Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2020057326 |
Gegevens van de aanvrager: | NV BASF Antwerpen met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | NV BASF Antwerpen met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen |
Ligging van het project: | Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 20 sectie A nrs. 2H, sectie D nrs. 9V en 9T |
Inrichtingsnummer: | 20180102-0025 (Tensiden) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Chemisch bedrijf - productie-eenheid voor tensiden: verandering door wijziging en uitbreiding. bouwen tankparken met aanhorigheden, bouwen productie-installatie met aanhorigheden, aanleggen verhardingen
|
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- Op 12 maart 2020 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2019121008) voor de uitbreiding en wijziging van de ethyleenoxide-ethyleenglycol-installatie;
- Op 5 april 2018 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2017009715) voor het vervangen van twee klima’s door één bij een productie- en opslageenheid voor tensiden;
- Op 6 december 2013 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//20135059) voor het bouwen van productietanks B3400, B3405, B3420 en B3415);
- Op 23 maart 2007 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2007/B/0004 – 20071000004) voor de uitbreiding grondstoftankpark + bouwen nieuw ontlaadstation en uitbreiding tankpark eindproduct;
- Op 23 mei 2001 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/2001/B/0008 – 2001242) voor het bouwen van een tankpark voor eindproducten E451 – tanks B3605, B33610, B3615, B3620, B3625, B3630;
- Op 31 juli 1997 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1997/DROV/AN5/97/B/0015 – 199764) voor het uitbreiden van Tenside-productie E400;
- Op 30 januari 1992 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1991/B/18/78819-91/652 – 199217507) voor de tensidenfabriek (E400-noord).
Inhoud van de aanvraag
Het uitbreiden van de Tensiden-installatie. Deze uitbreiding omvat volgende werken:
- Bouwrijp maken van het terrein door het uitbreken van verharding, slopen van een boogloods en het kappen van bomen;
- Bouwen ontladingsstation, laadstation en schakelkamer;
- Bouwen tankparken en leidingbruggen;
- Bouwen luchtkoeler;
- Plaatsen afvalwaterput;
- Plaatsen prefab containerunits;
- Bouwen productie-installatie;
- Aanleggen verhardingen.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 13 januari 2011 verleende de deputatie van de provincie een milieuvergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit voor de productie en opslag van tensiden, horende bij een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 13 januari 2031. Nadien werden nog enkele vergunningen voor veranderingen verleend.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft de uitbreiding van de tensidenproductie.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
7.2. | geïntegreerde chemische inrichtingen bestemd voor de fabricage van: organische basischemicaliën; anorganische basischemicaliën; fosfaat, stikstof of kaliumhoudende meststoffen; basisproducten voor gewasbescherming en van biociden; farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procédé; explosieven; | +150.000 ton per jaar |
7.11.1°b) | de fabricage van organisch-chemische producten zoals: zuurstofhoudende koolwaterstoffen zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden en epoxyharsen; | +150.000 ton per jaar |
7.11.1°k) | de fabricage van producten door chemische of biologische omzetting van organisch-chemische producten zoals tensioactieve stoffen en tensiden; | +150.000 ton per jaar |
7.12.1°a) | chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer; | +150.000 ton per jaar |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +237,55 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | +250 liter |
17.2.2. | VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) | +8.365 ton |
17.3.2.1.2.2° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton; | +46,30 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | +10.003,30 ton |
17.3.5.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; | 34,30 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | +9.315 ton |
17.3.7.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | +529,30 ton |
17.3.8.3° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | +8.055 ton |
20.4.1.2° | chemische inrichtingen voor de productie van alkenen, alkeenderivaten, monomeren en polymeren (niet begrepen in rubriek 7.3) met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer; | +150.000 ton per jaar |
39.2.1° | stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; | +3.000 liter |
43.4. | installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval. | +9.999 MW |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 9 juni 2020 | 3 juli 2020 | Gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie | 16 juni 2020 | 9 juli 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Insteekdok 4 – Gebied voor waterweginfrastructuur.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke hemelwaterverordening is deels van toepassing op de aanvraag. Het hemelwater dat door contact met de verharde oppervlakte zo vervuild wordt dat het als afvalwater beschouwd moet worden, wordt opgevangen en afgevoerd via het afvalwatercircuit naar de waterzuiveringsinstallatie.
