Terug
Gepubliceerd op 23/11/2020

2020_CBS_09492 - Omgevingsvergunning - OMV_2020071916. Van den Hautelei 177. District Deurne - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 20/11/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_09492 - Omgevingsvergunning - OMV_2020071916. Van den Hautelei 177. District Deurne - Goedkeuring 2020_CBS_09492 - Omgevingsvergunning - OMV_2020071916. Van den Hautelei 177. District Deurne - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.   de gemeentelijke projecten;

2.   andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2020071916

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

BVBA TIMELESS DEVELOPERS (0404815345) met als adres Vlaamsekaai 5 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Van den Hautelei 177 te 2100 Deurne (Antwerpen)

Kadastrale gegevens:

afdeling 31 sectie B nr. 407V2

Inrichtingsnummer:

20200603-0036 (Bouwproject Ontwerpatelier)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

een bemaling voor de uitvoering van bouwkundige werken

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat grondbemalingswerken technisch noodzakelijk voor de realisatie van een bouwproject voor een periode van 15 maanden.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

420.140 m³/jaar

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Vlaamse Milieumaatschappij, afvalwater en lucht

17 augustus 2020

18 augustus 2020

Geen advies

Vlaamse Milieumaatschappij, grondwaterbeheer

17 augustus 2020

23 oktober 2020

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woonuitbreidingsgebied. De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gemengd woongebied en industriegebied. De gebieden die als gemengd woon- en industriegebied zijn aangeduid, zijn bestemd voor wonen en voor de andere in artikel 5.1.0. van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Bedoelde functies alsmede voor de instandhouding en de gerechtvaardigde uitbreiding van de bedrijven die er gevestigd zijn. Wanneer die bedrijven hun huidige bedrijfsactiviteit niet meer voortzetten en geen andere activiteiten die tot dezelfde bedrijfssector behoren, uitoefenen, krijgt het betrokken gebied uitsluitend en definitief de bestemming van woongebied.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup.  Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

  

Omgevingstoets

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Ter hoogte van de Van Den Hautelei 177 in Deurne worden op de voormalige bedrijfsterreinen van een boekbinderij en drukkerij de bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt en zullen 33 sociale huurappartementen worden gerealiseerd. De omgevingsvergunning voor dit project werd reeds verleend door het college op 13 september 2019 (referentie: OMV_2019060791).

 

Het project omvat een ondergrondse parkeergarage en liftput waardoor een uitgraving noodzakelijk is. De diepte van de kelder is 3,45 m-mv, die van de liftput 4,85 m-mv. Om deze uitgraving van circa 750 m² droog te kunnen uitvoeren zal bemaling noodzakelijk zijn. Op basis van de uitgevoerde bemalingsstudie (RSK Benelux BVBA, bouwproject wooneenheden Deurne 554707-R01(00), juni 2020) wordt aangenomen dat het normale grondwaterpeil -2 m-mv bedraagt, bijgevolg is een tijdelijke grondwaterverlaging nodig van 1,95 m voor de kelder en 3,35 m voor de liftput. De invloedstraal van de bemaling wordt ingeschat op circa 740 meter (bij langdurige bemaling).

 

Het geschatte debiet van de bemaling bedraagt initieel 97,2 m³/uur en evolueert op een aantal weken naar een debiet van 36,7 m³/uur. Het totaal volume opgepompt grondwater over de gehele bemalingsperiode bedraagt ongeveer 420.140 m³. De bemalingsperiode wordt geraamd op 12 maanden, rekening houdend met eventuele vertragingen (weersomstandigheden) wordt een vergunningstermijn gevraagd van 15 maanden.

 

De mogelijkheden op retourbemaling of lozing in oppervlaktewater werden onderzocht evenwel niet met het verhoopte resultaat. De relatief dichte bebouwing maakt herinfiltratie onmogelijk en het meest nabijgelegen oppervlaktewater (waterpartij Eksterlaar) is volledig afgesloten van de bodem zodat dit ook geen optie is. Het lozen in de vijver van het Boekenbergpark stuitte op technische obstakels om de aanvoerleidingen ondergronds te realiseren. De optie om de leidingen bovengronds te realiseren hield dan weer een te grote meerkost in omwille van het lange tracé dat moest gevolgd worden (een korter tracé over privéterrein bleek niet haalbaar) en de bijkomende ontijzeringsinstallatie die moest worden voorzien.

