De stad Antwerpen wenst het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) 'Maritieme Campus Antwerpen' op te maken. Het nieuwe RUP vervangt gedeeltelijk het gewestelijk RUP ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’, deelgebied 'Regionaal bedrijventerrein Petroleum Zuid'. De stad verkiest om het gewestelijk RUP zelf (gedeeltelijk) te wijzigen en zal hiervoor een bevoegdheidsdelegatie aan de Vlaamse minister voor Omgeving vragen.
Het project betreft de vernieuwing van de voormalige BP-site (gesloten in 2016), gelegen aan Benzineweg 11 in Antwerpen. De site is ca. 5,4 ha groot en situeert zich aan de Schelde (Petroleumkaai), grenzend aan het regionaal bedrijventerrein en de Hobokense Polder.
Gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen
Het projectgebied is gelegen in het GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen en beperkt zich tot de meest westelijke bouwzone van de bestemmingszone ‘Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter’ (Artikel 5C.1.). Het watergebonden karakter bestaat uit het gebruik van de waterweg voor het vervoer van een substantiële hoeveelheid basisgrondstoffen en/of (half)afgewerkte producten, of uit het gebruik van het water als substantieel onderdeel van het productieproces.
De stedenbouwkundige voorschriften laten volgende activiteiten toe:
- productie en verwerking van goederen;
- verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen;
- productie van energie energierecuperatie;
- op- en overslag, voorraadbeheer, groepage en fysieke distributie;
- logistiek complementaire en logistiek ondersteunende activiteiten inclusief exploitatie van intermodale en laad- en losinfrastructuur;
- afvalverwerking met inbegrip van recyclage;
- verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen.
Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. Autonome kantoren zijn niet toegelaten.
Verder moet er rekening gehouden worden met:
- zuinig ruimtegebruik, de percelen moeten optimaal gebruikt worden;
- bepaalde diensten moeten indien mogelijk ondergebracht worden in gemeenschappelijke gebouwen;
- parkeermogelijkheden moeten gegroepeerd en georganiseerd worden;
- publiek toegankelijke groenzone. Doorheen de gebieden met bestemming WA, GRB en SA moet een publiek toegankelijke groenzone worden gerealiseerd van minimum 14,5ha. In deze groenzone zijn natuurontwikkeling en recreatief medegebruik nevengeschikte functies. Deze groene corridor doorheen Petroleum Zuid verzekert een groene link tussen Nieuw Zuid en Hobokense Polder en bestaat uit inheems landschappelijk groen. Deze groenzone is niet voorzien op het projectgebied voor de Maritieme campus.
Blue Gate Antwerp
Het projectgebied grenst eveneens aan een gebied dat nog volop in ontwikkeling is. Blue Gate Antwerp wordt ontwikkeld als bedrijventerrein met een watergebonden logistieke zone, een zone voor productiebedrijven, een zone voor instellingen van onderzoek & ontwikkeling, een school, een gevangenis, verkeersinfrastructuur en een groene corridor.
In 2009 werd een brownfieldconvenant (Brownfieldconvenant 42 ‘Investeringszone Petroleum Zuid) afgesloten. In de daaropvolgende jaren werden verschillende addenda opgemaakt, vooral voor wat betreft de betrokken partijen en de exacte afbakening. In 2009 werd nog onderscheid gemaakt tussen ‘projectgebied’ (onderdeel van de brownfieldconvenant) en ‘plangebied’ (mogelijkse uitbreiding van het projectgebied). Sinds 30 maart 2017 omvat het projectgebied alle gronden van het plangebied, inclusief het projectgebied.
Op 29 maart 2011 besliste de projectvennootschap Blue Gate Antwerp nv om een nota ‘strategisch masterplan Blue Gate Antwerp’ op te maken (initiatiefnemers stad Antwerpen en Vlaanderen). Het plan vertaalt die visie en ambitie in een economisch programma en een ruimtelijk kader. Dat ruimtelijk kader vormt het raamwerk waarbinnen de verdere uitwerking en ontwikkeling van twee grote deelprojecten (enerzijds bedrijventerrein en anderzijds voetbalstadion met flankerend programma) op een autonome en gefaseerde wijze kunnen plaatsvinden. Op het bedrijventerrein zullen een watergebonden logistieke zone, een zone voor productiebedrijven, een zone voor instellingen van onderzoek & ontwikkeling, verkeersinfrastructuur en een groene corridor op eigen tempo en naargelang de noden ontwikkeld worden.
Het projectgebied wordt een zone met een flexibele stedelijke structuur met verschillende functies. De doelstelling is om vanuit Antwerpen diverse Europese- en wereldspelers actief te betrekken in de toekomst van de scheepsvaart en te gaan groeperen rond één ambitieus maritiem campusmodel. Maritieme Campus Antwerpen of MCA wenst zich te profileren als een toonaangevend centrum voor onderzoek en ontwikkeling met een specifieke focus op duurzame en innovatieve scheepvaartgerelateerde producten, processen, diensten, technologieën en (maak)industrie.
Evenwel zijn de huidige voorschriften te beperkend voor dit concept, want enerzijds zijn ze specifiek gericht op KMO/industrie (dit is een te enge bestemmingscategorie), anderzijds is het watergebonden karakter momenteel enkel in de expliciete zin mogelijk (en daarom te beperkend). Watergebondenheid in de ruime zin moet ook mogelijk zijn: deze locatie aan de Schelde is ook voor een aan scheepvaart gerelateerd programma een ideale locatie. Tevens is er een wens om het maritieme karakter ook als beeldkwaliteit in te zetten en draagt een stedelijke gemengde invulling bij aan de opwaardering van deze zuidelijk rand van de kernstad.
