Terug
Gepubliceerd op 05/10/2020

2020_CBS_08063 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Ongunstig advies - OMV_2020021141. Scheldelaan 490. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 02/10/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Fons Duchateau, schepen; Peter Wouters, schepen; Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_08063 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Ongunstig advies - OMV_2020021141. Scheldelaan 490. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_08063 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Ongunstig advies - OMV_2020021141. Scheldelaan 490. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet. De deputatie verzocht het college eerder al om een openbaar onderzoek te organiseren en om een advies uit brengen.

Op 29 mei 2020 verleende het college een voorwaardelijk gunstig advies, zie bijlage.

Op 15 juli 2020 diende Gunvor een wijzigingsverzoek in bij de deputatie. Men vroeg om de vergunningstermijn te verlengen zodat Gunvor het dossier later nog kon vervolledigen met bijkomende informatie. Op 20 juli 2020 werd het wijzigingsverzoek aanvaard. De vergunningstermijn werd verlengd met 60 dagen. De adviesinstanties werden opnieuw om advies gevraagd. Er diende geen nieuw openbaar onderzoek georganiseerd te worden. Op 14 augustus 2020 verleende het college een voorwaardelijk gunstig advies op het wijzigingsverzoek, in afwachting van de beloofde bijkomende informatie.

De voorbije weken werden nog diverse wijzigingsverzoeken ingediend door Gunvor waarbij telkens de beloofde bijkomende informatie stelselmatig werd aangeleverd. Deze bijkomende informatie vormt het voorwerp van onderhavig aanvullend advies. 

Projectnummer:

OMV_2020021141

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Gunvor Belgium met als adres Scheldelaan 490 te 2040 Antwerpen en NV GUNVOR PETROLEUM ANTWERPEN met als adres Scheldelaan 490 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 490 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 19 sectie A nr. 77C

Inrichtingsnummer:

20170810-0036 (Gunvor Petroleum Antwerpen nv)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

hernieuwing na verandering door wijziging

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Zie bijgevoegd collegebesluit van 29 mei 2020.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

11 september 2020

25 september 2020

Ongunstig

 






 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Zie bijgevoegd collegebesluit van 29 mei 2020.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Het voorwerp van de aanvraag betreft louter een hervergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteiten daar de reeds bestaande milieuvergunning op 19 februari 2021 zal vervallen. Tevens worden bijstellingen van bijzondere milieuvoorwaarden aangevraagd. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund of vergund geacht. Het project lijkt geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen te omvatten. 

De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke en industriële context van het havengebied en de bestemmingszone waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt. 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Op 15 juli 2020 diende Gunvor een wijzigingsverzoek in met de bedoeling om een termijnverlenging van de procedure te verkrijgen om alzo het aanvraagdossier nog te kunnen aanvullen met:
- de resultaten van verder onderzoek naar benzeen en mogelijk milderende maatregelen;
- de resultaten van verder onderzoek naar bijkomende emissiereductiemaatregelen voor SO2 en NOx en mogelijk milderende maatregelen;
- een aanvulling op de passende beoordeling, met betrekking tot de Nederlandse Natura 2000 gebieden.

De exploitant stelde in het wijzigingsverzoek dat tijdens de hoorzitting van de POVC immers gebleken is dat deze informatie van essentieel belang zou kunnen zijn voor een gunstig advies over de hervergunning. De studies waren op dat moment net opgestart en Gunvor zou deze tijdens de termijnverlenging aanleveren.

De voorbije weken werden nog diverse wijzigingsverzoeken ingediend door Gunvor waarbij telkens de beloofde bijkomende informatie stelselmatig werd aangeleverd.

Natuur

De exploitant liet de opgestelde passende beoordeling aanpassen. De voorziene aanpassing van de passende beoordeling komt er naar aanleiding van het advies van de gedeputeerde staten van Zeeland waarin wordt aangegeven dat in de natuurstudie de eutrofiëring en verzuring via atmosferische emissies niet werd onderzocht voor de Natura-2000 gebieden Oosterschelde en Brabantse wal.

De conclusies uit de eerder opgestelde passende beoordeling blijven behouden. De bijdrage van het project aan eutrofiëring wordt als verwaarloosbaar beschouwd. Er geldt voor de Natura 2000-gebieden een beperkt negatief effect voor het verzurend effect. De conclusies van de effectenbeschrijving en -beoordeling duiden er op dat er geen aanzienlijke effecten zullen ontstaan op de instandhoudingsdoelstellingen van de tot doel gestelde habitats en soorten en van de natuurlijke kenmerken van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in de omgeving van het projectgebied, in vergelijking met de huidige situatie. Er zijn geen mitigerende maatregelen nodig.

Geluid

Er werd in 2019 een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarbij de geluidsemissies van alle relevante geluidsbronnen werden bepaald. Tijdens de dagperiode zijn er geen overschrijdingen van alle richtwaarden, tijdens de avond- en nachtperiode zijn er beperkte overschrijdingen. Dit geldt voor de bestaande geluidsbronnen en de classificatie van het Kanaaldok als industriegebied. De productieblokvelden A tot H zijn de belangrijkste geluidsbronnen. Uit het akoestisch onderzoek bleek dat een saneringsstudie aangewezen is.

De exploitant liet een saneringsstudie opstellen. Er zijn vier brongroepen het meest verantwoordelijk voor de overschrijding van de richtwaarden, waaronder twee pompen van het tankenpark. Deze pompen kunnen worden afgeschermd met een akoestisch scherm of kunnen vervangen worden door pompen met een beperkter geluidsvermogen. Met verdere gedetailleerde emissiemetingen (eventueel intensiteitsmetingen) bij terug werkende productie-installaties, kan meer informatie worden verkregen over hoe, exacte welke installatie(s) en in welke mate deze dan moeten worden gedempt. Gezien de huidige stilstand van de productie is er onvoldoende detail gekend om dit meer concreet uit te werken.

De exploitant stelt voor om 3 maanden na opstart van de raffinaderij nieuwe bronmetingen uit te voeren en 2 maanden na deze bronmetingen verbeteringen voor te stellen. Het is aangewezen dat dit wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.

SO2 en NOx

Het originele aanvraagdossier bevatte een impactstudie van de luchtemissies. De impact van Gunvor voor SO2, ten aanzien van het aspect lucht, wordt beoordeeld als beperkt negatief tot negatief. Voor het aspect gezondheid, waarbij getoetst wordt ten opzichte van de gezondheidskundige advieswaarde (GAW) van 125 μg/m³, is er een verwaarloosbaar effect in Lillo en Stabroek, maar een beperkt negatief effect in Doel en Berendrecht (respectievelijk 7,2% en 6,5% bijdrage aan de GAW). Voor NO2 wordt duidelijk dat ter hoogte van Berendrecht de jaargemiddelde NO2-concentratie 1,2% van de immissiegrenswaarde bedraagt waardoor de impact als beperkt negatief wordt beoordeeld. In de andere beschouwde woongebieden is de impact te beoordelen als verwaarloosbaar voor het aspect lucht. Ten opzichte van de GAW bedraagt de impact in Berendrecht 2,5%. Deze impact voor de discipline gezondheid wordt initieel beoordeeld als beperkt negatief, maar wegens overschrijding van de GAW ter plaatse wordt de score verzwaard tot negatief. In de andere beschouwde woongebieden is de impact te beoordelen als verwaarloosbaar voor het aspect gezondheid.

Uit de impactstudie blijkt dat er gezocht dient te worden naar concrete milderende maatregelen. De exploitant liet een nieuwe studie naar de reductiemogelijkheden voor SO2 en NOx uitvoeren omdat diverse adviesinstanties, waaronder het college, hadden gewezen op de noodzaak van dergelijk studiewerk. In deze studie werd nagegaan of de emissiegrenswaarden gerespecteerd kunnen worden, welke reducties van SO2 en NOx mogelijk zijn, welke impact deze reducties zouden hebben op de immissies in de omgeving en wat de technische haalbaarheid en kostenimplicatie van deze maatregelen zou inhouden.

Uit de nieuwe studie blijkt dat de geldende emissiegrenswaarden, zowel de individuele waarden als de bubble waarden, over het algemeen goed gerespecteerd worden. Voor SO2 stelt zich wel een probleem voor de individuele grenswaarden van de installaties B101 en B501 (grote stookinstallaties, emissiepunten). Hier dringen zich maatregelen op volgens de nieuwe studie. Bij implementatie van milderende maatregelen zouden de emissiegrenswaarden voor SO2 voor B501 gerespecteerd kunnen worden. De verwachting is dat dit voor B101 ook kan gelden, na toepassing van milderende maatregelen.

Voor SO2 concludeert de nieuwe studie dat het implementeren van reducerende maatregelen relevant is voor de Claus eenheid (zwavelrecuperatie-eenheid), die op zich verantwoordelijk is voor 77% van de SO2-emissies. De nabehandeling van het afgas van de Claus eenheid (gaswasser) is voldoende om de impact op de omgeving (immissies) te verbeteren en betreft een kostenefficiënte aanpassing. Het nemen van louter deze maatregelen is echter onvoldoende om de individuele emissiegrenswaarden van B101 en B501 te respecteren. Hiervoor is een optimalisatie van de aminescrubbers die het H2S gas uit het raffinaderijgas halen noodzakelijk, ook al is deze maatregel niet kostenefficiënt.

Verder blijkt uit de nieuwe studie nog dat de aanwezigheid van mercaptanen in het raffinaderijgas voor een belangrijk deel verantwoordelijk zijn voor de SO2-emissies. Er is nog niet veel geweten over de invloed van de mercaptanen in de emissies. De aanwezigheid is niet continu en kan voorlopig niet gerelateerd worden aan bepaalde omstandigheden of bepaalde types ruwe aardolie. Gunvor plant om met behulp van vast opgestelde meetapparatuur op B101 een studie te kunnen opstarten. Op basis van meetresultaten van zes maanden, na heropstart, kan men dan verder onderzoek doen naar de verdere reductie van SO2-emissies die het gevolg zijn van de aanwezigheid van mercaptanen.

Voor NOx concludeert de nieuwe studie dat er geen reden is om te investeren in reducerende maatregelen omdat de geldende emissiegrenswaarden gerespecteerd worden, de impact van deze bijkomende maatregelen op de omgeving (immissies) verwaarloosbaar is en eventuele investeringen niet kostenefficiënt zijn.

Benzeen

Uit de impactstudie uit het originele aanvraagdossier blijkt dat in alle omliggende woongebieden de jaargemiddelde benzeenconcentratie minder dan 1% van de immissiegrenswaarde bedraagt. De impact wordt hiermee beoordeeld als verwaarloosbaar in de studie voor het aspect lucht. In Berendrecht bedraagt de impact echter 68% van de gezondheidskundige advieswaarde waardoor dit beoordeeld wordt als aanzienlijk negatief voor het aspect gezondheid. De procentuele bijdrage in de woongebieden Lillo en Doel is lager, maar wordt ook beschouwd als aanzienlijk negatief. In Stabroek wordt de impact beoordeeld als negatief. Er wordt in de studie genuanceerd dat de bijdrage van Gunvor (0,026 μg/m³ in Berendrecht) ten opzichte van de heersende algemene immissieconcentraties (naar schatting 0,7 à 0,8 μg/m³) eerder beperkt is (maximaal 4% in het woongebied Berendrecht). In de impactstudie wordt verder gesteld dat er, voor er kan gezocht worden naar milderende maatregelen om de emissies te reduceren, het nodig is om de niet geleide emissies voor benzeen, en dan vooral de tank- en beladingsemissies, nauwkeuriger in kaart te brengen. Vervolgens kan worden bekeken waar op een kostenefficiënte manier maatregelen kunnen worden genomen.

De exploitant liet een nieuwe studie uitvoeren naar de benzeenemissies en -immissies. In deze studie wordt voorgesteld om acht tanks te voorzien van een intern vlottend dak in plaats van een (bestaand) extern vlottend dak. De berekende benzeenemissie daalt hierdoor van 913 kg/jaar naar 531 kg/jaar. Verder zal Gunvor een onderhoudsprogramma in functie van de dichtingen aan de tanks (rekening houdend met de BBT) uitvoeren, een vermindering van de fugitieve en verspreide emissies in de procesunits nastreven door een jaarlijkse LDAR meting, een adequaat herstelprogramma en de verbetering van de pompen met benzeenhoudende producten.

Uit de nieuwe benzeenstudie blijkt dat de voorgestelde maatregelen een belangrijke reductie in NMVOS en benzeen emissies (daling met 44%) teweeg brengen.

In het ongunstige subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 25 september 2020 wordt gesteld dat een heropstart van de raffinaderij op relatief korte termijn niet aannemelijk is gelet op de herstructurering van het personeelsbestand, waardoor enkel nog in periodiek onderhoud wordt voorzien, het stilleggen van de feitelijke raffinageactiviteiten en dergelijke meer. Het inroepen van een diepe economische crisis als argument voor deze mothballing-strategie geeft bovendien geen aanleiding tot het vermoeden dat deze beslissing slechts van korte duur is.

Het Havenbedrijf geeft verder terecht aan dat het voorgestelde studiewerk moet uitgevoerd worden op een operationele installatie (waarvan gelet op de mothballing van de installatie op korte termijn geen sprake zal zijn). Vervolgens zou Gunvor pas na afloop van deze studieperiode verbeteringsvoorstellen (kunnen) maken die op hun beurt opnieuw geëvalueerd moeten worden om dan desgevallend vervolgmaatregelen en/of voorwaarden daaraan te koppelen. Dit vormt een onzeker en langdurig traject om tot een aanvaardbare situatie te komen. Het Havenbedrijf stelt voor om de beoordeling van de vergunning plus bijkomende voorwaarden uit te stellen tot op het moment dat er uitzicht is op het heropstarten van de activiteiten. Dit ook in functie van snel wijzigende milieuwetgeving en best beschikbare technieken die bepalend zullen zijn voor eventuele vergunningsvoorwaarden.

Gelet op de precaire situatie van Gunvor (‘mothballing’) en de kostprijs van de voorgestelde maatregelen (meerdere miljoenen euro’s) is de garantie dat de voorgestelde maatregelen effectief zullen uitgevoerd worden hoogst onzeker, laat staan dat deze met zekerheid binnen een redelijke termijn uitgevoerd kunnen worden. Uit het verdere noodzakelijke studiewerk, dat pas uitgevoerd kan worden op het moment dat de raffinaderij terug is opgestart, zullen ook nog bijkomende maatregelen voortvloeien welke op het moment van beslissing over de vergunningsaanvraag nog onbekend zijn. Op het moment van vergunningverlening dient er zekerheid te bestaan over de uit te voeren maatregelen en de termijn waarbinnen deze uitgevoerd zullen worden.

Het college onderschrijft het ongunstige subadvies van het Havenbedrijf en verleent een ongunstig advies voor de huidige vergunningsaanvraag. Wanneer de raffinaderij terug heropgestart zou worden, kan er een nieuwe vergunningsaanvraag ingediend en ten gronde beoordeeld worden.

Advies van het college

Ongunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.


Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

20 juli 2020

Start openbaar onderzoek

8 mei 2020

Einde openbaar onderzoek

6 juni 2020

Beslissing aanvaarding wijzigingsverzoek

20 juli 2020

Ontvangst tweede adviesvraag

20 juli 2020

Uiterste adviesdatum

2 oktober 2020

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan een openbaar onderzoek. De resultaten van dit openbaar onderzoek werden reeds opgenomen in het advies van het college van burgemeester en schepenen van 29 mei 2020. 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een ongunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

DienstTaak
SW/VHet advies college bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.