Terug
Gepubliceerd op 17/08/2020

2020_CBS_06715 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020046633. Beliweg 3. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 14/08/2020 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Anne Baré, Waarnemend algemeen directeur

Afwezig

Annick De Ridder, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur; Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Anne Baré, Waarnemend algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_06715 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020046633. Beliweg 3. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_06715 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020046633. Beliweg 3. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2020046633

Gegevens van de aanvrager:

BVBA STANDIC ANTWERPEN met als adres Beliweg 3 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

BVBA STANDIC ANTWERPEN met als adres Beliweg 3 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Beliweg 3 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 7 sectie G nrs. 1802N, 1802H, 1802L, 1802M, afdeling 14 sectie C nrs. 249W, 249T en 249V

Inrichtingsnummer:

20190219-0053 (Standic Antwerpen BVBA)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Op- en overslagbedrijf: verandering door wijziging en uitbreiding / aanpassen van een tankterminal

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

-     Op 19 september 2019 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2019022260) voor de bouw en exploitatie van een nieuwe tankterminal.

 

Inhoud van de aanvraag

Aanpassingen aan de inplanting van reeds vergunde gebouwen.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Op 19 september 2019 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een op- en overslagbedrijf, voor een termijn van onbepaalde duur.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft de opslag van Seveso-producten.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

wijziging productopslag

7.1.2°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 1.000 ton tot en met 10.000 ton;

5.000 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

-1x 650 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

3x 2.500 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

43.200 VAh

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

- 171 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

94.449 ton

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

wijziging productopslag

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

94.449 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

94.449 ton

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

94.449 ton

17.3.3.3°

opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

94.449 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

wijziging productopslag

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

94.449 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

wijziging productopslag

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

wijziging productopslag

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

94.449 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.000 liter

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW.

+140 kW

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Er wordt een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van Vlarem II aangevraagd (nl. Bijlage 2.3.1 en Bijlage 5.3.2, sector 53 a) van Vlarem II). De havendokken vallen onder het type oppervlaktewater “zeer licht brak meer” (Bzl), bijgevolg zijn de milieukwaliteitsnormen uit Bijlage 2.3.1, art. 2, 20° van toepassing. 

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

a) In afwijking en/of ter aanvulling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden mogen de volgende emissiegrenswaarden niet overschreden worden:

 

Parameter

Eenheid

Norm

Ntot

mg/l

15

Nitriet

mg N/l

2

NH3

mg/l

0,3

Ptot

mg/l (24u-gem.opdagbasis)

2

Geleidingsvermogen

µS/cm

15.000

Chloriden

mg/l

3.000

Sulfaat

mg/l

700

Vrije chloor

mg/l

0,1

Cdtot

mg/l

0,001

Hgtot

mg/l

0,0005

Cutot

mg/l

0,2

Nitot

mg/l

0,2

AStot

mg/l

0,05

COtot

mg/l

0,006

Mn (opgelost)

mg/l

1

Setot

mg/l

0,1

Btot

mg/l

10

MOtot

mg/l

0,35

Sbtot

mg/l

0,07

Agtot

mg/l

0,004

Sntot

mg/l

0,1

Vtot

mg/l

0,05

Tltot

mg/l

0,002

Titot

mg/l

0,1

Betot

mg/l

0,05

MAK’stot

mg/l

0,02

MAK’s individueel

mg/l

0,01

benzo(a)pyreen

µg/l

0,05

som benzo(b)fluoranteen +

benzo(k)fluoranteen

µg/l

0,05

som benzo(g,h,i)peryleen +

indeno(1,2,3-cd)pyreen

µg/l

0,05

anthraceen

µg/l

0,1

som anilines

µg/l

1

som gechloreerde fenolen

µg/l

20

som dichloorbenzeen

µg/l

30

som trichloorbenzeen

µg/l

4

pentachloorbenzeen

µg/l

0,07

hexachloorbenzeen

µg/l

0,3

trichloorethaan

µg/l

50

dichloormethaan

µg/l

100

Tetrachloorethyleen (PER)

 

 

100

totale fluoriden

mg/l

1,5

totale cyaniden

mg/l

0,1

 

b) De concentraties in het effluent van de niet-nominatief in de vergunning genoemde parameters, welke bedoeld zijn in lijst 2C, worden beperkt tot concentraties opgenomen in het kwaliteitsobjectief van het ontvangend oppervlaktewater of bij ontstentenis daarvan tot maximaal 10 maal de detectielimiet.

