Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020093135 |
Gegevens van de aanvrager: | BV MULTI PROPERTIES met als contactadres Hoveniersstraat 53 te 2018 Antwerpen |
Ligging van het project: | Van Trierstraat 48 te 2018 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 10 sectie K nr. 1781Z11 |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: | verbouwen van een meergezinswoning met 3 appartementen, kantoor en recreatieve functie tot 4 appartementen en 1 eengezinswoning |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 06/09/2019: weigering (20191853) voor het verbouwen van een meergezinswoning met 3 appartementen, kantoor en recreatieve functie tot 6 appartementen;
- 18/10/1946: toelating (18#21874) voor het veranderen pannendak in plat dak.
Vergunde toestand/Geacht vergunde toestand
- meergezinswoning;
- 4 bouwlagen met plat dak voor het hoofdgebouw;
- kantoor op het gelijkvloers;
- 3 een-slaapkamerappartementen op de verdiepingen;
- atelier in achterbouw met vooraan 1 bouwlaag met plat dak en achteraan 2 bouwlagen met plat dak.
Huidige toestand
- meergezinswoning;
- 4 bouwlagen met plat dak voor het hoofdgebouw;
- kantoor op het gelijkvloers;
- 3 een-slaapkamerappartementen op de verdiepingen;
- atelier in achterbouw met vooraan 1 bouwlaag met plat dak en achteraan 2 bouwlagen met plat dak;
- overdekte inrit naar het atelier aan de linker perceelsgrens;
- voorgevel hoofdgebouw is afgewerkt met wit geschilderd pleisterwerk, blauwe hardsteen als plint, wit gelakte lijstgevel in PVC, witte dakrand in PVC, wit gelakte voordeur in PVC, wit gelakte omkasting in PVC en wit gelakt buitenschrijnwerk in hout.
Gewenste toestand
- voorbouw:
- achterbouw:
- overdekte inrit naar de achtertuin en de woning in de achterbouw aan de linker perceelsgrens;
- overdekte fietsenstallingen in de achtertuin;
- voorgevel hoofdgebouw wordt niet gewijzigd.
Inhoud van de aanvraag
- renoveren en omvormen van het gelijkvloers van het hoofdgebouw tot 1 een-slaapkamerappartement;
- slopen van het voorste gedeelte van de achterbouw;
- bouwen van een uitbreiding aan de rechterkant van de achterbouw;
- omvormen van de achterbouw tot eengezinswoning;
- plaatsen van 2 fietsenstallingen in de achtertuinen.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 7 augustus 2020 | 20 augustus 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Fluvius System Operator | 7 augustus 2020 | 17 augustus 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen |
Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam | 7 augustus 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
ondernemen en stadsmarketing/ business en innovatie | 7 augustus 2020 | 13 augustus 2020 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit | 7 augustus 2020 | 14 augustus 2020 |
stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen/ geacht vergund | 7 augustus 2020 | 25 augustus 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening hemelwater op volgend punt:
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen.
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen wordt betrokken bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag wenst een bestaand gebouw in het binnengebied dat vergund is als atelier om te vormen naar een woongebouw. Wonen in het binnengebied, zoals voorgesteld, is niet kenmerkend en is daardoor niet in overeenstemming met artikel 6 van de bouwcode. Bijgevolg is dit deel van de aanvraag niet functioneel inpasbaar in de omgeving.
Aan de stedelijke dienst ondernemen en stadsmarketing werd advies gevraagd:
“Het betreft hier de verbouwing van een kantoor met achterliggende atelier naar een monofunctioneel wooncomplex.
Vanuit de visie van LaboXX werk moet er gestreefd worden om zoveel mogelijk het principe van verweving toe te passen. Inzonderheid wanneer er reeds een economische functie aanwezig is. De omvorming naar een zoveelste monofunctioneel wooncomplex is niet gewenst. Inzonderheid wanneer er ook geen economische ruimte bij gecreëerd wordt.
In het dossier is er ook geen enkele motivatie of onderzoek aanwezig dat er gezocht is naar een nieuwe economische herinvulling.
De betrokken wijk heeft vanuit zijn historisch verleden een groot aanbod aan verweven locaties. Daarom wordt dit best zoveel mogelijk behouden om onder meer de open ruimte te vrijwaren.
Voor het dossier wordt dan ook ongunstig advies gegeven voor een monofunctionele woonontwikkeling.”
Dit ongunstige advies wordt vanuit ruimtelijke oogpunt bijgetreden. Het verdwijnen van het werkhuis achteraan kan een meerwaarde betekenen als nevenfunctie van een gelijkvloerse wooneenheid. Echter verdwijnt dit atelier ten voordele van eenzijdig gericht woonprogramma. Nochtans heeft het bestaande werkhuis het potentieel om een verwevenheid aan functies in een stedelijke omgeving mogelijk te maken zonder dat een verhoogde druk op het binnengebied ontstaat. Een functiewijziging van een atelier naar een woonfunctie is vanuit ruimtelijke oogpunt niet aanvaardbaar.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
De even zijde van de Van Trierstraat wordt gekenmerkt door woongebouwen met drie bouwlagen onder plat- of zadeldak. Achteraan zijn er achterbouwen en entresols te vinden over de gelijkvloerse en eerste verdieping die over de helft van de perceelbreedte zijn bebouwd. Daarachter bevinden zich in hoofdzaak tuinen.
De aanvraag wenst een deel van de gelijkvloerse aanbouw te slopen en zo afstand te creëren tussen voor- en achterbouw. Het bouwvolume van het atelier wordt behouden.
Aan de rechterzijde wordt op de onbebouwde achtertuin, in het verlengde van de tuinzone van de rechterbuur, een nieuw volume gebouwd. Dit nieuwe volume wordt verbonden met het bestaande werkhuis waarna een woonfunctie wordt ingericht. Achteraan het perceel is een patio voor de nieuwe woning voorzien en in het verlengde van de tuinmuur van de rechterbuur wordt een nieuwe tuinmuur opgetrokken om de bestaande achtertuin van de voorbouw op te delen. Tegen de scheidsmuur met de linkerbuur zijn twee private fietsenbergingen geplaatst.
Vanuit ruimtelijke oogpunt is de voorgestelde inplanting, volume-uitbreiding en functiewijziging van het bouwvolume atypisch. De nieuwe woning bevindt zich achter de tuinzone van zowel het gebouw aan de straatzijde als dat van de rechterbuur. Door de uitbreiding, het optrekken van een nieuwe tuinmuur en het plaatsen van een fietsenbergingen vermindert de aaneengesloten open en onverharde ruimte drastisch. Dit gaat in tegen de ambitie om open en onverharde ruimte van binnengebieden te behouden of te vergroten. Open binnengebieden hebben immers een ecologische meerwaarde, versterken de biodiversiteit in een stad en bevorderen de infiltratie van hemelwater in de bodem op een natuurlijke manier. Open en onverharde ruimte, met doordachte groenaanplanting, kan verkoelend werken bij hogere temperaturen en stadslucht filteren. Kortom, open binnengebied hebben een onmiskenbare meerwaarde om de leefkwaliteit binnen een stedelijke omgeving te garanderen.
Het voorstel tracht een meerwaarde te creëren door deels te ontpitten aan de linkerzijde. Echter wordt deze verbetering volledig teniet gedaan door de voorgestelde uitbreiding aan de rechterzijde. De bouwdichtheid van de achtertuin neemt onaanvaardbaar toe. Het voorstel heeft als gevolg dat de voormalige open achtertuin volledig versnipperd. Het voorgestelde volume rechts, de nieuwe fietsenbergingen links en het optrekken van de tuinmuur zorgt voor een verdere fragmentering van tuinzones. Hierdoor is de aanvraag strijdig met artikel 10 van de bouwcode.
Mobiliteitsimpact
Parkeerbehoefte
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen het beoordelingskader voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een bijkomende werkelijke parkeerbehoefte van 2 parkeerplaatsen.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding en functiewijziging. Het kantoor op het gelijkvloers wordt ingericht als een appartement. De 3 bovenliggende appartementen blijven ongewijzigd. In de achterbouw wordt een ééngezinswoning ingericht. Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1. De werkelijke parkeerbehoefte is 2.
|
De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het bijkomende aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.
Het plan voorziet niet in (minstens) het aantal te realiseren plaatsen.
|
Het bijgestelde aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 1.
De berekende parkeerbehoefte van het nieuwe project kan verminderd worden met het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein. Dit op voorwaarde dat realisatie niet mogelijk is.
Voor het bestaande kantoor van +/- 75m2 heb je een parkeerbehoefte van 1 (1,1ppl/100m2). Voor het atelier wordt geen parkeerbehoefte bepaald omdat we er vanuit gaan dat er in de onderdoorgang of in het atelier kan geparkeerd worden. Het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein is 1.
Het bijgestelde aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 2 – 1 = 1.
|
Fietsvoorzieningen
Voor de bijkomende woningen worden er fietsstalplaatsen voorzien. De stedelijke mobiliteitsdienst adviseerde om ook voor de bestaande woningen een mogelijkheid voor het stallen van fietsen in te richten.
Voor de 2 bijkomende woningen moeten er 6 fietsstalplaatsen voorzien worden:
- 1 wooneenheid met 1 slaapkamer = 1 x 2 (1 slaapkamer + 1 extra) = 2;
- 1 wooneenheid met 3 slaapkamers = 1 x 4 (1 slaapkamer + 1 extra) = 4.
Er worden 6 fietsstalplaatsen voorzien in de binnenruimte maar de verdeling van het aantal plaatsen is niet correct. Bij de ééngezinswoning moeten er 4 fietsstalplaatsen kunnen gestald worden.
Doordat de plaatsing van voorgestelde fietsenstallingen niet aanvaardbaar is, zijn onvoldoende fietsstalplaatsen conform artikel 29 van de bouwcode voorzien.
Visueel-vormelijke elementen
De voorgestelde materialen zijn sober, hedendaags en niet storend voor de omgeving.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Vooreerst zijn woningen in het binnengebied niet kenmerkend, niet wenselijk en storend voor de omgeving. Wonen in stedelijke binnengebieden is geen vanzelfsprekendheid en kan alleen toegelaten worden wanneer de omstandigheden optimaal zijn. Vastgesteld wordt dat de afstand tussen de voorgevel van het voormalige werkhuis en de achtergevel van de voorbouw te klein is om een zelfstandige woonfunctie achter de hoofdbouwlijn toe te laten. Bovendien is de impact van wonen in een binnengebied naar de omgeving toe heel anders dan bv. een atelier.
Een woonfunctie in binnengebied met de voorgestelde volume-uitbreiding heeft geen ruimtelijke meerwaarde en is stedenbouwkundig niet aanvaardbaar.
De aanvraag stelt voor om de raamopeningen van de wooneenheid in het voormalige atelier te vergroten. Deze zijn wellicht nodig om de lichttoetreding in de woonst te verbeteren. Het vergroten van de raamopeningen verhoogt de inkijk met daling van privacy voor eigenaars in de omgeving. Inkijk op achtergevels in de omgeving is onvermijdelijk met voorgesteld programma en ingrepen.
De bijkomende wooneenheid brengt een te grote druk met zich mee waardoor de kwaliteit van het binnengebied enkel maar vermindert. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het voorgestelde programma in het achterhuis niet in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening van de plaats.
Het achterhuis is alleen te bereiken via de doorrit naar achteren. Hierdoor neemt de circulatie in het binnengebied, alsook de achtertuin van het nieuwe gelijkvloerse appartement toe. Een gevolg hiervan is dat de verhoogde circulatie inkijk en overlast creëert in onder meer het gelijkvloerse appartement en het wooncomfort van de aanpalende woningen wordt aangetast.
Woninggrootte
Om het ruimtecomfort van een woning te bewaken is het belangrijk dat het aantal slaapkamers in verhouding staat met het aantal beschikbare vierkante meters leefruimte per bewoner. Dit is niet het geval in het voorliggend project, waardoor de woongelegenheden onvoldoende wooncomfort bieden. Op een oppervlakte kleiner dan 60 m² wordt onvoldoende woonkwaliteit gerealiseerd voor een een-slaapkamerappartement. Deze oppervlakte (vanaf 35 m²) kan hoogstens een studio herbergen.
Hieruit kunnen we concluderen dat door het vermeerderen van 3 wooneenheden naar 5 wooneenheden de densiteit op het perceel op onaanvaardbare wijze stijgt. Dit verhoogt de druk op het perceel en het bouwblok dermate dat de draagkracht van de site wordt overschreden.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, omwille van onverenigbaarheden met stedenbouwkundige voorschriften en een goede ruimtelijke ordening.
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 10 juli 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 7 augustus 2020 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 6 oktober 2020 |
Verslag GOA | 15 september 2020 |
naam GOA | Katrine Leemans |
De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften | Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften | Petitielijsten | Digitale bezwaarschriften |
3 | 0 | 0 | 0 |
Bespreking van de bezwaren
Er werden drie bezwaarschriften ingediend, voornamelijk handelend over:
1. Kennisgeving: Het aangeleverde terreinprofiel is foutief. De tuinmuren zijn niet correct weergegeven en dit zorgt voor onduidelijkheid.
Beoordeling: Tijdens het volledig- en ontvankelijkheidsonderzoek werd geoordeeld dat het dossier voldoende informatie bevat om de aangevraagde wijzigingen te beoordelen en de ruimtelijke impact van het voorliggende project in te schatten.
Het bezwaar is ongegrond.
2. Verkavelingsvergunning: Er werd geen verkavelingsvergunning aangevraagd voor de woning in binnengebied.
Beoordeling: De figuur van een verkavelingsvergunning is niet nodig, indien het project in eigen beheer wordt gerealiseerd. Van zodra een stuk grond wordt verkocht met het oog op het bebouwen ervan, is er volgens de VCRO een verkavelingsvergunning noodzakelijk.
Het bezwaar is ongegrond.
3. Inkijk vanuit de leefruimtes van de woning: De nieuwe woning in binnengebied is gelegen in een tuinzone en wordt omringd door 5 tot 6 omwonende gezinnen. Door een woonfunctie toe te laten ontstaat er overlast en inkijk op omwonende leefvertrekken. Specifieker ontstaat er rechtstreekse inkijk in de keuken de rechterbuur.
Beoordeling: Het klopt dat een woonfunctie in het binnengebied onvermijdelijk inkijk veroorzaakt naar eigendommen in de omgeving. Bovendien neemt de druk op het perceel en de omgeving toe, wat niet aanvaardbaar is.
Het bezwaar is gegrond.
4. Wonen in binnengebied: Het bezwaar tegen de geplande eengezinswoning in het binnengebied. De aanvrager wil een huis bouwen in een tuinzone waardoor de leefbaarheid van het binnengbied in het gedrang komt. Met de coronacrisis zijn stadstuinen belangrijk om rust en ademruimte te krijgen. Ook schendt een woonfunctie van in het achterhuis de privacy van omwonenden. De tuin achter nr. 46 behoorde vroeger bij nr. 46 en werd in het verleden toegevoegd bij nr. 44. Dit was in wezen altijd opgevat als een achtertuin.
Beoordeling: Wonen in binnengebied is niet kenmerkend voor de omgeving en de open ruimte achter het perceel is inderdaad een tuinzone. Tuinzones zijn ondergeschikt aan de bebouwing in de schil. Door een programma toe te laten dat eerder toelaatbaar is in de bouwschil, zonder enige afstandsbuffer, wordt de bestaande open ruimte drastisch verminderd met een verlies van de ruimtelijke kwaliteit van het binnengebied als gevolg. Het bezwaar is gegrond.
5. Constructie in tuinzone: De gewenste woning is gelegen in een tuinzone en niet rechtstreeks gelegen aan een openbare weg. De woning is alleen bereikbaar via het een onderdoorgang naar achteren, langs de woning vooraan. Hierdoor worden de gelijkvloerse woningen vermeerderd. Het rustige karakter van de woonbuurt wordt ingrijpend aangetast.
Beoordeling: De voorgestelde ontsluiting voor de woning in binnengebied is inderdaad niet optimaal. De circulatie op het perceel neemt toe en niet alleen de woning aan de straatzijde van nr. 44 maar ook aanpalende eigendommen zullen wellicht hinder ondervinden van de verhoogde activiteit in het binnengebied.
Het bezwaar is gegrond.
6. Constructie tegen tuinmuur: Bouwen tegen de tuinmuur van de rechterbuur zal in realiteit technisch niet haalbaar zijn en zal zorgen voor ingrijpende beschadigingen aan de tuin van de rechterbuur.
Beoordeling: Dit bezwaar heeft betrekking op uitvoeringstechnische aspecten en de vrees tot schade berust op vermoedens.
Het bezwaar is ongegrond.
7. Brandveiligheid: De tuinzone wordt opgedeeld en de delen worden toegevoegd aan twee afzonderlijke wooneenheden. Langs de doorgang zijn fietsstalplaatsen voorzien. Deze belemmeren de evacuatieweg tijdens een brand. Het project voldoet niet aan de normen inzake brandveiligheid.
Beoordeling: De inplanting van de fietsenberging kan mogelijks voor een belemmering van de circulatie en evacuatie zorgen. Ook is de inplanting van de private fietsenbergingen niet doordacht. Het bezwaar heeft echter betrekking op brandtechnische aspecten en brandweer adviseerde de aanvraag gunstig.
Het bezwaar is deels gegrond.
8. Verkeersoverlast: Het bezwaar tegen extra verkeersbelasting door het geplande project.
Beoordeling: De stedelijke dienst mobiliteit heeft voorliggend dossier voorwaardelijk gunstig geadviseerd en eventuele bijkomende verkeersbelasting werd aanvaardbaar bevonden, rekening houdend met het bestaande wijkcirculatieplan. Er kan in alle redelijkheid gesteld worden dat de impact van het project op de mobiliteit in de omgeving toelaatbaar is.
Het bezwaar is ongegrond.
Het college sluit zich integraal aan bij:
- de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;
- het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren.
De plannen waarvan het overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, maken integraal deel uit van dit besluit.