Terug
Gepubliceerd op 23/03/2020

2020_CBS_02588 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019156075. Jan Van de Wouwerstraat 71. District Hoboken - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 20/03/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_02588 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019156075. Jan Van de Wouwerstraat 71. District Hoboken - Goedkeuring 2020_CBS_02588 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019156075. Jan Van de Wouwerstraat 71. District Hoboken - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019156075

Gegevens van de aanvrager:

mevrouw Ann Rombouts met als adres Motstraat 20 te 2800 Mechelen

Gegevens van de exploitant:

VLGEWGEM Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn met als adres Motstraat 20 te 2800 Mechelen

Ligging van het project:

Jan Van de Wouwerstraat 71 te 2660 Hoboken-Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 36 sectie B nr. 129V8

Inrichtingsnummer:

20191212-0020 (De Lijn Hoboken)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

het verder exploiteren van een tramstelplaats + bijstelling

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 16 maart 2000 werd door de deputatie een vergunning verleend voor een tramstelplaats en onderhoudswerkplaats (MLAV1-99-415). De vergunning is geldig tot 16 maart 2020.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft de hernieuwing van de vergunning van een tramstelplaats met onderhoudswerkplaats gelegen Jan Van de Wouwerstraat 71 te Hoboken.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

3.266,00 m³/jaar

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

4,00 m³/uur 

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

6.024,00 l

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

4x 865,00 kVA, 2x 800,00 kVA, 1x 50 kVA 

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

13,00 kW 

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

4 voertuigen

15.3.2°

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motovoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5, met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

10 schouwputten

15.4.2°b)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens 

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

68,68 kW

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

0,45 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,91 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

0,91 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,84 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

94,00 l

43.1.1°b)

het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas.

1.150,00 kW

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.15.0.6. § 1 van Vlarem II:

Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 4.5. zijn rustverstorende werkzaamheden verboden op werkdagen tussen 19.00 uur en 07.00 uur alsmede op zon- en feestdagen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van artikel5.15.0.6. §1 is het wassen van de trams, alsook het in- en uitrijden van de trams, toegestaan tussen 19.00 uur en 07.00 uur alsook op zaterdag, zon- en feestdagen.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Intern advies

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen

11 februari 2020

4 maart 2020

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag heeft betrekking op het verder exploiteren van de tramstelplaats van de Lijn.

 

De aanvraag is conform de afgeleverde stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De tramstelplaats van de Lijn in Hoboken ondergaat geen grote veranderingen maar het betreft vooral een actualisatie van de rubrieken en van de huidige toestand.

Het debiet van de lozing van het huishoudelijk – en bedrijfsafvalwater, respectievelijk 3.266 m³/jaar en 4 m³/uur, verandert niet. Er werden analyseresultaten van het bedrijfsafvalwater afkomstig van de wasplaats (circa 10 trams per dag) aan de aanvraag toegevoegd. Deze werden getoetst aan de sectorale lozingsvoorwaarden van Vlarem II, bijlage 5.3.2§59. Er werden geen overschrijdingen vastgesteld.

Het afvalwater van de wasplaats wordt behandeld via een slibvangput en een KWS-afscheider met coalescentiefilter. De installatie is niet uitgerust met een recuperatie-unit voor hergebruik van minstens 70% van het waswater. Voor het wassen van de trams wordt leidingwater gebruikt. Na doorgang door de meetgoot wordt het afvalwater samen met het huishoudelijk afvalwater geloosd in de openbare riolering.

Het is opmerkelijk dat ondanks de grote dakoppervlakte geen gebruik gemaakt wordt van hemelwater voor het wassen van de trams en/of sanitaire doeleinden. Het hemelwater wordt samen met het bedrijfsafvalwater en huishoudelijk afvalwater geloosd in de openbare riolering. Er wordt voorgesteld dat de exploitant nagaat of een afkoppeling en hergebruik van het hemelwater mogelijk is.

Er worden 7 transformatoren aangevraagd met een individueel nominaal vermogen van respectievelijk 4 x 865 kVA, 2 x 800 kVA en 1 x 50 kVA. Het is uit de aanvraag niet op de maken of de 2 transformatoren van 800 kVA nog PCB-houdend zijn of in tussentijd vervangen werden zoals vooropgesteld was in de vorige vergunning.

De twee laadinrichtingen, één voor de veegmachines (1,5 kW) en één voor de vorklift (11,5 kW), blijven behouden.

In de stelplaats worden geen herstellingen uitgevoerd maar enkel onderhoud van de trams. Het aantal schouwputten wordt verhoogd tot een totaal van 10 (rubriek 15.3.2). Rubriek 15.1.1 wordt aangevraagd voor het stallen van een interventiewagen, een unimog vrachtwagen, een bestelwagen en een aanhangwagen.

De inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen worden uitgebreid met naast 2 compressoren, 3 airco’s en SWW-boilers (totaal 68,68 kW).

Verse oliën, smeervet en afvalolie worden opgeslagen in vaten (totaal 6.024 liter). Verder wordt er ook ruitensproeivloeistof, reinigingsproduct voor vloer en wasinstallatie, thinner en allerlei producten in kleine verpakkingen gestockeerd. Een overzicht van de opgeslagen producten is niet aan de aanvraag toegevoegd.