Voor het overige vraagt de aanvrager een afwijking voor de aspecten hergebruik en infiltratie. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.
Aangezien er geen mogelijkheden tot recuperatie zijn, wordt er geen hemelwaterput voorzien. Daarnaast heeft infiltratie weinig meerwaarde vermits er zo weinig invloed is op grondkwaliteit en grondwaterreserves. Het hemelwater wordt waar mogelijk wel afgevoerd naar het brakwatercircuit waar het gerecupereerd wordt als koelwater. Het water wordt dus in zekere mate wel hergebruikt, al gebeurt dit niet via een hemelwaterput. De aanvraag voorziet een aanneembare oplossing om tegemoet te komen aan de uitgangsprincipes van de gewestelijk hemelwaterverordening. De afwijkingen op vlak van realisatie van een hemelwaterput en van een infiltratievoorziening kunnen gunstig geadviseerd worden.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Sectorale wetgeving
Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een bekrachtigde archeologienota worden toegevoegd.
Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is groter dan 3.000 m² en gelegen buiten een woon- en recreatiegebied. De aanvrager is niet publiekrechtelijk en het betreft een ingreep boven 5.000 m². Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor de opmaak van een archeologienota verplicht.
Advies hierover werd gevraagd aan de dienst archeologie van de stad Antwerpen. Zij brachten in eerste instantie een ongunstig advies uit daar de archeologienota reeds gekoppeld is aan een ander dossier. De aanvrager heeft daarop een nieuwe archeologienota ingediend bij het Agentschap Onroerend Erfgoed. De aktename hiervan wordt verwacht tegen 21 juli 2020. Indien de behandelingstermijn van de aanvraag echter verloopt zonder dat een aktename van de archeologienota over de aangevraagde werken bekomen is, moet de omgevingsvergunning van rechtswege geweigerd worden overeenkomstig artikel 5.4.1 en artikel 5.4.4. van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Vrij centraal gelegen op een grootschalige industriële bedrijfssite bevindt zich op blokveld E400 een bestaande Tensiden-installatie. Deze installatie wordt op het ten oosten gelegen blokveld (E300) uitgebreid.
De Tensiden-installatie (E367) wordt voorzien in het noordwesten van het blokveld en bestaat uit verschillende apparaten en leidingen waarin chemische processen en transport van producten plaatsvinden. De dragende structuur van deze installatie bestaat uit betonnen funderingspalen met daarop een funderingsplaat in gewapend beton, met een oppervlakte van circa 1000 m². Daarboven wordt een structuur gebouwd die op het gelijkvloers (tot en met de vloerplaat van de eerste verdieping) opgetrokken wordt in gewapend beton met daarboven een staalstructuur. De totale hoogte bedraagt circa 30 meter. Tussen de verschillende apparaten lopen bordessen en platformen in roostervloer om alle delen van de installatie bereikbaar te houden en de nodige vluchtwegen te voorzien.
Het afvalwater wordt opgevangen in een nieuwe afvalwaterput die net aan de zuidwestzijde van de installatie wordt voorzien. Vervolgens wordt het afvalwater doorgepompt naar de bestaande waterzuiveringsinstallatie.
Ten zuiden van de Tensiden-installatie wordt een luchtkoeler en een schakelkamer gebouwd. De luchtkoeler vormt een open skeletstructuur, met een hoogte van bijna 7 meter, waartussen koelunits gemonteerd worden. De structuur steunt op een betonnen funderingsplaat met een oppervlakte van circa 240 m².
De schakelkamer, met een oppervlakte van circa 190 m² en een hoogte van 11 meter, wordt opgebouwd uit ter plaatse gestort beton en langs de buitenzijde afgewerkt met gevelisolatie en metalen gevelbeplating.
Ten oosten van de Tensiden-installatie worden twee laadstations voorzien voor de verlading van geproduceerde chemische producten in vrachtwagens. De laadstations, met ieder een oppervlakte van 261 m², bestaan uit een staalstructuur met trappen en bordessen steunend op een betonnen funderingsplaat. De staalstructuur heeft een hoogte van bijna 13 meter, waarbij de bovenste helft rondom wordt bekleed met een metalen beplating. Het onderste deel blijft open.
Aan de oostzijde van de laadstations wordt een prefab lokaal geplaatst waarin de registratie van vrachtwagens gebeurd. Tevens is er sanitair voor vrachtwagenchauffeurs voorzien. Het lokaal bestaat uit aaneengeschakelde units en heeft een totale oppervlakte van circa 30 m². De hoogte bedraagt 2,70 meter. Hoewel dergelijke constructie met weinig duurzaam karakter veeleer bedoeld is als tijdelijk gegeven, kan deze, wegens zijn beperkte oppervlakte en specifiek gebruik, echter onbeperkt worden vergund.
Ten zuiden van de laadstations worden twee tankparken gebouwd voor de opslag van chemische producten die op het blokveld ontladen en geproduceerd worden. De tankparken bestaan uit een betonnen inkuiping waarin stalen tanks geplaatst worden. Tussen en boven de tanks wordt een leidingbrug voorzien, bestaande uit een staalstructuur met bordessen, die zowel dient om de tanks bereikbaar te maken als ter ondersteuning van de productleidingen die van en naar de tanks lopen. Het noordelijk gelegen tankpark heeft een oppervlakte van bijna 1500 m². Het zuidelijk gelegen tankpark heeft een oppervlakte van circa 1140 m². De afstand tussen de twee tankparken bedraagt 6 meter.
Langs de oostzijde van de tankparken wordt tevens een laadstation gebouwd voor zowel verlading van chemische producten in vrachtwagens als in treinwagons. Dit laadstation is op dezelfde manier opgebouwd als de andere twee laadstations, maar dan met een hoogte van circa 17 meter en een oppervlakte van 324 m².
Ten zuiden van dit laadstation wordt een ontladingsstation gebouwd voor het ontladen van vrachtwagens en treinwagons die grondstoffen voor de productie-installatie aanvoeren. Het ontladingsstation wordt op dezelfde manier opgebouwd als de laadstations. De oppervlakte bedraagt circa 165 m² en de hoogte circa 17 meter.
De verschillende installaties en constructies worden met elkaar verbonden via leidingbruggen. Rondom de installaties en constructies wordt nieuwe verharding aangelegd om deze bereikbaar en toegankelijk te maken.
Om plaats te maken voor de nieuwe installaties moet een deel van de bestaande verharding uitgebroken worden. Het betreft een asfaltverharding met een oppervlakte van circa 1200 m². Tevens dient een boogloods verwijderd te worden. Tegen de noordelijke grens van het blokveld worden 6 bomen gekapt.
De uitbreiding wordt voorzien op een reeds sterk ontwikkeld industrieterrein. De aanvraag is functioneel inpasbaar.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag betreft de verdere ontwikkeling van een blokveld door de uitbreiding van een bestaande installatie binnen een grootschalig industrieterrein. De werken zijn aanvaardbaar binnen de gegeven context van een havengebied.
Visueel-vormelijke elementen
De zichtbare elementen worden voornamelijk uitgevoerd in beton en staal, kenmerkend voor industriële installaties en constructies, en zullen dus niet storend zijn in deze industriële omgeving.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. Ook de lokale overheid hecht belang aan het brandweeradvies.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
In de Tensiden installatie worden door ethoxylatie/propoxylatie niet-ionaire tensiden geproduceerd uitgaande van TS-grondstoffen (zoals bv. hogere alcoholen). Naast niet-ionaire tensiden worden ook polyethyleenglycolen of polypropyleenglycolen geproduceerd uitgaande van glycolen.
Met onderhavige aanvraag beoogt BASF een uitbreiding van de tensidenproductie van 180.000 ton/jaar naar 330.000 ton/jaar. De uitbreiding wordt gerealiseerd door meer reactor- en destillatiecapaciteit toe te voegen aan de huidige installatie. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van extra ruimte op het naburige blokveld E300. De installatie beschikt momenteel over twee reactoren (één roerreactor en één omloopreactor). In de uitbreiding worden drie extra roerreactoren voorzien. Naargelang de te produceren eindproducten, variëren de hoeveelheden grondstoffen en hulpstoffen.
De basisgrondstoffen voor ethyleenoxide en propyleenoxide, worden via bovengrondse leidingen aangeleverd vanuit het Centraal Tankpark. In de eigen tankparken worden andere TS-grondstoffen opgeslagen, maar de meeste TS-grondstoffen met een vlampunt lager dan 55°C worden via bovengrondse leidingen aangevoerd. Er wordt een uitbreiding gepland met vier nieuwe opslagtanks voor de opslag van hulpstoffen, vijf nieuwe opslagtanks voor opslag van grondstoffen en 17 nieuwe opslagtanks en verplaatsbare recipiënten voor de opslag van eindproducten.
Alle vaste opslagtanks van gevaarlijke producten betreffen enkelwandige, bovengrondse opslagtanks die geplaatst zullen worden in vloeistofdichte inkuipingen of evenwaardige voorzieningen volgens het aanvraagdossier. De inkuipingen zijn voldoende ruim gedimensioneerd.
Voor het project zijn 3 bijkomende warmtewisselaars nodig met een primaire ruimte van 1.000 liter elk. Er komt ook een bijkomende thermische naverbrander (A6820).
Verder wenst men een uitbreiding met enkele airco’s en andere toestellen voor het fysisch behandelen van gassen te realiseren. De totaal geïnstalleerde drijfkracht neemt daarbij toe met 237,55 kW tot een totaal van 565,7 kW. De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten neemt toe met 250 liter tot 1.000 liter.
De rubriek 12.3.2 (batterijladers) uit de omgevingsvergunning van het Tensiden-bedrijf kan geschrapt worden omdat deze toestellen ondertussen werden vergund in een site-overkoepelende vergunning voor stroomverdeling.
Het voorgenomen project valt onder bijlage II van het MER-Besluit, meer bepaald rubriek 6a ‘Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: Chemische installaties, voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer’. Rubriek 13 betreffende de wijziging van projecten van bijlage I is eveneens van toepassing. Het aanvraagdossier bevat een ontheffingsnota die reeds werd goedgekeurd door het team Mer van het departement Omgeving op 12 maart 2020.
Voor de emissies naar lucht is de schubbenwals relevant. De enige verontreinigende stof die bij deze installatie geëmitteerd wordt betreft stof (tensidenstof). De massastroom op jaarbasis (6 kg/jaar, MER 2009) kan als zeer laag bestempeld worden. De laatste jaren zijn er zelfs geen emissies meer gerapporteerd. In het ontheffingsdossier wordt gesteld dat de emissies in de beoogde situatie niet hoger zullen liggen dan cijfers uit het MER van 2009. Er wordt, naast de bestaande halfopen thermische naverbrander A2820, een nieuwe halfopen thermische naverbrander A6820 voorzien. Deze zal verschillende, discontinue afgasstromen verwerken, gerelateerd aan veiligheidsontspanning of inertisatie. De emissies van deze naverbranders blijven beperkt. De totale emissies van stof en NOx zijn in de huidige en de geplande situatie ruim kleiner dan 3% van de totale emissies van gans BASF. Deze emissies worden bijgevolg als niet relevant beschouwd voor de uitvoering van verspreidingsberekeningen. SO2 komt niet voor.
De belangrijkste component in het restwater vanuit de productie-eenheid is TOC (met als voornaamste componenten alcoholen/glycolen en tensiden). Het aandeel van de reststroom op het totale effluent van de waterzuiveringsinstallatie (WZI) van BASF bedraagt 0,3% in de beoogde situatie. In het ontheffingsdossier wordt gesteld dat de capaciteit van de WZI voldoende toereikend voor de verwerking van de extra aangeleverde TOC-vracht. Bovendien is meer dan 90 tot 95% van het bijkomende TOC afkomstig van methanol dat zeer goed afbreekbaar is. Het effect van de uitbreiding op de effluentkwaliteit is daardoor zeer beperkt. Er wordt in het ontheffingsdossier aangegeven dat er een screening werd uitgevoerd op de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in het afvalwater, maar dat geen enkele, relevante parameter in concentraties boven de rapportagegrens voorkomt.
Voor het geluidsaspect werd in het ontheffingsdossier het specifiek geluid van het Tensidenbedrijf berekend. Het specifiek geluid van het bedrijf voldoet ruim aan de normen op alle referentiepunten, zowel binnen als buiten de BASF-site. De bijdrage van het BASF-Tensiden-bedrijf in het totaal specifiek geluid van de volledige site is verwaarloosbaar, met een maximale bijdrage tot <0,2 %. Het Tensiden-bedrijf heeft een verwaarloosbaar effect op het omgevingsgeluid ter hoogte van alle referentiepunten, zowel binnen als buiten de site van BASF en zowel in Vlaanderen als in Nederland. Het effect op de omgeving is dus verwaarloosbaar. Ter hoogte van de woningen of woongebied is het effect op de omgeving verwaarloosbaar. De waarden uit deze recente evaluatie zijn vergelijkbaar of zelfs lager dan deze uit het MER 2009. Aangezien bij het ontwerp van de installatie voor de geplande uitbreiding gekozen wordt voor emissiearme apparatuur met het doel om buiten de site geen relevant effect waar te nemen zal het effect van de Tensideninstallatie verwaarloosbaar blijven volgens het dossier.