 

Ook moet enig voorbehoud gemaakt worden met het oog op de kwaliteit van het aangevoerde grondwater. De kans is niet uit te sluiten dat restverontreinigingen van de verschillende industriële activiteiten uit het verleden op en in de directe omgeving van de site voor een deel reeds zijn gemigreerd naar andere percelen en kunnen worden aangetrokken door de bemaling. Dit in die mate dat zich een probleem zou stellen bij lozing op bijvoorbeeld de vijver van het verder gelegen Boekenbergpark. Kanttekening hierbij is het gegeven dat voorafgaand aan de bemaling er mogelijk nog een beperkte bodemsanering moet worden uitgevoerd in het kader van een OVAM-procedure.

 

Op basis van deze informatie is een lozing op riolering verdedigbaar.

 

In de bemalingsnota wordt er vanuit gegaan dat de grondwaterverontreiniging volledig verwijderd zal zijn bij opstart van de bemaling voor het bouwproject. In het advies van de VMM wordt terecht opgemerkt dat er na de sanering mogelijk een restverontreiniging achter zal blijven. Er werd bij voorliggende aanvraag geen lozingsrubriek (rubriek 3) aangevraagd. Die is mogelijk wel van toepassing indien het bemalingswater nog een restverontreiniging bevat. Indien nodig dient deze rubriek alsnog aangevraagd te worden alvorens met de werken kan worden gestart.

 

Verder wordt door de VMM opgemerkt dat in de bemalingsnota verschillende bodemonderzoeken bekend zijn bij OVAM. Enkele werden besproken in de bemalingsnota, maar niet allemaal. Voor alle verontreinigingen gelegen binnen de stationaire invloedzone van de bemaling moet nagegaan worden of er vervuiling van het grondwater aanwezig is en of de bemaling een invloed kan hebben op de verspreiding. Indien wel, moeten er conform de technische richtlijn grondwaterhandelingen van de OVAM maatregelen genomen worden om de verspreiding van de vervuiling tegen te gaan. "Er kan niet aanvaard worden dat verontreinigingen zich als gevolg van de bemaling verspreiden over perceelsgrenzen van derden heen" stelt de VMM.

 

Wanneer in de nabije toekomst zou blijken dat de kwaliteit van het opgepompte grondwater een lozing in de vijver zou toelaten en de tijdelijke aanvulling met grondwater nuttig zou blijken kan een lozing op oppervlaktewater toch nog worden opgelegd. Dit op voorwaarde dat er bovendien alsnog een oplossing kan worden uitgewerkt om het transport van het bemalingswater naar de vijver mogelijk te maken op een manier die voor de betrokken stakeholders aanvaardbaar is. Om deze optie open te houden dient de exploitant op regelmatige tijdstippen niet alleen het debiet van het opgepompte grondwater mee te delen maar ook de kwaliteit te laten controleren in functie van een lozing in oppervlaktewater.

 

De kans is echter groot dat deze benadering niet nodig zal zijn omdat het helemaal niet zeker is dat het vooropgestelde grondwaterbezwaar ook effectief nodig zal zijn. De berekening van de debieten gebeurde namelijk op basis van theoretische aannames, waaronder het peil van het grondwater in rust. Omdat in de onmiddellijke nabijheid van dit project nog twee andere bouwprojecten zullen worden gerealiseerd die eveneens een bemaling vereisen en waarvan tenminste één project vroeger gestart is dan de voorliggende aanvraag kan een effect op de grondwaterstand worden verwacht. Door afstemming van de diverse werven kan het totale waterbezwaar gevoelig worden beperkt. Wanneer de planning van het naburige project geen onvoorziene vertraging oploopt mag redelijkerwijs worden aangenomen dat het totaal onttrokken volume veel kleiner zal zijn dan nu berekend of zelfs onnodig zal zijn. Eenzelfde redenering kan overigens gevolgd worden voor het derde project hoewel de afstand daar net iets groter is.

Bovendien blijkt uit het advies van de VMM dat door een foute berekening het totale grondwaterbezwaar werd overschat. De herberekening van de VMM komt uit op een grondwaterbeslag van circa 76.000 m³/jaar en een gevoelig kleinere invloedstraal (317 m in plaats van 740 m) waardoor de vijver van het nabijgelegen park buiten de invloedzone blijft.

 

Met een gecoördineerde en geschakelde aanpak van de verschillende werven kan voorkomen worden dat er grote hoeveelheden grondwater onnodig worden opgepompt en moeten worden geloosd. In een periode van verdrogingsproblematiek is het maatschappelijk onverantwoord om grondwater op te pompen wanneer dit kan vermeden worden. Daarom dienen de verschillende werven zoveel mogelijk op elkaar afgestemd te worden en moet er gestreefd worden naar een gezamenlijke bemalingsstrategie. Om dit te bereiken is het aangewezen in de vergunning als bijzondere voorwaarde op te nemen dat moet gestreefd worden naar een zo klein mogelijk grondwaterbeslag.

 

Nooit kan evenwel worden uitgesloten dat een project om welke reden dan ook niet doorgaat of voor langere tijd wordt uitgesteld. Het is op basis van deze theoretische mogelijkheid dat een gunstig advies wordt uitgebracht voor een jaardebiet van 76.000 m³ evenwel gekoppeld aan de bijzondere voorwaarde om tot een gecoördineerde aanpak te komen.

 

Wat betreft zettingen merkt de VMM op dat er nog geen zettingsberekeningen werden uitgevoerd bij gebrek aan sonderingen op de locatie, of in de onmiddellijke omgeving. Gelet op de overwegend siltig-zandige ondergrond en het feit dat voorafgaandelijk reeds een bemaling in het kader van saneringswerken zal uitgevoerd zijn, waarbij reeds eventuele zettingen zullen opgetreden zijn, wordt het risico op schade door zettingen aanvaardbaar geacht. Wel wordt er, gelet op dichtbebouwde omgeving, zettingsmonitoring voorgesteld in de bijzondere voorwaarden. Indien er effectieve zettingen worden gemeten van 15 mm dient de bemaling te worden bijgestuurd om te voorkomen dat er grotere zettingen optreden. Bij opmetingen van 20 mm zetting dient de bemaling stopgezet te worden. Er dient een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt.

 

MER-screening

Aangezien de omgevingsvergunningsaanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening werd het aanvraagdossier tijdens het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek getoetst aan de criteria van bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid. Hierbij werd geoordeeld dat het project niet MER-plichtig is.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

De inrichting kan worden geëxploiteerd conform de algemene en sectorale voorwaarden vervat in het Vlarem. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorgesteld de gevraagde vergunning te verlenen mits het opleggen van bijzondere voorwaarden. De vergunning kan worden toegestaan voor een termijn van 15 maanden die ingaat na de beëindiging van de saneringsoperatie en voor een beperkt totaal waterbezwaar van 76.000 m³/jaar.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

76.000 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

De exploitant streeft ernaar in overleg met verantwoordelijken van de aanpalende werven het totale waterbezwaar zoveel mogelijk te beperken. De exploitant brengt de vergunningverlenende overheid per mail op de hoogte van de initiatieven die hiertoe werden genomen.

2.

De exploitant neemt de nodige maatregelen om de verspreiding van grondwatervervuiling over perceelsgrenzen van derden tegen te gaan. Voorafgaand aan de opstart van de bemaling dient door een bodemsaneringsdeskundige voor alle verontreinigingen gelegen binnen de stationaire invloedzone van de bemaling nagegaan te worden of er vervuiling van het grondwater aanwezig is en of de bemaling een invloed kan hebben op de verspreiding. Indien wel, moeten er op basis van de technische richtlijn grondwaterhandelingen van de OVAM, maatregelen genomen worden om de verspreiding van de vervuiling tegen te gaan. Er kan niet aanvaard worden dat verontreinigingen zich ten gevolge van de bemaling verspreiden over perceelsgrenzen van derden heen. De uitkomst van deze studie dient samen met mogelijk bijkomende maatregelen ter goedkeuring aan de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) voorgelegd te worden.

3.

De exploitant laat bij de start van de bemaling en daarna tweemaandelijks de kwaliteit van het opgepompte grondwater door een erkend labo analyseren (SAP) met het oog op hergebruik. De analyseresultaten worden samen met de debietgegevens bezorgd aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@antwerpen.be).

4.

De exploitant plaatst zettingsbakens bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten aan elke zijde van de bemaling. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt met volgende frequentie: 

-     voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

-     week 1 na opstarten bemaling: dagelijkse zettingsmeting;

-     week 2: om de twee dagen zettingsmeting;

-     vanaf week 3: 1 keer per week een zettingsmeting. 

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt. Indien er in het kader van de bodemsanering reeds een zettingsmonitoring gebeurd is bij minstens even diepe verlagingen en die zettingsmetingen aantonen dat er geen wijzigingen meer optreden, moet de zettingsmonitoring tijdens de bemaling voor het bouwproject niet verdergezet worden.

5.

De exploitant deelt de begin- en einddatum van de bemalingswerken mee aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@antwerpen.be) en aan de VMM (grondwater.ant@vmm.be). Deze periode mag 15 maanden niet overschrijden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

31 juli 2020

Volledig en ontvankelijk

17 augustus 2020

Start openbaar onderzoek

27 augustus 2020

Einde openbaar onderzoek

25 september 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

30 november 2020

Verslag GOA

12 november 2020

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

27 augustus 2020

25 september 2020

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

De exploitant streeft ernaar in overleg met verantwoordelijken van de aanpalende werven het totale waterbezwaar zoveel mogelijk te beperken. De exploitant brengt de vergunningverlenende overheid per mail op de hoogte van de initiatieven die hiertoe werden genomen.

2.

De exploitant neemt de nodige maatregelen om de verspreiding van grondwatervervuiling over perceelsgrenzen van derden tegen te gaan. Voorafgaand aan de opstart van de bemaling dient door een bodemsaneringsdeskundige voor alle verontreinigingen gelegen binnen de stationaire invloedzone van de bemaling nagegaan te worden of er vervuiling van het grondwater aanwezig is en of de bemaling een invloed kan hebben op de verspreiding. Indien wel, moeten er op basis van de technische richtlijn grondwaterhandelingen van de OVAM, maatregelen genomen worden om de verspreiding van de vervuiling tegen te gaan. Er kan niet aanvaard worden dat verontreinigingen zich ten gevolge van de bemaling verspreiden over perceelsgrenzen van derden heen. De uitkomst van deze studie dient samen met mogelijk bijkomende maatregelen ter goedkeuring aan de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) voorgelegd te worden.

3.

De exploitant laat bij de start van de bemaling en daarna tweemaandelijks de kwaliteit van het opgepompte grondwater door een erkend labo analyseren (SAP) met het oog op hergebruik. De analyseresultaten worden samen met de debietgegevens bezorgd aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@antwerpen.be).

4.

De exploitant plaatst zettingsbakens bij de meest nabije zettingsgevoelige objecten aan elke zijde van de bemaling. Van zodra de bemaling wordt opgestart, moeten de zettingen opgevolgd worden. De monitoring gebeurt met volgende frequentie: 

-     voor het opstarten van de bemaling: 1 zettingsmeting (nulmeting);

-     week 1 na opstarten bemaling: dagelijkse zettingsmeting;

-     week 2: om de twee dagen zettingsmeting;

-     vanaf week 3: 1 keer per week een zettingsmeting. 

De metingen op de zettingen mogen stopgezet worden van zodra deze niet meer wijzigen. Indien er een absolute zetting van 15 mm of meer gemeten wordt ter hoogte van een zettingsgevoelige constructie wordt de bemaling bijgestuurd. Vanaf 20 mm wordt ze stilgelegd. Er dient technisch een terugvalscenario voorzien te worden dat dit mogelijk maakt. Indien er in het kader van de bodemsanering reeds een zettingsmonitoring gebeurd is bij minstens even diepe verlagingen en die zettingsmetingen aantonen dat er geen wijzigingen meer optreden, moet de zettingsmonitoring tijdens de bemaling voor het bouwproject niet verdergezet worden.

5.

De exploitant deelt de begin- en einddatum van de bemalingswerken mee aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@antwerpen.be) en aan de VMM (grondwater.ant@vmm.be). Deze periode mag 15 maanden niet overschrijden.

 

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld.

76.000 m³/jaar

Artikel 4

Het college beslist dat de vergunning geldig is voor een termijn van 15 maanden en voor een beperkt totaal waterbezwaar van 76.000 m³/jaar.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.