Terug
Gepubliceerd op 09/03/2020

2020_CBS_02089 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019116519. Schijnpoortweg 127-131. District Merksem - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 06/03/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_02089 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019116519. Schijnpoortweg 127-131. District Merksem - Goedkeuring 2020_CBS_02089 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019116519. Schijnpoortweg 127-131. District Merksem - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019116519

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV HOLCIM (BELGIQUE) - HOLCIM (BELGIE) met als contactadres Schijnpoortweg 131 te 2170 Merksem-Antwerpen

Ligging van het project:

Schijnpoortweg 127-131 te 2170 Merksem-Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 40 sectie D nrs. 2P, 342R, 343E, 344B en 345B

Inrichtingsnummer:

20190918-0015 (Holcim België - Merksem)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

het verder exploiteren van een betoncentrale na wijziging, uitbreiding en het aanpassen van bijhorende constructies

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          25/10/2007: weigering (20061115) voor het verbouwen van een industriële hal tot een tijdelijke parkeergarages (826 p.);

-          23/04/2003: vergunning (103#412) voor nieuwbouw kantoren en sociale lokalen na afbraak bestaande constructies;

-          02/04/2003: weigering (103#270) voor het regulariseren van een installatie voor betonrecyling;

-          13/03/1980: vergunning (103#3043) voor verbouwingswerken van de bestaande onderhoudplaats en magazijn;

-          13/06/1960: vergunning (1974#3314) voor het oprichten van een betonfabriek.

Vergunde en huidige toestand

-          de bestaande vloerplaat in beton is reeds aanwezig;

-          de kantoren bij de naastgelegen betoncentrale hebben één bouwlaag met plat dak;

-          de bouwhoogte van het kantoorgebouw bedraagt 4 meter.

Gewenste toestand

-          plaatsen van een betoncentrale.

 

Inhoud van de aanvraag

-          plaatsen van een betoncentrale;

-          de nieuwe constructie wordt geplaatst op de bestaande verharding en zal daar ook rechtstreeks op afwateren. Er worden geen wijzigingen gedaan aan de bestaande verhardingen;

-          het water dat op de verharding terecht komt, wordt opgevangen in een buffer en zal worden gefilterd en gebruikt als proceswater;

-          de vergaarbak van het zand en het grind heeft een hoogte van 5,32 meter;

-          de menginstallatie waaronder de vrachtwagens kunnen vullen heeft een hoogte van 9,90 meter;

-          de vier silo’s hebben een hoogte van 15,41 meter;

-          de nieuwe betoncentrale zal uit gelakt aluminium worden vervaardigd;

-          dit materiaal sluit aan bij de reeds gebruikte materialen in de industriële omgeving.

 

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 20 december 2000 verleende de deputatie aan Inter-Beton nv een vergunning (MLAV1/2000/363) voor de exploitatie van een mortel- en betoncentrale aan de Schijnpoortweg zn. De vergunning werd meermaals gewijzigd en aangepast door besluiten MLVER/2014/181, MLOV/2012/72, MLAV1/438 en MLOV/2004/110.

 

Inhoud van de aanvraag

De betoncentrale is momenteel vergund voor een drijfkracht van 369 kW. Met deze vergunningsaanvraag wenst het bedrijf een hernieuwing en uitbreiding van de

vergunning te bekomen. De uitbreiding betreft de plaatsing van een nieuwe en kleinere centrale.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4.200,00 l

12.1.1.1°a)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

750,00 kVA

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 630 kVA 

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

25 voertuigen 

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats 

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

10 voertuigen/dag 

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

147,44 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

400,00 l

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

39,60 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

1.522,20 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

1.522,20 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

450,00 l

30.3.c)

mortel- en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW.

706,16 kW

 

Argumentatie

Adviezen

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

ondernemen en stadsmarketing/ business en innovatie

28 januari 2020

12 februari 2020

stadsontwikkeling/ mobiliteit/ oosterweelverbinding

28 januari 2020

5 februari 2020

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen).Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in het gebied waterweg. Binnen het havengebied werden sommige infrastructuurwerken aangeduid op het gewestplan en andere niet. Het is vrijwel onmogelijk al deze voorzieningen binnen een dergelijk dynamisch gebied op voorhand te plannen. De aanduidingen als industriegebied voor het havengebied moet dan ook toelaten dat steeds alle waterbouwkundige, infrastructuur- en uitrustingswerken mogelijk zijn. Het was echter juridisch onmogelijk dat voor het havengebied een bijzonder planologisch voorschrift werd ingevoerd, qua bodembestemming.

 

(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de bouwcode.

 

Sectorale regelgeving

-          Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.

-          Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > OVERIGE REGELGEVING)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)

-          BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag heeft betrekking op het oprichten van een betoncentrale gelegen in industriegebied. Deze aanvraag werd gunstig geadviseerd vanuit de stedelijke dienst business en innovatie:

“Het betreft hier een aantal stedenbouwkundige aspecten bij een bestaande betoncentrale.

De site is gelegen binnen het industriegebied Albertkanaal zuid zoals voorzien is in de beleidsnota industrie. Het maakt ook deel uit van het provinciale kaderplan Albertkanaal en strookt met de krachtlijnen uit de plan.

Aandachtspunt in het dossier is wel het aan/afvoer via het water. Daar er in dit gebied nog een aantal werken moeten uitgevoerd worden door de Vlaamse waterweg aan de kade, is de uitbreiding van deze laad/losactiviteiten eerder een lange termijn verhaal.

Voor het dossier kan een gunstig advies gegeven worden.”

Het gunstig advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 0 parkeerplaatsen.

 

De uitbreiding genereert geen nieuwe parkeerbehoefte gezien er geen sprake is van het uitbreiden van het aantal personeelsleden.

 

De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Er worden geen nieuwe parkeerplaatsen voorzien voor personenwagens binnen deze aanvraag.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.

 

Dit aantal is toereikend.

 

Vanuit de stedelijke dienst mobiliteit/ oosterweelverbinding werd er voorwaardelijk gunstig advies gegeven:

 

“Ontsluiting/bereikbaarheid:

Het bedrijf ontsluit via de Schijnpoortweg. Er wordt in de mobiliteitstoets aangegeven dat de extra constructie een productiviteitsstijging van 10 tot 15% met zich meebrengt waardoor 1 extra vrachtwagen per piekuur op de Schijnpoortweg wordt verwacht. De Schijnpoortweg is een congestiegevoelige weg. Deze aanvraag genereert echter een relatief beperkte extra verkeersdruk op de omgeving. Het bedrijf werkt ook gedeeltelijk met transport via het water waardoor de openbare weg ontlast wordt. De proactieve houding van het bedrijf om op termijn transportoplossingen te zoeken op alternatieve wijze kan voor een positief effect zorgen naar verkeersdruk in de omgeving

 

Fietsvoorzieningen:

Er is geen fietsparkeerbehoefte gezien er geen uitbreiding is van het aantal personeelsleden. De bestaande fietsenstalling voldoet aan de huidige fietsparkeerbehoefte.

 

Laden en lossen:

Laden en lossen dient op eigen terrein te gebeuren. De extra constructie zorgt niet voor manoeuvreerproblemen op eigen terrein.”

 

Het voorwaardelijk gunstig wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt gevolgd, waarbij de gegeven voorwaarden mee dienen opgenomen te worden als voorwaarde bij de vergunning.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De nieuwe inrichting van de betoncentrale is inpasbaar binnen de industriële site. Deze nieuwe constructie is in harmonie met de kenmerken van het industriegebied.

 

Visueel-vormelijke elementen

De voorgestelde materialisatie in gelakt aluminium is aanvaardbaar gezien de industriële context van het perceel.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Mits het naleven van de gestelde voorwaarde voldoet de aanvraag aan de actuele eisen wat betreft hinderaspecten, gezondheid en gebruiksgenot.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Holcim is gespecialiseerd in de productie van verschillende soorten beton en de verdeling en het transport naar werven. Met de uitbreiding wenst de exploitant nieuwe producten zoals waterdoorlatend beton (hydromedia) te produceren. Deze uitbreiding verhoogt de totale productiecapaciteit van de site met circa 10 à 15%.

Naar verwachting zal echter de reële productie slechts zeer beperkt stijgen omdat de bestaande centrale minder ingezet zal worden.

Voor de aanmaak van beton zijn verschillende grondstoffen vereist. Deze worden rechtstreeks aangevoerd per kip-vrachtwagen, per citerne-vrachtwagen of worden aangebracht via schepen. Afhankelijk van de vereiste kwaliteit van het beton worden uiteenlopende materialen toegevoegd. Hiertoe zijn op de site opslagplaatsen voorzien voor zand, cement, granulaten, enzovoort. De opslagplaatsen van de verschillende zand- en granulaatfracties zijn door keermuren van elkaar gescheiden. De verschillende cementsoorten worden in afgesloten droge silo’s opgeslagen.

De aanmaak van beton gebeurt per batch. De toe te voegen zand- en granulaatfracties worden gedoseerd naar de stationaire betonmenginstallatie via een transportband; het cement via cementvijzen. Tevens wordt water toegevoegd aan de menger, waarbij, afhankelijk van de beschikbaarheid, gebruik wordt gemaakt van (in volgorde van prioriteit) voorbehandeld spoelwater, hemelwater en kanaalwater.

Het aangemaakte beton wordt per batch gedoseerd naar de mixervrachtwagens die het beton transporteren naar werven. De vrachtwagens zijn voorzien van een eigen watertank, gevuld met kanaalwater. De tanks van de lege mixervrachtwagens die terug op de site te Merksem aankomen, worden gespoeld en gereinigd ter hoogte van het ondergronds bezinkingsbekken. De nieuwe, kleinere centrale zal op analoge manier geëxploiteerd worden als de bestaande installatie.

 

Uit de evaluatie van de milieueffecten, blijkt dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn ten gevolge van luchtemissies. De inrichting beschikt over één geleid emissiepunt voor verbrandingsgassen uit de stookinstallatie (voor de verwarming van de gebouwen en het opwarmen van water).

Verder wordt de op- en overslag en de aanvoer van materialengranulaat als mogelijke bron van niet-geleide emissies beschouwd. Bij de opslag van deze granulaten kan vermeld worden dat er gebruik gemaakt wordt van minstens 3 meter hoge keermuren. Hierdoor heeft wind minder effect op de materialen en zodoende minder fijne zanddeeltjes kunnen opwaaien. Ook is er een ondergronds transportsysteem aanwezig zodat de granulaten niet via een laadschop naar een vultrechter moeten getransporteerd worden. De transportband vanaf de ondergrondse tunnel tot de betonmenger is afgedekt.

De opslag van cement gebeurt in silo’s. Hierbij worden allerlei beveiligingen voorzien om stofemissies te vermijden zoals het gebruik van de zelfreinigende stoffilters, onderdruk- en overvulbeveiliging met alarmsysteem en automatische sluiting van de vulleidingen van de cementsilo’s. De stoffilters worden ook regelmatig onderhouden en vervangen. Ook zijn de cementweegeenheid en de menger binnen opgesteld en voorzien van een stoffilter.

Deze overslag bleef de afgelopen jaren ongeveer constant (zand of SC2 83.000 ton; cement SC1 33.000 ton). Na de uitbreiding wordt een beperkte verhoging verwacht van maximaal 15%.

 

Met betrekking tot het milieucompartiment “water” onderstreept de aanvrager dat het bedrijf geen bedrijfsafvalwater loost (of nullozerstatuut). Hemelwater afkomstig van het terrein wordt reeds opgevangen in bezinkingsbekkens en hergebruikt in het productieproces.

Hemelwater dat afstroomt van de bestaande centrale bestaat uit hemelwater dat opgevangen wordt onder de menger (en afstroomt via een goot in een ondergronds bekken ) én hemelwater dat via enkele canniveaus verzameld wordt in een groter ondergronds bekken van circa 100 m³. Vanuit dit laatste bekken loopt het water over of wordt het verpompt naar bezinkingsbekken van waaruit het wordt opgepompt naar een bovengronds bufferbekken. Dat water wordt vervolgens gebruikt voor de productie van beton.

Voor het proceswater beschikt het bedrijf eveneens over een oppervlaktewaterwinning uit het Albertkanaal. Het kanaalwater wordt opgepompt en opgeslagen in een buffer van 20 m³. De betoncentrale draait maximaal op recup-  en hemelwater. Enkel bij een watertekort wordt overgeschakeld op dit kanaalwater. Tevens wordt oppervlaktewater gebruikt voor het vullen van de watertanks op de vrachtwagens. Leidingwater wordt enkel aangewend voor sanitair.

 

Voor de evaluatie van de milieueffecten op het heersend geluidsklimaat, wordt een geluidstudie aan de aanvraag gevoegd. Het onderzoek toont aan dat er voldaan wordt aan de toepasselijke geluidsnorm.

 

Naast de productie van beton is er ook opslag van granulaten en gevaarlijke stoffen. Om eventuele verontreiniging te vermijden of te beperken worden onder andere volgende maatregelen genomen:

- de opslag van diesel gebeurt in een bovengrondse, dubbelwandige gecompartimenteerde tank, conform de voorwaarden van Vlarem II;
- de opslag van cement is opgeslagen in afgesloten silo’s;
- de opslag van gevaarlijke vloeistoffen (hulpstoffen en producten) gebeurt boven inkuipingen;
- alle hemelwater dat op de site terecht komt wordt opgevangen, er is geen lozing van bedrijfsafvalwater.

Milieutechnisch wordt er bij de huidige aanvraag de hermachtiging van een bestaande beton- en mortelcentrale en een uitbreiding met een bijkomende centrale voor een totale drijfkracht van 706 kW gevraagd (of een uitbreiding van het vermogen met 100%) . Verder worden er op de site verscheidene grond-, hulp-, en brandstoffen– aangemerkt als GS overeenkomstig de CLP-verordeningen-, opgeslagen.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1.      het laden en lossen moet op eigen terrein plaats vinden.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4.200,00 l

12.1.1.1°a)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

750,00 kVA

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 630 kVA 

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

25 voertuigen 

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats 

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

10 voertuigen/dag 

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

147,44 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in ver­plaatsbare recipiënten met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

400,00 l

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

39,60 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

1.522,20 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

1.522,20 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

450,00 l

30.3.c)

mortel- en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW.

706,16 kW

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

16 januari 2020

Start openbaar onderzoek

24 januari 2020

Einde openbaar onderzoek

22 februari 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

6 maart 2020

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

24 januari 2020

22 februari 2020

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1.      het laden en lossen moet op eigen terrein plaats vinden.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
Stadsontwikkeling/vergunningen het advies college te bezorgen aan de instantie die dit gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.