Het betreft een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een omgevingsveiligheidsrapport (OVR/17/28) opgesteld door een erkend VR-deskundige. In het OVR worden de drie afzonderl?k werkende productie-installaties voor ethyleenoxide (EO), ethyleenglycol (EG) en tensiden als een geheel beschouwd. In het rapport wordt besloten dat er geen onderdelen voor de QRA weerhouden dienen te worden. Er zijn evenmin vermeldenswaardige risico’s voor wat externe domino-effecten betreft. De algemene conclusie van het OVR luidt dat het project geen noemenswaardige b?drage levert aan de externe risico’s van de site, noch een aanzienlijk bijkomend milieurisico met zich meebrengt.
Het aanvraagdossier bevat een confidentiële energiestudie. Er worden verscheidene energie-efficiëntiemaatregelen uitgevoerd. BASF is tevens toegetreden tot de Energiebeleidsovereenkomst.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Aandachtspunt:
Indien de behandelingstermijn van de aanvraag verloopt zonder dat een aktename van de archeologienota over de aangevraagde werken bekomen is, moet de omgevingsvergunning van rechtswege geweigerd worden overeenkomstig artikel 5.4.1 en artikel 5.4.4. van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. In geval van een nieuwe aktename door het agentschap Onroerend Erfgoed en een correct verband tussen aanvraag en de vermelde ingrepen, is de bouwheer verplicht om het programma van maatregelen, voortvloeiend uit de archeologienota, gedegen uit te voeren.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
7.2. | geïntegreerde chemische inrichtingen bestemd voor de fabricage van: organische basischemicaliën; anorganische basischemicaliën; fosfaat, stikstof of kaliumhoudende meststoffen; basisproducten voor gewasbescherming en van biociden; farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procédé; explosieven; | +150.000 ton per jaar |
7.11.1°b) | de fabricage van organisch-chemische producten zoals: zuurstofhoudende koolwaterstoffen zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden en epoxyharsen; | +150.000 ton per jaar |
7.11.1°k) | de fabricage van producten door chemische of biologische omzetting van organisch-chemische producten zoals tensioactieve stoffen en tensiden; | +150.000 ton per jaar |
7.12.1°a) | chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer; | +150.000 ton per jaar |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | +237,55 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | +250 liter |
17.2.2. | VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) | +8.365 ton |
17.3.2.1.2.2° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton; | +46,30 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | +10.003,30 ton |
17.3.5.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; | 34,30 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | +9.315 ton |
17.3.7.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | +529,30 ton |
17.3.8.3° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | +8.055 ton |
20.4.1.2° | chemische inrichtingen voor de productie van alkenen, alkeenderivaten, monomeren en polymeren (niet begrepen in rubriek 7.3) met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer; | +150.000 ton per jaar |
39.2.1° | stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; | +3.000 liter |
43.4. | installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval. | +9.999 MW |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 5 juni 2020 |
Start openbaar onderzoek | 14 juni 2020 |
Einde openbaar onderzoek | 13 juli 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste adviesdatum | 25 juli 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
14 juni 2020 | 13 juli 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Informatievergadering
Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 30 juni 2020. Dit verslag werd op 3 juli 2020 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Aandachtspunt:
Indien de behandelingstermijn van de aanvraag verloopt zonder dat een aktename van de archeologienota over de aangevraagde werken bekomen is, moet de omgevingsvergunning van rechtswege geweigerd worden overeenkomstig artikel 5.4.1 en artikel 5.4.4. van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. In geval van een nieuwe aktename door het agentschap Onroerend Erfgoed en een correct verband tussen aanvraag en de vermelde ingrepen, is de bouwheer verplicht om het programma van maatregelen, voortvloeiend uit de archeologienota, gedegen uit te voeren.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies te bezorgen aan de instantie die het advies gevraagd heeft. |