Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Op 20 januari 2020 verklaarde de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning volledig en ontvankelijk. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Op 20 januari 2020 verzocht de deputatie het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om een openbaar onderzoek te houden en een advies uit te brengen. Op 6 maart 2020 verleende het college van burgemeester en schepenen een voorwaardelijk gunstig advies, zie bijlage.
Op 2 april 2020 diende de aanvrager een wijzigingsverzoek in op het Omgevingsloket als reactie op het advies van de AGOP-M. Op 3 april 2020 werd het wijzigingsverzoek aanvaard. Op 4 mei 2020 werd een administratieve lus gestart en werd het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar opnieuw om advies gevraagd.
Voorliggend verslag behandelt het wijzigingsverzoek.
Projectnummer: |
OMV_2019144382 |
Gegevens van de aanvrager: |
NV G&V SERVICESTATIONS met als adres Harelbeeksestraat 120 te 8520 Kuurne |
Gegevens van de exploitant: |
NV G&V SERVICESTATIONS met als adres Harelbeeksestraat 120 te 8520 Kuurne |
Ligging van het project: |
Noorderlaan 503 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 18 sectie E nrs. 196/3 B en 196/2 A |
Inrichtingsnummer: |
20181002-0031 (G&V LCNG) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: |
Een verandering door wijziging en uitbreiding en regularisatie van een eerder vergund bunker- en tankstation |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Zie bijgevoegd collegebesluit van 6 maart 2020.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Zie bijgevoegd collegebesluit van 6 maart 2020.
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 6 mei 2020 | 12 mei 2020 | Gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Zie bijgevoegd collegebesluit van 6 maart 2020.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanleiding van het wijzigingsverzoek is het deels ongunstig advies van de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten (GOP) – milieu. Meer bepaald wordt de gevraagde afwijking van artikel 5.16.8.4 paragraaf 6.5°c en artikel 5.16.8.6 paragraaf 7 van Vlarem II, betreffende het niet aflaten van het restgas naar een aflaatreservoir, ongunstig geadviseerd. De aanvrager heeft daarop een nota toegevoegd aan de aanvraag met verduidelijking om tegemoet te komen aan het advies van GOP-milieu.
De wijziging heeft geen invloed op het stedenbouwkundig luik van de oorspronkelijke aanvraag. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er dus geen bezwaar en kan het oorspronkelijk uitgebrachte gunstig advies hernomen worden.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
G&V servicestations baat aan de Noorderlaan een tankstation voor de bevoorrading van diesel, gasolie, LNG en CNG uit. Er werd reeds een vergunning verleend voor het tankstation.
Met onderhavige aanvraag wordt in hoofdzaak een verandering gevraagd voor wat de opslag van LNG en CNG betreft, in functie van de bevoorrading van binnenschepen, personenwagens, bestelwagens en vrachtwagens. De opslag van diesel en gasolie blijft qua hoeveelheid identiek aan de vergunde hoeveelheid, maar de ligging op het terrein is verschillend ten opzichte van de vergunde situatie. Het tankstation is al operationeel voor wat de bevoorrading van diesel en gasolie betreft.
Het college verleende op 6 maart 2020 een voorwaardelijk gunstig advies voor de aanvraag. Op 2 april 2020 verleende de afdeling GOP Milieu van het departement Omgeving een deels gunstig advies, men adviseerde ongunstig voor een gevraagde bijstelling. De exploitant diende op 12 mei 2020 een wijzigingsverzoek in waarin de gevraagde bijstelling wordt verduidelijkt.
Men vraagt een bijstelling van artikelen 5.16.8.4, §6, 5°c) en 5.16.8.6, §7 van titel II van het VLAREM die stellen dat het CNG-vulpistool automatisch afgelaten wordt naar een aflaatreservoir om het bij een volgende tankbeurt te recupereren en dat het gas automatisch wordt afgelaten naar het aflaatreservoir als de elektrische voeding uitvalt. De CNG-verdeelzuilen zijn uitgerust met twee verdeelslangen waarvan één voor personenwagens en één verdeelslang voor vrachtwagens. De exploitant argumenteert in het aanvraagdossier dat er geen klassieke compressor aanwezig is om het restgas af te laten naar een aflaatreservoir. In de voorgaande vergunningsaanvragen werd opgenomen dat het CNG dat kan vrijkomen bij het loskoppelen van het vulpistool opgevangen wordt in het boil off gas management systeem van de LNG installatie. In praktijk blijkt dat de compressor die hiervoor gebruikt wordt een te hoge druk heeft en hiervoor niet geschikt is. Volgens het aanvraagdossier is de verdeelzuil voorzien van een noodstop en de slangen zijn uitgerust met een breekkoppeling. Verder is de aanzuigleiding van de cryogene verdringingspomp voorzien van een op afstand bedienbare noodafsluiter waarmee de LNG-toevoer kan worden afgesloten in geval van een calamiteit tijdens de CNG-verdeling.
