Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2020042218 |
Gegevens van de aanvrager: | BV Van Moer Blue Gate met als adres Vitshoekstraat 11 te 2070 Zwijndrecht |
Gegevens van de exploitant: | BVBA BMB BOUWMATERIALEN met als adres Theet 45A te 9220 Hamme |
Ligging van het project: | D'Herbouvillekaai zn te 2020 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 9 sectie I nrs. 2817/3 A en 2817/5 D |
Inrichtingsnummer: | 20200330-0032 (BMB Bouwmaterialen) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | bouwen en exploiteren van een nieuw magazijn met bijhorend afhaalmagazijn en kantoorruimtes voor een groothandel in bouwmaterialen |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 29/08/2017: vergunning (2017609) voor de sloop- en afbraakwerken in het kader van het bedrijventerrein 'Blue Gate Antwerpen'.
Huidige toestand
- Braakliggend terrein.
Gewenste toestand
- functie:
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
- Aanleg terrein rond gebouw
Inhoud van de aanvraag
- bouwen van:
- aanleggen van nieuwe wegenis;
- aanleggen van een tijdelijke toegangsweg naar kaaiplatform;
- plaatsen van een hoogspanningscabine.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft de bouw en exploitatie van een magazijn voor bouwmaterialen met kantoorruimtes en een afhaalmagazijn aan de D’Herbouvillekaai te Antwerpen.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
1.2 | opslagplaats voor aardpek, teer, asfalt, pek en dergelijke stoffen van meer dan 5.000 kg; | 50.000 kg |
3.4.2 | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 3,39 m³/uur |
6.5.1 | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1 | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 630 kVA |
15.1.1 | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 9 stuks |
15.4.1 | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 afspuitplaats |
16.3.2.a | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 128 kW |
17.3.2.1.1.1.b | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 4,12 ton |
17.3.4.2.a | opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 100 ton |
17.3.6.2.a | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 100 ton |
17.4 | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 liter |
19.6.1.a | opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; | 400 m³ |
23.3.1.a | opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied. | 25 ton |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 4.2.5.1.1.§ 1. Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m³ per dag of 50 m³ per maand of 500 m³ per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen. Tenzij anders vermeld in de Omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen: - voor debieten > 2 m³/uur of > 20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid;
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Voor het lozen van bedrijfsafvalwater wordt een uitzondering gevraagd om geen meetgoot te moeten plaatsen.
|
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 29 mei 2020 | 26 juni 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
brandweer/ risicobeheer/ preventie | 9 oktober 2020 | 20 oktober 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
De Vlaamse Waterweg nv | 29 mei 2020 | 16 juli 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
De Vlaamse Waterweg nv | 9 oktober 2020 | 23 oktober 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
FOD Mobiliteit en Vervoer - Dienst Luchtvaart | 29 mei 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen | 29 mei 2020 | 21 september 2020 |
Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam | 29 mei 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
ondernemen en stadsmarketing/ business en innovatie | 29 mei 2020 | 18 juni 2020 |
stadsontwikkeling/ mobiliteit | 29 mei 2020 | 15 juni 2020 |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie | 29 mei 2020 | 13 juni 2020 |
stadsontwikkeling/ publieke ruimte | 29 mei 2020 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: gebied voor stedelijke activiteiten en specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. )
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de verordening toegankelijkheid.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen
Van de archeologienota werd akte genomen door het agentschap Onroerend Erfgoed op 15 april 2020, ID: 14416.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De stad Antwerpen wenst de Blue Gate Antwerp site te ontwikkelen volgens duurzame principes. Deze zijn opgenomen in het Strategisch Masterplan Blue Gate Antwerp. Hoewel dit strategisch masterplan geen bindend, noch verordenend karakter heeft, geeft het duiding omtrent de duurzame ambities bij de ontwikkeling van de site, waaronder de logistieke zone.
Conform dit masterplan dient de logistieke zone te focussen op innovatieve concepten ten behoeve van slimme logistiek. Een deelzone voor stadsregionale, watergebonden distributie vormt daar een onderdeel van.
Het concept ‘stadsdistributie’ wordt gedefinieerd als:
’een (logistieke) voorziening die relatief dicht is gelegen bij het geografisch gebied dat ze bedient (een stadscentrum, een hele stad of regio, of een specifieke locatie), waaraan vele logistieke bedrijven goederen leveren die voor dat gebied bestemd zijn, van waaruit gebundelde bezorgingen binnen dat gebied worden uitgevoerd door kleinere en milieuvriendelijke voertuigen, en waar verschillende andere logistieke en detailhandel diensten met toegevoegde waarde kunnen worden geboden’.
De aangevraagde activiteit en de bestemming zijn in overeenstemming met ambities van het masterplan en de bestemmingsvoorschriften van het GRUP.
Er werd advies gevraagd aan de dienst Ondernemen en Stadsmarketing en dat als volgt kan worden samengevat:
“De aanvraag omvat de nieuwbouw van een bouwmarkt voor professionelen (dus zonder kleinhandelsvergunning), een afhaalmagazijn en bijhorende administratieve kantoren en sociale voorzieningen voor het personeel. Buiten worden parkings voorzien voor medewerkers en bezoekers alsook de toerit voor vrachtwagens.
Deze site is gelegen binnen de industriezone zone Blue Gate Antwerp (cfr. GRUP afbakening grootstedelijk gebied deelplan 5 en voorschriften deelzone 5.C.1 watergebonden activiteiten) zoals opgenomen in de beleidsnota industrie en logistiek. De locatie past binnen de doelstelling om meer te focussen op stadsdistributie hier specifiek voor bouwmaterialen.
Er werden een aantal items tijdens de procedure toegevoegd die meer duiding geven bij het dossier. Zo werden een uitgebreide nota rond de BREEAM normering toegevoegd alsook aangepaste gevelplannen.
In voorliggende vergunningsaanvraag wordt nog onvoldoende geduid op welke manier het project tegemoetkomt aan deze ambities inzonderheid of het project past binnen de categorie slimme logistiek en stadsdistributie.
Er wordt geoordeeld dat het project voldoet op het vlak van functionele inpasbaarheid en beantwoordt aan de intenties van de zone voor slimme logistiek.
Schaal - ruimtegebruik – bouwdichtheid
In het beeldkwaliteitsplan voor BGA lezen we over de bebouwing in de Zone Logistiek het volgende:
“De gebouwen zijn uitgelijnd op elkaar, zodat er doorgaande assen tussen de gebouwen ontstaan. Deze assen hebben zowel belang voor de ontsluiting binnen het gebied, als voor de visuele kwaliteit. Immers, op deze manier ontstaan er doorzichten vanaf de hoofdontsluitingsweg en de corridor. Deze doorzichten zorgen er voor dat er visueel contact mogelijk blijft tussen de kern van BGA en de Zone watergebonden Activiteit. Zodoende is deze activiteit een wezenlijk onderdeel van de beleving van het gebied, wat nog eens versterkt doordat de gebouwen terugspringen ten opzichte van de zuidelijke zone-grens. Daarbij zorgen de assen in noord-zuid-richting ervoor dat de Schelde visueel aanwezig is tot in de corridor.”
Het gebouw voldoet qua schaal, volumetrie, inplanting en ontsluiting aan de principes van het beeldkwaliteitsplan. Het perceel wordt optimaal benut voor de in- en uitrijbewegingen voor laden en lossen. De planopzet is functioneel en biedt voldoende verblijfskwaliteit in de kantoorruimtes.
Er zijn echter geen opengaande ramen voorzien voor de kantoorruimtes en de refter. Het ontwerp voldoet op dat vlak niet aan artikel 24 van de Bouwcode (Minimale lichtinval en minimale luchttoevoer).
In de beslissing van de aanvraag zal dan ook een voorwaarde worden opgenomen om hieraan te voldoen.
Visueel-vormelijke elementen
Na een ongunstige beoordeling van de architecturale uitwerking werd een wijzigingsverzoek ingediend met aangepaste gevels. Dit aangepaste voorstel is voorgelegd aan de kwaliteitskamer en werd als volgt beoordeeld:
“De kwaliteitskamer apprecieert de architecturale aanpassingen, de aandacht voor kwalitatieve architectonische geleding en ritmiek en het voorgestelde materiaalpalet. Het logistieke gebouw krijgt de gepaste beeldkwaliteit, die het door zijn prominente ligging verdient. Gezien het alzijdig karakter pleit de kwaliteitskamer voor de variante waarbij de luifel aan beide zijden uitkraagt en bij voorkeur in lengte (overkraging) symmetrisch wordt opgevat. Wat de kleurstelling betreft gaat de voorkeur van de kwaliteitskamer uit naar roodbruin gepigmenteerd beton in functie van veroudering en UV-verkleuring (m.a.w. aandacht voor pigmentatie en techniek).”
Het advies is gunstig. Het project is visueel inpasbaar in de omgeving en in het BKP Blue Gate.
Bodemreliëf
Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is gelegen buiten woon- en recreatiegebied met een oppervlakte boven de 3.000 m² (circa 15.550 m²) en ingreep in de bodem boven 5.000 m² (gelijk aan projectgebied). De aanvrager is niet publiekrechtelijk. Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.
Er werd een archeologienota ingediend door ABO nv op 30 maart 2020, waarvan door het agentschap Onroerend Erfgoed akte genomen op 3 mei 2020 (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/14416). Het projectgebied en de aangevraagde ingrepen komen één-op-één overeen met deze in de omgevingsvergunningsaanvraag. De archeologienota geeft het terrein vrij, er dient met ander woorden geen verder archeologisch onderzoek te gebeuren.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Gelet op de aard van de aanvraag werd er advies gevraagd aan AG VESPA. Het advies luidt als volgt:
“Op basis van de in het aanvraagdossier opgenomen inplantingsplannen lijkt het bestaande talud naar het lager gelegen aanpalende perceel (2817d5) behouden te blijven.
Dit aanpalende perceel is eigendom van de stad Antwerpen en valt binnen de afbakening van het gebied voor stedelijke activiteiten (artikel 5C.3 GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen). De plannen voor de toekomstige invulling van dit gebied zijn vandaag niet gekend.
Daarnaast voorziet het aanvraagdossier in de aanleg van een private toegangsweg, die volgens de plannen tot tegen de perceelsgrens lijkt voorzien te worden. Gelet op het beoogde gebruik van deze weg voor zwaar vervoer, zal de wegenis voldoende gefundeerd moeten worden. Volgens de principedetails wordt een nieuwe pakket van +/- 50cm aangelegd.
Behalve de fundering van de wegeniskoffer is ook een voldoende stevig gefundeerde zijdelingse afboording van de wegenis noodzakelijk om o.a. beschadiging van de wegenis door verdrijving van de verharding te voorkomen. Dit kan door het plaatsen van een keerwand of voldoende gefundeerde talud.
Het is echter duidelijk dat het bestaande talud niet is voorzien als wegenistalud en dus niet zal volstaan. Op basis van het voorliggende dossier zijn noch de afgrenzing van de verharding noch de wijze van uitvoering duidelijk te bepalen.
In elk geval moet het hoogteverschil tussen het terrein waarop de aanvraag van toepassing is, en de terreinen behorend tot de zone voor stedelijke activiteiten (eigendom van stad Antwerpen), opgelost worden op het eigen terrein (waarop de aanvraag van toepassing is), ofwel via een talud (op eigen terrein), ofwel via een keerwand of andere constructie.”
De voorwaarden geformuleerd door AG VESPA zullen overgenomen worden in de beslissing van de aanvraag.
Volgens artikel 38 van de bouwcode (Groendaken) is het verplicht om nieuwe daken aan te leggen als een groendak, indien deze daken een helling hebben van minder dan 15° en een oppervlakte hebben van ten minste 20 m², omwille van de voordelen die dit biedt op het vlak van duurzaamheid en beeldkwaliteit, de hoeveelheid afgevoerd regenwater en het piekdebiet bij stortbuien, de vermindering van het “urban heat island” effect en de verhoging van de biodiversiteit.
Er wordt vastgesteld dat in het ontwerp geen groendak werd voorzien. De aanleg van een groendak zal opgelegd worden als voorwaarde in de beslissing van de aanvraag.
Gelet op de ligging van het perceel langs de Schelde werd advies gevraagd aan De Vlaamse Waterweg (DVW). Volgend advies werd uitgebracht:
“Aangezien de werkzone in de buurt van de waterkering gelegen is, moeten alle noodzakelijke maatregelen genomen worden om de integriteit en de stabiliteit van de waterkering te vrijwaren. De verkrijger is aansprakelijk voor alle verzakkingen, incidenten en ongevallen die kunnen voortvloeien uit de aanleg, het bestaan, onderhoud, verandering of schorsing van de werken. Eventuele gebreken die optreden aan de waterkering na het beëindigen van de werken moeten onmiddellijk aan DVW gerapporteerd worden en in voorkomend geval direct hersteld worden tot de volledige voldoening van DVW, zo niet zullen deze herstellingswerken van ambtswege op kosten en risico’s van de verkrijger worden uitgevoerd.
De toegang tot de kaai moet te allen tijde mogelijk blijven vanaf de openbare weg.”
De voorwaarden geformuleerd door DVW zijn integraal van toepassing bij het verlenen van de vergunning.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 45 parkeerplaatsen.
“De parkeerbehoefte wordt bepaald op het nieuw bouwen van een magazijn en kantoor. Het gaat om een magazijn voor bouwmaterialen (4.171 m²) en een afhaalmagazijn (855 m²). Er is ook een kantoorruimte (476 m²) boven het magazijn voor het personeel. Er is een totale magazijnoppervlakte van 5.026 m². We hanteren hiervoor de norm uit de CROW van 0,75 ppl/100 m² (schil centrum). Dat komt neer op 38 parkeerplaatsen. 476 m² kantoren met parkeernorm 1,1/100 m²: 476 m² x 1,1/100 m² = 7,3 De werkelijke parkeerbehoefte is 45 (38 + 7)” |
De plannen voorzien in 32 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 45.
Het ontwerp voorziet 32 parkeerplaatsen op kasseien met grasvoegen, uitgespaard in de betonverharding en gecombineerd met plantvakken. Na overleg met de aanvrager bleek het mogelijk deze 32 parkeerplaatsen uit te breiden tot 45 plaatsen in totaal (zijnde 13 bijkomende parkeerplaatsen). Hiervoor zal de rij parkeervakken langsheen de wadi doorgetrokken worden, met behoud van de huidige plantvakken. Dit wordt als voorwaarde bij de beslissing opgenomen. |
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan [45] – [45] = [0].
Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt [45] – [45] = [0]. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen. |
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op [0] plaatsen.
|
De nieuwe parkeerplaatsen zullen moeten worden uitgevoerd conform artikel 30 van de bouwcode. In dat kader wordt ook vastgesteld dat de plannen geen voorzieningen treffen voor het laden van elektrische wagens (artikel 30 §5). In voorwaarde wordt dus bijkomend opgenomen om per 10 autostalplaatsen één elektriciteitsvoorziening te voorzien ten behoeve van elektrische oplaadpunten voor wagens.
Fietsvoorzieningen
De fietsparkeerbehoefte voor een bedrijf/groothandel bedraagt 0,60/100 m². Dan zouden er dus 30 fietsstalplaatsen moeten voorzien worden.
In de nota staat dat er 20 personeelsleden werken. Als we er dan vanuit gaan dat 1/3de met de fiets moet kunnen komen dan zouden 7 fietsstalplaatsen volstaan.
Er wordt een fietsenberging voorzien aansluitend op de hoogspanningscabine. Hierin worden 20 fietsstalplaatsen voorzien. Het aantal is dus toereikend om alle personeelsleden een fietsstalplaats aan te bieden.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
BMB Bouwmaterialen (Van Moer Blue Gate) is een groothandel in bouwmaterialen met verschillende vestigingen verspreid over de provincies Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg. Het bedrijf richt zich zowel op ruwbouw als op de afwerking van huis, terras en tuin. De hoofdactiviteit omvat de verkoop van bouwmaterialen zoals dakpannen, vloertegels, gips, pleister, cement, isolatie en andere aanverwante producten.
De nieuwe exploitatie gaat zich richten op de renovatiemarkt (vernieuwbouw) en minder op de ruwbouw. Dit zal zich ook weerspiegelen in de opgeslagen en aangeboden materialen (snelbouwstenen, gipsplaten, isolatie, …). In tegenstelling tot andere vestigingen van het bedrijf zullen enkel professionelen bediend worden.
Gezien de ligging aan de kaai zal het grootste deel van de bouwmaterialen (70%) over het water aangevoerd worden. Het betreft betonblokken, ytongblokken, klinkers, snelbouwstenen, grind, zand, enzovoort. Er wordt geen losgoed gelost, alles is verpakt (op paletten, in bigbags of zakken, …). Over de inrichting van de kaai en hoe de aanvoer hier gaat gebeuren, is niets beschreven in het dossier. Het is onduidelijk of de kaai ook gebruikt gaat worden voor de (tijdelijke) opslag van goederen die via het water worden aangeleverd (of misschien zelfs voor goederen die via de weg zijn geleverd). Een verduidelijking hieromtrent is noodzakelijk om de situatie te kunnen inschatten.
Op 28 april 2017 werd er akte genomen voor het laden en lossen van zand op een perceel dat deels overlapt met het huidige project. De exploitant van de melding betreft eveneens Van Moer. Hierbij werden de rubrieken voor een verdeelslang, het stallen van voertuigen en de opslag van 20 ton diesel aangevraagd. De opslag van zand was kleiner dan 1 ha en dus niet ingedeeld. De kaai is hier deels in opgenomen, weliswaar naast de huidige geplande vestiging. Er dient dan ook nagegaan te worden of de melding nog van toepassing is of moet aangepast worden aan de huidige situatie.
De aanvraag behelst onder andere de opslag van roofing, cementachtige producten, gipskarton, lijmen voor snelbouw en andere bouwmaterialen zoals cement, zand en stenen. Verder is er opslag van kunststof (PVC hulpstukken, isolatie), hout en een beperkte hoeveelheid gevaarlijke producten in kleine verpakkingen. De vaste gevaarlijke producten zoals cement en lijmen (poeders) zijn verpakt in zakken van verschillende gewichten of aanwezig in een silo (25 ton).
De exploitant vraagt rubriek 1.2 aan voor de opslag van roofing. Afgewerkte aardolieproducten worden echter niet in deze rubriek ingedeeld. Rubriek 1.2 zal dan ook zonder voorwerp verklaard worden. Verder werden de lijmen enkel ingedeeld in rubriek 17. Vanaf 10 ton is echter ook rubriek 26.2 van toepassing. Deze rubriek zal toegevoegd worden aan de vergunning.
Op de site kunnen op een vloeistofdichte piste voertuigen worden afgespoten en getankt. Sporadisch kan ook de silo met mortel proper gemaakt worden. Het bedrijfsafvalwater van de piste bestaat enerzijds uit water afkomstig van het afspuiten van voertuigen/silo en anderzijds uit accidenteel verontreinigd hemelwater dat op tankpiste/wasplaats valt. Het gegenereerde bedrijfsafvalwater is afkomstig van de afspuitplaats die tevens dienst doet als tankpiste en wordt via een KWS-afscheider met coalescentiefilter geloosd in de openbare riolering. Aangezien het afvalwater cement- en zandresten zal bevatten van het afspuiten van de werfwagens en de silo, kan dit mogelijks de werking van de KWS-afscheider hypothekeren. De exploitant dient dan ook een bezinkput te voorzien die voldoende groot gedimensioneerd is én op zeer regelmatige basis gereinigd wordt.
Op het inplantingsplan zijn de silo en de bovengrondse dieseltank vlak naast elkaar ingetekend. Dit kan gevaarlijke situaties veroorzaken indien er gemanoeuvreerd moet worden voor het vullen of lossen van de silo en de tank. Er dient dan ook een aanrijbeveiliging voorzien te worden ter hoogte van de tank en silo.
Het magazijn en de buitenverharding worden vloeistofdicht uitgevoerd. Bijkomend ligt de vloerplaat van het magazijn 5 cm lager dan de poorten zodat een inkuiping van 90 m³ bekomen wordt.
De transformator is oliegekoeld en wordt voorzien van een inkuiping. Het lokaal waar de transformator zich bevindt, is voorzien van een vloeistofdichte vloer.
Aan de voorzijde van het gebouw is een luifel voorzien die de laad- en loskades overkapt. Het magazijn wordt niet verwarmd, de kantoorruimtes worden verwarmd/gekoeld door middel van aircotoestellen.
Er wordt een bijstelling gevraagd van artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II:
“Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m3 per dag of 50 m3 per maand of 500 m3 per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen.
Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen:
- voor debieten > 2 m3/uur of > 20 m3/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid”
Er kan akkoord gegaan worden met de vraag van de exploitant om geen meetgoot te moeten plaatsen.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. de voorwaarden uit het advies van de Vlaamse Waterweg zijn integraal na te leven;
3. het hoogteverschil tussen het perceel van de aanvraag en de aanpalende percelen is op te vangen met een talud of een keermuur op het eigen terrein van de aanvrager;
4. voor iedere verblijfsruimte is minimaal 1 opengaand gevel- of dakdeel dat rechtstreeks in open lucht uitmondt te voorzien;
5. het dak is aan te leggen als groendak;
6. bovenop de 32 voorziene autoparkeerplaatsen zijn 13 bijkomende autoparkeerplaatsen te voorzien in uitbreiding van de parkeervakken langsheen de wadi, met behoud van de voorziene plantvakken;
7. de bijkomende parkeervakken zijn eveneens uit te voeren in kasseien met open voeg;
8. per 10 autostalplaatsen dient er telkens één elektriciteitsvoorziening voorzien te worden ten behoeve van elektrische oplaadpunten voor wagens.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
1.2 | opslagplaats voor aardpek, teer, asfalt, pek en dergelijke stoffen van meer dan 5.000 kg; | zonder voorwerp |
3.4.2 | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 3,39 m³/uur |
6.5.1 | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1 | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 630 kVA |
15.1.1 | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 9 stuks |
15.4.1 | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 afspuitplaats |
16.3.2.a | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 128 kW |
17.3.2.1.1.1.b | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 4,12 ton |
17.3.4.2.a | opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 100 ton |
17.3.6.2.a | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 100 ton |
17.4 | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 liter |
19.6.1.a | opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; | 400 m³ |
23.3.1.a | opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 25 ton |
26.2 | opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton. | 15 ton |
Geadviseerde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. | Bij te stellen voorwaarde: Artikel 4.2.5.1.1.§ 1. Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m³ per dag of 50 m³ per maand of 500 m³ per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters van het geloosde water te nemen. Tenzij anders vermeld in de Omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen:
- voor debieten > 2 m³/uur of > 20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid;
Geadviseerd alternatief/aanvulling: Voor het lozen van bedrijfsafvalwater wordt een uitzondering gevraagd om geen meetgoot te moeten plaatsen. Er kan akkoord gegaan worden met de gevraagde afwijking. |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | er dient een aanrijbeveiliging voorzien te worden ter hoogte van de bovengrondse dieseltank en de silo; |
2. | binnen 3 maanden na het verlenen van de vergunning dient de exploitant een duidelijke omschrijving te geven van hoe de kaai gaat gebruikt worden, welke voorzieningen er gaan getroffen worden om de aan- en afvoer van producten te regelen en hoeveel vervoersbewegingen dit gaat teweegbrengen. Bijkomend dient er nagegaan te worden of de melding MV2017/201 nog van toepassing is of moet aangepast worden aan de huidige situatie. Deze informatie wordt bezorgd via mail (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van OMV_2020042218; |
3. | er dient een bezinkput voorzien te worden die voldoende groot gedimensioneerd is én op zeer regelmatige basis gereinigd wordt. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 29 april 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 29 mei 2020 |
Start 1e openbaar onderzoek | 8 juni 2020 |
Einde 1e openbaar onderzoek | 7 juli 2020 |
Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag | 3 september 2020 |
Start laatste openbaar onderzoek | 2 oktober 2020 |
Einde laatste openbaar onderzoek | 31 oktober 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 9 november 2020 |
Verslag GOA | 2 november 2020 |
naam GOA | Gerd Cryns en Bieke Geypens |
Wijzigingsverzoeken
De aanvrager heeft een of meerdere verzoeken ingediend om zijn oorspronkelijke dossier te wijzigen.
Minstens één van die verzoeken werd aanvaard, waardoor de aanvaarde wijzigingen mee beoordeeld worden.
De aanvaarde wijzigingen zijn zodanig dat er een nieuw openbaar onderzoek werd gehouden en eventuele adviezen opnieuw werden gevraagd.
De aanvraag werd onderworpen aan 3 openbare onderzoeken.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
8 juni 2020 | 7 juli 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 |
12 september 2020 | 30 september 2020* | 0 | 0 | 0 | 0 |
2 oktober 2020 | 31 oktober 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 |
* Het openbaar onderzoek was korter dan de normale 30 dagen omdat het vroegtijdig is stopgezet.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. de voorwaarden uit het advies van de Vlaamse Waterweg zijn integraal na te leven;
3. het hoogteverschil tussen het perceel van de aanvraag en de aanpalende percelen is op te vangen met een talud of een keermuur op het eigen terrein van de aanvrager;
4. voor iedere verblijfsruimte is minimaal 1 opengaand gevel- of dakdeel dat rechtstreeks in open lucht uitmondt te voorzien;
5. het dak is aan te leggen als groendak;
6. bovenop de 32 voorziene autoparkeerplaatsen zijn 13 bijkomende autoparkeerplaatsen te voorzien in uitbreiding van de parkeervakken langsheen de wadi, met behoud van de voorziene plantvakken;
7. de bijkomende parkeervakken zijn eveneens uit te voeren in kasseien met open voeg;
8. per 10 autostalplaatsen dient er telkens één elektriciteitsvoorziening voorzien te worden ten behoeve van elektrische oplaadpunten voor wagens.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | er dient een aanrijbeveiliging voorzien te worden ter hoogte van de bovengrondse dieseltank en de silo; |
2. | binnen 3 maanden na het verlenen van de vergunning dient de exploitant een duidelijke omschrijving te geven van hoe de kaai gaat gebruikt worden, welke voorzieningen er gaan getroffen worden om de aan- en afvoer van producten te regelen en hoeveel vervoersbewegingen dit gaat teweegbrengen. Bijkomend dient er nagegaan te worden of de melding MV2017/201 nog van toepassing is of moet aangepast worden aan de huidige situatie. Deze informatie wordt bezorgd via mail (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van OMV_2020042218; |
3. | er dient een bezinkput voorzien te worden die voldoende groot gedimensioneerd is én op zeer regelmatige basis gereinigd wordt; |
4. | voor het lozen van het bedrijfsafvalwater moet geen controle-inrichting geplaatst te worden zoals opgelegd in artikel 4.2.5.1.1.§ 1 van Vlarem II. |
Brandweervoorwaarden
de brandweervoorwaarden uit het verslag met kenmerk BW/KVLO/2020/G.00616.A2.0004, die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2 | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 3,39 m³/uur |
6.5.1 | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1 | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 630 kVA |
15.1.1 | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 9 stuks |
15.4.1 | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 afspuitplaats |
16.3.2.a | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 128 kW |
17.3.2.1.1.1.b | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 4,12 ton |
17.3.4.2.a | opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 100 ton |
17.3.6.2.a | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 100 ton |
17.4 | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000 liter |
19.6.1.a | opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; | 400 m³ |
23.3.1.a | opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; | 25 ton |
26.2 | opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton. | 15 ton |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur.