Terug
Gepubliceerd op 23/11/2020

2020_CBS_09646 - Duurzame stad - Klimaatbeleid. Emissie-inventaris. Resultaten 2018 - Kennisneming

college van burgemeester en schepenen
vr 20/11/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_09646 - Duurzame stad - Klimaatbeleid. Emissie-inventaris. Resultaten 2018 - Kennisneming 2020_CBS_09646 - Duurzame stad - Klimaatbeleid. Emissie-inventaris. Resultaten 2018 - Kennisneming

Motivering

Gekoppelde besluiten

Argumentatie

1. Resultaten

De emissie-inventaris geeft de evolutie van CO2-emissies weer vergeleken met het referentiejaar 2005. Om de voortgang in het stedelijk energie- en klimaatbeleid in kaart te brengen, werden de cijfers tot nu toe tweejaarlijks en vanaf 2015 jaarlijks geactualiseerd. Het voorliggend rapport is de actualisering van de emissie-inventaris voor het stedelijk grondgebied van de stad Antwerpen voor het jaar 2018. De emissie-inventaris 2018 bevat 2 delen. Het eerste deel bevat de cijfers die aan het Europese bureau van het Burgemeestersconvenant overgemaakt zullen worden. Het tweede deel gaat over de bijkomende broeikasgassen uit sectoren die  niet onder de rapportage voor het Burgemeestersconvenant vallen.  Het gaat over emissies gelinkt aan de uitstoot van de ETS-industrie (ETS = emissions trading scheme, het systeem van verhandelbare emissierechten voor energie-intensieve industrie), de zeevaart, de natuur en de landbouw. Het bevat ook beperkte updates van de COemissie-inventarissen 2005, 2007, 2010, 2012, 2014, 2015, 2016 en 2017. De updates betreffen voornamelijk de verwerking van de gewijzigde datareeks voor de nationale emissiefactor elektriciteit, de inkanteling van autonoom gemeentebedrijf KOP in de stedelijke administratie en emissies transport.

1.1 Burgemeestersconvenant

Evolutie per sector

kiloton CO2-equivalent (CO2e)

       2015

       2017

       2018

T.o.v. 2005

T.o.v. 2017

residentieel

1.091 

673 

691

-36,7%

2,6%

handel en diensten (exclusief stedelijke diensten)

691 

553

579

-16,3%

4,6%

transport (exclusief stedelijke vloot)

810 

845

847

4,6%

0,2%

industrie (niet-ETS)

554 

295 

312

-43,6%

6%

lokale energieproductie (niet-ETS)

258 

246 

235

-8,6%

-4,4%

stedelijke diensten en vloot

138 

83

87

-37,2%

4,7%

overige

16 

45 

47

186,7%

4,1%

totaal

3.560

2.741

2.799

-21,4%

2,1%


Bespreking 

De totale emissies bedroegen 2.799 kTon in 2018. Ten opzichte van 2005 stellen we een daling met 21,4 % vast. Ten opzichte van 2017 zien we een lichte stijging in de totale emissies van 2,1% ( 58 kTon CO2e) ondanks een daling in het totale energieverbruik over alle sectoren heen. De voornaamste redenen hiervoor zijn een stijging van de nationale emissiefactor van elektriciteit (+16% t.o.v. 2017) en een statistische overcorrectie van de graaddagen. 

Residentieel / huishoudens

De sector huishoudens heeft een totaal resultaat dat 37% lager ligt dan in 2005. Dit resultaat is opmerkelijk aangezien de bevolking in Antwerpen sinds 2005 toenam met 11,7%. Een sterke daling in het energieverbruik van 28% is de voornaamste reden van deze reductie. Verklaringen voor de daling in energieverbruik bij de huishoudens zijn onder meer te vinden in de renovatiegraad (onder andere in sociale woningbouw), verbeterde performantie bij (ver)nieuwbouw en de actieve stedelijke werking via het Ecohuis.  Daarnaast spelen ook de dalende emissiefactor voor elektriciteit (-28%) en een forse toename van lokale elektriciteitsproductie (van 5% naar 19,6%) een rol. Dit laatste betekent dat de emissies in de verbruikende sectoren (zoals de residentiële sector) zijn afgenomen en de emissies in de sector energieproductie zijn toegenomen. 

Handel en diensten

De sector handel en diensten heeft een totaal resultaat dat 20% lager ligt dan in 2005, ondanks een hoger energieverbruik van 4%. Verklaringen hiervoor zijn de daling van de emissiefactor voor elektriciteit, de toename van de lokale elektriciteitsproductie, de shift van stookolie (-58%) naar aardgas (+20%) en de sterke daling bij de stedelijke diensten. Zonder stedelijke diensten ligt het totaal resultaat van de sector handel en diensten 16 % lager dan in 2005. 