De afdeling GOP Milieu stelt in haar advies dat het gebruik van een tussenblowdownvat zou kunnen toegepast worden om het aflaatgas te recupereren. Het tussenblowdownvat (verbonden met het eigenlijke blowdownvat), zijnde een fles van de CNG-buffer, zou de drukopbouw aan het pistool kunnen voorkomen. Men suggereert verder dat er mogelijk een retour van CNG naar de opslagtank LNG kan voorzien worden.
De exploitant argumenteert in het wijzigingsverzoek dat er een compressor aanwezig moet zijn om het aflaatreservoir op lage druk te brengen zodat het gas automatisch naar een aflaatreservoir kan overgebracht worden. In tegenstelling tot een conventionele installatie beschikt een L-CNG installatie niet over deze infrastructuur. De laagste druk in een L-CNG installatie wordt terug gevonden in de LNG opslaghouder. De druk in de houder (> 4 barg) is evenwel te hoog om een afdoende reductie te bekomen van de overdruk in de koppeling om het vulpistool veilig te kunnen ontkoppelen. Het enige alternatief om de overdruk in het vulpistool te reduceren is het veilig af te laten via een ventstack. Bovendien zijn CNG vulpistolen ontworpen om gas af te laten naar omgevingsdrukken (dus geen tegendruk). Hoe hoger de tegendruk, hoe moeilijker de CNG vulpistolen los te koppelen zijn met als gevolg dat de kans op lekkages toeneemt wat kan leiden tot een onveilige situatie.
De exploitant stelt verder dat het enerzijds een zeer beperkte hoeveelheid gas per tankbeurt (2 à 3 gram) is dat vrijkomt en anderzijds wordt deze milieu-impact ruimschoots gecompenseerd door de hoge energie-efficiëntie van een L-CNG installatie waarbij het tot 20 keer minder energie kost om dezelfde hoeveelheid gas op hoge druk te brengen ten opzichte van een conventionele aardgasafleverinstallatie. In het geval er nog een bijkomende compressor met bijhorend tussenvat zou moeten voorzien worden, zal deze energiewinst echter voor een groot deel verloren gaan door het bijkomende energieverbruik van de compressor met uiteraard de bijhorende CO2 uitstoot. Bovendien is de aankoop van een bijkomende compressor een aanzienlijke investering waardoor de installatie in zijn geheel niet meer als BBT kan aanschouwd worden. Dit geeft nogmaals aan dat de L-CNG installatie qua configuratie sterk verschilt met een conventionele CNG waar dergelijke compressor reeds aanwezig is voor het comprimeren van het gas vanuit het aardgasnet.
In het advies van het college werd het volgende gesteld. Indien het vulpistool niet aangesloten wordt op een aflaatreservoir zal er na elke tankbeurt, bij het drukloos stellen van de koppeling, een (kleine) hoeveelheid aardgas ontsnappen via de afblaasleiding en zo in de atmosfeer terecht komen. In het aanvraagdossier wordt gesteld dat het 2 à 3 gram CNG per tankbeurt betreft. De impact hiervan kan als verwaarloosbaar beschouwd worden. In vergelijkbare dossiers in Vlaanderen werd de gevraagde bijstelling op de verplichting om te werken met een aflaatreservoir reeds toegestaan. De gevraagde bijstelling kan verleend worden. Deze conclusie voor de gevraagde bijstelling kan behouden blijven.
Voor het overige kan het advies van het college van 6 maart 2020 behouden blijven wat betreft de ingedeelde inrichting of activiteit.
Advies van het college
Het eerder uitgebrachte voorwaardelijk gunstig advies kan worden hernomen.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Waterlink.
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
de aanbevelingen uit de veiligheidsstudie betreffende de aanrijbeveiligingen rond de geplande LNG/LCNG-installaties en de nodige aandacht voor de ethyleenleiding tijdens graafwerken dienen gevolgd te worden. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
20 januari 2020 |
Start openbaar onderzoek |
28 januari 2020 |
Einde openbaar onderzoek |
26 februari 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Aanvaarding wijzigingsverzoek |
3 april 2020 |
Ontvangst tweede adviesvraag |
4 mei 2020 |
Uiterste adviesdatum |
3 juni 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan een openbaar onderzoek. De reultaten van dit openbaar onderzoek werden reeds opgenomen in het advies van het college van burgemeester en schepenen van 6 maart 2020.
Het college beslist het eerder uitgebrachte voorwaardelijk gunstige advies te hernemen, zoals geformuleerd in de argumentatie.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van Waterlink.
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. de aanbevelingen uit de veiligheidsstudie betreffende de aanrijbeveiligingen rond de geplande LNG/LCNG-installaties en de nodige aandacht voor de ethyleenleiding tijdens graafwerken dienen gevolgd te worden.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |