Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019160606 |
Gegevens van de aanvrager: |
NV VESTA TERMINAL ANTWERP met als adres Scheldelaan 470 te 2040 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: |
NV VESTA TERMINAL ANTWERP met als adres Scheldelaan 470 te 2040 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Scheldelaan 470 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 18 sectie A nrs. 150B en 150C |
Inrichtingsnummer: |
20170705-0003 (Vesta Terminal Antwerp) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: |
de sloop en de bouw van opslagtanks |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
Op 8 februari 2018 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (2017004528) voor de bouw van twee steigers en de nieuwbouw van een tankput na afbraak van bestaande opslagtanks.
Inhoud van de aanvraag
- Slopen van tankenparken, truckverlading, controlekamer, treinbelading en deel verharding;
- Bouwen van een tankenpark.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 31 oktober 2001 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een tankopslagbedrijf, voor een termijn verstrijkend op 31 oktober 2021. Er werden sindsdien nog diverse vergunningen voor veranderingen verleend door de deputatie.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft een aanpassing van de vergunde opslagcapaciteit van koolwaterstoffen.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
1.4. |
Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer; |
-25.000 ton |
6.4.3° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; |
-25.000.000 liter |
7.1.3° |
niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton; |
-100.000 ton/jaar |
17.2.2. |
VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) |
-25.000 ton |
17.3.2.1.1.3° |
gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; |
-25.000 ton |
17.3.2.1.2.3° |
opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
+150.000 ton |
17.3.5.2°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 5 ton wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; |
4 ton |
17.3.6.3° |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; |
-25.000 ton |
17.3.7.3° |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; |
-25.000 ton |
17.3.8.3° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton. |
-25.000 ton |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Bij te stellen voorwaarde: Inkuipingseisen Vlarem II art. 5.17.4.3.7 Volgens deze regelgeving dient voor de opslag van kerosine een inkuipingsvolume voorzien te worden van 75 000m³. Vesta voorziet voor deze opslag een inkuipingsvolume van 43568 m³. Gezien deze verplichting ook ingeschreven staat in de federale wetgeving (punt 1° bijlage III - boek 5-4 codex welzijn op het werk), werd hiervoor ook een afwijking aangevraagd bij de federale overheid en ook reeds verkregen via een Ministrieel Besluit. Voorgesteld alternatief/aanvulling: - De afwijking geldt enkel voor de opslag van kerosine met een vlampunt van 38°C of hoger. Voorafgaand aan elke vulling van kerosine in een tank, dient het vlampunt door Vesta Terminal Antwerp NV gecontroleerd. - De inkuiping wordt voorzien van tussenmuren van 0,5 meter hoogte die de inkuiping onderverdeelt in 5 compartimenten met telkens één tank. Elk compartiment heeft een apart systeem voor de afvoer van regenwater. - De bodem en onderste meter van de tankwand worden aan de binnenzijde van de tanks voorzien van een coating ter voorkoming van interne corrosie. - De overgang van de tankwand naar de tankterp wordt voorzien van een afscherming die ervoor zorgt dat water van de tankwand tot over de rand van de tankterp wegloopt. Dit om ervoor te zorgen dat er geen water aan de voet van de tank kan blijven staan. Deze afscherming is zodanig uitgevoerd dat hij zijn werking behoudt bij normale zetting van de tank in de terp. - De tanks worden voorzien van een onafhankelijke overvulbeveiliging die is opgebouwd uit een trilvork, een veiligheidsPLC en een afstandgestuurde, brandbestendige afsluiter op elke vulleiding naar de tanks. Deze overvulbeveiliging wordt jaarlijks getest. - Elke tank wordt voorzien van een vast waterkoelsysteem. Dit waterkoelsysteem realiseert een koeldensiteit van 2l/min/m² over de gehele tankomtrek. Voor de twee tanks op elk uiteinde van het tankenpark volstaat een waterkoelsysteem over de helft van de omtrek die naar de binnenkant van de inkuiping gericht is. - Elke tank wordt voorzien van temperatuurmetingen die alarm geven bij een temperatuur van maximum 33°C. Als de temperatuur van de kerosine in de tanks boven de 33°C dreigt te stijgen, wordt het waterkoelsysteem geactiveerd. - Iedere tank wordt voorzien van een lekfolie met een lekdetectieput. - Elke tank wordt voorzien van een vast schuimblussysteem conform de voorschriften van NFPA 11 voor ontvlambare vloeistoffen. Dit inclusief juist gedimensioneerde voedingsleidingen voor de toevoer van schuimvormend middel op een veilige plaats buiten de inkuiping. |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu |
14 april 2020 |
12 mei 2020 |
Gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie |
14 april 2020 |
24 april 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Insteekdok 2 en Kanaaldok B2 – Gebied voor waterweginfrastructuur.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing. De aanvrager verklaart dat het opgevangen hemelwater potentieel verontreinigd kan zijn.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing.
Overige regelgeving
Archeologienota: Overeenkomstig artikel 5.4.1 wordt bij bepaalde aanvragen van een omgevingsvergunning met ingreep in de bodem een archeologienota gevoegd.
In voorliggende aanvraag, die niet door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m², is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota toe te voegen aan de aanvraag.
Advies hierover werd gevraagd aan de dienst archeologie van de stad Antwerpen. Zij brachten een ongunstig advies uit daar de toegevoegde archeologienota niet alle ingrepen vermeldt die het voorwerp uitmaken van de aanvraag. De aanvrager dient een nieuwe archeologienota te bekomen waarvoor aktename door het Agentschap Onroerend Erfgoed dient te gebeuren.
Indien de behandelingstermijn van de aanvraag verloopt zonder dat een aktename van de archeologienota over de aangevraagde werken bekomen is, moet de omgevingsvergunning van rechtswege geweigerd worden overeenkomstig artikel 5.4.1 en artikel 5.4.4. van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
In het zuiden van een bedrijfsterrein gekenmerkt door tankopslag, wordt een nieuw tankenpark opgericht met een grondoppervlakte van circa 20.000 m². In dit tankenpark worden vijf tanks opgesteld met een inhoud van 30.000 m³ en een hoogte van circa 22 meter. De interne weg ten noorden van het nieuwe tankpark wordt verbreed om het tankenpark beter bereikbaar te maken.
Om deze werken te kunnen uitvoeren, dienen 25 tanks, verspreid over vier naast elkaar gelegen tankparken, gesloopt te worden. Tevens wordt een controlekamer, een truck- en treinverlading en aanpalende verhardingen weggebroken. Deze laatst genoemde waren tevens het voorwerp van de aanvraag die vergund werd d.d. 8 februari 2018 maar niet werd uitgevoerd.
De aangevraagde werken staan in functie van de verdere industriële ontwikkeling van het reeds bebouwd terrein waardoor de aanvraag als functioneel inpasbaar wordt beschouwd.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Daar de aanvraag een verdere uitbreiding betreft van bestaande activiteiten, stoort de aanvraag niet in deze omgeving.
Visueel-vormelijke elementen
De tanks worden opgetrokken uit gecoat constructiestaal in een witte kleur. De tankparkmuur, met een hoogte van 3,35 meter, wordt opgetrokken in gewapend beton.
Zowel de materiaal-als kleurenkeuze passen zich moeiteloos in binnen het industrieterrein.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Vesta Terminals Antwerp baat een tankterminal voor de op- en overslag van koolwaterstoffen uit aan de Scheldelaan. Er vinden geen productieprocessen plaats op de site.
In het verleden verkreeg men een vergunning voor 5 bijkomende opslagtanks (35.000 m³ per tank) voor de opslag van gasolie, diesel en gelijkaardige producten. Deze opslagtanks worden nu voorzien in een kleinere versie, met een inhoudsvermogen van 30.000 m³ elk. Voor de desbetreffende indelingsrubrieken wordt nu de vergunde opslagcapaciteit verminderd in die zin. Aangezien men nu ook de opslag van kerosine in deze tanks voorziet, wordt voor indelingsrubriek 17.3.1.2.3 een uitbreiding voorzien met 150.000 ton (5 x 30.000 ton).
Verder wenst men de opslag uit te breiden met 4 ton giftige producten. In feite was dit reeds vergund in het vergunningsbesluit OMGP-2017-0101, maar werd dit destijds alleen opgenomen in rubriek 17.2.2, terwijl ook rubriek 17.3.5.3 van toepassing is.
Men geeft in het aanvraagdossier aan dat de vergunde activiteit waarbij diesel wordt bijgemengd aan de kerosine wordt stopgezet. Deze activiteit kan dus uit de vergunning geschrapt worden.
Voor de opslag van kerosine vraagt men een bijstelling van artikel 5.17.4.3.7 §1, 1° van titel II van het VLAREM betreffende het inkuipingsvolume. Het voorziene inkuipingsvolume bedraagt 43.568 m³, maar zou 75.000 m³ moeten bedragen. Het is niet de bedoeling om voor indelingsrubriek 17.3.2.1.2 andere producten dan kerosine op te slaan in het tankenpark. De exploitant argumenteert dat de eigenschappen van kerosine gelijkaardig zijn aan die van diesel en gasolie. Het vlampunt kan wel minimaal 38°C zijn. De gevraagde bijstelling werd reeds besproken met onder meer de brandweer, die eisen stelde voor de opvang van bluswater, en de federale overheidsdienst WASO. De federale minister van Werk verleende, via een ministerieel besluit, reeds een afwijking van de codex voor het welzijn op het werk voor de inkuiping. De BBT Inkuipingen (finale draft) stelt dat er kan afgeweken worden voor de wettelijk vereiste inkuipingscapaciteit op voorwaarde dat dit wordt besproken met deze instanties, wat dus reeds gebeurd is.
De tanks worden voorzien van een onafhankelijke overvulbeveiliging die is opgebouwd uit onder meer een afstandgestuurde, brandbestendige afsluiter op elke vulleiding naar de tanks. Als de temperatuur van de kerosine in de tanks boven de 33°C dreigt te stijgen, wordt het waterkoelsysteem geactiveerd. Dit waterkoelsysteem realiseert een koeldensiteit van 2 l/min/m² over de gehele tankomtrek. Voor de twee tanks op elk uiteinde van het tankenpark volstaat een waterkoelsysteem over de helft van de omtrek die naar de binnenkant van de inkuiping gericht is.
De brandweerzone Antwerpen verleende op 4 mei 2020 een gunstig advies aan de provincie. De gevraagde bijstelling kan verleend worden.
Het bedrijf is een hogedrempel Seveso-inrichting. Het project werd voorgelegd aan het team Externe veiligheid van het departement Omgeving die oordeelde dat het project geen invloed heeft op het bestaande externe mensrisico en geen invloed heeft op het bestaande milieurisico van de Seveso-inrichting. Er dient geen aanpassing te gebeuren van het omgevingsveiligheidsrapport, noch een veiligheidsnota opgesteld te worden.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning en de bijstelling van de bijzondere voorwaarden.
Aandachtspunt:
Wegens het ontbreken van de verplichte archeologienota waarvan akte is genomen voor de in de aanvraag vervatte stedenbouwkundige handelingen kan de vergunning van rechtswege niet worden verleend tenzij dergelijke nota alsnog tijdig wordt aangeleverd aan de vergunningverlenende overheid. In geval van een nieuwe aktename door het agentschap Onroerend Erfgoed en een correct verband tussen aanvraag en de vermelde ingrepen, is de bouwheer verplicht om het programma van maatregelen, voortvloeiend uit de archeologienota, gedegen uit te voeren.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
1.4. |
Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer; |
-25.000 ton |
6.4.3° |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; |
-25.000.000 liter |
7.1.3° |
niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton; |
-100.000 ton/jaar |
17.2.2. |
VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) |
-25.000 ton |
17.3.2.1.1.3° |
gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; |
-25.000 ton |
17.3.2.1.2.3° |
opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
+150.000 ton |
17.3.5.2°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 5 ton wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; |
4 ton |
17.3.6.3° |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; |
-25.000 ton |
17.3.7.3° |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; |
-25.000 ton |
17.3.8.3° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton. |
-25.000 ton |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
9 april 2020 |
Start openbaar onderzoek |
1 mei 2020 |
Einde openbaar onderzoek |
30 mei 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
29 mei 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
1 mei 2020 |
30 mei 2020* |
|
|
|
|
*De Vlaamse regering heeft op 24 maart 2020 via het noodbesluit omgevingsvergunning beslist om de openbare onderzoeken voor omgevingsvergunningen op te schorten tot en met 24 april 2020. Daarom kon het geplande openbaar onderzoek niet tijdig afgerond worden. Het hierbij geformuleerde advies is opgemaakt onder voorbehoud van relevante opmerkingen/bezwaren/standpunten tijdens het openbaar onderzoek.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Aandachtspunt:
Wegens het ontbreken van de verplichte archeologienota waarvan akte is genomen voor de in de aanvraag vervatte stedenbouwkundige handelingen kan de vergunning van rechtswege niet worden verleend tenzij dergelijke nota alsnog tijdig wordt aangeleverd aan de vergunningverlenende overheid. In geval van een nieuwe aktename door het agentschap Onroerend Erfgoed en een correct verband tussen aanvraag en de vermelde ingrepen, is de bouwheer verplicht om het programma van maatregelen, voortvloeiend uit de archeologienota, gedegen uit te voeren.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies te bezorgen aan de instantie die het advies gevraagd heeft. |