Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020103433 |
Gegevens van de aanvrager: | Savas Yaramis met als adres Alfons Schneiderlaan 271 te 2100 Antwerpen |
Ligging van het project: | Alfons Schneiderlaan 271 te 2100 Deurne (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: | afdeling 30 sectie A nr. 512R2 |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: | verbouwen van een meergezinswoning |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- er werd geen relevante voorgeschiedenis teruggevonden.
Vergunde toestand/Geacht vergunde toestand
- vermoeden van vergunning voor tweewoonst als geacht vergunde toestand.
Huidige toestand
- eengezinswoning van 2 bouwlagen onder plat dak in gesloten bebouwing.
Gewenste toestand
- meergezinswoning van 3 bouwlagen met 3 wooneenheden;
- bouwen van een 3de bouwlaag onder plat dak:
- bijkomende studio in daklaag heeft netto-vloeroppervlakte van 32 m².
Inhoud van de aanvraag
- verbouwen van een meergezinswoning;
- vermeerderen van het aantal woongelegenheden van 2 naar 3;
- bouwen van een derde bouwlaag.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 4 september 2020 | 19 oktober 2020 | ongunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam | 4 september 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
stadsontwikkeling/ mobiliteit | 4 september 2020 | 8 september 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen.
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen wordt betrokken bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Het pand is geacht vergund als tweewoonst met als bewijsvoering de kadastrale legger en woningkaarten. In de huidige toestand omvat de woning een eengezinswoning. De aanvraag voorziet in totaal drie woongelegenheden waarvan de bovenste woongelegenheid op een nieuwe dakverdieping is gesitueerd. Het aantal woongelegenheden wijzigt dus van 2 (geacht vergund) naar 3. De woonfunctie van het pand blijft behouden en is aanvaardbaar in een straat die voornamelijk gekenmerkt is door woonfuncties.
Woninggrootte
De nieuwe studio die voorzien wordt in de nieuwe daklaag van het pand heeft een netto-vloeroppervlakte van slechts 32 m². Dit is in strijd met artikel 22 van de bouwcode dat stelt dat een zelfstandige woning een netto-vloeroppervlakte van minimaal 35 m² dient te hebben.
Om het ruimtecomfort van een studio te bewaken is het belangrijk dat de totale netto-vloeroppervlakte van alle voorziene verblijfsruimten groter is dan 35 m². Deze oppervlakte is nodig om het ruimtecomfort te bewaken en zo voldoende beschikbare vierkante meters leefruimte per bewoner te kunnen aanbieden. Dit is niet het geval in het voorliggend project, waardoor de studio op de bovenste bouwlaag onvoldoende wooncomfort biedt. In de verantwoordingsnota wordt er ook geen motivatie gegeven waarom een afwijking zou kunnen worden toegestaan. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is daar ook geen reden toe. Indien de aanvrager een derde woongelegenheid wil vergund zien dan zal deze een nieuwe aanvraag dienen op te starten waaruit blijkt dat er voldoende woonkwaliteit wordt gegarandeerd in deze woongelegenheid.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
De aanvraag voorziet een extra bouwlaag waardoor het totale aantal bouwlagen op drie komt. De linker woning en ook de twee uiterste twee woningen op de nabijgelegen hoek zijn voorzien van drie bouwlagen. Bovendien is aan de overzijde van de straat zo goed als elke woning voorzien van drie bouwlagen. Daardoor is het voorzien van een derde bouwlaag in de voorliggende aanvraag stedenbouwkundig aanvaardbaar en zal deze derde bouwlaag niet storende zijn voor de omgeving.
Buiten het voorzien van een extra bouwlaag met dakterras achteraan en het voorzien van isolatie op het gelijkvloerse dak van de uitbouw wordt het bouwvolume van de aanvraag tegenover de bestaande toestand niet aangepast. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt kan worden ingestemd met het volume zoals voorgesteld.
