Terug
Gepubliceerd op 28/09/2020

2020_CBS_07856 - Omgevingsvergunning - OMV_2020012531. Leugenberg 105. District Ekeren - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 25/09/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_07856 - Omgevingsvergunning - OMV_2020012531. Leugenberg 105. District Ekeren - Goedkeuring 2020_CBS_07856 - Omgevingsvergunning - OMV_2020012531. Leugenberg 105. District Ekeren - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2020012531

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

Van Gansen Services bvba, Leugenberg 105 te 2180 Ekeren-Antwerpen

Ligging van het project:

Leugenberg 105 te 2180 Ekeren-Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 33 sectie G nrs. 277C3 en 277G3

Inrichtingsnummer:

20200114-0026 (Van Gansen - Meyvis)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

plaatsen van zaakgebonden reclame, aanleg van een uitrit werkplaats, plaatsing van een HS-cabine (SH) en een verandering van een herstelwerkplaats voor motorvoertuigen (IIOA)

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          21/03/2014: vergunning (20136183) voor het uitbreiden van een garage met een nieuwe werkplaats;

-          20/02/2015: weigering (20143050) voor het plaatsen van reclame, in de vorm van een totem en een banier;

-          18/09/2015: vergunning (20151607) voor het plaatsen van reclame, in de vorm van een totem en een banier;

-          17/03/2017: vergunning (20162537) voor de regularisatie van wijzigingen, uitgevoerd aan de uitbreiding van de garage.

Vergunde/geacht vergunde toestand

-          garage/werkplaats/showroom van 2 bouwlagen onder plat dak in open bebouwing met grotendeels groene voortuinstroken (met daarin 1 reclame-totem) met verschillende op- en afritten en gevels in wit metaal;

Huidige toestand

-          conform vergunde toestand doch met 3 totems in plaats van 1.

Gewenste toestand

-          conform vergunde toestand maar met grijs geschilderde gevels, een extra uitrit van circa 20 m², ter hoogte van de toegang tot de werkplaats aan de zijde van de Bredeweg, en een nieuwe hoogspanningscabine, eveneens aan deze zijde;

-          tevens met reclame, aangebracht vlak op maar los van de gevel, onder de vorm van losse letters, logo’s en aparte elementen, en een extra totem op de hoek van Leugenberg en Bredeweg, met een hoogte van 6 meter en een breedte van 1,85 meter.

Inhoud van de aanvraag

-          schilderen van de gevels in een grijze kleur;

-          voorzien van een hoogspanningscabine in prefab-beton;

-          aanleggen van een extra uitrit in waterdoorlatende klinkers;

-          regulariseren van 2 totems;

-          verwijderen van 1 totem en het plaatsen van een nieuw, niet-verlicht, exemplaar;

-          voorzien van zaakgebonden reclame in losse letters en logo’s op de gevel.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 30 januari 2015 nam het college akte van een melding voor de exploitatie van een garageherstelwerkplaats (MV2014/571).

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft de exploitatie van een HS-cabine en een actualisatie van de ingedeelde inrichting en activiteiten.

 

Aangevraagde rubrieken

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.1.a

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

+1,88 m³/uur

6.4.1

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+5.351 liter

6.5.1

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.1

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 400 KVA

15.3.1

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motovoertuigen (al of niet met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) met gebruik van maximum 4 schouwputten of hefbruggen, wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied, respectievelijk maximum 10 schouwputten of hefbruggen, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

+6 schouwputten of hefbruggen

16.3.2.a

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+65,90 kW

17.3.2.1.1.1.b

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

-3,04 ton

17.3.2.2.2.b

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een gebied ander dan industriegebied;

5 ton

17.3.6.1.a

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

+0,93 ton

17.3.7.1.a

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,10 ton

17.4

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter

43.1.1.a

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

-427 kW

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap Wegen en Verkeer

24 juni 2020

15 juli 2020

Voorwaardelijk gunstig

brandweer/ risicobeheer/ preventie

24 juni 2020

9 juli 2020

Voorwaardelijk gunstig

lokale politie/ verkeerspolitie (LP/VK/SE)

24 juni 2020

13 juli 2020

Geen bezwaar

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Hoek Leugenberg, goedgekeurd op 24 november 2016. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1: zone voor bedrijf - (be).