Meervoudig intensief ruimtegebruik door een gemengd stedelijke ontwikkeling komt bovendien ten goede aan de bredere context: investeringen in nieuw openbaar vervoer en een duurzame modal split worden haalbaar. Op mobiliteitsvlak is de Schelde een gedroomde connectie (watersnelweg) naar de havengemeenschap, voor personenvervoer als onderdeel voor een betere modal split.
Naast kantoren en labo’s wordt er ook gestreefd naar productie van waterstoftechnologie en andere propere brandstoffen, bouwen en testen van prototypes en onderdelen, en de implementatie van nieuwe technologieën welke moeten leiden naar een meer performante, duurzame scheepvaart. Ook hier is de aanwezigheid van water en de potentie tot watergebondenheid optimaal en cruciaal om het testen, bouwen en implementeren van nieuwe, duurzame scheepvaartechnologie maximaal te ondersteunen.
MCA moet een zenuwcentrum worden voor innovatieve projecten en verschillende maritieme spelers, overheden en onderwijs samenbrengen op één locatie. Verregaande samenwerkingen met verschillende kenniscentra, innovatieve start-ups en spin-offs maken integraal deel uit van deze ambitie. In het voorliggende campusmodel gaat men een samenwerking aan met private en publieke partners alsook met verschillende onderwijsinstellingen. Naast ondernemingsspecifieke werkplaatsen zet men in op Research & Development (R&D) faciliteiten, co-creatie, incubatiefuncties, ateliers voor startende maakindustrie, etc. De locatie aan het water schept wederom potenties om de vermelde R&D, maritieme start-ups, maakindustrie … ervan efficient en optimaal gebruik te laten maken voor het onderzoek en ontwikkeling van nieuwe, duurzame scheepvaarttechnologie.
Daarnaast is de locatie voor MCA een belangrijke factor omdat er ook R&D (met eventuele geluidshinder) en Seveso bedrijven zijn toegestaan op de site. Dit sluit een puur stedelijke context uit. De combinatie van een plaatsbehoefte met veiligheidsperimeter en watergebonden karakter heeft tot de doordachte keuze geleid voor onderhavig projectgebied.
Het project verloopt in 2 fasen. Fase 1, waarvoor een aanvraag conform het gewestelijk RUP wordt ingediend, is de aanzet tot de grotere campus (fase 2) die momenteel niet vergund kan worden binnen de voorschriften van het geldende gewestelijk RUP. De komst van MCA noodzaakt, zoals eerder al aangehaald, een aanpassing van de bestemmingsvoorschriften van het gewestelijk RUP ten behoeve van enerzijds meer flexibiliteit in de toegestane activiteiten, compatibel met een hedendaagse bedrijfsvoering, en anderzijds meer flexibiliteit inzake het watergebonden karakter. In voorliggend campusmodel is het watergebonden karakter meer gericht op R&D en testlabo of op technologische innovatie van de nieuwe, duurzame scheepvaarttechnlogie met water als proeftuin, dan wel de klassieke nautische op- en overslag. Anderzijds kadert dit opzet geheel binnen de geest van de innovatieve bedrijven- en R&D-zone met watergebonden karakter die de stad Antwerpen ter plaatse wenst uit te bouwen.
De stad Antwerpen onderschrijft benevens het innovatieve, watergerelateerde karakter van de Maritieme Campus de inzet van meervoudig, intensief ruimtegebruik van deze gemengde stedelijke ontwikkeling. In een gelaagd campusmodel wordt een spectrum van scheepvaartgerelateerde activiteiten gaande van maritieme diensten, kantoren, kenniscentra tot R&D, productieve start-ups en maakateliers met het water als proeftuin geclusterd tot een synergetische hub. Het project laat ruimte om voldoende diepgang te creëren in het aantrekken en faciliteren van zowel lokale als internationale (wereld-)spelers inzake uitbouw van nieuwe, duurzame scheepvaarttechnologie. De mogelijke inplanting van Seveso-gerelateerde activiteiten zoals inzet van waterstoftechnologie sluit daarenboven een puur stedelijke context uit.
De stad Antwerpen wil er ten andere over waken dat de uitbouw van kantoren, kantoorachtigen en labo’s ter plaatse een duurzame mobiliteitsafwikkeling voorstaat. In het planproces wil de stad daarom randvoorwaarden inbouwen die een duurzame modal split beogen. Dit zal zeker voorop staan als één van de ambities in de op te maken startnota en in het vervolgproces doorvertaald worden. De geplande ontwikkeling van een tramhalte grenzend aan Blue Gate wil daar alvast op inzetten.
De stad Antwerpen ondersteunt dan ook ten volle deze innovatieve, maritieme en meervoudige ruimtelijke ontwikkeling en verkiest om het gewestelijk RUP zelf (gedeeltelijk) te wijzigen en zal hiervoor een bevoegdheidsdelegatie aan de Vlaamse minister voor Omgeving vragen.
Art. 2.2.2, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, waarin wordt bepaald dat een planningsniveau een planningsbevoegdheid kan delegeren aan een ander planningsniveau.
De delegatie wordt verleend door de Vlaamse regering, de deputatie, respectievelijk het college. Ze wordt schriftelijk gegeven, uiterlijk op of naar aanleiding van de plenaire vergadering over het plan waarvoor de delegatie vereist is. Het delegatiebesluit bevat een omschrijving van het te plannen onderwerp en van het gebied waarop het plan of planonderdeel betrekking heeft.
Het college keurt de collegiale brief goed, gericht aan de Vlaams minister van Omgeving, met de vraag om de planningsbevoegdheid voor de opmaak van het gemeentelijk RUP ‘Maritieme Campus Antwerpen' over te dragen naar de stad.