Inzake het ruimtegebruik wordt vastgesteld dat de gehele voortuin verhard is met een klinkerverharding. Een volledige verharding van de voortuin is niet noodzakelijk aangezien er enkel een toegangsdeur tot de woning aanwezig is. De bouwcode (artikel 27) beschouwt de voortuin als een volwaardig deel van de tuin omwille van een aantal redenen. Een groene voortuin heeft een aangenamer uitzicht in de straat of binnen in een bouwblok en bevordert daarom de leefkwaliteit van bewoners en omwonenden. Door de tuin niet te bebouwen of te verharden blijft een deel beschikbaar voor natuurlijke infiltratie van regenwater in de bodem, zodat de openbare riolering minder belast wordt en het risico op problemen met de waterhuishouding vermindert. Bovendien is elke tuin, hoe klein ook een natuurlijke oase in de bebouwing voor vogels, insecten,… en zorgt ze ervoor dat de opwarming van de stedelijke omgeving licht verminderd wordt. In een voorwaardelijk gunstige vergunning wordt bijgevolg opgelegd om de verharding in de voortuin tot het strikt noodzakelijke te beperken, conform artikel 27 van de bouwcode. Dit betekent enkel een toegangspad naar de voordeur te voorzien met een maximale breedte van 1,50 m.
Visueel-vormelijke elementen
De voorgevel van het gelijkvloers en de 1ste verdieping blijft behouden. De bestaande gebogen kroonlijst in PVC met witte kleur wordt vervangen door een rechte kroonlijst in vezelcementpanelen. De nieuwe bouwlaag wordt voorzien van gevelbekleding in zink met een grijze kleur. Het buitenschrijnwerk wordt voorzien in PVC met een donker blauwe kleur.
De achtergevel wordt voorzien in een witte gevelbepleistering met PVC buitenschrijnwerk in een witte kleur. Een lichte kleurstelling wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt positief geadviseerd omwille van de stedelijke opwarming, de beeldkwaliteit en de historische waarde.
Vanuit het visuele en vormelijke aspect is de voorliggende aanvraag aanvaardbaar en veroorzaakt deze geen visuele storende effecten tegenover de omgeving.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot
De slaapkamer (slaapkamer 02) in het gelijkvloerse appartement achteraan de rechterzijde heeft slechts een breedte van 1,95 m. De minimumbreedte van een slaapkamer is 2,20 m om zo doorgang en circulatie mogelijk te maken. Een breedte van 1,95 m is te smal om een bed te plaatsen en voldoende doorgang te creëren. Deze vlotte doorgang is noodzakelijk aangezien deze slaapkamer de enige toegang is naar de achtertuin. Bij een vergunning dient te worden opgelegd om de slaapkamer enkel als dressing of berging te vergunnen en zo in gebruik te nemen. Bovendien is het gelijkvloers appartement te klein qua oppervlakte voor een twee-slaapkamerappartement.
Het nieuwe platte dak op de bovenste bouwlaag is niet als groendak aangelegd waardoor de aanvraag strijdig is met artikel 38 van de bouwcode. Bij een dakoppervlakte van meer dan 20 m² is het namelijk verplicht om een groendak aan te leggen. Zowel vanuit duurzaamheid als vanuit beeldkwaliteit heeft een groendak een aantal belangrijke voordelen ten opzichte van een gewoon dak. Ze zorgen voor een kleinere hoeveelheid afgevoerd regenwater en beperken gelijktijdig het piekdebiet bij stortbuien. Ook verminderen ze het “urban heat island” effect en werken ze als (extra) dakisolatie. Door hun groene karakter zijn ze aangenamer om op te kijken en verhogen ze de biodiversiteit. Daarom wordt in voorwaarde bij een voorwaardelijk gunstige vergunning opgelegd om de bovenste daklaag te voorzien van een groendak, conform artikel 38 van de bouwcode.
Er wordt opgemerkt dat in de voorliggende aanvraag heel wat werken aan de riolering gepland worden en dat het realiseren van een gescheiden rioolstelsel een erg beperkte ingreep met zich meebrengt. Daarnaast dient de verharding in de voortuin verwijdert te worden waardoor een aansluiting conform artikel 41 van de bouwcode in principe eenvoudig te voorzien is. Het realiseren van een gescheiden stelsel conform artikel 40 en het aansluiten conform artikel 41 van de bouwcode zou bij eventuele vergunning opgelegd worden als voorwaarde.
Veiligheid in het algemeen
In voorliggende wordt het dak van de gelijkvloerse aanbouw ter hoogte van de rechterbuur geïsoleerd. De scheimuur met de rechteraanpalende ter hoogte van de gelijkvloerse uitbreiding is daardoor niet uitgevoerd met een opstand van 30cm ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak. Dit is strijdig met artikel 34 van de bouwcode. Van dit voorschrift kan met het oog op het voorkomen van brandoverslag niet zonder meer afgeweken worden.
Deze 30 cm kan bekomen worden door het dakpakket ter hoogte van de scheimuren minder dik uit te voeren of het volledige dak ter hoogte van de scheimuur minder hoog uit te voeren. Deze opstand is echter niet vereist indien de dakbekleding onder brandreactie klasse BROOF (t1) valt of voorkomt op de lijst opgenomen in het ministerieel besluit van 21 november 2012 tot vaststelling van de lijst van dakbedekkingen die kunnen worden geacht aan de eisen ten aanzien van het prestatiecriterium « brandgedrag aan de buitenzijde » te voldoen (leien van leisteen of natuursteen, dakpannen van natuursteen, beton, terracotta, keramiek of staal, vlakke en geprofileerde platen of leien uit met vezels versterkt cement, geprofileerde of vlakke metalen platen, eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm enz.) of indien tussen de scheidingswand en de vegetatie van een groendak een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30 cm breed wordt voorzien, eventueel aangevuld met een eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm.
Bij eventuele vergunning zou worden opgelegd dat het aangevraagde dient te worden uitgevoerd conform één van de bovenstaande mogelijkheden. Een verhoging van de scheimuur zou eveneens een oplossing kunnen zijn.
Bovendien heeft de brandweer voor dit dossier een ongunstig advies uitgebracht, waardoor de aanvraag omwille van de brandonveiligheid niet voor vergunning in aanmerking komt.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen het beoordelingskader voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 1 parkeerplaats.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding van het aantal wooneenheden. De 2 bestaande appartementen blijven behouden, er komt een extra verdieping bij met een extra wooneenheid. Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1. De werkelijke parkeerbehoefte is 1.
|
De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.
Voorliggende aanvraag heeft betrekking op een pand met een perceelsbreedte van minder dan of gelijk aan 8 m. Volgens artikel 12 §3, 1° (Levendige plint) van de bouwcode is een toegangspoort voor een autobergplaats niet toegelaten.
|
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 1.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1 – 0 = 1. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Fietsvoorzieningen
Voor het bijkomende appartement moeten er 2 fietsstalplaatsen voorzien worden (1 appartement met 1 slaapkamer: 1 x 2 (1 slaapkamer + 1 extra) = 2).
Er worden 4 fietsstalplaatsen voorzien in de kelder die te bereiken zijn via een trap met fietsgeul.
De gang naar de kelder is echter te smal (circa 75 cm). Deze moet minstens 1m breed zijn om zo comfortabel met een fiets in de hand te circuleren. Er is ook te weinig plaats voor de trap om je fiets goed te kunnen opstellen. De ruimte voor de trap moet minstens 1,70 m bedragen zodat je met je fiets op een veilige manier in de fietsgeul kan. Deze planaanpassingen kunnen echter niet in voorwaarden worden opgelost. Er dient in een nieuwe aanvraag te worden bekeken hoe de gang naar de fietsenstalling breder kan gemaakt worden en hoe er een minimale breedte van 1,70 m voorzien kan worden tussen de trap bovenaan en de muur van de badkamer.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, omwille van onverenigbaarheden met stedenbouwkundige voorschriften, een goede ruimtelijke ordening en het ontbreken van een gunstig brandweeradvies.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 7 augustus 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 4 september 2020 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 3 november 2020 |
Verslag GOA | 13 oktober 2020 |
naam GOA | Katrine Leemans |
De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften | Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften | Petitielijsten | Digitale bezwaarschriften |
0 | 0 | 0 | 0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren.
De plannen waarvan het overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, maken integraal deel uit van dit besluit.