Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020086273 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV AFRIMA met als contactadres Herkenrodesingel 14 te 3500 Hasselt |
Ligging van het project: | Santvoortbeeklaan 28 te 2100 Deurne (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: | afdeling 27 sectie A nrs. 277K en 277L |
Inrichtingsnummer: | 20200630-0039 (CC Deurne) |
Vergunningsplichten: | Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | de exploitatie van een garage voor carrosseriewerkzaamheden met spuitcabine, montagezones met hefbruggen en lichte metaalbewerking |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
De exploitant beschikt over een basisvergunning verleend door het college in 2001 (ref. AN2001/24) geldig tot 25 april 2021.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat de verdere exploitatie van een bestaand carrosseriebedrijf.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 2,00 m³/uur |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 2,00 m³/uur |
4.3.b)1°i) | inrichtingen waarin bedekkingsmiddelen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EG-richtlijn 2004/42/EG, bepaald in bijlage 2A en 2B van het KB van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 60 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 27,50 kW |
4.4. | inrichtingen voor het thermisch behandelen (temperatuur van 100 °C of meer) van voorwerpen bedekt met bedekkingsmiddelen, in ovens met een inwendig volume groter dan 0,25 m3; | 87,50 m³ |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 300,00 liter |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 5 voertuigen |
15.3.1° | werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, volledig gelegen in industriegebied; | 11 hefbruggen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 10 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 35,00 kW (+24,00 kW) |
17.1.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke aërosolen met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3.000 liter; | 496,00 liter |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 1.077 kg (-900 kg) |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,45 ton (-1,55 ton) |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 2,30 ton (+0,30 ton) |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 1,65 ton (-0,35 ton) |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 11,00 kW |
43.1.2°b) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); | 668,00 kW |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 14 augustus 2020 | 10 september 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen | 13 augustus 2020 | 17 september 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Gezien de kanaalzone een belangrijk industriegebied betreft voor de stad en gezien in het woongebied langs de Middelmolenlaan vele bedrijven voorkomen, is deze functie aanvaardbaar.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De aanvraag omvat de verdere exploitatie van een carrosseriebedrijf (Carglass Carrosserie) gelegen in de industriezone Deurne-Noord in de Santvoortbeeklaan.
Het carrosseriebedrijf beschikt over één spuitcabine en een droogcabine, daarnaast zijn er 11 hefbruggen, een metaalatelier, een verfafdeling, een manuele wasplaats en een beperkte gasopslag.
De gassen worden opgeslagen met een kettingvergrendeling tegen de achtergevel, in tegenstelling met de indruk die ontstaat op het bijgevoegde uitvoeringsplan zou dit gebeuren in open lucht (info van aanvrager).
De herstelde wagens worden na behandeling manueel gewassen, zij het met een hogedrukapparaat. De doorzet bedraagt maximaal 10 wagens per dag. De vloer van de inrichting is vloeistofdicht, afvalwater passeert via een KWS en zandvang naar een niet gescheiden rioolstelsel.
Er wordt niet meer gewerkt met solventhoudende verven, de verven zijn watergedragen. De cabine is voorzien van fijnstoffilters en paintstopfilters (zowel in vloer als plafond), de pistolen worden gereinigd met een watergedragen herbruikbaar product (bezinksel wordt afgevoerd via afvalophaler). Verven en gevaarlijke vloeistoffen worden opgeslagen op lekbakken.
Er zijn geen klachten over de exploitatie gekend bij de stedelijke diensten.
Er is geen bezwaar ten overstaan van de verdere exploitatie, de hernieuwing van de vergunning kan worden toegestaan.
Mer-screening
Aangezien de omgevingsvergunningsaanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening, werd het aanvraagdossier tijdens het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek getoetst aan de criteria van bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid. De opslag van gevaarlijke stoffen gebeurt echter niet ten behoeve van een inrichting die valt onder de term “chemische industrie” waardoor geoordeeld werd dat het project niet MER-plichtig is.
Watertoets
Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde
activiteiten niet van aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. Een bijkomend
wateradvies is niet vereist en de vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen
opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Onroerend erfgoed
De aanvraag is niet gesitueerd in of aan een beschermd goed.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
De gevraagde hernieuwing van de vergunning kan worden toegestaan.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 601,00 m³/jaar |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 2,00 m³/uur |
4.3.b)1°i) | inrichtingen waarin bedekkingsmiddelen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EG-richtlijn 2004/42/EG, bepaald in bijlage 2A en 2B van het KB van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 60 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 27,50 kW |
4.4. | inrichtingen voor het thermisch behandelen (temperatuur van 100 °C of meer) van voorwerpen bedekt met bedekkingsmiddelen, in ovens met een inwendig volume groter dan 0,25 m3; | 87,50 m³ |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 300,00 liter |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 5 voertuigen |
15.3.1° | werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, volledig gelegen in industriegebied; | 11 hefbruggen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 10 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 35,00 kW |
17.1.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke aërosolen met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3.000 liter; | 496,00 liter |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 1.077,00 kg |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,45 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 2,30 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 1,65 ton |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 11,00 kW |
43.1.2°b) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); | 668,00 kW |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 8 juli 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 7 augustus 2020 |
Start openbaar onderzoek | 17 augustus 2020 |
Einde openbaar onderzoek | 15 september 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 19 november 2020 |
Verslag GOA | 8 oktober 2020 |
naam GOA | Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
17 augustus 2020 | 15 september 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Brandweervoorwaarden
de brandweervoorwaarden uit het verslag met referentie BW/YS/2020/G.01051.DE.0001.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 601,00 m³/jaar |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 2,00 m³/uur |
4.3.b)1°i) | inrichtingen waarin bedekkingsmiddelen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EG-richtlijn 2004/42/EG, bepaald in bijlage 2A en 2B van het KB van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 60 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 27,50 kW |
4.4. | inrichtingen voor het thermisch behandelen (temperatuur van 100 °C of meer) van voorwerpen bedekt met bedekkingsmiddelen, in ovens met een inwendig volume groter dan 0,25 m3; | 87,50 m³ |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 300,00 liter |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 5 voertuigen |
15.3.1° | werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, volledig gelegen in industriegebied; | 11 hefbruggen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 10 voertuigen |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 35,00 kW |
17.1.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke aërosolen met een gezamenlijke netto inhoud van 300 liter tot en met 3.000 liter; | 496,00 liter |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 1.077,00 kg |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,45 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 2,30 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 1,65 ton |
29.5.2.1°a) | smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; | 11,00 kW |
43.1.2°b) | stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW in de gevallen andere dan vermeld sub 1°, c); | 668,00 kW |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 23 oktober 2020 voor onbepaalde duur.