Er wordt in het dossier niets vermeld over de opslagwijze van de gevaarlijke producten en hoe verontreiniging naar de bodem vermeden wordt (lekbakken, spill kits, korrels,…). Dit had in de bespreking van de effecten op de bodem mogen vermeld zijn.

De stookinstallatie met 4 verwarmingsketels werd vervangen door een nieuwe verwarmingsinstallatie met 2 condenserende gasketels.

Met de gevraagde bijstelling van artikel 5.15.0.6 § 1 kan deels akkoord gegaan worden. Het in- en uitrijden van de  trams tussen 19.00 uur en 07.00 uur kan toegelaten worden aangezien de dienstverlening moet verzekerd blijven. Het is vanzelfsprekend dat de hinder naar de omgeving zoveel mogelijk moet vermeden worden (gebruik claxon bij binnen/buiten rijden,…).

Rustverstorende activiteiten (wassen, onderhoudswerken) zijn niet toegelaten tussen 19.00 uur en 07.00 uur.

Een hernieuwing is toegestaan indien de aanvraag gebeurt binnen de 24 tot 12 maanden voor het verstrijken van de lopende vergunning. Aangezien dit niet het geval is, betreft het een aanvraag voor een nieuwe vergunning en geen hernieuwing. Vanuit dit opzicht wordt zeker aangeraden aan de vergunningverlenende overheid om de noodzaak tot hergebruik van hemelwater op te leggen in de vergunning, net zoals het gebruik van PCB-houdende transformatoren te verbieden.

 

Advies van het college

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

3.266,00 m³/jaar 

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

4,00 m³/uur 

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

6.024,00 l

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

4x 865,00 kVA, 2x 800,00 kVA, 1x 50 kVA 

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

13,00 kW 

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

4 voertuigen

15.3.2°

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motovoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5, met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

10 schouwputten

15.4.2°b)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens 

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

68,68 kW

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

0,45 ton

17.3.4.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan in­dustrie­gebied;

1,91 ton

17.3.6.1°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied;

0,91 ton

17.3.7.1°b)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

0,84 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

94,00 l

43.1.1°b)

het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas.

1.150,00 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de exploitant gaat na op welke manier hergebruik van hemelwater zo maximaal mogelijk kan ingeschakeld worden voor het wassen van de trams en sanitaire doeleinden en brengt de vergunningverlenende overheid en de gemeente op de hoogte van zijn bevindingen binnen een termijn van 6 maanden na vergunningverlening;

2.

de exploitant bezorgt een overzicht van de opgeslagen gevaarlijke producten en beschrijft de maatregelen die genomen worden om verontreiniging naar de bodem te vermijden;

3.

PCB-houdende transformatoren dienen onmiddellijk buiten gebruik gesteld te worden;

4.

rustverstorende activiteiten zijn verboden tussen 19.00 uur en 07.00 uur.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

5 februari 2020

Start openbaar onderzoek

14 februari 2020

Einde openbaar onderzoek

14 maart 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

26 maart 2020

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

14 februari 2020

14 maart 2020

1

0

0

0

 

Bespreking van de bezwaren

Geluidshinder: om een goede dienstverlening te verzekeren is vroeg buiten rijden en laat toekomen van de trams noodzakelijk en hoort bij de aard van de exploitatie.

 

Om de geluidshinder en trillingen te verminderen heeft de Lijn reeds volgende maatregelen getroffen:

-          de poorten van de site worden 's avonds gesloten en het rangeren van de trams gebeurt in het gesloten gebouw en niet via de straat;

-          de sporen in de Jan Van De Wouwerstraat zijn voorzien van geluids- en trillingsisolatie waardoor het lawaai en de trillingen sterk wordt gereduceerd;

-          de nieuwe lagevloertrams veroorzaken aanzienlijk minder lawaai en trillingen dan het oudere type tram.

 

De aanwezigheid van de stelplaats en de tramsporen in de straat, de juiste ligging van de tramsporen, de parkeerproblemen en de overlast gelinkt aan in- of uitstappende reizigers zijn bezwaren van ruimtelijke, stedenbouwkundige en sociale aard. Deze vallen buiten het kader van de milieutechnische beoordeling van de omgevingsvergunningsaanvraag en worden als dusdanig niet verder besproken.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag onder volgende voorwaarden:

 

1.

de exploitant gaat na op welke manier hergebruik van hemelwater zo maximaal mogelijk kan ingeschakeld worden voor het wassen van de trams en sanitaire doeleinden en brengt de vergunningverlenende overheid en de gemeente op de hoogte van zijn bevindingen binnen een termijn van 6 maanden na vergunningverlening;

2.

de exploitant bezorgt een overzicht van de opgeslagen gevaarlijke producten en beschrijft de maatregelen die genomen worden om verontreiniging naar de boden te vermijden;

3.

PCB-houdende transformatoren dienen onmiddellijk buiten gebruik gesteld te worden;

4.

rustverstorende activiteiten zijn verboden tussen 19.00 uur en 07.00 uur.


Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
Stadsontwikkeling/vergunningen het advies college te bezorgen aan de instantie die dit gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.