° |
andere inrichtingen dan bedoeld in rubriek 51.1 voor activiteiten van risiconiveau 2 waarbij doelbewust pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
|
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. |
48.180,00 m³/jaar |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
AQUAFIN NV |
28 februari 2020 |
30 maart 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
28 februari 2020 |
20 maart 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID veiligheidscommissie |
28 februari 2020 |
28 februari 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen |
28 februari 2020 |
3 maart 2020 |
Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam |
28 februari 2020 |
5 maart 2020 |
ondernemen en stadsmarketing/ business en innovatie |
26 februari 2020 |
26 februari 2020 |
stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen |
28 februari 2020 |
17 maart 2020 |
stadsbeheer/ vastgoed/ ontwikkeling/ bouwprojecten |
28 februari 2020 |
3 maart 2020 |
stadsbeheer/ vastgoed/ ontwikkeling/ bouwprojecten |
28 februari 2020 |
3 maart 2020 |
stadsontwikkeling/ energie en milieu Antwerpen |
28 februari 2020 |
20 maart 2020 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit |
28 februari 2020 |
3 maart 2020 |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie |
28 februari 2020 |
28 februari 2020 |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie |
18 maart 2020 |
1 april 2020 |
stadsontwikkeling/ ontwerp en uitvoering/ ontwerpers |
28 februari 2020 |
1 april 2020 |
stadsontwikkeling/ ruimte (inzake grond- en pandendecreet) |
28 februari 2020 |
5 maart 2020 |
stadsontwikkeling/ team stadsbouwmeester - welstandscommissie |
28 februari 2020 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Buurtpark Groenenborg, goedgekeurd op 12 februari 2015. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: artikel 1: zone voor groen - (gr) en artikel 2: zone voor maatschappelijke functies - (ma).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening. (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een parkgebied. De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen. (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de bouwcode.
Sectorale regelgeving
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het Rooilijndecreet.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Het nieuw op te richten Laboratoriumgebouw ‘W’(Chemie) wordt ingeplant op Campus Groenenborger van de Universiteit Antwerpen. Dit gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, waardoor het nieuwe gebouw functioneel inpasbaar is binnen deze zone.
In het kader van voorliggende aanvraag werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst ondernemen en stadsmarketing / business en innovatie:
“De aanvraag voorziet in de herinrichting van de parkings en de bouw van een nieuw campusgebouw (W) voor de vestiging van 3 chemieonderzoeksgroepen. Het project situeert zich binnen de UA site Groenenborgerlaan. Er wordt een nieuw gebouw voorzien als kantoorachtige labocampus zoals voorzien in de omzendbrief ruimtelijk transformatiebeleid inzake kantoorachtigen.
Voor deze aanvraag wordt er ook een milieutechnisch gedeelte toegevoegd in functie van de 3 chemieonderzoeksgroepen. De bundeling van de diverse stoffen overschrijdt de limieten van de SEVESO III richtlijn niet.
In het dossier zit ook een ontwerp project MER. Op basis van de toegevoegde scopingsnota werd de project MER vrij volledig uitgewerkt op 2 specifieke items na:
1/ De toelichtingsnota van de architect verwijst naar een ruimer masterplan voor de site waarbij meerdere gebouwen afgebroken / opgebouwd worden. Het is dan ook vreemd dat dit masterplan niet meegenomen is in de scopingsnota noch in het ontwerp project MER. Dit had als ontwikkelingsscenario meegenomen kunnen worden zodanig dat de finale versie van de project MER gebruikt had kunnen worden voor de gehele ontwikkeling en realisatie van het masterplan. Nu zal er voor de andere nieuwe gebouwen in het masterplan opnieuw een project MER moeten opgemaakt worden.
2/ De grootste onduidelijkheid zit echter bij het parkeerverhaal. In de scopingsnota is er sprake van 2 ondergrondse parkeerlagen. In de aanvraag is er enkel een ondergrondse (fietsen)kelder. Het investeringsbedrag van 15 miljoen euro blijft echter hetzelfde voor beide varianten. In het dossier wordt er ook nergens toelichting gegeven bij deze wijziging. Er wordt alleen verwezen naar een herinrichting van parking 1 en 2. Daar de aanpassing van de ondergrondse lagen toch een impact kan hebben op meerdere disciplines, is het aangewezen om dit toch toe te lichten in het project MER. Voor het dossier wordt daarom een voorwaardelijk gunstig advies gegeven:
Het project MER moet in overeenstemming gebracht worden met de aanvraag (ontwikkelingsscenario masterplan) en de analyse van de boven-/ondergrondse parking wordt best uitgeklaard.”
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
Het nieuwe gebouw wordt voorzien aan de zuidzijde van de campus, grenzend aan de Groenenborgerlaan. Het volume wordt ongeveer centraal ingeplant op de Campus Groenenborger ter hoogte van het bestaand gebouw ‘U’ op de plaats waar momenteel de parking voorzien is. Het zal om een gebouw met 7 bovengrondse niveaus gaan waar de onderzoeksgroepen chemie van Universiteit Antwerpen gehuisvest zullen worden. Naast laboratoria worden in dit nieuwe gebouw opslagruimtes voor onder meer chemicaliën, kantoorfuncties, vergaderlokalen, technische ruimtes, sanitaire ruimtes en een ontmoetingsplek voor studenten gerealiseerd. Onder het gebouw (bouwlaag -1) komen 230 nieuwe fietsenstallingen. Eens in gebruik zal het gebouw een 70-tal medewerkers tellen.
Het bouwvolume heeft een footprint van 819 m² en is 34,40 meter hoog. In de nabijheid van het gebouw bevindt zich nog een bovengrondse bunkeropslagruimte voor gevaarlijke stoffen, en de toegangstrap naar de ondergrondse fietsenstalling. De bunker is ingewerkt in een talud.
Het volume is ruimtelijk inpasbaar op de site en sluit aan bij de reeds aanwezige gebouwen op de site. Tot de dichtstbijzijnde gebouwen ‘U’ en ‘S’ behoudt het nieuwe gebouw een afstand van circa 18,80 en 17,90 meter. Het gebouw wordt geënt langs een centrale wandel-as op de campus en de straatzijde (Groenenborgerlaan). Door de meer zuidelijke inplanting van het gebouw ‘W’ sluit het volume reeds aan bij de recent gebouwde Campus ‘Z’ ten oosten van de busweg (Lindendreef) en past het gebouw binnen een ruimere toekomstvisie met name:
- de afbraak van bestaand Gebouw X, de oprichting van een nieuw Gebouw X (links van Gebouw W) met ondergrondse parkeerinfrastructuur, als eindpunt van de centrale wandelboulevard, en de quasi volledige landschappelijke uitwerking van de site, met inbegrip van de “onthaalruimte” voor Gebouw T;
- de afbraak van huidig gebouw N en oprichting van nieuw gebouw N (rechts van gebouw W), een beeldbepalende toren die de identiteit van Campus Groenenborger zal vervolledigen. Afhankelijk van de toekomstige mobiliteitsvisie, zal bekeken worden of er nog nood is aan parkeerinfrastructuur op maaiveldniveau. Indien mogelijk, zal deze zone landschappelijk ingericht worden, waardoor er een betere connectie met Gebouw Z bekomen wordt.
Het terreinniveau blijft grotendeels ongewijzigd, uitgezonderd de aanleg van 2 infiltratievoorzieningen en de talud rond de bunkeropslagplaats.
Visueel-vormelijke elementen
Het gebouw krijgt een heldere ritmische geleding en landt op de grond. Als materialisatie wordt gekozen voor lichtkleurig metselwerk in verschillende verbanden in functie van de accentuering van de raamopeningen. Het schrijnwerk van de ramen wordt voorzien in geanodiseerd bronsgetint aluminium met doorlopende dorpels in architectonisch beton.
De parking wordt bovengronds voorzien met aandacht voor voldoende infiltratie en groen.
De nieuwe fietsenstallingen worden uitgevoerd in een lichte structuur en ingebed in het groen wat positief onthaald wordt.
Cultuurhistorische aspecten
De dienst Stadsontwikkeling/onroerend erfgoed/archeologie werd om advies gevraagd. Na een ongunstig advies werd een aangepast archeologienota opgemaakt. Deze werd voorwaardelijk gunstig geadviseerd:
“Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het betreft een projectgebied met een oppervlakte boven 3000 m² (50 866 m²) en een ingreep boven de 1000 m² (ca. 18 100 m²). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.
Een archeologienota werd ingediend door All-Archeo op 18/10/2019 en waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed op 03/11/2019. Het programma van maatregelen beval een proefsleuvenonderzoek (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/14255). Er is een correct verband tussen de vermelde geplande werken in de archeologienota en de aangevraagde werken in de vergunningsaanvraag. De bouwheer voert het programma van maatregelen, nl. een proefsleuvenonderzoek, verplicht uit als voorwaarde bij deze omgevingsvergunningsaanvraag.
Bijkomend dient aan volgende voorwaarden te worden voldaan:
- De bouwheer meldt 2 weken voor aanvang de start van de werken aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@stad.antwerpen.be)
- De bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen.”
Dit advies wordt bijgetreden. De voorwaarden dienen integraal te worden overgenomen in de voorwaarden die gekoppeld worden aan de omgevingsvergunning.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Het nieuw gebouw en de aanleg van de publiek toegankelijke delen, zoals onder andere de parking, dienen te voldoen aan de regelgeving van de stedenbouwkundige verordening Toegankelijkheid. Opgemerkt wordt dat de aangepaste parkeerplaatsen zich te ver van de ingang bevinden. In voorwaarde zal worden opgenomen dat de aangepaste parkeerplaatsen ingericht dienen te worden in de parkeerzone die in afstand het dichts bij de kortst mogelijke weg tot de ingang van het gebouw W gelegen is.
De FOD Binnenlandse zaken – ASTRID veiligheidscommissie bracht het volgend voorwaardelijk advies uit:
“Dit dossier werd reeds behandeld door de Veiligheidscommissie ASTRID op 18/02/2020. Gezien er geen wijzigingen zijn binnen de criteria van de VCA, blijft de beslissing van 18/02/2020 behouden.
De motivatie was en blijft: Gezien de mogelijke gelijktijdige publieke toegankelijkheid het criterium van 150 personen ruim overschrijdt, heeft de commissie besloten dat er indoordekking dient aanwezig te zijn.
Gezien de publieke toegankelijkheid van de ondergrondse ruimten dient er in deze ruimten indoordekking aanwezig te zijn.”
De dienst stadsbeheer/groen en begraafplaatsen bracht een voorwaardelijk gunstig advies uit:
“In het gebied zijn er verschillende waardevolle hoogstammige bomen die het waard zijn om te behouden. Het verloren groenvolume dient maximaal lokaal te worden gecompenseerd door nieuwe aanplant bomen klasse 1A met voldoende ondergronds volume. Tijdens de werken moeten de blijvende bomen de gepaste boombescherming krijgen, alsook wortelbescherming.”
Tot slot bracht de brandweer advies uit over deze aanvraag. Het advies is voorwaardelijk gunstig.
De adviezen van de ASTRID veiligheidscommissie, de dienst stadsbeheer/groen en begraafplaatsen en de brandweer dienen integraal te worden opgenomen als voorwaarden van vergunning.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 0 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op het nieuw bouwen van gebouw W op de campus Groenenborger van de UA. De Universiteit Antwerpen plant een nieuw gebouw voor enkele onderzoeksgroepen uit het departement chemie. Het gaat hierbij enerzijds om een verplaatsing van een onderzoeksgroep uit gebouw V op de Campus Groenenborger (Organische synthese (ORSY)), en anderzijds om een verhuis van twee groepen van de campus Drie Eiken naar het gebouw W (Adsorptie en Katalyse (LADKA) en Plasma Laser Ablatie en Oppervlakte-modellering (PLASMANT)). De bestaande gebouwen van de ORSY-groep zullen nadien opnieuw ingevuld worden door andere werknemers. In totaal wordt zo een toename van 71 werknemers verwacht. In de MER vinden we volgende cijfers terug: Uit de modal split van 2017 blijkt dat 24% van de werknemers op de campus met de wagen komt. Voor gebouw W resulteert dit in een toename van 17 plaatsen. Tellingen door een deurwaarder in april 2017 hebben aangewezen dat er gemiddeld 75 plaatsen vrij zijn van het huidig aantal parkeerplaatsen van 406, ruim voldoende om de aangroei met 17 plaatsen op te vangen.
|
De plannen voorzien in 406 bestaande nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
De parking P1 en P2 worden door gebouw W heringericht maar het totaal aantal plaatsen blijft hetzelfde als in de huidige toestand namelijk 406.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.
Dit aantal is toereikend.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.
Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen. |
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus niet van toepassing. |
|
Ontsluiting/bereikbaarheid:
De ontsluiting van alle parkeerplaatsen op de site zullen gebeuren via het rondpunt. Verkeer van en naar de campus moet hierbij het fietspad kruisen. De zichtbaarheid op aankomende fietsers moet steeds voldoende groot zijn. Er zijn groenzones ingetekend aan weerszijden van de in/uitrit. Dit mag geen hoge begroeiing zijn omwille van de zichtbaarheid. Bij voorkeur worden deze zones ingekort.
De parking wordt afgesloten met een slagboom. Bij het inrijden is er te weinig bufferruimte ten opzichte van het fietspad. Er moet minstens 1 auto voor de slagboom kunnen staan zonder hierbij het fietspad te blokkeren.
De verkeerspolitie heeft vanuit veiligheidsoogpunt onderstaande opmerkingen tegen de aanvraag voor het aanleggen van een oprit naar parking en kantoorgebouw:
“De zichtbaarheid op aankomende fietsers ter hoogte van de in/uitrit van de parking moet steeds?gevrijwaard blijven.”
Deze opmerkingen dienen verwerkt te worden in de voorwaarden van de vergunning.
De stedelijke dienst Ontwerp en Uitvoering gaf volgend advies:
“Er komt 1 gecombineerde in – en uitrit voor alle parkeren. Deze wordt voorzien op dezelfde plaats als de huidige inrit ten westen van P2 aan de Groenenborgerlaan.
Qua wijzigingen aan het openbaar domein wordt de inrit tot de parking aan gebouw X in de nieuwe toestand opgeschoven. De grote toegang ter hoogte van gebouw S wordt in de nieuwe toestand smaller gemaakt en dient enkel nog als noodingang voor de brandweer. De groene strook dient waar nodig onderbroken te worden en daar waar geen inrit meer is opnieuw te worden doorgetrokken. De rest dient aangelegd te worden in betonstraatstenen en het is belangrijk dat het fietspad ononderbroken blijft. De boordsteen ter hoogte van de nieuwe brandweertoegang zou idealiter een opstand van max. 7cm dienen te krijgen zodat het duidelijk wordt dat het niet om een gewone inrit gaat maar vermits in de hele straat een afgeschuinde boordsteen werd gebruikt is het best om deze verder door te trekken.
Deze werken zullen uitgevoerd worden door de dienst Publieke Ruimte Structureel Onderhoud. De bouwheer zal voor de werken contact dienen op te nemen met deze dienst betreffende de opmaak van een plaatsbeschrijving en voor de herstellingen aan het openbaar domein na afloop van de bouwwerken.”
Fietsvoorzieningen:
Door de inrichting van het nieuwe gebouw worden de bestaande fietsstalplaatsen vernieuwd. Daarnaast worden er onder het gebouw nog eens 230 extra plaatsen voorzien. Deze zijn te bereiken via een trap met fietsgoot.
Voor de uitbreiding van 71 werknemers moeten er 23 extra fietsstalplaatsen voorzien worden (modal split van 33% fietsers). Het aantal voorziene fietsstalplaatsen is dan ook ruim voldoende voorzien.
Laden en lossen:
Het laden en lossen kan gebeuren via de in/uitrit van de parking.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De vergunningsaanvraag ingediend door de Universiteit Antwerpen behelst de bouw en exploitatie van een nieuw gebouw (gebouw W) en de herinrichting van parkings 1 en 2 op de campus Groenenborger. Ten oosten, zuiden en westen bevinden zich aangrenzend aan de campus woongebieden. Directe buren zijn het Middelheimpark in het noorden, ten noordoosten ligt het Middelheim Ziekenhuis en ten zuidoosten het Sint Augustinus ziekenhuis.
De aanvraag is MER-plichtig, het dossier bevat een project-MER, het scopingsadvies werd door het team-MER van de Vlaamse overheid/Departement Omgeving op 23 augustus 2019 uitgebracht.
