Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2020021394 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
VVZRL TM De Meuter - Aertssen met als adres Laageind 91 te 2940 Stabroek |
Ligging van het project: |
Noorderlaan 401 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 16 sectie C nrs. 340E, 340G, 340P, 340W, 340Y, 340T, 340V, 340R, 356W2, 356Z en 356A2 |
Inrichtingsnummer: |
20191106-0097 (Tijdelijke breek- en zeefactiviteiten GM) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
Tijdelijke breekwerf |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
Op 20 april 2018 verleende het college een omgevingsvergunning voor het slopen van de voormalige site van GM (OMV_2018011073) aan het Havenbedrijf Antwerpen nv van publiek recht.
Voorgeschiedenis milieu
Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat een tijdelijke breekwerf en bronbemaling.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
2.2.2.a)2° |
opslag en mechanische behandeling van inerte afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1.000 m³; |
247.000 m³ |
2.2.2.f)2° |
opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen van meer dan 100 ton; |
20.000 ton |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
99 m³/uur |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
2 verdeelslangen |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
16 voertuigen |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
3,36 ton |
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. |
256.046 m³/jaar |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.5.§5 verplicht het aanleggen van een groenscherm van minstens 5 meter breedte rondom de inrichting.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Er moet geen groenscherm worden aangelegd rondom de inrichting. |
2. |
Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.2§3 bepaalt dat de normale afvalstoffenaanvoer- en afvoer niet voor 7 uur en na 19 uur mag plaatsvinden en artikel 5.2.1.6§4 bepaalt dat rustverstorende werkzaamheden verboden zijn op werkdagen voor 7 uur en na 19 uur, en op zon- en feestdagen.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: De breekactiviteiten met de daarmee gepaard gaande afvoer mogen plaatsvinden op werkdagen van 6 uur tot 18 uur. Er mag niet gewerkt worden op zon- en feestdagen. |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu |
2 maart 2020 |
12 maart 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn. De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten. In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven en watergebonden bedrijven, -voor het Churchilldok- Gebied voor waterweginfrastructuur en -voor de Noorderlaan- Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Over het gebied loopt het overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Ten noorden van de aanvraag, in de omgeving van het Vormingsstation Antwerpen-Noord en de Grote Kreek, ligt de bestemming Gebied voor spoorinfrastructuur, een Zone voor permanente ecologische infrastructuur en een Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke verordening hemelwater is van toepassing voor constructies vanaf 40 m². Uit de aanvraag kan niet worden afgeleid of hieraan voldaan is.
Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke
stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Voor de uitvoering van reeds vergunde afbraakwerken, dienen er drie mobiele breek- en zeefinstallaties geplaatst te worden, evenals twee weegbruggen en twee bovengrondse dubbelwandige opslagtanks met rode diesel en verdeelslang. Voor het slopen van een kelder is er een tijdelijke bronbemaling nodig. Deze zaken zijn vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunningsplicht.
De aanvraag maakt tevens melding van de plaatsing van 10 prefab (bureel)containers en een sanitair blok. Volgens de bijgevoegde nota zijn deze gebouwen tevens vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunningsplicht. Uit de aanvraag kan echter niet worden afgeleid of er wordt voldaan aan de gewestelijke hemelwaterverordening, een voorwaarde om van de vrijstelling te kunnen genieten.
De aanvraag leidend tot de eerder verleende omgevingsvergunning voor de sloop en de voorwaarden uit deze vergunning zijn strikt na te leven. De aanvraag voorzag in het vrijwaren van bepaalde groenzones, en via voorwaarden opgelegd aan de vergunning zijn de veiligheid nabij de naburige spoorwegen en de verplichtingen tot behoud van de vanuit ecologisch oogpunt beschermde gebieden, habitats en soorten – voor zover van deze laatste niet op geldige wijze werd afgeweken – gewaarborgd.
Verder is er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De Tijdelijke Maatschappij De Meuter & Aertssen (TM-DMA) vraagt een omgevingsvergunning aan voor een tijdelijke breekwerf, in het kader van de sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen van General Motors in functie van toekomstige herontwikkeling.