Transport

De CO2-emissies van de totale sector transport stijgen met bijna 5% ten opzichte van 2005. De emissies van het wegverkeer domineren de sector (91%). De emissies van binnenvaart daalden met 23%. De emissies van treinverkeer daalden met 13%. Echter, een belangrijke opmerking is dat de voertuigkilometers voorlopig slechts beschikbaar zijn t.e.m. 2016. Voor 2017 en 2018 werden de waarden uit 2016 gebruikt. De totale afgelegde kilometers op het grondgebied Antwerpen zijn met 8,7% toegenomen sinds 2012, wat een stijging van 268 miljoen kilometers betreft. In 2018 vond 60% van de totale afgelegde kilometers plaats op snelwegen. Lichte voertuigen (personenwagens en bestelwagens) zijn verantwoordelijk voor 88% van de totale afgelegde kilometers. 

Industrie

De emissies van de sector industrie zijn ten opzichte van 2005 met 44% gedaald. Verklaringen hiervoor zijn een daling van het energieverbruik (-17%), de dalende emissiefactor van elektriciteit, de toename van lokale elektriciteitsproductie en een daling in niet-energetische emissies. 

Lokale energieproductie

De emissies van de sector energieproductie zijn ten opzichte van 2005 met 9% afgenomen. De hoofdreden is de daling van CO2-emissies uit biogas, afval- en stortgasinstallaties (-25%), terwijl ze meer energie produceerden vergeleken met 2005. Opvallend is ook dat de lokale energieopwekking met 300% steeg. 12,4% van de energieopwekking werd door de stad zelf geproduceerd via PV-panelen, WKK’s en de afvalverbranding van ISVAG. Windenergie, zonne-energie, hernieuwbaar biogas, afval en stortgas produceren nu 14% van de totale elektriciteitsvraag in Antwerpen. 

Stedelijke diensten en vloot

De stedelijke diensten (inclusief vloot) tekenen een CO2-reductie op van 37% vergeleken met 2005. Zonder de stedelijke vloot is er een emissiereductie van 41%. Dit is te danken aan de afname van brandstofverbruik door grote inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie en aan de overschakeling op een contract voor CO2-neutrale stroom. Het energieverbruik daalde met 18% ten opzichte van 2005. De emissies van de stedelijke vloot stijgen met 20%, voornamelijk door een stijging van het energieverbruik (21%). Deze toename is vooral te verklaren door een toename van het wagenpark bij enkele diensten.

Overige

Overige bevat de resultaten van de emissies die door de distributienetbeheerders in geen enkele sector ondergebracht kunnen worden. Het gaat hier over emissies ten gevolge van verbruiken van aardgas en elektriciteit. De sector noteert een stijging van 186,7% ten opzichte van 2005. Er zijn geen extra gegevens over de oorsprong van deze emissies. Het is daardoor niet mogelijk deze stijging te verklaren.

Conclusie

Uit de rapportage voor het Burgemeestersconvenant blijkt voor 2018 een totale uitstoot van 2.799 kTon CO2-equivalenten. Dit is een daling van 21,4% in vergelijking met 2005. De ambitie van Stad Antwerpen voor het totaal van broeikasgassen conform het Burgemeestersconvenant is een reductie met 20% tegen 2020 ten opzichte van de emissies in 2005. Deze doelstelling is bereikt in 2016 en bevestigd in 2018.

De ambitie van de stad Antwerpen voor de stedelijke diensten en stedelijke vloot is een halvering (-50%) van de emissies van de stedelijke diensten. Om die doelstelling over een periode van 15 jaar (2005-2020) te halen zou, in een lineaire vertaling, in 2017 een reductie van -43,3% moeten vastgesteld zijn om op koers te zitten. Dit is nu -37% voor diensten en vloot samen, wat betekent dat de stad momenteel niet op koers zit om de doelstelling van -50% te behalen.

De stad Antwerpen besliste in september 2017 om de vernieuwde Burgemeestersconvenant te ondertekenen en zich op die manier te engageren om tegen 2030 haar broeikasgassen met minstens 40% te reduceren. Het collegebesluit van 6 juli 2018 (jaarnummer 6376) over het voortraject van het nieuwe Klimaatplan 2030 gaat uit van 50% tot 55% reductie. Wanneer we een reductie van 40% lineair zouden uitzetten zouden we in 2018 een reductie van minstens 20,8% moeten gemeten hebben (26% bij een reductie van 50%). Met de 21,4% reductie is de stad nog wel op koers om de doelstelling van 40% te behalen, maar nog niet voor die van 50%.