Op de campus Groenenborger van de universiteit Antwerpen bevinden zich de vakgroepen van de exacte en de toegepaste ingenieurswetenschappen. De Universiteit Antwerpen wenst op deze campus een nieuw kantoorgebouw “W” met laboratoria op te richten waarin de onderzoeksgroepen chemie zullen worden ondergebracht. Twee onderzoeksgroepen die nu gehuisvest zijn in de campus Drie Eiken verhuizen naar het nieuwe gebouw W en ook de onderzoeksgroep nu gehuisvest in gebouw V van de campus Groenenborger zal verhuizen naar het nieuwe gebouw. Er wordt ingeschat dat er een 70-tal personen zullen tewerkgesteld zijn in het nieuwe campusgebouw. Naast laboratoria en kantoren worden in dit nieuwe gebouw opslagruimtes voor onder meer chemicaliën, vergaderlokalen, technische ruimtes, sanitaire ruimtes en een ontmoetingsplek voor studenten gerealiseerd. Omdat het nieuwe gebouw deels wordt opgetrokken op de locatie van de bestaande parking 2 worden ook de gelijkgrondse parkings 1 en 2 op de campus heringericht.
Het nieuwe gebouw zal, althans volgens het MER en de ingediende plannen 7 bovengrondse niveaus omvatten en één ondergrondse bouwlaag met ondermeer een berging voor 230 fietsen. In het scopingsadvies gaat het om een gebouw met 7 bovengrondse bouwlagen en twee ondergrondse bouwlagen waarin 84 autoparkeerplaatsen (2 x 42 plaatsen) worden voorzien om het verdwijnen van 84 parkeerplaatsen te compenseren die zullen verdwijnen door de realisatie van de nieuwbouw. Het is onduidelijk waar deze verschillen vandaan komen, mogelijk is de keuze voor één ondergronds niveau met fietsenberging en een herinrichting van de gelijkgrondse parkings genomen nadat het dossier is voorgelegd aan het team MER, dat lijkt tenminste zo op basis van de dossierstukken. Deze discrepantie moet worden opgehelderd en in de beslissing van het team MER over de goedkeuring/afkeuring van het project worden opgenomen.
De ontmoetingsplek voor de studenten zal op het gelijkvloers van het nieuwe campusgebouw worden ingericht. Ook op de gelijkvloerse verdieping is de opslag voor chemicaliën voorzien. Op niveau 1 worden kantoren en vergaderruimtes ingericht. De laboratoria van de onderzoeksgroepen PLASMANT en LADCA, die werken rond plasma’s en lasers en de ontwikkeling van nieuwe poreuze materialen, bevinden zich op niveau 2 en 3. Aangezien de onderzoeksgroep PLASMANT regelmatig ook samenwerkingen heeft met onderzoekgroepen binnen de geneeskunde, zal er ook een labo voorzien worden voor het werken met genetisch gemodificeerde organismen. Op niveau 4 en 5 bevinden zich de laboratoria van de onderzoeksgroep ORSY die werkt rond organische syntheses. Het zesde niveau wordt ingericht als technische ruimte. Naast het nieuwe gebouw wordt een kleine aparte gasopslag voorzien.
In het ontwerp van het nieuwe gebouw staan, dixit het MER, het beperken van energieverbruik en de duurzaamheid van de verschillende onderdelen centraal.
Zo blijkt uit het dossier dat de meest recente eisen op vlak van energieprestaties zullen geïmplementeerd worden. De architect zal bij het ontwerp van het gebouw eveneens de verplichtingen met betrekking tot energie-efficiëntie toepassen. Het gebouw zal verwarmd worden door gebruik te maken van warmtepompen, bij materiaalkeuzes zal rekening gehouden worden met milieu- en/of duurzaamheidscriteria.
In het nieuwe gebouw zullen dus de meest risicovolle chemie onderzoeksgroepen van Universiteit Antwerpen gehuisvest worden. Er worden evenwel geen volledige verdiepingen van het gebouw in onder- of bovendruk gezet. De laboratoria worden licht in onderdruk gezet om een veilige omgeving te creëren voor de kantoorruimtes. De afzuigingen worden in de labo’s geconcentreerd om het ontsnappen van dampen vanuit de labo’s naar de overige ruimtes te vermijden. In de kantoorruimtes is er meer inblaas van lucht. Per verdieping is er een evenwicht in luchtdruk. Het drukverschil tussen de labo’s en de overige ruimtes zal heel beperkt worden gehouden.
In de labo’s waar met GGO’s en pathogenen zal worden gewerkt worden microbiologische veiligheidskasten geïnstalleerd. Een microbiologische veiligheidskast is een manipulatieruimte die zo ontworpen is dat binnenin onderdruk gecreëerd wordt waardoor verhinderd wordt dat aerosolen, die binnen deze ruimte ontstaan, uit deze ruimte kunnen ontsnappen. Op deze manier worden medewerkers en de omgeving tegen micro-organismen beschermd.
De hoogste risicoklasse van organismen waarmee zal worden gewerkt is voor de GGO’s risicoklasse 2 evenals voor de pathogenen. De risico-inschaling van de activiteiten zal zich bijgevolg beperken tot maximaal risico-niveau 2. De toepasselijke Vlarem-rubrieken hiervoor zijn de rubrieken 51.1.2° (werken met GGO’s, maximum risiconiveau 2) en 51.2.1° (werken met pathogenen, maximum risiconiveau 2). Beide rubrieken zijn overigens al vergund op deze campus, zij het in andere gebouwen, met voorliggende aanvraag wordt gevraagd deze rubrieken eveneens te voorzien voor het de labo’s van het nieuwe gebouw W. De onderzoeksgroepen LADCA en PLASMANT voeren op dit ogenblik op hun huidige locatie op de campus Drie Eiken nog geen bioveiligheidsactiviteiten uit. Een nieuwe toelating “bioveiligheid” zal dan ook moeten aangevraagd worden alvorens wordt gestart met deze activiteiten in gebouw W.
Om op een veilige manier te kunnen omgaan met chemische producten werkt de UA met een centraal aankoopprogramma waarlangs alle laboproducten dienen te worden aangekocht. Dit moet toelaten om op termijn een volledige en up-to-date inventarisatie van de chemische producten voor de hele universiteit te verkrijgen, met hieraan gekoppeld de gevaareigenschappen, aangekochte hoeveelheden en stockageplaatsen. Het bestelprogramma laat ook toe om op basis van een code, meer bepaald de “SHE-code” (Safety Health Environment), een indeling te maken van producten die al dan niet vergunningsplichtig zijn.
Verder blijkt uit het dossier dat qua veiligheid zal gewerkt worden met de gebruikelijke informatiesystemen (BIG-databank, blijkbaar beschikbaar in 13 talen), de gekende werk- en noodprocedures en PBM’s. Voor elk personeelslid worden er risicoanalyses opgesteld van de activiteiten die zij/hij uitvoert en van de chemicaliën waaraan zij/hij wordt blootgesteld. Van de aangekochte toestellen worden indienststellingsverslagen opgemaakt die het gevaar van de toestellen en de voorziene beveiligingsmechanismen beschrijven en beoordelen. Standaard wordt per laboratorium of per cluster van laboratoria een spill kit geplaatst als eerste interventiemiddel in geval van accidentele morsingen of incidenten met gevaarlijke stoffen.
Het gaat hier bovendien om onderzoekslaboratoria waardoor de hoeveelheden opgeslagen gevaarlijke stoffen (nieuwe producten of afvalproducten) beperkt blijven en het gaat meestal ook over kleine verpakkingen. Vandaar ook dat de opgeslagen hoeveelheden kleiner zullen zijn dan de drempels van de Seveso III richtlijn.
In de nieuwe gasbunker naast het gebouw W zullen gevaarlijke gassen worden opgeslagen in verplaatsbare recipiënten van 50 liter.
De drie onderzoeksgroepen hebben overigens geen installaties met ioniserende straling of radioactieve bronnen, een vergunning ioniserende straling van het FANC is dus niet van toepassing.
Het bedrijfsafvalwater van het nieuwe campusgebouw zal worden afgescheiden van het sanitair afvalwater. Een waterzuivering voor het bedrijfsafvalwater van de laboratoria van het nieuwe gebouw W is niet voorzien, wel worden maatregelen genomen om verontreiniging van het bedrijfsafvalwater te voorkomen. Zo hebben de labo’s geen afvoergootjes in de vloer, zodat lekvloeistof bij een mogelijke calamiteit ter plaatse opgevangen wordt.
Binnen de campus geldt een algemeen verbod op het lozen van toxische, persistente of bio-accumulerende stoffen via het rioleringsstelsel. Dit vloeibaar laboafval is dus een afzonderlijke afvalstroom en behoort niet tot het bedrijfsafvalwater. ORSY heeft twee afvoeren per jaar van 3.390 liter, LADCA en PLASMANT voeren jaarlijks 340 liter af. Dit betekent dat er naar schatting in totaal jaarlijks 7.120 liter chemisch labo-afval afkomstig van de drie onderzoeksgroepen wordt afgevoerd.
Het bedrijfsafvalwater van de laboratoria wordt afgescheiden van het huishoudelijk afvalwater en opgevangen in een afgesloten bufferbekken (een dagtank van 2 m³) alvorens deze in de riolering worden geloosd. Zo kan bij een calamiteit de lozing ondervangen worden en is er staalname mogelijk. Het bufferbekken wordt dagelijks éénmaal geledigd in de riolering via een pomp die PLC (programmeerbare logische sturing) gestuurd is. Op de Campus Groenenborger is er slechts één lozingspunt aanwezig op de openbare riolering, het afvalwater van het nieuwe gebouw W zal op dit lozingspunt worden aangesloten. Het huishoudelijk afvalwater sluit na de meetgoot en voor het lozingspunt aan op de riolering.
Om de ondergrondse bouwlaag te kunnen realiseren is een tijdelijke grondwaterbemaling aan de orde. Een bemaling met een duurtijd van 12 maanden is voorzien met een jaardebiet van circa 50.000 m³. Gedurende de eerste dagen na opstart van de bemaling bedraagt het debiet circa 195 m³/dag, daarna bedraagt het stationair bemalingsdebiet circa 121 m³/dag. In het MER werd terecht opgemerkt dat als gevolg van de bemaling er mogelijk (worst case) verdrogingseffecten in het Middelheimpark te verwachten zijn, wat reeds een belangrijk knelpunt is voor dit park. Om dit te vermijden is een retourbemaling voorzien in de bovenste watervoerende laag (dezelfde laag als waaruit het grondwater wordt onttrokken). Er wordt uitgegaan van het toepassen van een retourbemaling met circa 19 infiltratieputten. Het infiltratiedebiet bedraagt circa 5 m³/infiltratiebron/dag of een totaal te infiltreren debiet van 95 m³/dag. Ten zuiden van de bouwput is er door de ligging aangrenzend aan de Groenenborgerlaan niet voldoende ruimte om retourbemaling toe te passen. In principe zorgt de toepassing van een retourbemaling ervoor dat het bemalingswater volledig kan geïnfiltreerd worden in de watervoerende laag. In de praktijk moet bij een retourbemaling echter rekening gehouden worden met een te lozen restdebiet, wat ongeveer 20 tot 30 % van het onttrokken debiet bedraagt. Dit restdebiet zou geloosd kunnen worden in de slotgracht van het Middelheimpark op circa 270 meter ten noorden van de bouwput. Het water in de slotgracht heeft doorvoer naar de gracht tot de vijver van het Nachtegalenpark en vervolgens met de vijver in het park Vogelenzang. Zoals reeds opgemerkt kampen de vijvers in deze parken al met een verdrogingsproblematiek en is dit een relevante maatregel voor goed waterbeheer. De mogelijkheid voor het lozen van het restdebiet van de retourbemaling in de slotgracht van het Middelheimpark dient verder onderzocht te worden door de initiatiefnemer en de uitvoerend aannemer in samenspraak met de Stad Antwerpen (beheerder van het Middelheimpark).
Er wordt verwacht dat het onttrokken bemalingswater ijzerrijk zal zijn met roestvorming in de Middelheimvijver tot gevolg. Daarom dient het grondwater voor lozing in de slotgracht van het Middelheimpark, passief belucht te worden over een beluchtings-/ontijzeringsbak waardoor het zuurstofgehalte van het grondwater kan toenemen en ijzer kan verwijderd worden om overmatige roestvorming in de slotgracht te voorkomen. Wanneer het conform de beste beschikbare technieken niet mogelijk blijkt om te lozen in dit vijversysteem, dient geloosd te worden op de openbare riolering. Maar ook in dit geval zal het toepassen van een beluchtings-/ontijzeringsbak nodig zijn om verstopping van de straatkolken door overmatige roestvorming te voorkomen. De vergunning voor de bemalingswerken wordt gevraagd voor een termijn van 2 jaar.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. het advies van FOD Binnenlandse zaken – ASTRID veiligheidscommissie strikt na te leven;
3. de project-MER in overeenstemming te brengen met de aanvraag (ontwikkelingsscenario masterplan) en de analyse van de boven-/ondergrondse parking hieraan toe te voegen;
4. de aangepaste parkeerplaatsen in te richten in de parkeerzone die het dichts gelegen zijn aan de ingang van gebouw W;
5. het verloren groenvolume maximaal lokaal te compenseren door de aanplant van nieuwe bomen klasse 1A met voldoende ondergronds volume;
6. de te behouden bomen tijdens de werken van voldoende wortel- en boombescherming te voorzien;
7. de zichtbaarheid op aankomende fietsers ter hoogte van de in- en uitrit van de parking te vrijwaren. De groenzones naast de in/uitrit in hoogte te beperken tot 1 meter;
8. de slagboom naar de parking naar achter te plaatsen zodat er minstens 1 wagen voor de slagboom kan staan zonder het fietspad te hinderen;
9. een proefsleuvenonderzoek uit te voeren conform de bekrachtigde archeologienota;
10. de start van de werken 2 weken voor aanvang te melden aan de stedelijke dienst archeologie (archeologie@stad.antwerpen.be);
11. werfcontroles door stadsarcheologen toelaten;
12. voor de werken contact op te nemen met Stadsontwikkeling – Dienst Publieke Ruimte Structureel Onderhoud, met postadres aangetekende zending: Grote Markt 1, 2000 Antwerpen, tel. 03 338 84 07, herstellingopenbareruimte@stad.antwerpen.be, betreffende de opmaak van een plaatsbeschrijving en voor de herstellingen aan het openbaar domein na afloop van de bouwwerken;
13. de groene strook ter hoogte van de gewijzigde inritten waar nodig te onderbreken en, bij supprimeren van een inrit, door te trekken. Het overige deel van het openbaar domein aan te leggen in betonstraatstenen en het fietspad ononderbroken aan te leggen. De boordsteen aan te leggen als een afgeschuinde boordsteen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
+500,00 m³/jaar |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
+0,30 m³/uur |
12.1.1.2°b) |
inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 200 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een industriegebied ligt; |
632,00 kVA |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
+1 transfo van 800,00 kVA |
16.1.b)2° |
de productie of omzetting van gassen, andere dan in gasraffinaderijen, met een productiecapaciteit van meer dan 10 nm³/u tot en met 100 nm³/u; |
80,00 Nm³/uur |
16.3.2°b) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; |
+470,20 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
+3.650,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
+8,40 ton |
17.3.2.2.2°c) |
ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 30 ton; |
+0,65 ton |
17.3.4.1°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
0,50 ton |
17.3.5.2°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 5 ton wanneer de inrichting niet volledig gelegen is in industriegebied; |
+0,15 ton |
17.3.6.1°b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
+0,60 ton |
17.3.7.1°b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
+0,35 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
+0,45 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
wijziging locaties |
24.3. |
laboratoria die biologische, scheikundige, of organische bedrijvigheid uitoefenen met het oog op opzoekingen, proeven, analyses, toepassing of ontwikkeling van producten, kwaliteitscontrole op producten, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
verschillende labo's |
24.4. |
laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
1 labo |
31.1.1°b) |
stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 500 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
350,00 kW |
39.1.1° |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; |
+30,00 liter |
51.1.2° |
inrichtingen voor activiteiten van maximaal risiconiveau 2 waarbij organismen genetisch worden gemodificeerd, of waar dergelijke genetisch gemodificeerde organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
|
51.2.1° |
andere inrichtingen dan bedoeld in rubriek 51.1 voor activiteiten van risiconiveau 2 waarbij doelbewust pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
|
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. |
48.180,00 m³/jaar |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
4 februari 2020 |
Start 1e openbaar onderzoek |
14 februari 2020 |
Einde 1e openbaar onderzoek |
14 maart 2020 |
Start 2e openbaar onderzoek |
2 maart 2020 |
Einde 2e openbaar onderzoek |
31 maart 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
25 maart 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
14 februari 2020 |
14 maart 2020 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 maart 2020 |
31 maart 2020* |
0 |
0 |
0 |
0 |
*De Vlaamse regering heeft op 24 maart 2020 via het noodbesluit omgevingsvergunning beslist om de openbare onderzoeken voor omgevingsvergunningen op te schorten. Daarom kon het geplande openbaar onderzoek niet tijdig afgerond worden. Het hierbij geformuleerde advies is opgemaakt onder voorbehoud van relevante opmerkingen/bezwaren/standpunten tijdens het openbaar onderzoek.
Informatievergadering
Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 18 maart 2020.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag onder volgende voorwaarden:
Stedenbouwkundige voorwaarden
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
Stadsontwikkeling/vergunningen | het advies college te bezorgen aan de instantie die dit gevraagd heeft. |