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in agrarisch gebied. De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

(Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan op volgend punt:

  • Artikel 4 – Overdruk – Voortuinstrook: bebouwing, bovengrondse constructies en afdaken zijn niet toegelaten. Er wordt een totem in de voortuinstrook voorzien;
  • Artikel 5 – Overdruk symbolisch – Ontsluitingsweg: door het toevoegen van een extra oprit aan de zijde van de Bredeweg gebeurt de verkeersafwikkeling van het bedrijfsterrein niet meer via maximaal 2 ontsluitingen die zich uitsluitend langsheen de Leugenberg mogen bevinden.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater) 
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid) 
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer) 
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend punt:

  • Artikel 33 – Zaak-gebonden publiciteit: de reclame dient uitgevoerd te worden conform dit artikel. De plannen geven hier geen duidelijkheid over. Totems zijn enkel toegestaan langs het baanwinkelgebied, de Singel, de Ring en in industriegebieden.

 

Sectorale regelgeving

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid. 
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
 

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggend project ligt in een overstromingsgevoelig gebied, maar de dakoppervlakte en verharde oppervlakte wijzigt niet zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

-          Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’) 
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.

-          Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen) 
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)

-          BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’) 
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

De aanvraag wijkt af van een aantal voorschriften en voor een deel daarvan kunnen in het eindadvies een aantal voorwaarden worden opgenomen om de uiteindelijke uitvoering van het project alsnog aan de artikels in kwestie te laten voldoen.

Los daarvan is er echter sprake van een afwijking die op zich ruimtelijk te verantwoorden is. Zo is de specifieke ligging van het project, langsheen een zeer drukke invalsweg buiten de stadskern, waarlangs zich in dit deel weinig bebouwing met woonbestemming bevindt en die deels de indruk van een baanwinkelgebied geeft, een degelijk argument om de plaatsing van een reclametotem alsnog te verantwoorden. Om echter geen wildgroei van deze afwijking te voorzien, zal de voorwaarde uit de vorige vergunning, namelijk om alle signalisatie op 1 enkele totem te concentreren, worden herhaald en overgenomen.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag beoogt louter beperkte aanpassingen en het aanbrengen van publiciteit aan een vergund bedrijfsgebouw en gelet op de overeenstemming van laatstgenoemde functie met de specifieke bestemmingsvoorschriften van het kracht zijnde Ruimtelijk Uitvoeringsplan is er in deze dan ook sprake van een correcte functionele inpasbaarheid.

 

Schaal - ruimtegebruik – bouwdichtheid

De geplande volumetrische wijzigingen, de inplanting van de elektriciteitscabine, respecteren de in dat opzicht relevante voorschriften van het geldende Ruimtelijk Uitvoeringsplan, zowel inzake hoogte, afmetingen als qua inplanting.

Het advies aangaande schaal en ruimtegebruik is dan ook zonder meer gunstig.

 

Visueel-vormelijke elementen

De nieuwe visuele verschijningsvorm, voornamelijk grijs geschilderd en met aangebrachte gevelpubliciteit, is aanvaardbaar vanuit ruimtelijk oogpunt, ingepast in zijn gebouwde context en in overeenstemming met de aspecten dienaangaande van het van kracht zijnde Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Bovendien wordt geoordeeld dat de voorziene publiciteit in verhouding staat tot het gevelgeheel.

Het advies voor dit deelaspect van de aanvraag is bijgevolg eenduidig gunstig.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat elke bouwaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeerparagraaf is niet van toepassing aangezien de inhoud van de aanvraag geen impact heeft op de parkeerbehoefte.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Op de hoek van de Leugenberg en de Bredeweg te Ekeren is de garageherstelwerkplaats en showroom Van Gansen Services gevestigd. Het betreft een actualisatie (uitbreiding) naar de huidige toestand en een CLP-omzetting waardoor het bedrijf een klasse 2-inrichting wordt. Het bedrijf wordt voornamelijk heringericht en niet uitgebreid in oppervlakte.

Volgende wijzigingen worden aangevraagd:

-          lozing bedrijfsafvalwater (uitbreiding): + 1,88 m³/uur (totaal 2,0 m³/uur) – het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de verharding waarop geaccidenteerde voertuigen gestald staan en de tankpiste gevestigd is en ook van het wassen van voertuigen dat elders gebeurt (rubriek 3.4.1.a); 

-          er worden twee tanks (diesel en benzine) met verdeelslangen geplaatst om voertuigen te kunnen tanken. De tanks worden op dezelfde vloeistofdichte ondergrond geplaatst als waar de geaccidenteerde voertuigen en voertuigwrakken worden gestald. Afwatering van de tankpiste loopt dus eveneens via de KWS-afscheider naar de openbare riolering (rubrieken 6.5.1, 17.3.2.1.1.1.b en 17.3.2.2.2.b);

-          er wordt een nieuwe hoogspanningscabine geplaatst om in de nabije toekomst laadpalen te kunnen voorzien ( rubriek 12.2.1);

-          het aantal schouwputten en hefbruggen wordt geregulariseerd en verhoogd: + 6 schouwputten/hefbruggen (totaal 16 - rubriek 15.3.1.);

-          het vermogen van de compressoren en airco’s wordt geregulariseerd en verhoogd: + 65,9 kW (totaal 76,9 kW – rubriek 16.3.2.a);

-          het vermogen van de stookinstallaties wordt geregulariseerd en verlaagd: - 427 kW (totaal 308 kW – rubriek 43.1.1.a);

-          de opslag van gevaarlijke producten wordt geregulariseerd en er werd een CLP-omzetting gedaan (rubrieken 6.4.1 en 17). Een CLP-tabel werd aan de aanvraag toegevoegd.

 

Wat de mobiliteit betreft wordt in de aanvraag aangehaald dat er geen bijkomende effecten verwacht worden hoewel er in de garage meer voertuigen zullen kunnen behandeld worden. De transporten zijn eigen aan het bedrijfstype ‘garage’. De voertuigen moeten van en naar de garage geraken om daar onderhouden of hersteld te worden. Het op- en afladen van wagens, aanleveren van benzine en diesel en alle andere transporten dienen afgehandeld te worden op eigen terrein zodat noch de gewestweg noch de gemeenteweg extra belast worden.

 

De nieuwe uitrit ter hoogte van de Bredeweg zal gebruikt worden door het personeel om wagens vanuit de herstelwerkplaats uit te rijden tot op de parking. Mits reorganisatie van de parking kan deze vervoersbeweging ook plaatsvinden op eigen terrein zonder de Bredeweg op te rijden. Wij gaan dan ook niet akkoord om een extra uitrit te creëren. 

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1.      de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.      aan de voorzijde van het gebouw, langsheen de Leugenberg, mag slechts één (1) totem worden voorzien waarbij alle vereiste publiciteit hierop wordt geconcentreerd aangebracht;

Uitsluitingen

3.      de nieuwe oprit aan de zijde van de Bredeweg wordt uitgesloten uit de vergunning, wegens in strijd met de expliciete voorschriften van het van kracht zijnde Ruimtelijk Uitvoeringsplan.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen. 

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1. alle transporten dienen afgehandeld te worden op eigen terrein.

 

Geadviseerde rubrieken

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.1.a

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

+1,88 m³/uur

6.4.1

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+5.351 liter

6.5.1

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.1

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 400 kVA

15.3.1

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5 (standaardgarages en -carrosseriebedrijven), met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

+6 schouwputten of hefbruggen

16.3.2.a

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+65,90 kW

17.3.2.1.1.1.b

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

-3,04 ton

17.3.2.2.2.b

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een gebied ander dan industriegebied;

5 ton

17.3.6.1.a

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

+0,93 ton

17.3.7.1.a

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,10 ton

17.4

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter

43.1.1.a

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

-427 kW


Gecoördineerde rubrieken

RubriekOmschrijvingGecoördineerd voor
3.4.1.a
het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;
2 m³/uur
4.3.a.1.i
inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen: inrichtingen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsook inrichtingen waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 60 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;
8 kW
6.4.1
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;
8.890 liter
6.5.1
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;
2 verdeelslangen
12.2.1
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;
1x 400 kVA
15.3.1
andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5 (standaardgarages en -carrosseriebedrijven), met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;
16 schouwputten of hefbruggen
15.4.1
niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens volledig gelegen in een industriegebied;

15.6.1
het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen of van voertuigwrakken waarvan de opslag niet is ingedeeld in de rubriek 2.2.2, d), van maximaal 25 ton geaccidenteerde voertuigen of voertuigwrakken, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden;
6 ton
16.3.2.a
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;
76,90 kW
17.3.2.1.1.1.b
opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;
5,58 ton
17.3.2.2.2.b
opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een gebied ander dan industriegebied;
5 ton
17.3.6.1.a
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;
2,31 ton
17.3.7.1.a
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;
2,10 ton
17.4
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;
5.000 liter
29.5.7.2.a.1
ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;
100 liter
43.1.1.a
stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.
308 kW


Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

28 mei 2020

Volledig en ontvankelijk

24 juni 2020

Start openbaar onderzoek

3 juli 2020

Einde openbaar onderzoek

1 augustus 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

7 oktober 2020

Verslag GOA

17 september 2020

naam GOA

Gerd Cryns en Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

3 juli 2020

1 augustus 2020

7

0

0

2

 

Bespreking van de bezwaren

Er werden binnen de looptermijn van het openbaar onderzoek 7 bezwaarschriften ingediend, waarvan 2 digitaal, die zich als volgt laten samenvatten:

1.      Foutieve bekendmaking: de affiche die diende om het openbaar onderzoek aan te kondigen werd nauwelijks zichtbaar bevestigd in de etalage (dus niet ter hoogte van de grens met het openbaar domein) en gedurende minstens een deel van de looptijd ervan ondersteboven en achterstevoren en bijgevolg niet leesbaar. Er is dus sprake van een foutief uitgevoerd openbaar onderzoek.

Beoordeling

Bij de door de stadsdiensten uitgevoerde controle (op 4 augustus 2020) werd geconstateerd dat de affichage correct werd uitgevoerd. Bovendien wijst het feit dat er  7 ontvankelijke bezwaarschriften werden ingediend erop dat er wel degelijk sprake was van een duidelijk leesbare aankondiging.

Het bezwaar is ongegrond.

2.      Onrechtmatige inname openbaar domein: een deel van het openbaar domein in kwestie, langsheen de Bredeweg, werd toegeëigend door de uitbaters van betreffende garage, onder andere door het plaatsen van bordjes die parkeerplaatsen op privéterrein suggereren. Klanten van omliggende handelszaken en omwonenden die hier parkeren worden aangemaand hun auto’s te verplaatsen. Bovendien worden op dit eenduidige openbaar domein tevens auto’s zonder nummerplaat gestald, evenals afvalcontainers.

Beoordeling:

Ook al is een al dan niet onrechtmatige inname van het openbaar domein onbillijk te noemen, betreffende maakt geen deel uit van enige vorm van ruimtelijke beoordeling in het kader van de huidige aanvraag maar is veeleer onderhevig aan de bevoegdheid van de lokale verkeerspolitie.

Het bezwaar is ongegrond.

3.      Onnodige verharding: gelet op het feit dat de poort in kwestie, waarvoor de nieuwe oprit werd voorzien (de oprit in kwestie werd trouwens reeds aangelegd), enkel dient in geval van nood, is er geen enkele reden om in deze zone een bijkomende verharding te voorzien (want hierdoor verdwijnt nogmaals een parkeerplaats op openbaar domein).

Beoordeling:

Het opnemen van een geheel of zo maximaal vergroende voortuinzone langsheen de Bredeweg was een expliciete voorwaarde bij de opmaak van de aanvraag en de destijds verleende vergunning voor de uitbreiding van de garage – dit aspect was trouwens een uitdrukkelijke bepaling bij de opmaak van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan dat eveneens specifiek voor vermelde uitbreiding werd opgemaakt, en dit telkenmale om geen bijkomende overlast te veroorzaken in de veel kleinschaligere woonstraat die de Bredeweg is. Er is dan ook geen enkel argument om wijzigingen aan te brengen aan vermelde randvoorwaarden en betreffende oprit te bestendigen.

Het bezwaar is gegrond.

4.      Sterke verkeers- en geluidsoverlast: de toegang langsheen de Bredeweg wordt veelvuldig gehanteerd om zwaar vervoer te laten laden en lossen (deze goederen zijn zonder meer auto’s, zodat het vervoer hiervan niet met kleine voertuigen kan plaatsvinden), hetgeen ervoor zorgt dat betreffende straat regelmatig geblokkeerd wordt. De gebruiksfrequentie aan deze zijde nog verhogen voor extra doorgangen brengt de leefbaarheid van vermelde straat enkel nog meer in het gedrang. Nochtans is elke vorm van toegangsname langsheen de Bredeweg in strijd met artikel 4 van het van kracht zijnde Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Bijkomend is er nu reeds sprake van geluidshinder (door het werken met openstaande poorten en het storten van afval vlak achter de tuinen van de aanpalende woningen), die door een verhoogde gebruikscapaciteit (hetgeen blijkt uit de documenten) van de garage enkel zal toenemen.

Beoordeling:

Zoals reeds vermeld was een expliciete voorwaarde van de in 2014 verleende vergunning voor de uitbreiding van de garage een geheel ontbreken van enige doorgang voor laden en lossen ten behoeve van de garage langsheen de Bredeweg maar een gehele concentratie ervan aan de zijde van de Leugenberg (en dit ter hoogte van louter 2 in- en uitritten). Dezelfde uitgangspunten werden ingenomen bij de opmaak van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan dat louter en alleen voor deze uitbreiding werd opgesteld. Zoals blijkt uit de aangeleverde documenten worden deze uitgangspunten zonder meer nu reeds met de voeten getreden en is er bijgevolg geen enkele aanleiding om betreffende te bestendigen, dit aangezien de overlast in deze als bewezen wordt geacht.

Het bezwaar is gegrond.

5.      Ruimtelijk niet gewenste inplanting: er is geen enkele reden waarom de nieuwe hoogspanningscabine aan de zijde van de naastgelegen woning zou worden voorzien, dit aangezien er langsheen de zijde van de Leugenberg meer dan voldoende ruimte beschikbaar is. Aanvullend blijkt uit de nota dat deze cabine zal dienst door voor een aantal laadpalen – logischerwijze worden deze voorzien aan de zijde van de Bredeweg, alwaar opnieuw extra hinder te verwachten valt.

Beoordeling:

De hoogspanningscabine in kwestie is gelegen binnen het maximaal bebouwbare volume van het gehele gebouw, met een meer dan voldoende ruime zijdelingse afstand. Er is bijgevolg dan ook zonder meer voldaan aan de algemene stedenbouwkundige richtlijnen.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

-          de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-          het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

 

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1.      de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.      aan de voorzijde van het gebouw, langsheen de Leugenberg, mag slechts één (1) totem worden voorzien waarbij alle vereiste publiciteit hierop wordt geconcentreerd aangebracht;

Uitsluitingen

3.      de nieuwe oprit aan de zijde van de Bredeweg wordt uitgesloten uit de vergunning, wegens in strijd met de expliciete voorschriften van het van kracht zijnde Ruimtelijk Uitvoeringsplan.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1. alle transporten dienen afgehandeld te worden op eigen terrein.

 

Brandweervoorwaarden

de brandweervoorwaarden uit het verslag met kenmerk BW/DV/2020/G.00411.EK.0006, die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.


Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.


De vergunning omvat thans de volgende rubrieken:

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd voor

3.4.1.a

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

2 m³/uur

4.3.a.1.i
inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen: inrichtingen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsook inrichtingen waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 60 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;
8 kW

6.4.1

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8.890 liter

6.5.1

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

12.2.1

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 400 kVA

15.3.1

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5 (standaardgarages en -carrosseriebedrijven), met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

16 schouwputten of hefbruggen

15.4.1
niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van motorvoertuigen en hun aanhangwagens volledig gelegen in een industriegebied;

15.6.1
het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen of van voertuigwrakken waarvan de opslag niet is ingedeeld in de rubriek 2.2.2, d), van maximaal 25 ton geaccidenteerde voertuigen of voertuigwrakken, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden;
6 ton

16.3.2.a

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

76,90 kW

17.3.2.1.1.1.b

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

5,58 ton

17.3.2.2.2.b

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een gebied ander dan industriegebied;

5 ton

17.3.6.1.a

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,31 ton

17.3.7.1.a

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,10 ton

17.4

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter

29.5.7.2.a.1
ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;
100 liter

43.1.1.a

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

308 kW

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 25 september 2020 voor onbepaalde duur.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.