2. Bijkomende broeikasgasemissies

Voor de rapportering binnen de Covenant of Mayors worden de bijkomende emissies uit zeevaart, ETS, landbouw en natuur niet meegenomen. Daarnaast moet ook worden opgemerkt dat de evolutie in ETS- emissies weinig of niets vertelt over het succes van het Antwerps klimaatbeleid of van de koers richting klimaatneutraliteit. Het stijgen of dalen van deze emissies op Antwerps grondgebied wijzigt niets aan de stapsgewijze afbouw van deze emissies op Europees niveau, volgens een pad dat hoe dan ook vastligt. Het kan juist goed zijn dat nieuwe investeringen binnen de ETS-industrie in de Antwerpse haven plaatsvinden in plaats van elders. In Antwerpen beschikken we over meer mogelijkheden om via synergiën binnen het industriële ecosysteem, via een aanbod van ingevoerde hernieuwbare brand- en grondstoffen en via geplande infrastructuur voor CO2-afvang, -transport en –recyclage, de koolstofvoetafdruk van de industriële productie systematisch verder te verkleinen. De kansen die hier liggen om energie-efficiënter te produceren dan elders, vergroten de toegevoegde waarde die binnen de Europees vastgelegde milieugebruiksruimte kan worden voortgebracht. 

De bijkomende broeikasgasemissies op het grondgebied van de stad Antwerpen bedroegen 13.734 kTon CO2e. In 2005 bedroegen deze 13.858 kTon CO2e. Dit is een daling van 0,9%. ETS domineert met 98% van deze bijkomende emissies. 

De emissies van de ETS-industrie bedroegen in 2018 13.452 CO2e, dit is een daling van 1%. Enige voorzichtigheid is noodzakelijk bij het interpreteren van deze resultaten. ETS-emissies tussen verschillende jaren kunnen niet eenvoudigweg vergeleken worden, omdat de scopes tussen de verschillende ETS-fasen kunnen verschillen. Fase 1 en 2 (2005-2012), fase 3 (2013-2020) en fase 4 (vanaf 2020) dekken niet altijd hetzelfde bereik aan activiteiten, sectoren en/of broeikasgassen. 

De totale bijkomende emissies van de zeevaart bedroegen in 2018 265 kTon CO2e, dit is een daling van 3%. De  emissies van  landbouw en  natuur bevatten energetische  emissies (door de verbranding brandstoffen) en niet-energetische emissies (uitstoot van emissies door o.a. veeteelt en mestmanagement minus opslag (i.e. sink) van emissies in de bosbodem en bovengrondse aangroei). Netto (uitstoot  minus de   opslag) bedroegen deze emissies 17  kTon  CO2e, een stijging van 34%.

3. Verder gebruik van de gegevens

De resultaten van de emissie-inventaris in het kader van de rapportering van het Burgemeestersconvenant  zullen ontsloten worden voor de stedelijke diensten en het grote publiek. De cijfergegevens worden overgemaakt aan de Europese Commissie in het kader van het Burgemeestersconvenant.

 

Aanleiding en context

Op 9 januari 2009 (jaarnummer 102) ondertekende de stad Antwerpen het Europese Burgemeestersconvenant of ‘Covenant of Mayors’. Dit convenant is een initiatief van de Europese Commissie. Het heeft tot doel om steden te verenigen in een permanent netwerk voor de uitwisseling van goede praktijken ter bevordering van energie-efficiëntie in de stedelijke omgeving. Van de deelnemende steden wordt verwacht dat zij op lokaal vlak de Europese klimaatdoelstellingen nastreven. In het kader van het Burgemeestersconvenant heeft de stad een stedelijk klimaatplan opgesteld en rapporteert ze periodiek over de evolutie van de broeikasgassen op het grondgebied. 

Het college nam kennis van de resultaten van de emissie-inventarissen op 17 mei 2013 van de emissie-inventaris 2010 (jaarnummer 4880), op 6 juni 2014 van de emissie-inventaris 2012 (jaarnummer 6029), op 16 december 2016 van de emissie-inventaris 2014 (jaarnummer 11072), op 12 januari 2018 van de emissie-inventaris 2015 (jaarnummer 308), op 26 oktober 2018 van de emissie-inventaris 2016 (jaarnummer 9399) en op 7 februari 2020 van de emissie-inventaris 2017 (jaarnummer 1286).

Het college keurde op 20 oktober 2017 (jaarnummer 9156) de gunning goed voor het opmaken van een emissie-inventaris voor de jaren 2015 (uitvoering in 2017), 2016 (uitvoering in 2018), 2017 (uitvoering in 2019) en 2018 (uitvoering in 2020).

Beleidsdoelstellingen

2 - Leefbare en mobiele stad
2LMS02 - Leefmilieu
2LMS0201 - Antwerpen wordt een klimaatneutrale stad
2LMS020101 - Uitvoering klimaatplan mitigatie

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college neemt kennis van de resultaten van de emissie-inventaris van broeikasgassen voor het jaar 2018.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/EMA de rapportering van de cijfergegevens aan de Europese Commissie in het kader van het Burgemeestersconvenant 
SW/EMA de publicatie van het rapport op de kanalen  'Antwerpen Morgen' en 'Stad in cijfers'

 

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.

Bijlagen

  • Emisie_inventaris_Stad_Antwerpen_2018.pdf