Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2020074173 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV SEA-TANK 700 B met als contactadres Skaldenstraat 1 te 9042 Gent |
Ligging van het project: | Antwerpsebaan 11 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 18 sectie B nrs. 164M, 164D2, sectie C nrs. 38G en 143F |
Inrichtingsnummer: | 20180319-0002 (Sea-Tank 700B) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Op- en overslagbedrijf van vloeibare bulkgoederen: verandering door regularisatie, verzoek bijstelling voorwaarden en uitbreiding. Bouwen van een loods en grond gebruiken voor de opslag van grond. |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- Op 29 november 2018 verleende de deputatie een omgevingsvergunning (OMV_2018030293) voor aanpassingen aan een tankterminal;
- Op 3 mei 2018 verleende de deputatie een omgevingsvergunning (OMV_2018001927) voor het bouwen van een kantoorgebouw;
- Op 28 april 2017 verleende het college van burgemeester en schepenen een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/201739) voor het bouwen van een tankterminal.
Inhoud van de aanvraag
- Plaatsen van een boogloods;
- Grond gewoonlijk gebruiken voor de opslag van grond.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 18 mei 2017 verleende de deputatie van de provincie een milieuvergunning voor de exploitatie van een op- en overslagbedrijf, voor een termijn van onbepaalde duur. Nadien werden er nog enkele vergunningen verleend voor veranderingen.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak een tussentijdse opslagplaats (TOP) voor uitgegraven bodem en de opslag van gasolie (productuitbreiding).
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
7.1.3° | niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton; | 750.000 ton/jaar |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | - 1 x 50 kVA; |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | - 1 x 1.200 kVA; + 3 x 2.000 kVA |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | + 2 voertuigen |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | - 75 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | + 6.000 liter |
17.1.2.2.3° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; | + 7.200 liter |
17.3.2.1.1.3° | gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; | + 230.000 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | + 36 ton |
31.1.1°a) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | + 63 kW |
39.1.1° | stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; | - 2 liter |
39.1.2° | stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 500 liter tot en met 5.000 liter; | - 5 liter |
39.2.1° | stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; | 3.000 liter |
39.2.2° | stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; | 11.200 liter |
43.1.3° | stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; | - 1.045 kW |
61.2.2° | tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³. | 40.573 m³ |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. | Bij te stellen voorwaarde: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of dit besluit is de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie verplicht. De ijking gebeurt overeenkomstig de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen. De toegang van de aanvoerende vrachtwagens is slechts toegelaten over de in werking zijnde weegbrug.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: ln afwijking van artikel 5.61.2 van Vlarem ll moet een geijkte weegbrug niet geïnstalleerd worden, aangezien er geen uitgegraven bodem wordt aangevoerd. |
2. | Bij te stellen voorwaarde: Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, houdt de exploitant een register bij waarin ten minste de volgende gegevens zijn genoteerd: 1° voor wat betreft de aanvoer: a) het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de uitgegraven bodem; b) de herkomst en oorsprong van de uitgegraven bodem; c) de vervoerder van de uitgegraven bodem; d) de hoeveelheid aangevoerde uitgegraven bodem; e) opmerkingen omtrent de uitgegraven bodem en aanvoer, met inbegrip van de geweigerde aangevoerde uitgegraven bodem. 2° voor wat betreft de opslag: de plaats waar de geleverde partij opgeslagen ligt. 3° voor wat betreft de afvoer: a) de bestemming van de uitgegraven bodem; b) de vervoerder van de uitgegraven bodem; c) de hoeveelheid afgevoerde uitgegraven bodem.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: ln afwijking van artikel 5.61.2 §4 van Vlarem ll moet de exploitant geen register bijhouden betreffende de aanvoer van uitgegraven bodem, aangezien er geen uitgegraven bodem wordt aangevoerd. Wat betreft de opslag en de afvoer van uitgegraven bodem wordt er een register bijgehouden waarin ten minste volgende gegevens zijn genoteerd : 1° voor wat betreft de opslag: de plaats waar de geleverde partij opgeslagen ligt. 2° voor wat betreft de afvoer: a) de bestemming van de uitgegraven bodem; b) de vervoerder van de uitgegraven bodem; c) de hoeveelheid afgevoerde uitgegraven bodem. |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 6 augustus 2020 | 3 september 2020 | Gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven. Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Bevrijdingsdok en het Kanaaldok B2 – Gebied voor Waterweginfrastructuur.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
Daar de aangevraagde boogloods een dakoppervlakte heeft van circa 525 m² is de gewestelijke verordening hemelwater van toepassing op de aanvraag. Echter vraagt de aanvrager een afwijking op het aspect hergebruik met als motivatie de afwezigheid van hergebruikmogelijkheden. In de boogloods zijn geen toiletten aanwezig en de loods wordt gebruikt voor de opslag van materiaal. De motivatie om af te wijken is dus aannemelijk. De afwijking op het aspect infiltratie werd reeds eerder toegestaan. De motivatie om deze afwijking te verlenen kan behouden blijven in de beoordeling van voorliggende aanvraag.
Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid – Visueel-vormelijke aspecten
Bij de uitvoering van de reeds vergunde werken voor het bouwen van een tankenpark met aanhorigheden, zijn grote hoeveelheden grond en andere materialen (breekpuin zoals asfalt en beton) vrij gekomen. Deze overschotten worden tijdelijk op de site opgeslagen in afwachting van een herbestemming of afvoer naar verwerkingsinstallaties. Er worden twee zones aangeduid waar deze opslag zal plaatsvinden:
- De zone “opslag 1” bevindt zich ten westen van het tankpark en heeft een oppervlakte van 9.800 m². De grond wordt tot een hoogte van maximaal 20 meter gestockeerd.
- De zone “opslag 2” bevindt zich ten oosten van het tankpark en heeft een oppervlakte van 22.400 m². Volgens de bijlage “Overzicht stocks gronden 2020-05-15 – Q700” worden in deze zone tevens andere materialen, zoals breekzand, beton, asfalt,… gestockeerd. De maximale hoogte van het te stockeren materiaal bedraagt 10 meter.
De tanks in de nabije omgeving van de stockagezones hebben een hoogte van circa 30 meter. De aangevraagde hoogtes van 20 meter en 10 meter storen dus niet in deze omgeving.
Opgemerkt wordt dat de stedenbouwkundige handelingen worden aangevraagd voor onbepaalde duur. In bijlage C1 (omschrijving voorwerp) wordt echter gesproken over tijdelijke activiteiten gedurende een periode van 10 jaar.
Verder betreft de aanvraag tevens het plaatsen van een boogloods. De boogloods, met een oppervlakte van circa 525 m² en een hoogte van circa 6 meter, wordt op ongeveer 20 meter ten noorden van het kantoorgebouw geplaatst en zal gebruikt worden voor de opslag van materiaal. De loods wordt opgebouwd uit een stalen draagstructuur en bekleed met geprofileerde stalen platen in een groene kleur. In de noord- en zuidgevel worden bovenaan lichtdoorlatende polyester golfplaten geplaatst. In de west- en oostgevel worden gevelopeningen voorzien.
Na het oprichten van deze boogloods, wordt de boogloods ten westen van het kantoorgebouw (welke werd opgericht voor de opslag van materiaal in functie van de bouwwerken van de tankparken) verwijderd.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Bij het opmaken van dit verslag is het advies van de brandweer nog niet uitgebracht. Ook het college hecht belang aan dit advies.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
SEA-Tank 700B vormt een onderdeel van de Sea-Invest groep en focust zich op het opslaan, laden en lossen van aardolieproducten en aanverwante producten. De tankterminal bestaat uit vier tankenparken genummerd van TP4300 tot en met TP4600. Men is reeds vergund voor de opslag van brandbare vloeistoffen en diverse aardolieproducten (refinery feed, dieselproducten, benzineproducten, MTBE, JET, FAME, …).
Met onderhavige aanvraag wenst de exploitant de opslagtanks T4502, T4504, T4506 en T4508 in tankenpark 4500 en alle opslagtanks in tankenpark 4600 bijkomend te vergunnen voor de opslag van gasoil (GO). Dit verandert echter niets aan de totale opslagcapaciteit van de terminal of van de verschillende tankenparken. Al deze houders zijn reeds vergund voor de opslag van gevaarlijke producten.
Enkele tanken in het tankenpark zijn voorzien van een stoomspiraal voor verwarming van de producten. De verwarming van tanks gebeurt voornamelijk om het product voldoende viskeus te houden zodat dit eenvoudig verpompt kan worden. Het betreft in totaal negen stoomspiralen.
Er kunnen in de opslagtanks eenvoudige processen uitgevoerd worden zoals het toevoegen en fysisch mengen van additieven en het mengen van de inhoud van twee of meerdere tanken met elkaar. Dergelijke processen zijn van toepassing op maximaal 750.000 ton/jaar.
De exploitant wenst verder tijdelijk (10 jaar) een tussentijds opslagplaats (TOP) voor uitgegraven bodem aan te vragen. De opgeslagen uitgegraven bodem (40.573 m³) is enkel afkomstig van de in het verleden uitgevoerde bouwwerkzaamheden van het tankenpark, de utilities en het kantoorgebouw. Indien nodig wordt de uitgegraven bodem nog gezeefd voor afvoer. Het is niet de bedoeling om externe gronden aan te voeren naar de TOP. De tussentijdse opslag van uitgegraven bodem vindt plaats op een vloeistofdichte verharding en betreft enkel niet-verontreinigde bodem die voldoet aan de bepalingen van het VLAREBO.
In het aanvraagdossier wordt vermeld dat er ook nog puin op de site wordt opslagen. Het betreft COPRO-gekeurd steenpuin, dat men opslaat tot het kan ingezet worden in eigen toekomstige bouwprojecten. Dergelijke opslag is niet ingedeeld.
Om stofhinder zo veel mogelijk te vermijden voorziet men in een sproei-installatie op het terrein om de wegenis en de opslagplaatsen te bevochtigen. Bovendien zal de wegenis op zeer regelmatige tijdstippen door middel van een borstelmachine worden geveegd. Het vervoer vindt plaats in lekdichte bakken overdekt met een zeil. Het zeven wordt niet uitgevoerd bij winderig en/of erg droog weer, om mogelijke stofverspreiding zoveel als mogelijk te voorkomen.
De voorziene maatregelen dienen ook toegepast te worden op het gestockeerde puin, bij kans op stofhinder. Het Havenbedrijf Antwerpen merkt in haar subadvies van 3 september 2020 op dat de omliggende bedrijfsterreinen, het verkeer en het scheepvaartverkeer in geen geval nadelige effecten mogen ondervinden ten gevolge van stof. Er wordt verwacht dat het risico op het voorkomen van deze nadelige effecten tot een aanvaardbaar niveau kan beperkt blijven, gelet op de voorgestelde maatregelen.
Men wenst de opslag van blusschuim uit te breiden. De opslag vindt plaats in 10 IBC’s en twee tankwagens van 24 m³ elk. Het aantal gestalde voertuigen wordt ook uitgebreid met twee stuks voor deze tankwagens.
De nodige voorzorgsmaatregelen (inkuiping, vloeistofdichte vloer) moeten genomen worden bij de opslag van gevaarlijke producten in de IBC’s en in de vast opgestelde tankwagens. Het is uit het dossier niet duidelijk of dergelijke voorzorgsmaatregelen genomen zullen worden.
De opslag van gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten wordt uitgebreid met 6.000 liter tot 10.000 liter.
Ten opzichte van de vergunde toestand werden er diverse inrichtingen of activiteiten anders gerealiseerd:
- opslag van 3 x 52.400 liter stikstof in vaste opslagtanks in plaats van 3 x 50.000 liter;
- verandering van 13 transformatoren naar 7 transformatoren van 1 x 16 kVA, 3 x 125 kVA, 1 x 250 kVA, 1 x 300 kVA, 1 x 630 kVA tot een totaal nominaal vermogen van 1.571 kVA;
- verandering van 5 transformatoren naar 7 transformatoren van 1 x 1.200 kVA, 3 x 1.600 kVA en 3 x 2.000 kVA;
- 2 compressoren van elk 164 kW in plaats van 132 kW, 1 nieuwe compressor van 5,5 kW, aanpassing aan de 12 airco’s (van elk 19,8 kW) naar 21 airco's (van 1 x 1,5 kW, 3 x 2,5 kW, 6 x 3,5 kW, 8 x 4 kW, 1 x 8,5 kW, 1 x 8,6 kW en 1 x 14 kW);
- opslag van 36 m³/ton blusschuim in een vaste tank in plaats van 30 m³/ton;
- 2 dieselmotoren voor de schuiminstallatie van 72 en 79 kW in plaats van elk 33 kW;
- 1 stoomgenerator met een waterinhoud van 246 liter in plaats van 248 liter;
- 2 stoomgeneratoren met een individuele waterinhoud van elk 743 liter in plaats van 748 liter
- stookinstallaties waarvan 2 x 2.443 kW en 1 x 1.047 kW in plaats van 2 x 2.791 kW en 1 x 1.396 kW.
De exploitant vraag een bijstelling aan van volgende sectorale voorwaarden van VLAREM II:
- artikel 5.61.2 §2 dat stelt dat er een geijkte weegbrug met automatische registratie moet geïnstalleerd worden;
- artikel 5.61.2 §4 dat stelt dat er een register moet bijgehouden worden waarin diverse gegevens over de aanvoer van gronden vermeld worden.
De exploitant argumenteert dat er op de TOP geen gronden worden aangevoerd waardoor het weinig zin heeft om een weegbrug te voorzien om aangevoerde gronden te wegen. Om dezelfde reden wenst men geen register voor aangevoerde gronden bij te houden. Gegevens over de opslag en afvoer van gronden zullen wel in een register bijgehouden worden.
De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning voor zover het advies van de brandweer gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
7.1.3° | niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton; | 750.000 ton/jaar |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | - 1 x 50 kVA; |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | - 1 x 1.200 kVA + 3 x 2.000 kVA |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | + 2 voertuigen |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | - 75 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | + 6.000 liter |
17.1.2.2.3° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; | + 7.200 liter |
17.3.2.1.1.3° | gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; | + 230.000 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | + 36 ton |
31.1.1°a) | stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | + 63 kW |
39.1.1° | stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; | - 2 liter |
39.1.2° | stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 500 liter tot en met 5.000 liter; | - 5 liter |
39.2.1° | stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; | 3.000 liter |
39.2.2° | stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; | 11.200 liter |
43.1.3° | stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; | -1.045 kW |
61.2.2° | tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³. | 40.573 m³ |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 5 augustus 2020 |
Start openbaar onderzoek | 14 augustus 2020 |
Einde openbaar onderzoek | 12 september 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste adviesdatum | 24 september 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
14 augustus 2020 | 12 september 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies te bezorgen aan de instantie die het advies gevraagd heeft. |