c) De temperatuur van het geloosde bedrijfsafvalwater mag 30 °C niet overschrijden, behalve bij een buitentemperatuur van 25 °C of meer is een lozingstemperatuur tot 35 °C toegelaten, in zoverre hierdoor de temperatuur, vermeld in de milieukwaliteitsnormen voor het ontvangende oppervlaktewater niet wordt overschreden.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Air Liquide Industries Belgium

2 juli 2020

17 juli 2020

Voorwaardelijk gunstig

Fluxys Belgium NV

2 juli 2020

22 juli 2020

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

2 juli 2020

5 augustus 2020

Voorwaardelijk gunstig

Ministerie van Landsverdediging

2 juli 2020

17 juli 2020

Voorwaardelijk gunstig

Water-link (AWW)

2 juli 2020

30 juli 2020

Voorwaardelijk gunstig

 
















Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

2 juli 2020

 3 juli 2020

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. 

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. 

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier geldt grotendeels het bestemmingsvoorschrift Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en - voor de dokken - Gebied voor waterweginfrastructuur. In het noorden, oosten en zuiden loopt er een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Aan de oostzijde van het terrein bevindt zich de bestemming Gebied voor spoorinfrastructuur en Gebied voor verkeer- en vervoersinfrastructuur.  

 

Op circa 440 m ten zuiden van de aanvraag is, buiten het afgebakende zeehavengebied, het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging van toepassing met overdruk Zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen 

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

Zoals beoordeeld in de vergunning voor het bouwen en exploiteren van een tankpark is de gewestelijke hemelwater deels van toepassing op de aanvraag. Hoe er wordt omgegaan met het hemelwater wijzigt niet in voorliggende aanvraag. 

Het hemelwater dat valt op de verharding wordt aanzien als potentieel verontreinigd en zal gepast opgevangen worden. Het hemelwater dat valt in de tankputten zal geanalyseerd worden om het ofwel verder te verwerken als vuilwater ofwel om het te bufferen in de buffertank onder het utiliteitsgebouw. Het hemelwater dat valt op het utiliteitsgebouw wordt opgevangen in een hemelwaterput waarbij het hemelwater hergebruikt kan worden als poetswater. De aanvraag voldoet bijgevolg aan de bepalingen van de verordening.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

Voorliggende aanvraag betreft een aanpassing van de inplanting van reeds eerder vergunde gebouwen. In de omgevingsvergunning voor het bouwen en exploiteren van een tankpark werd tevens het aanleggen van een “utilityplein” opgenomen. Dit “utilityplein” bevindt zich in het zuidoosten van het terrein en bestaat onder andere uit een utiliteitsgebouw met een oppervlakte van 540 m³ (met daarin ondergebracht de waterzuivering, een compressorlokaal en een verwarmingsunit), een vuilwatertank, een waterbuffer, twee stikstoftanks, een gasolietank en de blusvoorzieningen. Door de aanwezigheid van een waterleiding op het terrein werd de inplanting van het utiliteitsgebouw veranderd. Het gebouw werd gedraaid en meer naar het zuiden ingeplant en herbergt nu ook de blusschuiminstallatie. Ten gevolge hiervan werden er meer aanpassingen doorgevoerd aan de indeling van het “utilityplein”. 

 

De inplanting en indeling van de reeds vergunde tankparken wijzigt niet ten opzichte van de vorige aanvraag. Er zijn echter wel aanhorigheden die gewijzigd worden uitgevoerd. Ook de treinbeladingsinstallatie, ten zuiden van het terrein, is uitgebreid. Deze wijzigingen voldoen volgens de aanvrager aan het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. 

 

Aan de leidingbruggen ter hoogte van de tankputten en boven de pompenkamers werden geen wijzigingen doorgevoerd. Enkel werd de leidingbrug tussen de tankputten en het utiliteitsplein aangepast ten gevolge van de herindeling van het plein. De leidingbrug loopt nu langs de oostzijde van tankput 1 richting het plein. 

 

De wijzigingen ten opzichte van de vergunde aanvraag storen niet in deze industriële omgeving. Het betreffen beperkte aanpassingen aan de inplanting van reeds vergunde gebouwen. Het functieprogramma van het project blijft hetzelfde. 

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. De aanvrager geeft aan dat de aanpassingen in de indeling van het “utilityplein” een efficiënter gebruik van de terminal zullen toelaten.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen 

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. Ook de lokale overheid hecht belang aan dit advies.

 

Door de aanwezigheid van pijpleidingen in de nabijheid van de aanvraag, werd het advies ingewonnen van de beheerders van deze pijpleidingen. De uitgebrachte adviezen zijn (voorwaardelijk) gunstig.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Voorliggende aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Standic nv wenst aan het Vijfde havendok een nieuwe tankterminal te exploiteren. Deze terminal zal beschikken over een totale opslagcapaciteit van 94.449 ton, verdeeld over acht tankputten. De inhoud van de opslagtanks zal variëren van 508 m³ tot 3.536 m³.

 

De vergunning werd reeds verleend om enkel niet-gevaarlijke en gevaarlijke, maar niet-Seveso producten op te slaan. Het college verleende hiervoor een voorwaardelijk gunstig advies op 2 augustus 2019. Met onderhavige aanvraag wenst men ook de opslag van Seveso-producten op te nemen in de vergunning.

 

De opslag van Seveso-producten impliceert dat producten met andere gevaarseigenschappen dan momenteel vergund, zullen worden opgeslagen op de site. Voor diverse indelingsrubrieken is er dus een uitbreiding met 94.449 ton of m³, de totale opslagcapaciteit zal echter nooit meer dan 94.449 ton of m³ bedragen. De houders werden reeds vergund. De bijkomende opslag van 28 ton additieven in IBC’s wordt eveneens voorzien (diverse gevaarscheigenschappen). De additieven kunnen worden toegevoegd aan de opgeslagen producten. Verder voorziet men de opslag van 1.000 liter gassen in verplaatsbare recipiënten en de opslag van 2.000 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen.

 

De opslagtanks worden enkelwandig uitgevoerd met een bijkomende isolerende wand. Op 19 juli 2019 verleende de Vlaamse minister van Omgeving een afwijking voor een aangepaste inkuipingscapaciteit gelet op de brandweereis van een maximale kuipmuurhoogte van 3 meter en de benodigde inkuipingscapaciteit voor de opslag van toxische en ontvlambare producten. Voor de bepaling van artikel 5.17.4.3.8 van VLAREM II dat stelt dat de afstand van de houders tot de binnenwand van de inkuiping minstens de helft van de hoogte van de houders moet bedragen, te ondervangen, wordt een extra isolerende afscherming rond de houders geplaatst zodat eventuele lekvloeistof steeds binnen de inkuiping terecht komt.

 

Voor de ingebruikname van het bestaande kantoorgebouw op de site (voorheen geëxploiteerd door het Havenbedrijf Antwerpen) wordt de opslag van 5.000 liter mazout in een ondergrondse dubbelwandige houder, een CV-installatie van 140 kW en drie airco’s met een geïnstalleerde drijfkracht van 7 kW elk voorzien. 

 

Ten opzichte van de vergunde toestand wordt één transformator van 650 kVA niet geplaatst, maar wel drie transfo’s van 2.500 kVA elk. Vijf noodbatterijen (UPS) van elk 8.640 VAh worden eveneens geplaatst. Twee airco’s van 25 kW elk zullen niet geplaatst worden, in plaats daarvan komen er vier airco’s van 50 kW elk.

 

Ten gevolge van de geplande opslag van Seveso-producten wordt het bedrijf een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een omgevingsveiligheidsrapport (OVR), opgesteld door een erkend VR-deskundige. Het plaatsgebonden mensrisico wordt quasi integraal bepaald door ongevalscenario’s ter hoogte van de verlaadplaatsen voor schepen aan de kade en ongevalscenario’s met opslagtanks in de tankenparken. De verlaadactiviteiten via tank- en ketelwagens, alsook de parkeer- en wachtzone dragen niet significant bij tot het plaatsgebonden mensrisico volgens het OVR. De isorisicocontour van 10-5/jaar overschrijdt de terreingrens in noordelijke en zuidelijke richting tot op een afstand van respectievelijk 20 meter en 65 meter. De overschrijding is gelegen ten noorden van de beoogde tankenparken en ter hoogte van de verlaadplaats voor producten per schip (kade). Binnen deze zone zijn geen gebouwen, installaties of activiteiten geïdentificeerd waarbij personen permanent aanwezig zijn. In het OVR wordt wel een samenwerking aanbevolen tussen Standic en de betreffende buurbedrijven op vlak van noodplanning. Binnen de 10-6/jaar isorisicocontour zijn geen gebieden met woonfunctie gelegen, binnen de 10-7/jaar isorisicocontour zijn geen kwetsbare locaties gelegen. Het groepsrisico dat verbonden is aan de installaties en de activiteiten met gevaarlijke producten voldoet aan het gehanteerde risicocriterium.

 

In het OVR werd het voorkomen van domino-effecten onderzocht. Het optreden van relevante domino-effecten op installaties ten gevolge van externe gevarenbronnen in de omgeving kan niet worden uitgesloten, doch wordt niet verwacht. Omgekeerd kunnen zware ongevallen op het bedrijf mogelijks schade berokkenen aan installaties van naburige bedrijven met relevante domino-effecten tot gevolg. Gelet op de aanwezige preventieve en gevolgbeperkende maatregelen op de inrichting alsook bij de betreffende buurbedrijven wordt het risico op het optreden van relevante domino-effecten beheerst. In de voorlopige goedkeuring van het OVR door het team Externe veiligheid op 23 maart 2020 wordt evenwel gesteld dat het bedrijf momenteel nog niet beschikt over voldoende uitgewerkte veiligheidsprocedures, bijhorende veiligheidsbeheersysteem en uitgewerkt intern noodplan. Minstens drie maanden vóór het in exploitatie nemen van de installaties met Seveso-stoffen moet Standic het SWA-veiligheidsrapport indienen. In dat rapport moet Standic het bewijs leveren van het bestaan van de adequate veiligheidsprocedures, het adequate veiligheidsbeheersysteem en het adequaat intern noodplan. 

Het is aangewezen dat dit expliciet wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.

 

In het OVR wordt met betrekking tot de milieurisico’s nog gesteld dat ter hoogte van de scheepsverlaadplaatsen, waar grote opvangvoorzieningen technisch niet realiseerbaar zijn, de mogelijkheid bestaat dat gevaarlijke stoffen incidenteel in het milieu terecht komen. Men oordeelt dat Standic beschikt over de middelen en kan beroep doen op middelen van derden om incidentele emissies te bestrijden en de effecten voor het milieu maximaal te beperken.

 

In het aanvraagdossier wordt gesteld dat het huishoudelijk afvalwater afkomstig van het kantoorgebouw wordt geloosd in oppervlaktewater na passage over ‘een IBA en/of septische put’. 

Er wordt opgemerkt dat het bedrijf gelegen is in een zone waar het huishoudelijk afvalwater door de exploitant zelf gezuiverd dient te worden. Een septische put voldoet niet, een IBA is noodzakelijk.

 

Men is reeds vergund voor de lozing van bedrijfsafvalwater (potentieel verontreinigd hemelwater). Om na te gaan of het hemelwater verontreinigd is en dus beschouwd wordt als bedrijfsafvalwater zijn er verschillende controlepunten en afsluiters voorzien. Aan de hand van de uitgevoerde controles volgt het opgevangen water de afwatering van het schoonwater naar de bufferput onder het utiliteitsgebouw of van het afvalwater naar de buffertank afvalwater. Het schoonwater wordt via een KWS-afscheider geloosd in het Vijfde havendok.

 

Het afvalwater wordt afgeleid naar de buffertank voor afvalwater van waaruit het wordt verpompt naar de waterzuiveringsinstallatie. Deze bestaat uit een aerobe biologische zuivering, waarbij micro-organismen in een zuurstofrijke omgeving de afvalstoffen afbreken. Op dit ogenblik is er nog geen concrete informatie voorhanden met betrekking tot welke stoffen in welke hoeveelheden worden opgeslagen en zijn er dus niet voldoende gegevens ter beschikking over de mogelijke verontreinigingen in het afvalwater volgens de exploitant. Het bedrijf vraagt daarom onderstaande bijzondere lozingsnormen aan, in overeenstemming met de lozingsvoorwaarden van enigszins vergelijkbare bedrijven. Het eerste werkingsjaar zal het afvalwater gemonitord en geanalyseerd worden om de kwaliteit van het te lozen afvalwater te achterhalen. Met die evaluatie wordt indien nodig in een volgende omgevingsvergunningsaanvraag een bijstelling van de lozingsvoorwaarden aangevraagd.

 

Parameter en eenheid

Norm

Ntot mg/l

15

Nitriet mg N/l

2

NH3 mg/l

0,3

Ptot mg/l (24u-gem. op dagbasis)

2

geleidingsvermogen µS/cm

15.000

chloriden mg/l

3.000

sulfaat mg/l

700

vrije chloor mg/l 

0,1

Cdtot mg/l 

0,001

Hgtot mg/l 

0,0005

Cutot mg/l 

0,2

Nitot mg/l 

0,2

Astot mg/l 

0,05

Cotot mg/l 

0,006

Mn (opgelost) mg/l

1

Setot mg/l 

0,1

Btot mg/l 

10

Motot mg/l 

0,35

Sbtot mg/l 

0,07

Agtot mg/l 

0,004

Sntot mg/l 

0,1

Vtot mg/l 

0,05

Tltot mg/l 

0,002

Titot mg/l 

0,1

Betot mg/l 

0,05

MAK’stot mg/l 

0,02

MAK’s individueel mg/l 

0,01

benzo(a)pyreen µg/l 

0,05

som benzo(b)fluoranteen + benzo(k)fluoranteen µg/l

0,05

som benzo(g,h,i)peryleen + indeno(1,2,3-cd)pyreen µg/l

0,05

anthraceen µg/l 

0,1

som anilines µg/l

1

som gechloreerde fenolen µg/l

20

som dichloorbenzeen µg/l

30

som trichloorbenzeen µg/l

4

pentachloorbenzeen µg/l 

0,07

hexachloorbenzeen µg/l 

0,3

trichloorethaan µg/l 

50

dichloormethaan µg/l 

100

Tetrachloorethyleen (PER) 

100

totale fluoriden mg/l 

1,5

totale cyaniden mg/l 

0,1

 

De voorgestelde bijzondere lozingsnormen zijn niet gebaseerd op het voorkomen van deze parameters in het afvalwater van Standic, maar wel gebaseerd op lozingsnormen van gelijkaardige bedrijven volgens het aanvraagdossier. Het is aan de VMM om te oordelen of de gevraagde lozingsnormen inderdaad in lijn liggen met de lozingssituatie die valt te verwachten bij Standic. 

 

Om emissies naar de lucht te reduceren wordt er onder meer gewerkt met tanks met verhoogde ontwerpdruk en aangepaste ademventielen, stikstof blanketing, afsluiters, indien nodig mobiele scrubbers en/of mobiele actief kool filtersystemen. Alle tanks worden overigens voorzien van vaste daken en aangesloten op de dampverwerkingsinstallatie.

 

De aanvoer en afvoer van producten zal plaatsvinden via schepen, tank- en ketelwagens. Hiervoor is het bedrijf rechtstreeks verbonden met zowel de kanaaldokken (Vijfde Havendok), de wegenis (Beliweg) en de spoorinfrastructuur (spoorlijnen op de site die aansluiten op het spoorwegnet) in de Antwerpse Haven. Volgens het aanvraagdossier zal de geplande uitbreiding geen verandering teweegbrengen op vlak van de gegenereerde mobiliteit, aangezien de maximale opslagcapaciteit behouden blijft.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- de voorwaarden uit het advies van Fluxys nv strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van het Ministerie van Landsverdediging strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van Air Liquide strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van Waterlink strikt na te leven;

- de bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4);

- de bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat, het autoverkeer naar het dienstgebouw dient hierbij ook gescheiden te verlopen van het vrachtverkeer voor de terminal om redenen van verkeersveiligheid.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

wijziging productopslag

7.1.2°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 1.000 ton tot en met 10.000 ton;

5.000 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

-1x 650 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

3x 2.500 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

43.200 VAh

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

-171 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

94.449 ton

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

wijziging productopslag

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

94.449 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

94.449 ton

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

94.449 ton

17.3.3.3°

opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

94.449 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

wijziging productopslag

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

94.449 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

wijziging productopslag

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

wijziging productopslag

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

94.449 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.000 liter

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW.

+140 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Vóór het in exploitatie nemen van de installaties met Seveso-stoffen moet Standic het bewijs leveren van het bestaan van de adequate veiligheidsprocedures, het adequate veiligheidsbeheersysteem en het adequaat intern noodplan.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

1 juli 2020

Start openbaar onderzoek

10 juli 2020

Einde openbaar onderzoek

8 augustus 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

20 augustus 2020

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

10 juli 2020

8 augustus 2020

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 28 juli 2020. Dit verslag werd op 30 juli 2020 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- de voorwaarden uit het advies van Fluxys nv strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van het Ministerie van Landsverdediging strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van Air Liquide strikt na te leven;

- de voorwaarden uit het advies van Waterlink strikt na te leven;

- de bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4);

- de bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat, het autoverkeer naar het dienstgebouw dient hierbij ook gescheiden te verlopen van het vrachtverkeer voor de terminal om redenen van verkeersveiligheid.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

Vóór het in exploitatie nemen van de installaties met Seveso-stoffen moet Standic het bewijs leveren van het bestaan van de adequate veiligheidsprocedures, het adequate veiligheidsbeheersysteem en het adequaat intern noodplan. 

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

DienstTaak
SW/VHet advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.