Terug
Gepubliceerd op 09/03/2020

2020_CBS_02083 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019144382. Noorderlaan 503. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 06/03/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_02083 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019144382. Noorderlaan 503. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_02083 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019144382. Noorderlaan 503. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019144382

Gegevens van de aanvrager:

NV G&V SERVICESTATIONS met als adres Harelbeeksestraat 120 te 8520 Kuurne

Gegevens van de exploitant:

NV G&V SERVICESTATIONS met als adres Harelbeeksestraat 120 te 8520 Kuurne

Ligging van het project:

Noorderlaan 503 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie E nrs. 0, 196/3 B en 196/2 A

Inrichtingsnummer:

20181002-0031 (G&V LCNG)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Een verandering door wijziging en uitbreiding en regularisatie van een eerder vergund bunker- en tankstation

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

-        Op 2 september 2016 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//20161373) voor het bouwen van een LNG-bunker- en vulstation voor binnenvaart en tankstation voor wegvervoer;

-        Op 30 juni 2015 verleende de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning (8.00/11002/455201.6) voor het bouwen van een LNG bunker- en vulinstallatie voor de binnenvaart en wegvervoer.


Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft de bestaande toestand die afwijkt van de vergunde toestand ten gevolge van wijzigingen in de technische installaties, het combineren van LNG-opslag, gewijzigde verhardingen en de bouw van een bluswaterinstallatie.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Op 2 juli 2015 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het exploiteren van een LNG bunker- en vulinstallatie aan Havenbedrijf Antwerpen, voor een termijn verstrijkend op 2 juli 2035. In 2016 werd de vergunning overgenomen door Engie LNG Solutions Antwerp, daarna door G&V Servicestations en Engie LNG Solutions Antwerp samen en tenslotte op 26 september 2019 door G&V Servicestations.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft wijzigingen van de opslag en bevoorrading van CNG en LNG. Tevens worden twee bijstellingen aangevraagd.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

+2,29 m³/uur

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

160 kVA

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

-133.200 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton.

verplaatsing

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m³ per dag of 50 m³ per maand of 500 m³ per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen.

Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen: voor debieten > 2 m³/uur of > 20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid;

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§ 1 dient er geen meetgoot te worden geplaatst.

2.

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.16.8.4§6.5°c:

De tankzuil is uitgerust met een verdeelslang die:

5° uitgerust is met een vulpistool dat:

a)…

b)…

c) alleen ontkoppeld kan worden als de overdruk in de koppeling volledig gereduceerd is. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, wordt het gas daarvoor automatisch afgelaten naar een aflaatreservoir om het bij een volgende tankbeurt te recupereren. Het aflaatreservoir wordt op onderdruk gebracht voor het tanken start. Als de elektrische voeding uitvalt, wordt het gas automatisch afgelaten naar het aflaatreservoir, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Artikel 5.16.8.6§7:

Als de elektrische voedingsspanning wegvalt, komt de installatie automatisch in een veilige toestand waarbij de elektromagnetische afsluiters op de gastoevoer automatisch worden gesloten. In voorkomend geval stopt de tankbeurt die aan de gang is en wordt, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, het gas in de verdeelslang afgelaten naar het aflaatreservoir. Als de spanning weer opkomt, blijft het aardgasafleverinstallatie in de veilige positie en wordt het niet automatisch opnieuw opgestart.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van artikel 5.16.8.4§6.5°c en 5.16.8.6§7 dient het restgas niet te worden afgelaten naar een aflaatreservoir.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

23 januari 2020

20 februari 2020

Gunstig

Water-link (AWW)

23 januari 2020

12 februari 2020

Voorwaardelijk gunstig

 









Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier geldt voornamelijk het bestemmingsvoorschrift Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en - voor de Noorderlaan – Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel langs de Noorderlaan en (ten zuiden van de aanvraag) haaks op de Noorderlaan loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Op 495 meter ten oosten van de aanvraag geldt het bestemmingsvoorschrift Gebied voor spoorweginfrastructuur. Parallel hieraan loopt tevens een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.

Ten zuidoosten van de aanvraag geldt het bestemmingsvoorschrift Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.

Het Duwvaart Schuildok en het Kanaaldok B1 hebben als bestemming Gebied voor waterweginfrastructuur.