Bij de sloop van de gebouwen, wegenis en parkings komen verschillende materialen vrij zoals staal, beton, steenpuin, glas, dakbedekking, asfalt en betonverhardingen. Het inert beton- en steenpuin en de niet-teerhoudende asfaltverhardingen zijn geschikt om te breken tot COPRO- (of daarmee gelijkgestelde) materialen. In totaal is er 247.000 m³ inert beton- en steenpuin en 20.000 ton niet-teerhoudend asfalt te verwerken. Deze worden opgeslagen op een opslagzone van circa 20.000 m². Er zal gebruik gemaakt worden van drie mobiele, COPRO-gekeurde breek- en zeefinstallaties.
Er wordt opgemerkt dat het college al akte nam van twee verschillende meldingen van breekinstallaties op de site, weliswaar op naam van andere exploitanten.
Na het breken en zeven van deze fracties wordt het bekomen granulaat verkocht als secundaire bouwstof. De rest van de vrijgekomen afvalstoffen worden tijdelijk opgeslagen in containers op het bedrijfsterrein en regelmatig afgevoerd naar een erkende en vergunde verwerker. De exploitant stelt dat de TRACIMAT-procedure zal gevolgd worden die de volledige traceerbaarheid waarborgt van al het te slopen puinafval en de daarbij ontstane grondstoffen. Het asfaltpuin wordt op de werf gecontroleerd met een PAK-spray om na te gaan of het materiaal geen teer bevat. De teerhoudende materialen worden apart gehouden en afgevoerd naar een vergunde en erkende verwerker.
Het te breken puin en de gebroken puingranulaten worden in bulk opgeslagen in openlucht. Het te breken puin kan onder stuifcategorie 2 geklasseerd worden, de gebroken puingranulaten onder stuifcategorie 3. De mobiele breek- en zeefinstallaties worden uitgerust met sproeikoppen om stofhinder te voorkomen. Indien noodzakelijk zal er op het terrein ook gesproeid worden met een mobiele sproei-installatie (vernevelaar). Verder worden in het aanvraagdossier nog enkele bijkomende maatregelen opgesomd zoals het afdekken van de vrachtwagens, het besproeien en stofvrij houden van de wegen op het terrein en het adequaat gebruiken van de grijper bij het laden van schepen.
Het is aangewezen dat de voorgestelde maatregelen ter voorkoming van stofhinder als bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Er kan verwacht worden dat het risico op stofhinder zo tot een aanvaardbaar niveau kan beperkt worden. In het aanvraagdossier wordt nog gesteld dat het terrein na de sloopwerken zal worden ingezaaid met een streek- en bodemeigen grasmengsel. Dit was eerder al opgelegd als stedenbouwkundige voorwaarde in de sloopvergunning.
Volgens artikel 5.2.1.5,§5 van titel II van het VLAREM is een groenscherm van minstens vijf meter verplicht. De exploitant wenst geen groenscherm te plaatsen.
Gelet op het tijdelijk karakter kan de gevraagde bijstelling verleend worden.
De installaties zijn volgens het aanvraagdossier voorzien van geluidsdempende technieken zoals een dik rubberen tapijt ter hoogte van het bovendek van de voorzeef.
Men vraagt een bijstelling van artikels 5.2.1.2,§3 en 5.2.1.6,§4 van titel II van het VLAREM die respectievelijk stellen dat de normale afvalstoffenaanvoer- en afvoer niet voor 7 uur en na 19 uur mag plaatsvinden en dat rustverstorende werkzaamheden verboden zijn op werkdagen, voor 7 uur en na 19 uur, en op zon- en feestdagen. De breekactiviteiten en de daarmee gepaarde afvoer van granulaten zullen plaatsvinden op werkdagen van 6 uur tot 18 uur. Er zal niet gewerkt worden op zon- en feestdagen.
Er wordt in het aanvraagdossier gesteld dat de geluidsnormen bij de werken gerespecteerd zullen worden. Bovendien zullen de brekers beperkt in tijd in werking zijn, meer bepaald acht tot tien maal gedurende periodes van twee weken. Het risico op geluidshinder wordt tot een aanvaardbaar niveau beperkt. De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden, onverminderd de naleving aan de geldende geluidsnormen.
Voor de afvoer van de granulaten wordt voor 70-90% van het granulaat gebruik gemaakt van vrachtschepen. Er worden gemiddeld één vrachtschip en 15 vrachtwagens per dag geladen.
Met betrekking tot eventuele effecten op de biodiversiteit wordt in het aanvraagdossier gesteld dat de graslanden op het terrein gevrijwaard worden tijdens de afbraakwerken. De aanvang van de werken is gestart in het najaar 2018, na het broedseizoen. Aan de overzijde van de Noorderlaan bevindt zich het vogelrichtlijncomplex de Kuifeend.
In het aanvraagdossier wordt gewezen op het advies van het agentschap Natuur en Bos voor de sloopvergunningsaanvraag waarin gesteld wordt dat de sloopactiviteiten geen betekenisvolle aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszone zal veroorzaken.
Er worden twee bovengrondse dubbelwandige opslagtanks met rode diesel (2 x 2.000 liter) geplaatst met elk een verdeelslang ter bevoorrading van de aanwezige machines. Deze houders worden uitgerust met een overvulbeveiliging en lekdetectie.
De exploitant dient de nodige voorzorgen te nemen om eventuele spills bij het tanken snel te kunnen opkuisen.
De aanvraag omvat het stallen van 16 bedrijfsvoertuigen: 10 dumpers, 3 kranen en 3 wielladers.
Voor het slopen van een kelderverdieping is het noodzakelijk dat er een bemaling wordt uitgevoerd. Gedurende vier maanden zal er een bronbemaling plaatsvinden via klassieke gravitaire bemalingsfilters tot op een diepte van 6,65 meter onder het maaiveld. Het totale bemalingsvolume bedraagt 256.046 m³. Voor de lozing van het bemalingswater wordt een lozingsdebiet van maximaal 99 m³/uur aangevraagd. Het bemalingswater zal in het Churchilldok geloosd worden.
In het aanvraagdossier wordt gesteld dat de kwaliteit van het bemalingswater voor de opstart nog wordt geanalyseerd op verschillende parameters, maar de kans op vervuiling is echter minimaal en bijna onbestaand. Er wordt bijkomend gesteld dat het bemalingswater enkel geloosd zal worden als het voldoet aan de indelingscriteria en het aandeel zwevende en bezinkbare deeltjes bepaald is.
Er wordt opgemerkt dat voor de lozing rubriek 3.4 wordt aangevraagd. Als het bemalingswater enkel geloosd wordt als het niet-verontreinigd is, moet deze rubriek niet aangevraagd worden.
Het aanvraagdossier bevat een bemalingsstudie waarin weergegeven wordt dat ter hoogte van de site een bodemsaneringsproject werd opgesteld in 2015 om de grondwaterverontreiniging met arseen, zink, minerale olie, BTEX, VOCl, chloorbenzenen en trimethylbenzenen te saneren. Deze saneringswerken werden on hold geplaatst. Binnen de invloedsstraal van de bemaling bevinden er zich nog drie andere grondwaterverontreinigingen. Er wordt in de studie geconcludeerd dat de geplande bemaling de bestaande grondwaterverontreinigingen niet relevant zal verplaatsen. Ter hoogte van het VEN-gebied ‘De Kuifeend’ bedraagt de verlaging maximaal 0,10 meter en wordt er in de studie geconcludeerd dat de beperkte gesimuleerde grondwaterverlaging geen nefaste gevolgen zal hebben voor de fauna en flora in dit gebied.
In de studie wordt gesteld dat er verhoogde concentraties van arseen, zink, minerale olie, BTEX, VOCl, chloorbenzenen en trimethylbenzenen te verwachten zijn in het grondwater. De exploitant had beter ineens verhoogde lozingsnormen aangevraagd voor deze parameters. Als het bemalingswater nu immers niet voldoet aan de indelingscriteria voor deze parameters mag het niet geloosd worden. Het water zal in dat geval dan gezuiverd moeten worden of opgevangen en afgevoerd moeten worden.
Het is aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat het bemalingswater bij de start van de bemalingen moet geanalyseerd worden in functie van de geldende lozingsnormen.
In het aanvraagdossier wordt gesteld dat het huishoudelijk afvalwater via een septische put wordt afgevoerd naar de riolering. Aangezien dit huishoudelijk afvalwater niet gezuiverd wordt in een rioolwaterzuiveringsinstallatie en dus ongezuiverd in de dokken zou terecht komen, dient het water gezuiverd te worden in een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) of opgevangen en afgevoerd te worden. Het is aangewezen om dit op te leggen als bijzondere voorwaarde.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
2.2.2.a)2° |
opslag en mechanische behandeling van inerte afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1.000 m³; |
247.000 m³ |
2.2.2.f)2° |
opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen van meer dan 100 ton; |
20.000 ton |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
99 m³/uur |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
2 verdeelslangen |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
16 voertuigen |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
3,36 ton |
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. |
256.046 m³/jaar |
Geadviseerde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.2§3 bepaalt dat de normale afvalstoffenaanvoer- en afvoer niet voor 7 uur en na 19 uur mag plaatsvinden en artikel 5.2.1.6§4 bepaalt dat rustverstorende werkzaamheden verboden zijn op werkdagen voor 7 uur en na 19 uur, en op zon- en feestdagen
Geadviseerde alternatief/aanvulling: De breekactiviteiten met de daarmee gepaard gaande afvoer mag plaatsvinden op werkdagen van 6 uur tot 18 uur. Er mag niet gewerkt worden op zon- en feestdagen. |
2. |
Bij te stellen voorwaarde: Artikel 5.2.1.5.§5 verplicht het aanleggen van een groenscherm van minstens 5 meter breedte rondom de inrichting.
Geadviseerde alternatief/aanvulling: Er moet geen groenscherm worden aangelegd rondom de inrichting. |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
de in het aanvraagdossier voorgestelde maatregelen ter voorkoming van stofhinder, zoals onder meer het afdekken van de vrachtwagens, het besproeien en stofvrij houden van de wegen op het terrein en het adequaat gebruiken van de grijper bij het laden van schepen dienen uitgevoerd te worden; |
2. |
het bemalingswater moet voor de start van de bemalingen geanalyseerd worden in functie van de geldende lozingsnormen; |
3. |
het huishoudelijk afvalwater wordt gezuiverd in een IBA of wordt opgevangen en vervolgens afgevoerd. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
4. |
de (bureel)containers moeten voldoen aan de gewestelijke verordening hemelwater; |
5. |
de aanvraag leidend tot en voorwaarden uit de omgevingsvergunning van 20 april 2018 verleend door het college van burgemeester en schepenen moeten onverminderd worden nageleefd. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
28 februari 2020 |
Start openbaar onderzoek |
geen |
Einde openbaar onderzoek |
geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
29 maart 2020 |
De aanvraag moet niet onderworpen worden aan een openbaar onderzoek.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
2.2.2.a)2° |
opslag en mechanische behandeling van inerte afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 1.000 m³; |
247.000 m³ |
2.2.2.f)2° |
opslag en mechanische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen van meer dan 100 ton; |
20.000 ton |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
99 m³/uur |
6.5.1° |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
2 verdeelslangen |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
16 voertuigen |
17.3.2.1.1.1°b) |
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; |
3,36 ton |
53.2.2°b)2° |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. |
256.046 m³/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
de in het aanvraagdossier voorgestelde maatregelen ter voorkoming van stofhinder, zoals onder meer het afdekken van de vrachtwagens, het besproeien en stofvrij houden van de wegen op het terrein en het adequaat gebruiken van de grijper bij het laden van schepen dienen uitgevoerd te worden; |
2. |
het bemalingswater moet voor de start van de bemalingen geanalyseerd worden in functie van de geldende lozingsnormen; |
3. |
het huishoudelijk afvalwater wordt gezuiverd in een IBA of wordt opgevangen en vervolgens afgevoerd. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
4. |
de (bureel)containers moeten voldoen aan de gewestelijke verordening hemelwater; |
5. |
de aanvraag leidend tot en voorwaarden uit de omgevingsvergunning van 20 april 2018 verleend door het college van burgemeester en schepenen moeten onverminderd worden nageleefd. |
Het college geeft opdracht aan:
dienst | taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |