Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019138279 |
Gegevens van de aanvrager: |
de heer Jan Broeckx met als adres Boomsesteenweg 5 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) en VZW KINDEROPVANG HET LIEVERDJE met als adres Boomsesteenweg 5 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Ligging van het project: |
Sint-Bartholomeusstraat 134-136 te 2170 Merksem (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 40sectie C nr. 294R19 |
Vergunningsplichten: |
stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: |
realiseren van een nieuwbouwvolume met kinderdagverblijf en twaalf wooneenheden |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 26/10/1976: vergunning (103#2346) voor gevelveranderingswerken industrie;
- 06/02/1988: vergunning (1974#2909) voor de hernieuwbouw van een werkplaats (metaal);
- 09/09/1993: vergunning (1974#531) voor het verbouwen van een magazijn tot conciërgewoning.
Vergunde/vergund geachte toestand
- werkplaats/magazijn in gesloten bebouwing met twee bouwlagen onder plat dak en een kroonlijsthoogte van ca. 9,00 m (straatzijde);
- achterliggende conciërgewoning met vijf bouwlagen en een bouwhoogte van ca. 17,50 m;
- het volledige perceel werd dicht gebouwd met uitzondering van twee tuinzones (totale oppervlakte open ruimte ca. 410,00 m²).
Huidige toestand
- niet relevant gezien de aanvraag handelt over de sloop van het magazijn en de grondige verbouwing van de achterliggende conciërgewoning.
Gewenste toestand
- benedenverdieping en voormalige conciërgewoning ingericht als dienstverlening (kinderdagverblijf);
- bovenliggende verdiepingen (straatzijde) voorzien van 12 wooneenheden;
- pand in gesloten bebouwing met vier bouwlagen onder plat dak;
- ondergrondse bouwlaag ingericht als parking en ruimte voor technieken;
- kroonlijsthoogte (straatzijde) van ca. 12,90 m;
- het volledige perceel dicht gebouwd met uitzondering van twee tuinzones (totale oppervlakte open ruimte ca. 360,00 m²);
- met betrekking tot de netto vloeroppervlakte van de nieuwe zelfstandige woningen zijn volgende gegevens beschikbaar:
- gevelafwerking:
Inhoud van de aanvraag
- (deels) slopen van een magazijn en bijbehorende conciërgewoning;
- realiseren van een nieuwbouwvolume:
- doorvoeren van constructieve werken in het niet gesloopte deel van de conciërgewoning:
- vellen van bomen.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
AQUAFIN NV |
27 november 2019 |
14 januari 2020 |
Voorwaardelijk gunstig |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
27 november 2019 |
18 december 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Departement Omgeving - seveso |
27 november 2019 |
10 januari 2020 |
Gunstig |
Fluvius System Operator |
27 november 2019 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID veiligheidscommissie |
27 november 2019 |
3 december 2019 |
Gunstig |
PROXIMUS |
27 november 2019 |
28 november 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam |
27 november 2019 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
ondernemen en stadsmarketing/ business en innovatie |
27 november 2019 |
3 december 2019 |
stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen |
27 november 2019 |
9 december 2019 |
stadsontwikkeling/ energie en milieu Antwerpen/ luchtkwaliteit en geluid |
27 november 2019 |
23 december 2019 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit |
27 november 2019 |
19 december 2019 |
stadsontwikkeling/ team stadsbouwmeester - welstandscommissie |
27 november 2019 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
stadsontwikkeling/ vergunningen/ dienst milieuvergunningen |
27 november 2019 |
11 december 2019 |
talentontwikkeling en vrijetijdsbeleving/ jeugd/ regie kinderopvang |
27 november 2019 |
28 november 2019 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied in de stedelijke agglomeratie van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Kleine Ring en respectievelijk de reservatiestrook voor de aanleg van lijninfrastructuur (de A102) tussen Merksem en Wommelgem, de R11 tussen Wommelgem en Mortsel, de oostelijke grens van Mortsel en Hove en de reservatiestrook voor pijpleidingen tussen Hove/Kontich en Hemiksem.
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
In dit gebied wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:
- de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;
- de eigen aard van het betrokken gebied;
- de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgende punten:
Er worden 2 parkeerplaatsen aangeboden achter elkaar, waardoor de achterste niet bruikbaar is.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen.
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen wordt betrokken bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Toegankelijkheid
De aanvraag wijkt af op verschillende artikels van de verordening toegankelijkheid, maar gezien het belang daarvan bij dergelijke functie zullen deze afwijkingen worden geremedieerd met voorwaarden.
De aanvraag wijkt af van artikel 20. De trap naar leefgroep 5 (voormalige conciërgewoning) beschikt niet over een gelijkvormige op- en aantrede. Het voorzien van gelijkvormige op- en aantrede wordt opgenomen in de voorwaarden.
De aanvraag wijkt af van artikel 22. Alle deuren welke uitgeven op publiek toegankelijke delen moeten na afwerking een vrije doorgang van 90 cm garanderen. Bij dubbele deuren dient het eerst opendraaiende deurblad deze doorgang te verzekeren. Dit wordt opgenomen in de voorwaarden.
De aanvraag wijkt af van artikel 24. Het is onduidelijk hoe diep de toegangsdeuren tot de appartementen in de muur komen te liggen. Deze afstand mag echter maximaal 20 cm bedragen. Indien deze toch dieper voorzien wordt raakt de draaicirkel het deurblad niet meer. De diepte van de toegangsdeuren tot de appartementen in de muur worden opgenomen in de voorwaarden.
De aanvraag wijkt af van artikel 25. De toegang tot slaapruimte 1 (leefgroep 4) beschikt niet over vrije en vlakke wand- en vloerbreedte van minstens 45 cm (50 na afwerking) naast de krukzijde van de deur. De breedte van minstens 45 cm wordt opgenomen in de voorwaarden.
De aanvraag wijkt af van artikel 27. Er worden 2 aangepaste parkeerplaatsen aangeboden achter elkaar, waardoor de achterste niet bruikbaar is. De achterste plaats is afhankelijk van de voorste plaats. Om de achterste plaats te bereiken of te verlaten, moet de auto op de voorste plaats zich verplaatsen. Dit is naar toegankelijkheid niet werkbaar en dus niet aanvaardbaar.
Aangezien autostalplaatsen 9 en 10 zich naast een doorgang bevinden, kan deze doorgang deels gebruikt worden als manoeuvreerruimte/ uitstapruimte zodat er twee aangepaste plaatsen worden aangeboden. Dit wordt opgenomen in de voorwaarden.
Functionele inpasbaarheid
Voorliggende aanvraag omvat de afbraak van een magazijn/werkplaats met kantoren en de nieuwbouw van een kinderdagverblijf en een meergezinswoning (12 wooneenheden). De aanvraag omvat een functiewijziging. De aanvraag is in harmonie met de kenmerkende woonfuncties in de Sint- Bartholomeusstraat.
Wat betreft het kinderdagverblijf is de aanvraag voor advies opgestuurd naar ondernemen en stadsmarketing / business en innovatie. De dienst adviseert voorwaardelijk gunstig met volgende beoordeling:
“Het project voorziet in de afbraak van een bestaand gebouw en de nieuwbouw van een grote kinderkribbe en bovenliggende woningen.
De woningen kijken uit op industriegebied Dokske Merksem wat niet direct zal verdwijnen.
De kinderkribbe is gelegen in een binnengebied met een toegang langsheen de Sint Bartholomeusstraat. Er is geen stopplaats voorzien waar de kinderen afgezet kunnen worden. Aan de hoek Oostkaai / Sint Bartholomeusstraat zijn enkele parkeerplaatsen maar het is niet aangewezen om hier de stopplaats te voorzien: in de eerste plaats omdat men dan een drukke straat moet oversteken, ten tweede omdat je dan autoverkeer door het industriegebied stuurt dat er niet moet zijn en ten derde rijdt langs hier ook het zwaar verkeer weg.
Dit is dus een verkeerssituatie dat zeker te vermijden is. Er wordt dus best een andere oplossing gezocht voor het afhalen en -zetten van de kinderen.
Voor de rest is er geen bezwaar voor het dossier.”
Het aspect betreffende de verkeersveiligheid voor het afzetten en ophalen wordt verder behandeld onder het hiernavolgende punt ‘mobiliteitsimpact’.
Mobiliteitsimpact
Parkeerbehoefte
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen het beoordelingskader voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 21 parkeerplaatsen.
Woningen: 11 appartementen tussen 60 m² en 90 m² met parkeernorm 1,2: 11 x 1,2 = 13,2 1 appartement > 90 m² met parkeernorm 1,35: 1 x 1,35 = 1,35 De parkeerbehoefte voor de woningen bedraagt 14,55
Kinderdagverblijf: Het kinderdagverblijf is +/- 1.100 m² groot. De parkeernorm hiervoor bedraagt 0,6 plaatsen/100 m². De parkeerbehoefte voor deze functie bedraagt 6,6 plaatsen.
De totale parkeerbehoefte is 21,15 = 21.
|
De plannen voorzien in 17 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 17.
In een aantal gevallen genereert de aanvraag een werkelijke parkeerbehoefte, maar kunnen de plaatsen om volgende redenen niet volledig gerealiseerd worden: De grootte van het perceel laat het bouwen van het aantal plaatsen niet toe.
Voor de 4 ontbrekende parkeerplaatsen is een tweede ondergrondse bouwlaag in de parking niet te verantwoorden. In deze ondergrondse parking worden voor de woningen immers voldoende autostalplaatsen voorzien en voor het kinderdagverblijf worden hier 2 autostalplaatsen voorzien. Deze worden ter beschikking gesteld voor het personeel.
De 4 ontbrekende autostalplaatsen zouden dan voornamelijk dienen om de kinderen aan de kribbe af te zetten en op te halen, maar het is geen oplossing om deze permanent en ondergronds voor deze momenten te voorzien.
|
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 4.
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 21 – 17 = 4. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 4 plaatsen.
|
Ontsluiting/bereikbaarheid
De site wordt ontsloten via de Sint-Bartholomeusstraat.
Fietsvoorzieningen
De fietsparkeerbehoefte wordt berekend voor de woningen en kinderdagverblijf.
Het project bestaat uit 12 woningen: 4 units met 1 slaapkamer, 7 units met 2 slaapkamers en 1 unit met 3 slaapkamers. De fietsparkeerbehoefte wordt als volgt berekend: 4 x (1+1) + 7 x (2+1) + 1 x (3+1) = 33.
Voor de bewoners worden 34 fietsenstallingen voorzien. Voor de personeelsleden worden er 11 stallingen voorzien. Dit brengt het totaal aantal voorziene fietsenstallingen op 45.
De aanvraag voorziet deze 45 fietsenstallingen (zowel voor de bewoners als de personeelsleden) in de kelder. De fietsenberging is bereikbaar op twee manieren:.
De eerste mogelijkheid is via een helling, gedeeld met auto’s, naar de ondergrondse parking. In de ondergrondse parking moet de fietser eerst een lichte helling opgaan en 2 deuren door openen. Deze deuren staan haaks op elkaar waardoor dit niet comfortabel kan gebeuren. Dit is niet aanvaardbaar. Naar comfort toe, moet de tweede deur worden verwijderd. Dit wordt meegenomen in de voorwaarden.
De tweede wijze is via een gemeenschappelijke lift met de bovenliggende appartementen. Vanuit de lift is er maar 1 deur te openen wat vlot kan gebeuren. Dit is dus aanvaardbaar.
Laden en lossen (afzetten en ophalen)
Om de kinderen af te zetten en op te halen, heeft de aanvrager aan de stad Antwerpen gevraagd om plaats op het openbaar domein te voorzien in de vorm van een laad- en loszone (kiss & ride) zone. Een laad- en loszone wordt enkel ingericht voor meerdere handelszaken waar effectief geladen of gelost moet worden. Het ophalen en afzetten van kinderen valt hier niet onder. Zones voor kort parkeren als een kiss & ride worden niet toegepast omdat het nagenoeg onmogelijk is hierop te handhaven.
Volgens de dienst ondernemen en stadsmarketing / business en innovatie is de voorgestelde zone slecht gelegen. Om hier te geraken, moet het personenverkeer door een industriegebied waar zwaar verkeer aanwezig is.
Vanuit mobiliteit wenst men echter bezoekers te ontraden om met de auto naar het kinderdagverblijf te komen. Bovendien zijn deze nieuwe kinderdagverblijven gericht op tekorten van buurten. Kinderregie bevestigt de nood aan kribbes in deze buurt. Daarom is een ‘afhaalzone’ hier niet gewenst.
Voor de ouders die hun kinderen toch met de wagen afzetten, is een alternatief gezocht om hen op een veilige wijze af te zetten en op te halen. Aan de overzijde van de Sint-Bartholomeusstraat, vanaf huisnummer 145 tot aan de hoek met de Deurnsebaan zijn een 14-tal parkeerplaatsen gelegen. Ook ter hoogte van de Oostkaai zijn er langs beide zijden parkeerplaatsen (14) beschikbaar. De dienst mobiliteit bevestigt dat deze parkeermogelijkheid (voor het afzetten en ophalen van de kinderen) op korte wandelafstand bestaat.
Vanuit verkeersveiligheid oordeelt de verkeerspolitie dat oversteekbewegingen tussen de parking en het kinderdagverblijf normaal veilig kunnen verlopen. De aanvraag is gelegen in een smalle straat, in een zone 30. Uiteraard is het van belang dat ouders (zoals steeds) goed opletten bij het oversteken. Eventueel kan hier vanuit het kinderdagverblijf extra over geïnformeerd worden. Bij deze informatie kan het zinvol zijn te benadrukken dat er een rammelstrook aanwezig is. Dit lijkt mogelijks op een voetpad, maar is aangelegd om vrachtwagens de mogelijkheid te geven hun bocht te nemen. Vanuit veiligheidsoogpunt is het zeker niet aan te raden aan de ouders om hierop halt te houden.
Schaal - ruimtegebruik – bouwdichtheid
De aanvraag is niet in overeenstemming met de harmonieregels (artikels 6 en 10) van de bouwcode. Er wordt voorgesteld om hiervan af te wijken om volgende redenen:
De aanvraag maakt deel uit van een aaneengesloten bebouwing, bestaande uit 2 à 3 bouwlagen met ofwel een plat dak of zadeldak. De voorgestelde bouwhoogte en bouwdiepte overschrijden deze van de omgeving. De linker aanpalende bestaat uit 2 bouwlagen met een plat dak. De rechter aanpalende bestaat uit 3 bouwlagen met een plat dak. De bouwdiepte van beide panden is ca. 16 m waardoor de bouwdiepte (ca. 15 m) van het volume vooraan aanvaardbaar is.
De aanvraag ligt met de voorzijde aan de kop van een dok, een open watervlakte. Aan de ene zijde van dit dok bevindt zich de hoogbouw van de industrie. Aan de andere zijde variëren de functies en de hoogte. De open ruimte en de aanwezige bebouwing laten toe om hier een façade / wand naar het dok te vormen waardoor 4 bouwlagen stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
Het kinderdagverblijf wordt op dezelfde footprint gebouwd als het bestaande magazijn. Het vroegere magazijn en de conciërgewoning in het volume achteraan op perceel worden mee opgenomen in het kinderdagverblijf. Tevens wijzigt de bouwhoogte van dit volume van 5 naar 3 bouwlagen. Hierdoor is het volume minder aanwezig in het binnengebied en wordt er meer licht en lucht naar de aangrenzende bebouwing aangeboden. Dit is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
Hierdoor richt de aanvraag zich naar de gewenste ontwikkelingen in de omgeving van het dok.
Visueel-vormelijke elementen
De aanvraag maakt deel uit van een aaneengesloten bebouwing, voornamelijk gekenmerkt met voorgevels in gevelbakstenen. De gelijkvloerse verdieping wordt transparant uitgewerkt met accenten in grijs beton, waardoor de functie van het kinderdagverblijf duidelijk leesbaar is. Verdiepingen 1 en 2 worden uitgevoerd in een genuanceerde grijsbruine baksteen.
De derde verdieping wordt uitgewerkt als een daklaag en afgewerkt met antraciet vezelcementplaten. Echter is dit niet kenmerkend in de omgeving.
Voor de uitwerking van de voorgevel van de aanvraag is er advies gevraagd aan de welstandcommissie. Deze adviseert voorwaardelijk gunstig met volgende beoordeling:
“Het project betreft een ingediende omgevingsvergunningsaanvraag voor een nieuwbouw appartementsgebouw met kinderdagverblijf op het gelijkvloers gelegen in de Sint-Bartholomeusstraat.
Het volume bestaat uit 3 lagen en een daklaag, die in het gevelvlak ligt.
De plint krijgt een transparante uitwerking.
De welstandscommissie vraagt om de daklaag meer af te stemmen op de onderbouw en in het geheel royalere en evenwichtig geproportioneerde raamopeningen in een gelijkmatig ritme te voorzien (zoals nu in achtergevel deels al aanwezig), met een beperktere hoeveelheid aan raam- en penantafmetingen. Als materiaal voor de daklaag dient gekozen te worden voor metselwerk (ifv. leesbaarheid van een 4-laags gebouw met stedelijke plint), waarbij een duidelijke kroonlijst wordt voorzien.
Conclusie:
- Geveluitwerking: royale raamopeningen voorzien, evenwichtig op elkaar afgestemd;
- Daklaag: meer in relatie tot onderbouw, in metselwerk voorzien ipv plaatmateriaal.
BESLUIT:
GUNSTIG, mits voorwaarden.”
De voorwaarden geformuleerd in dit advies zullen als voorwaarden bij de stedenbouwkundige vergunning worden opgelegd.
Het nieuwe volume van het kinderdagverblijf bestaat uit één volledige glazen wand opgetrokken met antracietkleurige aluminium panelen. De voormalige conciërgewoning wordt afgewerkt met witte bepleistering. Gelet op het feit dat deze delen niet zichtbaar zijn vanop het openbaar domein en de materialen in overeenstemming zijn met de stedelijke context, kan deze gevelafwerking aanvaard worden.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De aanvraag wijkt af van artikel 24 van de bouwcode. Leefgroep 2 en 3 en het onthaal beschikken niet over een rechtstreekse toetreding van daglicht en zicht. Tevens beschikken de slaapruimte in leefgroep 1 (zijde lift), de slaapruimten in leefgroep 2, en slaapruimte 2 in leefgroep 4 niet over een rechtstreekse toetreding van daglicht, zicht en lucht.
Licht en lucht worden gezien als basiskwaliteiten voor elke ruimte waar mensen langer verblijven. Voldoende daglichttoetreding, gecombineerd met uitzicht en voldoende ventilatie van de woning met verse lucht zijn basisvoorwaarden voor de gezondheid van de bewoners en voor een minimum verblijfskwaliteit. Bij de lichttoetreding is niet alleen daglichttoetreding belangrijk, maar ook het zicht naar buiten.
De aanvraag is zo opgevat dat een centrale as / hal alle functies / leefgroepen met elkaar verbindt en bereikbaar zijn. De centrale hal ontvangt daglicht via de raamopeningen aan de binnentuin. Tussen de hal, de leefgroepen en het onthaal wordt een glazen wand gecreëerd. Hierdoor ontvangen leefgroepen 2 en 3 en het onthaal voldoende indirect licht en hebben zij voldoende zicht naar buiten. Tevens wordt de hal in volume lager uitgevoerd dan de leefgroepen zodat boven de hal een bandraam ontstaat waarlangs nog extra licht de leefruimten binnenvalt.
De andere ruimten betreffen slaapruimten waar kinderen slapen en licht als hinderlijk kan worden beschouwd. Tevens worden alle ruimtes van het kinderdagverblijf voorzien van mechanische ventilatie (geen airco) waardoor deze slaapruimten ook verlucht worden.
Met deze argumentatie kan er van deze voorschriften van de bouwcode afgeweken worden.
De aanvraag wijkt af van artikel 34 van de bouwcode. Om brandoverslag te voorkomen dient conform dit artikel een opstand van 30 cm te worden voorzien. De scheidingsmuur wordt niet overal voorzien van deze minimale opstand. Een andere mogelijkheid is omwille van de brandveiligheid het dak te bekleden met niet brandbaar materiaal. Dit wordt opgenomen in de voorwaarden.
Om een mix op vlak van stedenbouwkundige, maatschappelijke en woonkwaliteitseisen te garanderen is het noodzakelijk de juiste verhoudingen te zoeken tussen verschillende woningtypes enerzijds en de juiste oppervlakteverhoudingen tussen de functies binnen deze woningen anderzijds. Om de kwaliteit van een appartementsblok te garanderen dient er een mix van verschillende slaapkamerappartementen te zijn. 4 een-slaapkamerappartementen, 7 twee-slaapkamerappartementen en 1 drie-slaapkamerappartement vormen geen aanvaardbare mix.
Een mogelijke oplossing is om appartementen 3.3 en 3.4, beide een een-slaapkamerappartement op de derde verdieping, samen te voegen en om te vormen tot een volwaardig drie-slaapkamerappartement. Zo ontstaat wel een aanvaardbare mix van 2 een-slaapkamerappartementen, 7 twee-slaapkamerappartementen en 2 drie-slaapkamerappartementen.
Om het ruimtecomfort van een woning te bewaken, is het belangrijk dat het aantal slaapkamers in verhouding staat met het aantal beschikbare vierkante meters leefruimte per bewoner. Dit is niet het geval in het voorliggend project, waardoor de woongelegenheden in principe onvoldoende wooncomfort bieden.
De oppervlakte van de circulatie, berging en slaapgedeelte is in de meeste wooneenheden groter dan de oppervlakte van het leefgedeelte. Hierdoor ontstaat een wanverhouding in slaap- en leefgedeelte wat niet als innovatieve planschikking kan worden beschouwd. Tevens vormen 3 wooneenheden (1.4 , 2.4 en 3.4) door hun plaats in de aanvraag een onaangename lange smalle koker van ca. 15 m diep en 4 m breed. Echter zijn quasi alle ruimten van quasi alle wooneenheden in overeenstemming met de VMSW-normen, waardoor het minimale wooncomfort op deze manier wordt bekomen.
Zoals hierboven is aangehaald, is een mogelijke oplossing om appartementen 3.3 en 3.4 samen te voegen en om te vormen tot een volwaardig drie-slaapkamerappartement, waardoor het minimale wooncomfort van beide appartementen wordt verdeeld over 1 volwaardig groot appartement. Dit wordt meegenomen naar de voorwaarden.
De aanvraag is voor advies opgestuurd naar de bedrijfseenheid stadsontwikkeling / energie en milieu Antwerpen / luchtkwaliteit en geluid. De dienst adviseert voorwaardelijk gunstig met volgende beoordeling:
“De locatie is aan de straatzijde onderhevig aan concentraties NO2 van meer dan 40 µg/m³. Er is een verkeersluwe zijde aanwezig met NO2 concentraties van 21-30 µg/m³. Om de blootstelling aan luchtverontreiniging te beperken, moet zoveel mogelijk worden vermeden dat er langs de straatzijde lucht kan instromen in het gebouw of de binnentuin. Bij toepassing van het beoordelingskader wordt bij deze concentraties gunstig mits voorwaarden geadviseerd voor het aspect luchtkwaliteit.
Voorwaarden:
- Verse luchtname voor de ventilatie gebeurt niet langs de straatzijde.
- De binnentuin is niet met een open gang verbonden met de straat.
Langs de straatkant is de locatie onderhevig aan omgevingslawaai (Lden) van 60-69 dB(A). De oriëntatie van de ruimten ten opzichte van de straat, de aanwezigheid van een verkeersluwe zijde en het feit dat langs de straatkant nieuw wordt gebouwd, maakt dat voldoende milderende maatregelen kunnen worden genomen om de blootstelling aan verkeerslawaai in het kinderdagverblijf te beperken. Bij toepassing van het beoordelingskader wordt in deze situatie gunstig mits voorwaarden geadviseerd voor het aspect geluidshinder.
Voorwaarde:
- De akoestische prestatie van de nieuwbouw wordt berekend in functie van een gevelbelasting van 69 dB(A) langs de straatzijde, waarbij wordt gestreefd naar een geluidsniveau van maximaal 35 dB(A) als gevolg van verkeersgeluid in de leef- en slaapruimtes van de kinderopvang. Voor de berekening wordt de Belgische norm NBN S01-400-1 ‘akoestische criteria voor woongebouwen’ gebruikt.”
Omdat deze voorwaarden al in een préadvies zijn meegegeven, is hieraan reeds gevolg gegeven in de vergunningsaanvraag. Minstens de laatste voorwaarde wordt best wel nog opgenomen omdat de gevelbelasting een inputwaarde is bij de berekening volgens de NBN.
De aanvraag is voor advies opgestuurd naar de bedrijfseenheid stadsontwikkeling / vergunningen / dienst milieuvergunningen. De dienst adviseert voorwaardelijk gunstig met volgende beoordeling:
“Op basis van de informatie in het aanvraagdossier wordt aangenomen dat er momenteel geen ingedeelde activiteiten of inrichtingen (IIOA’s) aanwezig zijn. Moest dit in de toekomst of tijdens de bouw veranderen, dient de exploitant zich in regel te stellen met de wetgeving.
Er wordt een ondergrondse parkeergarage voorzien. De aandacht van de initiatiefnemer wordt er best op gevestigd dat bemalingswerken, noodzakelijk voor de realisatie van bouwkundige werken, vergunningsplichtig zijn krachtens de Vlarem indelingslijst (rubriek 53.2). Deze omgevingsvergunning moet worden bekomen alvorens de werf kan worden gestart. Indien het gaat om een bemaling van meer dan 30.000 m³ op jaarbasis of een bemaling dieper dan 4m –mv moet de vergunningsaanvraag een bemalingsstudie bevatten. De inhoud van deze studie wordt bepaald door VMM (Richtlijnen bemalingen ter bescherming van het milieu 2019 - zie checklist 1 en 2).
De initiatiefnemer wordt gewezen op de verplichting volgens de bouwcode van de stad Antwerpen om een retourbemaling uit te voeren (artikel 42). Enkel als dit niet kan, om technische redenen of omdat de kwaliteit van het grondwater dit niet toelaat, kan lozing op de riool worden overwogen.
In dat geval moet bij lozing van >10 m³/u of een bemaling langer dan 6 maanden op de openbare riolering toelating van Aquafin verkregen worden.
De aandacht van de initiatiefnemer wordt er eveneens op gevestigd dat de opstart van de bemaling dient aangekondigd te worden bij aanvang. Deze aankondigingsplicht geldt ook voor die bemalingen waarvoor geen bemalingsstudie wordt gevraagd (dus als de bemaling lager is dan 30.000 m³ op jaarbasis en minder diep dan 4m –mv).
Voor toekomstige projecten wordt er aangeraden een bemaling tegelijk met de stedenbouwkundige handelingen aan te vragen zodat men niet voor ongewenste verrassingen komt te staan in verband met kosten, timing en dergelijke.”
De voorwaarden geformuleerd in dit advies zullen als voorwaarden bij de stedenbouwkundige vergunning worden opgelegd.
De aanvraag is voor advies opgestuurd naar het Departement Omgeving, afdeling Gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning en –projecten. De dienst adviseert gunstig met volgende beoordeling:
“De voorliggende stedenbouwkundige handeling beoogt de (gedeeltelijke) afbraak van bestaande gebouwen gelegen aan de Sint-Bartholomeusstraat 134-136 te Antwerpen, en het realiseren van een nieuwbouwvolume met kinderdagverblijf en twaalf wooneenheden (en ondergrondse parkeerruimte) op deze locatie.
De locatie van de stedenbouwkundige handeling ligt binnen de consultatiezone3 van twee bekende Seveso-in-richtingen, te weten:
- PPG Coatings, een lagedrempelinrichting, gelegen op ca. 835 m ten zuiden van de locatie4, op het grond-gebied van de stad Antwerpen (Deurne);
- Nippon Gases Belgium, een hogedrempelinrichting, gelegen op ruim 1.600 m ten oosten van de locatie, op het grondgebied van de gemeente Schoten.
Het Team Externe Veiligheid heeft voldoende kennis van de externe effecten en het externe mensrisicobeeld van deze Seveso-inrichtingen om te besluiten dat de geplande stedenbouwkundige handeling te verzoenen is met de aanwezigheid van deze Seveso-inrichtingen.”
De aanvraag is voor advies opgestuurd naar FOD Binnenlandse zaken Astrid- veiligheidscommissie. De dienst adviseert gunstig met volgende beoordeling:
“Gunstig.
Gezien de beperkte bezetting en beperkte oppervlakte van het gebouw valt dit buiten de criteria en dient er dus geen indoordekking voorzien te worden.”
De aanvraag is voor advies opgestuurd naar Aquafin. De dienst adviseert voorwaardelijk gunstig met volgende beoordeling:
“Het project kan worden aangesloten onder volgende voorwaarden:
De 2 DWA leidingen kunnen eventueel ter hoogte van de rooilijn samen genomen worden en samen met de RWA leiding via één huisaansluiting aansluiten op de gemengde leiding in de straat.
RWA en DWA moeten volledig gescheiden tot op de rooilijn worden gebracht. De vergunningsaanvrager dient een externe toezichtmogelijkheid op beide aansluitingen te voorzien.
- Gravitaire kelderaansluitingen zijn niet toegelaten. Indien er afvoerpunten van het gebouw (bijv. klokrooster) lager gelegen zijn dan het straatniveau t.h.v. de leiding dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient te worden geplaatst in de aankomende leidingen en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder.
- De aansluiting dient te gebeuren op een diepte van 80 cm onder het straatniveau. Afwijkingen hiervan kunnen eventueel toegelaten worden mits een gemotiveerde aanvraag.”
De voorwaarden geformuleerd in dit advies zullen als voorwaarden bij de stedenbouwkundige vergunning worden opgelegd.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. te voldoen aan verordening toegankelijkheid op volgende punten:
- de trap naar leefgroep 5 uitvoeren met gelijkvormige op- en aantrede, conform artikel 20;
- de vrije doorgang van 90 cm voorzien bij het eerst opendraaiende deurblad van de dubbele deuren, conform artikel 22;
- de diepte van de toegangsdeuren tot de appartementen in de muur beperken tot 20 cm, conform artikel 24;
- bij de toegang tot slaapruimte 1 (leefgroep 4) een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte van minstens 45 cm (50 na afwerking) naast de krukzijde van de deur voorzien, conform artikel 25;
- autostalplaats 9 en 10 (ter vervanging van plaats 16 en 17) aanbieden als aangepaste parkeerplaatsen, conform artikel 27. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_P_N_-01 ;
3. in de kelder, de deur tussen de gang en gemeenschappelijke fietsenberging te verwijderen. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_P_N_-01;
4. in de voorgevel royale raamopeningen te voorzien, evenwichtig op elkaar afgestemd. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_G_N_voorgevel straatzijde;
5. de daklaag in metselwerk te voorzien ipv. plaatmateriaal, meer in relatie tot onderbouw. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_G_N_voorgevel straatzijde;
6. alle platte daken bekleden met een materiaal dat valt onder brandreactie klasse BROOF (t1) of is opgenomen op de lijst in het ministerieel besluit van 21 november 2012 tot vaststelling van de lijst van dakbedekkingen die kunnen worden geacht aan de eisen ten aanzien van het prestatiecriterium « brandgedrag aan de buitenzijde » te voldoen (leien van leisteen of natuursteen, dakpannen van natuursteen, beton, terracotta, keramiek of staal, vlakke en geprofileerde platen of leien uit met vezels versterkt cement, geprofileerde of vlakke metalen platen, eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm enz.);
7. appartement 3.3 en 3.4 samenvoegen tot één volwaardig 3-slaapkamerappartement. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_P_N__03 ;
8. de akoestische prestatie van de nieuwbouw wordt berekend in functie van een gevelbelasting van 69 dB(A) langs de straatzijde, waarbij wordt gestreefd naar een geluidsniveau van maximaal 35 dB(A) als gevolg van verkeersgeluid in de leef- en slaapruimtes van de kinderopvang. Voor de berekening wordt de Belgische norm NBN S01-400-1 ‘akoestische criteria voor woongebouwen’ gebruikt;
9. de initiatiefnemer moet de opstart van de bemaling aankondigen bij aanvang. Deze aankondigingsplicht geldt ook voor die bemalingen waarvoor geen bemalingsstudie wordt gevraagd (dus als de bemaling lager is dan 30.000 m³ op jaarbasis en minder diep dan 4m –mv);
10. de 2 DWA leidingen kunnen eventueel ter hoogte van de rooilijn samen genomen worden en samen met de RWA leiding via één huisaansluiting aansluiten op de gemengde leiding in de straat;
11. RWA en DWA moeten volledig gescheiden tot op de rooilijn worden gebracht. De vergunningsaanvrager dient een externe toezichtmogelijkheid op beide aansluitingen te voorzien;
12. gravitaire kelderaansluitingen zijn niet toegelaten. Indien er afvoerpunten van het gebouw (bijv. klokrooster) lager gelegen zijn dan het straatniveau t.h.v. de leiding dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient te worden geplaatst in de aankomende leidingen en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;
13. de aansluiting dient te gebeuren op een diepte van 80 cm onder het straatniveau. Afwijkingen hiervan kunnen eventueel toegelaten worden mits een gemotiveerde aanvraag;
14. na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
6 november 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
27 november 2019 |
Start openbaar onderzoek |
5 december 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
3 januari 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
11 maart 2020 |
Verslag GOA |
12 februari 2020 |
naam GOA |
Katrine Leemans |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
5 december 2019 |
3 januari 2020 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
De algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. te voldoen aan verordening toegankelijkheid op volgende punten:
- de trap naar leefgroep 5 uitvoeren met gelijkvormige op- en aantrede, conform artikel 20;
- de vrije doorgang van 90 cm voorzien bij het eerst opendraaiende deurblad van de dubbele deuren, conform artikel 22;
- de diepte van de toegangsdeuren tot de appartementen in de muur beperken tot 20 cm, conform artikel 24;
- bij de toegang tot slaapruimte 1 (leefgroep 4) een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte van minstens 45 cm (50 na afwerking) naast de krukzijde van de deur voorzien, conform artikel 25;
- autostalplaats 9 en 10 (ter vervanging van plaats 16 en 17) aanbieden als aangepaste parkeerplaatsen, conform artikel 27. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_P_N_-01 ;
3. in de kelder, de deur tussen de gang en gemeenschappelijke fietsenberging te verwijderen. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_P_N_-01;
4. in de voorgevel royale raamopeningen te voorzien, evenwichtig op elkaar afgestemd. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_G_N_voorgevel straatzijde;
5. de daklaag in metselwerk te voorzien ipv. plaatmateriaal, meer in relatie tot onderbouw. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_G_N_voorgevel straatzijde;
6. alle platte daken bekleden met een materiaal dat valt onder brandreactie klasse BROOF (t1) of is opgenomen op de lijst in het ministerieel besluit van 21 november 2012 tot vaststelling van de lijst van dakbedekkingen die kunnen worden geacht aan de eisen ten aanzien van het prestatiecriterium « brandgedrag aan de buitenzijde » te voldoen (leien van leisteen of natuursteen, dakpannen van natuursteen, beton, terracotta, keramiek of staal, vlakke en geprofileerde platen of leien uit met vezels versterkt cement, geprofileerde of vlakke metalen platen, eindlaag van los aangebracht grind met een dikte van ten minste 50 mm enz.);
7. appartement 3.3 en 3.4 samenvoegen tot één volwaardig 3-slaapkamerappartement. Dit wordt in rood aangeduid op plan: BA_kinderopvang en meergezinswoning_P_N__03 ;
8. de akoestische prestatie van de nieuwbouw wordt berekend in functie van een gevelbelasting van 69 dB(A) langs de straatzijde, waarbij wordt gestreefd naar een geluidsniveau van maximaal 35 dB(A) als gevolg van verkeersgeluid in de leef- en slaapruimtes van de kinderopvang. Voor de berekening wordt de Belgische norm NBN S01-400-1 ‘akoestische criteria voor woongebouwen’ gebruikt;
9. de initiatiefnemer moet de opstart van de bemaling aankondigen bij aanvang. Deze aankondigingsplicht geldt ook voor die bemalingen waarvoor geen bemalingsstudie wordt gevraagd (dus als de bemaling lager is dan 30.000 m³ op jaarbasis en minder diep dan 4m –mv);
10. de 2 DWA leidingen kunnen eventueel ter hoogte van de rooilijn samen genomen worden en samen met de RWA leiding via één huisaansluiting aansluiten op de gemengde leiding in de straat;
11.RWA en DWA moeten volledig gescheiden tot op de rooilijn worden gebracht. De vergunningsaanvrager dient een externe toezichtmogelijkheid op beide aansluitingen te voorzien;
12. gravitaire kelderaansluitingen zijn niet toegelaten. Indien er afvoerpunten van het gebouw (bijv. klokrooster) lager gelegen zijn dan het straatniveau t.h.v. de leiding dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient te worden geplaatst in de aankomende leidingen en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;
13.de aansluiting dient te gebeuren op een diepte van 80 cm onder het straatniveau. Afwijkingen hiervan kunnen eventueel toegelaten worden mits een gemotiveerde aanvraag;
14. na uitvoering van de werken te voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.