 

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag. In de vergunning d.d. 2 september 2016 werd een afwijking toegestaan op het aspect infiltratie. Als voorwaarde werd verder opgelegd dat het hemelwater opgevangen in de hemelwaterput moet worden hergebruikt bij de sanitaire voorziening in het controlegebouw. In het formulier toegevoegd aan voorliggende aanvraag wordt aangegeven dat het hemelwater hergebruikt zal worden voor het onderhoud en de reiniging van de installaties.
 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op voorliggende aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

Een terrein gelegen ten oosten van het Duwvaart Schuildok aan Kanaaldok B1 en ten westen van de Noorderlaan, is ingericht met een dieselstation en bunkerinstallatie met LCNG. Voorliggende aanvraag betreft de huidig gebouwde toestand die verschillen vertoont met de vergunde toestand. De wijzigingen hebben betrekking op:

-        het bunkerpunt voor schepen wordt meer naar het noorden verplaatst ter hoogte van bolder 13;

-        de LNG-tank met een inhoud van 45 m³ ten zuidwesten van het dieselstation werd gewijzigd uitgevoerd naar een tank met een inhoud van 80 m³. Aan de zuidoostzijde hiervan werd een LIN-tank geplaatst met een inhoud van 7 m³;

-        ten zuiden van deze LIN-tank werd een vrachtwagenopstelplaats aangelegd voor het lossen van diesel en LNG;

-        ten zuiden hiervan werd een breekwatertank met een inhoud van 215.000 liter geplaatst met een pomplokaal, onderdelen van een blusinstallatie;

-        de bovengrondse mazouttank en dieseltank zijn vervangen door één gecombineerde tank met een totale inhoud van 120 m³;

-        het technisch lokaal ten noorden van de LNG-tank werd groter uitgevoerd (van 6 m² naar bijna 27 m²);

-        ten noorden van dit lokaal werd een CNG-opslag plaats voorzien voor 4.800 liter;

-        de AdBlue-tank werd verplaatst van de oostzijde van de mazout- en dieseltank naar de zuidzijde van de nieuwe gecombineerde tank;

-        ten zuiden van de uitrit werd een hoogspanningscabine geplaatst;

-        de omgevingsaanleg werd gewijzigd uitgevoerd naar aanleiding van deze veranderingen;

-        er zijn publiciteitsinrichtingen voorzien met bedrijfsnaam en -logo en prijsaanduidingen en dit in de vorm van een vrijstaand bord op een paal langs de Noorderlaan, borden tegen de luifel en 7 vlaggenmasten langs de Noorderlaan en de noordelijke zijdelingse terreingrens.

 

Volgende werken werden niet uitgevoerd:

-          de bovengrondse LNG-tank met een inhoud van 180 m³, met bijhorend technisch lokaal;

-          het controlelokaal voor de bunkerinstallatie ter hoogte van bolder 13;

-          de tankplaats voor CNG en oplaadpunten ten zuidwesten van de uitrit;

-          de parkeerplaatsen ten zuidoosten van deze tankplaats en oplaadpunten;

-          de weegbrug ten zuidwesten van de tankplaats voor CNG en oplaadpunten.

 

De wijzigingen ten opzichte van de vergunde aanvraag storen niet in deze industriële

omgeving.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

G&V servicestations baat aan de Noorderlaan een tankstation uit voor de bevoorrading met diesel, gasolie, LNG en CNG. Er werd reeds een vergunning verleend voor het tankstation. Met onderhavige aanvraag wordt in hoofdzaak een verandering gevraagd voor wat de opslag van LNG en CNG betreft, in functie van de bevoorrading van binnenschepen, personenwagens, bestelwagens en vrachtwagens. De opslag van diesel en gasolie blijft qua hoeveelheid identiek aan de vergunde hoeveelheid, maar de ligging op het terrein is verschillend ten opzichte van de vergunde situatie. Het tankstation is al operationeel voor wat de bevoorrading met diesel en gasolie betreft.

 

De vergunde situatie omvat:

- 1 bovengrondse opslagtank van 100 m³ voor diesel;

- 1 bovengrondse opslagtank voor 20 m³ voor gasolie;

- 1 opslagtank van 180 m³ LNG;

- 1 opslagtank van 45 m³ LNG;

- 1 bufferopslag van 3.600 liter CNG;

- 1 bufferopslag van 2.000 liter voor boil off gas CNG;

- 2 verdeelzuilen voor CNG met elk 2 verdeelslangen;

- 2 verdeelzuilen voor LNG met elk 1 verdeelslang voor LNG.

 

De beoogde situatie bestaat uit:

- 1 gecompartimenteerde opslagtank van 120 m³ met 1 compartiment van 100 m³ diesel en 1 compartiment van 20 m³ voor gasolie;

- 1 opslagtank van 80 m³ LNG;

- 1 bufferopslag van 4.800 liter CNG;

- 1 verdeelzuil voor CNG met 2 verdeelslangen voor CNG;

- 2 verdeelzuilen voor LNG met elk 2 verdeelslangen voor LNG.

- 1 opslagtank voor stikstof van 7 m³ (LIN tank).

 

Gecomprimeerd gasvormig aardgas (CNG) wordt niet onttrokken uit het openbaar aardgasleidingnet, maar wordt op het station aangemaakt door het op druk brengen en het vergassen van het aanwezige vloeibare aardgas (LNG).

 

Er wordt een transformator met een individueel nominaal vermogen van 160 kVA voorzien. De transformator maakt gebruik van olie als koelvloeistof. Teneinde mogelijke emissies naar de bodem te voorkomen is de transformator opgesteld in een afzonderlijk hiervoor voorziene dichte constructie waardoor wordt voorzien in een opvangmogelijkheid voor eventuele olielekken.

 

Voor de lozing van bedrijfsafvalwater vraagt men een uitbreiding van het vergunde debiet van 1,21 m³/uur tot een totaal van 3,5 m³/uur. De zones waar verontreiniging kan ontstaan zoals de tankpiste en laad- en losplaats, zijn voorzien van een vloeistofdichte ondergrond. Het hemelwater wat hierop terecht komt, wordt afgeleid naar een verzamelput en vervolgens gezuiverd in een KWS-afscheider alvorens het geloosd wordt.

Er wordt opgemerkt dat het water geloosd wordt in oppervlaktewater en de KWS-afscheider dus moet voorzien zijn van een coalescentiefilter.

 

Het betreft een onbemand tankstation. Er is enkel personeel aanwezig tijdens losoperaties van LNG en tijdens het bunkeren van schepen. Het tankstation is niet toegankelijk voor het grote publiek, enkel kaarthouders kunnen gebruik maken van het tankstation. De aanvoer van LNG naar het station gebeurt uitsluitend via tankwagens. Voor de bevoorrading van vrachtwagens met LNG als brandstof wordt een omzet van maximaal 4.000 ton/jaar geschat, voor de bevoorrading van vracht-, bestel- en personenwagens met CNG als brandstof wordt een omzet van maximaal 500 ton/jaar ingeschat, voor het bevoorraden van binnenvaartschepen met LNG als brandstof een omzet van maximaal 200 ton/jaar.

 

Het aanvraagdossier bevat een veiligheidsstudie waarin het extern mensrisico dat uitgaat van de nieuwe installaties berekend werd middels een kwantitatieve risicoanalyse en getoetst werd aan de risicocriteria die in Vlaanderen worden gehanteerd voor Seveso-inrichtingen. Er werd in de studie eveneens aandacht besteed aan het optreden van potentiële domino-effecten tussen de nieuwe vaste LNG/LCNG-installaties op het station en andere nabijgelegen installaties of activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen of buiten het betreffende vulstation. Het extern mensrisico dat uitgaat van de bestaande opslag- en verdeelinstallaties voor diesel, AdBlue en gasolie extra worden niet beschouwd in deze veiligheidsstudie omdat het risico dat uitgaat van deze producten verwaarloosbaar is.

 

In de veiligheidsstudie wordt geconcludeerd dat het plaatsgebonden mensrisico ter hoogte van de concessiegrens lager is dan 10-5/jaar. Het plaatsgebonden mensrisico ter hoogte van gebieden met woonfunctie en gebieden met kwetsbare locaties is lager dan respectievelijk 10-6/jaar en 10-7/jaar. Het groepsrisico is eveneens aanvaardbaar.

 

Aangezien de installaties met gevaarlijke stoffen op het geplande vulstation alle op meer dan 20 meter van de truck-to-ship bunkerlocatie en ship-to-ship bunkerlocatie zijn gesitueerd, wordt de kans op optreden van een domino-effect op het vulstation tot een aanvaardbaar niveau beperkt. De onderlinge scheidingsafstanden tussen de geplande LNG/LCNG-installaties onderling en tussen de LNG/LCNG-installaties enerzijds en de bestaande gasolie- en dieselinstallaties anderzijds zijn voldoende om de kans op het optreden van domino-effecten op het station tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

 

De kans op falen van de LNG-opslagtank of -tankwagen op het vulstation als gevolg van een fakkelbrand of gaswolkexplosie na falen van de naburige ethyleenleiding is echter niet verwaarloosbaar. Bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden tussen de Noorderlaan en de Moerstraat ter hoogte van het vulstation dient daarom de nodige aandacht besteed te worden aan de aanwezigheid van de ondergrondse ethyleenleiding. Verder wordt in de veiligheidsstudie ook voorgesteld om voldoende betonnen schampkanten (jerseys) of andere aanrijbeveiligingen te voorzien rond de geplande LNG/LCNG-installaties om deze te beschermen tegen een mogelijke aanrijding.

Het is aangewezen om deze aanbevelingen op te leggen als bijzondere voorwaarde.

 

De exploitant vraagt een bijstelling van artikel 4.2.5.1.1, §1 van titel II van het VLAREM dat stelt dat er een meetgoot geïnstalleerd moet worden bij lozingsdebieten van meer dan 2 m³/uur. Men is momenteel vergund voor de lozing van bedrijfsafvalwater met een debiet van 1,21 m³/uur.

Gelet op de nieuwe berekeningswijze voor het afstromingsdebiet van de VMM, waarbij rekening wordt gehouden met piekdebieten (composietbuit), bedraagt het aangevraagde lozingsdebiet meer dan 2 m³/uur. Meestal blijft het debiet echter vrij beperkt. De gevraagde bijstelling kan verleend worden.

 

Men vraagt tevens een bijstelling van artikelen 5.16.8.4, §6, 5°c) en 5.16.8.6, §7 van titel II van het VLAREM die stellen dat het CNG-vulpistool automatisch afgelaten wordt naar een aflaatreservoir om het bij een volgende tankbeurt te recupereren en dat het gas automatisch wordt afgelaten naar het aflaatreservoir als de elektrische voeding uitvalt. De CNG-verdeelzuilen zijn uitgerust met twee verdeelslangen waarvan één voor personenwagens en één verdeelslang voor vrachtwagens. Er is geen klassieke compressor aanwezig om het restgas af te laten naar een aflaatreservoir. In de voorgaande vergunningsaanvragen werd opgenomen dat het CNG dat kan vrijkomen bij het loskoppelen van het vulpistool opgevangen wordt in het boil off gas management systeem van de LNG installatie. In praktijk blijkt dat de compressor die hiervoor gebruikt wordt een te hoge druk heeft en hiervoor niet geschikt is. Volgens het aanvraagdossier is de verdeelzuil voorzien van een noodstop en de slangen zijn uitgerust met een breekkoppeling. Verder is de aanzuigleiding van de cryogene verdringingspomp voorzien van een op afstand bedienbare noodafsluiter waarmee de LNG-toevoer kan worden afgesloten in geval van een calamiteit tijdens de CNG-verdeling.

Indien het vulpistool niet aangesloten wordt op een aflaatreservoir zal er na elke tankbeurt, bij het drukloos stellen van de koppeling, een (kleine) hoeveelheid aardgas ontsnappen via de afblaasleiding en zo in de atmosfeer terecht komen. In het aanvraagdossier wordt gesteld dat het 2 à 3 gram CNG per tankbeurt betreft. De impact hiervan kan als verwaarloosbaar beschouwd worden. In vergelijkbare dossiers in Vlaanderen werd de gevraagde bijstelling op de verplichting om te werken met een aflaatreservoir reeds toegestaan. De gevraagde bijstelling kan verleend worden.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Waterlink.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

+2,29 m³/uur

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

160 kVA

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

-133.200 liter

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton.

verplaatsing

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de aanbevelingen uit de veiligheidsstudie betreffende de aanrijbeveiligingen rond de geplande LNG/LCNG-installaties en de nodige aandacht voor de ethyleenleiding tijdens graafwerken dienen gevolgd te worden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

20 januari 2020

Start openbaar onderzoek

28 januari 2020

Einde openbaar onderzoek

26 februari 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

10 maart 2020

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

28 januari 2020

26 februari 2020

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Waterlink.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de aanbevelingen uit de veiligheidsstudie betreffende de aanrijbeveiligingen rond de geplande LNG/LCNG-installaties en de nodige aandacht voor de ethyleenleiding tijdens graafwerken dienen gevolgd te worden.

 

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst

Taak
SW/V Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.